Thuis in Halle. Stadsmonitor Halle Onderzoek naar een leefbaar en duurzaam Halle. IDEA Consult NV Kunstlaan 1-2, bus 16 B 1210 Brussel

Vergelijkbare documenten
Belangrijkste conclusies

De bruisende stad. Beleidskader

Agentschap Binnenlands Bestuur Team Stedenbeleid. Vlaamse Overheid Studiedienst van de Vlaamse Regering

Agentschap Binnenlands Bestuur Team Stedenbeleid. Vlaamse Overheid Studiedienst van de Vlaamse Regering

PERSBERICHT STADSMONITOR 2017 VERTROUWEN TERUGWINNEN GAAT LANGZAAM

Thema categorie indicator

Agentschap Binnenlands Bestuur Team Stedenbeleid. Vlaamse Overheid Studiedienst van de Vlaamse Regering

Stadsmonitor 2014 Een samenwerking tussen het Agentschap Binnenlands Bestuur en de Studiedienst van de Vlaamse Regering

Markante vaststellingen per hoofdstuk

Een stad om in te wonen

Titel. Stadsmonitor voor leefbare en duurzame steden. UGent CDO en CLP - HoGent Trui Maes, UGent.CDO Brussel, transitiearena DuWoBo, 4juni 2009

Agentschap Binnenlands Bestuur Team Stedenbeleid. Vlaamse Overheid Studiedienst van de Vlaamse Regering

Hoe kan de stadsmonitor bijdragen aan een efficiënte en effectieve overheid?

DE GENKSE ARBEIDSMARKT (cijfers )

Agentschap Binnenlands Bestuur Team Stedenbeleid. Vlaamse Overheid Studiedienst van de Vlaamse Regering

0. KENGETALLEN. Bron: FOD Economie (Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie), INR, VDAB, RVA en Steunpunt WSE.

Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid

DATA ANALYSE STAD HALLE Fase 1 traject Kindvriendelijke Steden en Gemeenten

Thema s Omdat de resultaten en cijfers op wijkniveau erg uiteenlopen in onderwerp, is ervoor gekozen om deze onder te verdelen in 9 thema s:

Agentschap Binnenlands Bestuur Team Stedenbeleid. Vlaamse Overheid Studiedienst van de Vlaamse Regering

PERSBERICHT Brussel, 30 september 2013

PERSBERICHT Brussel, 20 december 2013

Samenvatting WijkWijzer 2017

S t e d e n f o n d s

GENKSE BEVOLKING OP ARBEIDSLEEFTIJD NAAR SOCIO-ECONOMISCHE POSITIE

Lancering Vlaamse Migratie- en Integratiemonitor 2018 en survey Samenleven in Diversiteit 2017

Stadsmonitor Survey Stad Antwerpen

DE GENKSE ARBEIDSMARKT (cijfers )

Heel gunstige arbeidsmarktevolutie in Nieuwe cijfers Enquête naar de Arbeidskrachten -

Integrale Veiligheidsmonitor Hengelo 2011

S t e d e n f o n d s

1 Aanpassingen visiematrix

Jongeren vinden moeilijker een job - Nieuwe cijfers Enquête naar de Arbeidskrachten, derde kwartaal

Integrale Veiligheidsmonitor Hengelo 2011

Algemene indicator domein overschrijdende kinderarmoede Nulmeting 2008 (cijfers 2006)

Dordrecht in de Atlas 2013

Tabel 69: Verdeling van het gavpppd volgens geslacht en hoofdvervoerswijze. meerdere verplaatsingen heeft gemaakt.

NOVEMBER 2014 BAROMETER

4 oktober Studiedienst van de Vlaamse Regering

Evolutie 0-19-jarigen en evolutie 65-jarigen en ouder in de gemeente Grimbergen

Integrale Veiligheidsmonitor Hengelo 2011

De evolutie van de sociale situatie en de sociale bescherming in België Samenvatting en kernboodschappen

PERSBERICHT Brussel, 22 december 2015

Veiligheidsmonitor Hengelo Wijkrapport Woolde Augustus 2010

PERSBERICHT Brussel, 26 juni 2015

2.2.1 Aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt

Stadsmonitor. -thema Openbare Ruimte-

Empel. Wijk- en buurtmonitor 2018

Integrale Veiligheidsmonitor Hengelo 2011

Regionale economische vooruitzichten

Economische monitor. Voorne PutteN 5 GEMEENTEN. 5 e editie. Opzet en inhoud. Deze factsheet is de vijfde editie van de

Veiligheidsmonitor Hengelo Wijkrapport Buitengebied Augustus 2010

PERSBERICHT Brussel, 25 juni 2013

PERSBERICHT Brussel, 28 maart 2013

Empel in Cijfers Januari 2007

Lokale kwaliteit Maart/april 2015

BMI BIJ SCHOOLKINDEREN

Hoofdstuk 2 Onderwijs en vorming

Kunstlaan 47-49, 1000 BRUSSEL Eric AERDEN Vooruitgangsstraat 56, 1210 BRUSSEL T GSM Persbericht

1.1 Bevolkingsontwikkeling Bevolkingsopbouw Vergrijzing Migratie Samenvatting 12

Buurtprofiel: Nazareth hoofdstuk 5

Congres Gemeente- en Stadsmonitor

Beter leven voor minder mensen

Invoegbedrijven. Maatregel. De begunstigden en bestedingen

Buurtprofiel: Heugemerveld hoofdstuk 11

Inwoners van Leiden Opleiding en inkomen

Economische monitor. Voorne PutteN 5 GEMEENTEN. 4 e editie. Opzet en inhoud

Buurtprofiel: Limmel hoofdstuk 7

Thuis in Halle. Stadsmonitor Halle Eva Vande Gaer & Sien Winters

Thema s Omdat de resultaten en cijfers op wijkniveau erg uiteenlopen in onderwerp, is ervoor gekozen om deze onder te verdelen in 9 thema s:

Wonen in multifunctionele woonkernen

De Staat van de Stad Amsterdam V. Ontwikkelingen in participatie en leefsituatie

Regionale economische vooruitzichten

«WELZIJNSBAROMETER 2010» SAMENVATTING EN CONCLUSIES

DE EVOLUTIE VAN DE BELGISCHE VASTGOEDPRIJZEN IN 2016: DATA ADS 1 INLEIDING

Hoofdstuk 8 Samenleven

STEEKKAART Toelichting Indicator Datum Bron Toelichting

Sociaal Rapport en de Jeugdmonitor Provincie Groningen

Impact van de activeringsmaatregelen op de tewerkstelling van werknemers met een buitenlandse nationaliteit

67,3% van de jarigen aan het werk

Integrale Veiligheidsmonitor Hengelo 2011

Profiel van de UVW-WZ: vergelijking 2004/ 2013

DE VLAAMSE SOCIALE ECONOMIE IN 2014

PERSBERICHT Brussel, 24 september 2015

Wonen in multifunctionele woonkernen

Onderwijs SAMENVATTING

Lokale arbeidsmarktindicatoren in de Vlaamse Arbeidsrekening (VAR)

Vraag nr. 351 van 26 februari 2013 van PAUL DELVA

Bijlage 1 :Tabellen Armoedebarometers

Economie in Aalst - een economische foto - Dienst Strategische Planning - Aalst

PERSBERICHT Brussel, 25 maart 2014

De beroepsbevolking in de grensregio s van Nederland en Vlaanderen: grote verschillen aan weerszijden van de grens

B A S I S V O O R B E L E I D

RAPPORT KANSARMOEDE-INDICATOREN IN ERPE-MERE

Achtergrondcijfers WELZIJNSZORG VZW HUIDEVETTERSSTRAAT BRUSSEL

Augustus 2018: aantal jonge werkzoekenden op laagste niveau sinds 1990

Wijkanalyses Assen. Inleiding wijkanalyse. Inleiding wijkanalyse

Hoofdstuk 1 Cultuur en vrije tijd

Wijk- en buurtmonitor 2018 Vinkel

Thema s Omdat de resultaten en cijfers op wijkniveau erg uiteenlopen in onderwerp, is ervoor gekozen om deze onder te verdelen in 9 thema s:

Transcriptie:

Thuis in Halle Stadsmonitor Halle 2015 Onderzoek naar een leefbaar en duurzaam Halle In opdracht van Deze studie werd uitgevoerd door: Steven Knotter Bart Van Herck Valentijn Vanoeteren IDEA Consult NV Kunstlaan 1-2, bus 16 B 1210 Brussel T: +32 2 282 17 10 F: +32 2 282 17 15 info@ideaconsult.be www.ideaconsult.be

INHOUDSTAFEL 1/ Inleiding 1 1.1 Doel van de stadsmonitor 1 1.2 Leeswijzer 1 2/ Wonen en woonomgeving 3 2.1 Migratie 3 2.2 Woningprijzen 3 2.3 Kwaliteit van de woningen 4 2.4 Tevredenheid over de omgeving 5 2.5 In het kort 6 3/ Cultuur en vrije tijd 7 3.1 Aanbod vrijetijdsactiviteiten 7 3.2 Deelname aan vrijetijdsactiviteiten 8 3.3 Tevredenheid over aanbod 8 3.4 Kindvriendelijkheid 9 3.5 Buurtparticipatie 10 3.6 In het kort 10 4/ Leren & wijs 11 4.1 Onderwijsaanbod 11 4.2 Schoolloopbaan 11 4.3 In het kort 12 5/ Ondernemen en werken 13 5.1 Tewerkstelling 13 5.2 Productiviteit 13 5.3 Ondernemingen 15 5.4 In het kort 16 6/ Veiligheidszorg 17 6.1 Criminaliteit 17 6.2 Verkeer 17 6.3 Hinder in de buurt 18 6.4 Veiligheidsgevoel 18 6.5 In het kort 19 7/ Mobiliteit 20 7.1 Vervoersmiddelen 20 7.2 Verplaatsingen in de vrije tijd 20 7.3 Woon-werkverkeer 21 7.4 Infrastructuur 21 7.5 Verkeersveiligheid 22 7.6 In het kort 23 Thuis in Halle IDEA Consult 2015

8/ Zorg en opvang 24 8.1 Gezondheid 24 8.2 Betaalbaarheid 24 8.3 Kinderopvang 24 8.4 Ouderenvoorzieningen 25 8.5 In het kort 26 9/ Sociale principes 27 9.1 Inkomensstructuur 27 9.2 Betalingsmoeilijkheden 27 9.3 Kansarmoede 28 9.4 Diversiteit & integratie 30 9.5 Voorzieningen armen en werklozen 30 9.6 In het kort 30 10/ Natuur en milieubeheer 31 10.1 Energiegebruik 31 10.2 Groen 31 10.3 Netheid 33 10.4 Milieubewustzijn 33 10.5 In het kort 33 11/ Burgerschap en overheid 34 11.1 Vertrouwen 34 11.2 Informatie en consultatie 35 11.3 Participatie 36 Bijlagen 1/ Wonen en woonomgeving 1.1. Algemeen migratiesaldo 1.2. Betaalbaarheid van het wonen: betalingsmoeilijkheden 1.3. Betaalbaarheid van het wonen: woonquote 1.4. Comfortniveau van de woning 1.5. De duurzaamheid van de woning 1.6. Migratiesaldo naar leeftijd 1.7. Sociaal woningaanbod 1.8. Spreiding van sociale huurwoningen 1.9. Structurele problemen in de woning 1.10. Tevredenheid over de buurt 1.11. Tevredenheid over de stad 1.12. Tevredenheid over de uitstraling van de gebouwen in de buurt 1.13. Tevredenheid over de uitstraling van straten, pleinen, parken, monumenten en gebouwen in de stad 1.14. Levendige en gezellige pleinen 1.15. Uitstraling parken 1.16. Mooie straten en pleinen 1.17. Tevredenheid over de woning 1.18. Vastgoedprijzen 1.19. Woningdichtheid bij nieuwbouw Thuis in Halle IDEA Consult 2015

1/ Cultuur en vrije tijd 1.1. Activiteiten in de stad 1.2. Amateurgezelschappen 1.3. Tewerkstelling in de culturele en creatieve sector 1.4. Verblijfstoerisme 1.5. Winkelaanbod 1.6. Winkelen in de stad 1.7. Park- speeltuin of pleinbezoek 1.8. Speelruimte in de wijk 1.9. Overdekte jeugdruimte in de wijk 1.10. Open jeugdruimte in de wijk 1.11. Bioscoopbezoek 1.12. Bezoek podiumvoorstelling 1.13. Bezoek sportevenement 1.14. Bezoek museum, tentoonstelling of historische plaats 1.15. Bibliotheekbezoek 1.16. Bezoek plein-, park- of zomerfestival 1.17. Sportparticipatie 1.18. Participatie verenigingsleven 1.19. Deelname buurtactiviteiten 1.20. Intensiteit van contacten 1.21. Tevredenheid over contacten in de buurt 1.22. Speelvoorzieningen en geschikte plekken voor de jeugd in de buurt 1.23. Tevredenheid over aanbod aan activiteiten voor kinderen en jongeren 1.24. Tevredenheid over aanbod aan activiteiten voor ouderen in de buurt 1.25. Tevredenheid over het recreatieve aanbod 1.26. Tevredenheid over het culturele aanbod 1.27. Tevredenheid over het aanbod aan horeca en uitgaansgelegenheden 1.28. Tevredenheid over het aanbod aan shopping- en winkelvoorzieningen 1.29. Tevredenheid over het aanbod aan winkelvoorzieningen in de buurt 1.30. Fierheid over eigen stad 1.31. Tevredenheid over veilig spelen in de buurt 1.32. Tevredenheid over kindvriendelijkheid van horeca in de stad 2/ Leren en wijs 2.1. Aantrekkingskracht van het secundair wijs in de centrumsteden 2.2. Lagere scholen in de wijk 2.3. Ongekwalificeerde uitstroom uit het secundair wijs 2.4. Participatie van allochtonen in het secundair wijs op basis van thuistaal 2.5. Schoolse vertraging in het lager wijs 2.6. Schoolse vertraging in het secundair wijs 2.7. Spijbelgedrag 2.8. Tevredenheid over het aanbod aan wijsvoorzieningen in de buurt en in de stad 3/ Werken en nemen 3.1. Arbeidsproductiviteit 3.2. Bezettingsgraad bedrijventerreinen 3.3. Economische specialisatie 3.4. Geproduceerde welvaart per inwoner 3.5. Deeltijds werken 3.6. Loopbaanbreking en tijdskrediet 3.7. Netto groei van nemingen met/z personeel 3.8. Netto-jobcreatie 3.9. Overlevingsgraad van nemingen 3.10. Pendelintensiteit 3.11. Spanningsratio 3.12. Tewerkstelling in kennis en creativiteit - werknemers 3.13. Tewerkstelling in kennis en creativiteit - zelfstandigen 3.14. Vestigingen volgens aantal werknemers en sector 3.15. Werkzaamheidsgraad 3.16. Werkloosheid van laaggeschoolden Thuis in Halle IDEA Consult 2015

3.17. Werkloosheidsgraad personen van buitenlandse herkomst 3.18. Herkomstkloof in de werkzaamheid 3.19. Werkloosheidsgraad van jongeren 3.20. Werkloosheidsgraad van ouderen 3.21. Leeftijdskloof in de werkzaamheid: 50-plussers 3.22. Langdurige werkloosheid 3.23. Jobratio 3.24. Tewerkstelling binnen sociale economie 4/ Veiligheidszorg 4.1. Criminaliteitsgraad 4.2. Verkeersslachtoffers 4.3. Verkeersslachtoffers bij fietsers 4.4. Algemeen onveiligheidsgevoel 4.5. Mijdgedrag op bepaalde plekken in de stad en buurt 4.6. Buurtproblemen: verkeershinder 4.7. Buurtproblemen: lawaaihinder 4.8. Buurtproblemen: lastig gevallen worden op straat 4.9. Buurtproblemen: Milieuhinder 4.10. Buurtproblemen: Vandalisme 5/ Mobiliteit 5.1. Milieuvriendelijkheid van het wagenpark 5.2. Autodelen 5.3. Basismobiliteit in de wijk 5.4. Verplaatsingen in de vrije tijd 5.5. Verplaatsingen tussen woonplaats en het werk/de school 5.6. Verplaatsingen tussen woonplaats en het werk / de school: afstand, tijd en snelheid 5.7. Vervoersmiddelenbezit 5.8. Bereikbaarheid van het centrum van de stad 5.9. Tevredenheid over het aanbod aan parkeerplaatsen voor bewoners in de buurt 5.10. Tevredenheid over het aanbod haltes openbaar vervoer in de buurt 5.11. Tevredenheid over het aanbod aan bussen in de buurt 5.12. Tevredenheid over de staat van de wegen, voet- en fietspaden 5.13. Tevredenheid over de verkeersveiligheid 5.14. Fietsvriendelijk karakter van de buurt 6/ Zorg en opvang 6.1. Betaalbaarheid van zorg en opvang 6.2. Centrale registratie zorg voor personen met een handicap 6.3. Gezinszorg 6.4. Mantelzorg 6.5. Subjectieve gezondheid 6.6. Tevredenheid over het aanbod aan huisartsen in de buurt 6.7. Tevredenheid over het aanbod aan gezondheidsvoorzieningen 6.8. Residentiële ouderenzorg 6.9. Regionale spreiding van residentiële ouderenzorg 6.10. Tevredenheid over het aanbod aan zorgvoorzieningen voor ouderen in de buurt 6.11. Voorschoolse kinderopvang 6.12. Tevredenheid over het aanbod aan kinderopvang in de buurt 6.13. Regionale spreiding van voorschoolse kinderopvang 6.14. Voorschoolse kinderopvang in de wijk 6.15. Regionale spreiding van lokale dienstencentra 6.16. Lokale dienstencentra in de wijk 6.17. Wachttijden in Centra voor Geestelijke Gezondheidszorg 7/ Sociale principes 7.1. Fiscale inkomens beneden de kritische grens 7.2. Verhoogde tegemoetkoming in de ziekteverzekering 7.3. Personen met overmatige schuldenlast 7.4. Budgetmeters elektriciteit en aardgas Thuis in Halle IDEA Consult 2015

7.5. Afsluitingen elektriciteit en aardgas 7.6. Kansarmoede-index Kind en Gezin 7.7. Onderwijskansarmoede-index (OKI) 7.8. Aandeel kinderen waarvan beide ouders niet werken 7.9. Diversiteit stadspersoneel naar geslacht 7.10. Diversiteit stadspersoneel naar herkomst 7.11. Diversiteit stadspersoneel naar leeftijd 7.12. Houding tegenover diversiteit 7.13. Sociale integratie in de buurt 7.14. Huishoudens met betalingsmoeilijkheden 7.15. Tevredenheid over voorzieningen voor opvang en begeleiding armen/vreemdelingen/werklozen 8/ Natuur en milieubeheer 8.1. Bereikbaar openbaar buurtgroen 8.2. Bodembezetting naar functie 8.3. Energiepeil van nieuwbouw en verbouwing 8.4. Energieverbruik (aardgas en elektriciteit) van huishoudens 8.5. Energieverbruik via energieprestatiecertificaten 8.6. Groenindruk 8.7. Indruk van de netheid in de buurt 8.8. Indruk van de netheid in de stad 8.9. Milieubewust handelen 8.10. Oppervlakte natuurgebieden met effectief natuurbeheer 8.11. Tevredenheid over aanbod aan openbaar groen in de stad 8.12. Tevredenheid over huisvuilvoorzieningen 8.13. Toegankelijkheid natuur en bos 8.14. Waterzuivering 9/ Burgerschap en overheid 9.1. Vertrouwen in de medemens 9.2. Vertrouwen in het gerecht en de politie 9.3. Vertrouwen in de federale overheid en Vlaamse overheid 9.4. Vertrouwen in het stadsbestuur 9.5. Consultatie van bewoners door het stadsbestuur 9.6. Spreiding van informatie over en door de stad 9.7. Tevredenheid over loketvoorzieningen 9.8. Bereidheid om mee te praten over de stad 9.9. Actieve betrokkenheid van de burger 9.10. Actief in bewonersgroep 9.11. Vrijwilligerswerk Thuis in Halle IDEA Consult 2015

1/ Inleiding 1.1 Doel van de stadsmonitor De stadsmonitor van Halle werd in voor de eerste maal in 2012 opgemaakt om een goed zicht te krijgen op evoluties op het vlak van leefbaarheid in de stad en hoe haar inwoners die ervaren. De monitor bouwt naar structuur en inhoudelijke invulling in sterke mate voort op de Vlaamse stadsmonitor. Zowel de liggende visiematrix (zie Figuur 1), het overgrote deel van de circa 170 indicatoren, als de methodologie voor dataverzameling komen overeen. Figuur 1: Visiematrix Vlaamse stadsmonitor Economische principes Sociale principes Fysiek-ecologische principes Institutionele principes Cultuur & vrije tijd Leren & wijs Natuur & milieubeheer Ondernemen & werken Veiligheidszorg Wonen Zich verplaatsen/mobiliteit Zorg & opvang Voor het invullen van de indicatoren worden drie soorten van data verzameld, overeenkomstig met de methodologie bepaald voor de vorige Stadsmonitor Halle 2012, en de Vlaamse stadsmonitor: centrale data (71 indicatoren), die worden opgevraagd en bij elkaar gebracht via Vlaamse of federale databanken, en vervolgens verwerkt tot indicatoren; decentrale data (9 indicatoren), aangeleverd door de stad Halle; data uit een survey (83 indicatoren), bevraging bij een representatieve steekproef van de bevolking. Deze bevraging vormt dan ook een belangrijk deel van deze opdracht. De stad Halle gebruikt de stadsmonitor als strategisch en toekomstgericht instrument, dat past binnen het denkkader rond duurzame ontwikkeling. De huidige actualisering dient derhalve ook om een dieper inzicht te verschaffen in de ontwikkeling van de leefbaarheid en duurzaamheid in Halle ten opzichte van de nulmeting in 2012, en ten opzichte van andere vergelijkbare steden in Vlaanderen. 1.2 Leeswijzer Om de stadsmonitor optimaal te kunnen aanwenden, geeft dit document een analyse weer per thema op basis van de zochte indicatoren. De indicatoren zijn er op gericht om een inschatting te kunnen maken van de omgeving en de zich daarin afspelende ontwikkelingen. Hierbij worden er betekenisvolle linken gelegd tussen de resultaten en worden trends weergegeven. Hierbij wordt ook input verwerkt uit de benchlearningworkshop. Het gaat dus verder dan een loutere beschrijving van de resultaten per indicator. Het toekennen van directe causaliteiten tussen zaken valt echter in veel gevallen buiten de scope van de stadsmonitor, zoals het ook niet kan dienen als evaluatie van beleidseffectiviteit. Na de analyse worden per thema de meest opvallende zaken puntsgewijs samengevat de titels sterke punten en aandachtspunten voor het beleid. Om die manier kan er een snelle inschatting gemaakt worden van de stand van zaken. De tekst per thema wordt ook aangevuld met relevante figuren, tabellen en infographics. We zijn voor de indicatoren die uit de enquête voortkomen telkens nagegaan of er sprake is van een statistisch significant verschil met zowel de centrumsteden als met de nulmeting uit 2011. Een significante wijziging ten opzichte van de centrumsteden wordt aangegeven met een *. Een significante wijziging aan ten opzichte van de vorige survey wordt ingegeven in fluogeel. Thuis in Halle IDEA Consult 2015 1

1.2.1 Alle indicatoren in bijlage In bijlage wordt voor elke indicator een tabel aangeleverd. Ze zijn thematisch gerangschikt. Hierbij wordt waar mogelijk telkens de vergelijking gemaakt met: de situatie tijdens de vorige stadsmonitor (Het jaartal van de meest recente data kan hierbij verschillen naargelang de bron) de benchmarksteden, in casu Dendermonde, Lier, Lokeren en Ninove. de centrumsteden het Vlaams gemiddelde Voor de data uit de enquête is enkel de vergelijking mogelijk met de centrumsteden en de vorige stadsmonitor. Bij de tabel wordt ook telkens het betrouwbaarheidsinterval weergegeven. Doordat niet alle inwoners werden vraagd, maar slechts een steekproef ervan, is niet ieder verschil in resultaat ook betekenisvol. Het betrouwbaarheidsinterval geeft de uiterste waarden waarbinnen met 95% zekerheid kan gesteld worden dat de antwoorden van de vraagden een correct beeld geven van de gehele populatie, in dit geval alle inwoners van Halle. Voor meer details per indicator worden de ruwe data nog aangeleverd. De precieze vorm hiervan dient nog te worden besproken. Thuis in Halle IDEA Consult 2015 2

2/ Wonen en woonomgeving 2.1 Migratie Het migratiesaldo is een indicator voor de aantrekkingskracht van een stad. Het cijfer geeft het verschil weer tussen de totale inwijking en uitwijking per 1.000 inwoners. Ze beantwoordt dus de vraag of mensen in de stad willen gaan of blijven wonen. Het antwoord op deze vraag is zowel in de benchmarksteden als in de centrumsteden positief, met ongeveer 4 nieuwe inwoners per 1000 bestaande inwoners. Het migratiesaldo in Halle is voor de periode 2011-2013 nog eens dubbel zo hoog. Figuur 2 Het verschil tussen de totale inwijking en uitwijking per 1.000 inwoners Algemeen migratiesaldo 10,0 9,0 8,0 7,0 6,0 5,0 4,0 3,0 2,0 1,0 0,0 9,0 4,4 3,3 2,8 2002-2004 2005-2007 2008-2010 2011-2013 Halle Dendermonde Lier Lokeren Ninove Onder dit algemeen migratiesaldo gaan heel wat verschillende in- en uitwijkingsstromen schuil, meer op het vlak van afkomst en leeftijd. Drie op de vier nieuwe inwoners in Halle komen uit een andere Belgische gemeente. De overige 25% zijn buitenlandse nieuwkomers. Dit staat in contrast met de centrumsteden, waar de positieve netto-instroom hoofdzakelijk bestaat uit buitenlandse nieuwkomers. Het migratiesaldo van jonge gezinnen in Halle vormt ook het spiegelbeeld van het gemiddelde in de centrumsteden. Terwijl deze groep wegtrekt uit de centrumsteden is er in Halle een massale instroom, met netto iets meer dan 16 nieuwe jonge gezinsleden per 1000 inwoners. Ook jongvolwassenen (tussen 20 en 29 jaar) vinden de weg naar Halle. De netto-instroom is lager dan in de centrumsteden, maar meer dan het dubbel van de zochte benchmarksteden. Deze migratiecijfers tonen Halle als een aantrekkingspool in de regio, zowel voor jonge gezinnen als jongvolwassen. Een aandachtspunt hierbij is dat uit de economische cijfers een stijgende trend blijkt in de jeugdwerkloosheid. 2.2 Woningprijzen De aantrekkingskracht van Halle heeft een duidelijke impact op de vastgoedprijzen. De gemiddelde verkoopprijs van een appartement of studio in Halle ligt beduidend hoger dan de benchmarksteden en centrumsteden. De Thuis in Halle IDEA Consult 2015 3

verkoopprijs van een woonhuis is vergelijkbaar met de prijs in de centrumsteden 1. Zowel voor de woonhuizen als voor de flats is er een verdubbeling van de prijs sinds 2003. Deze prijsstijging volgt de trend in de benchmarksteden en de centrumsteden, maar is wel opvallend gezien de reeds hoge prijzen in de afgelopen 10 jaar. Tabel 1 Gemiddelde verkoopprijs van een flat in euro 2011 2013 Halle 221.301 233.978 Benchmarksteden 201.009 211.140 Centrumsteden n.b. 191.172 Vlaanderen 192.642 195.290 De stijgende woningprijzen vertalen zich niet in toegenomen betalingsmoeilijkheden. 5% van de Hallenaren had het afgelopen jaar problemen om de woonkosten te betalen, wat geen stijging is ten opzichte van de meting in 2011. Samenhangend met de groeiende bevolking en de hoge woningprijzen zien we ook een toename van de bebouwde oppervlakte. Binnen deze bebouwde oppervlakte neemt de woonfunctie in Halle steeds meer ruimte in, vooral ten opzichte van de recreatieve en welzijnsfunctie. Deze toenemende bebouwde oppervlakte zet ook een druk op de oppervlakte natuurgebieden. Positief in dit daglicht is wel de hoge woningdichtheid bij nieuwbouw. Per hectare nieuwe perceelsoppervlakte woongebied worden in Halle 25 woningen gezet. Dit is beduidend meer dan het Vlaams gemiddelde. Tabel 2 Het aantal nieuwbouwwoningen per hectare nieuwe perceelsoppervlakte woongebied. '08-'10 '11-'13 Halle 36 25 Benchmarksteden 13 13 Centrumsteden 40 40 Vlaanderen 11 12 2.3 Kwaliteit van de woningen De woningen in Halle beschikken over een vergelijkbaar comfortniveau als die in de centrumsteden, maar een hoger aandeel van de Hallenaren kan ook buiten dankzij een terras, patio of tuin. 85% van de Hallenaren is tevreden over zijn of haar woning. 1 Hier hoort wel de kanttekening bij dat de cijfers worden opgesplitst tussen woonhuizen en villa s. Dit zorgt waarschijnlijk voor een schatting van de gemiddelde prijs per huis in gemeenten met een landelijker karakter. Thuis in Halle IDEA Consult 2015 4

Tabel 3 Aandeel (%) van de inwoners dat tevreden is over de woning waarin ze momenteel woont 2011 2014/15 Halle 85,9% 84,4% Centrumsteden 83,0% 83,1% In de centrumsteden is het comfortniveau de laatste jaren gestegen, dankzij een toename van het aantal mensen met een eigen internetverbinding. Diezelfde trend zien we niet terug in Halle, waar het comfortniveau op hetzelfde reeds hoge niveau blijft. Uit de Vlaamse stadsmonitor bleek dat het comfortniveau onrechtstreeks vooral bepaald wordt door eigenaarschap en het aandeel inwoners met een niet-belgische nationaliteit. Ondanks het hoge comfortniveau van de woningen, zien we dat 18% van de Hallenaren kampt met één of meerdere structurele problemen in de woning. Dit aandeel ligt iets hoger dan in de centrumsteden. De inwoners geven vooral problemen aan met het dak, buitenschrijnwerk en de ramen. Op het vlak van duurzaamheid zien we een tegenstrijdig beeld. Aan de ene kant is er een toenemend aandeel inwoners dat een energiezuinige woning heeft. Het aantal woningen met dakisolatie, dubbel glas of energiezuinige ketel is de afgelopen 2 jaar met 10% gestegen. Dezelfde trend zien we ook in de centrumsteden. Aan de andere kant is het aantal woningen waar aan energierecuperatie gedaan wordt door middel van regenwaterput(ten), zonnepanelen, een zonneboiler of een groendak afgenomen. Een mogelijke verklaring hiervoor is het afnemend aantal woningen met een regenput door de toegenomen woningdichtheid en het groeiend aantal flats. Het niveau van energierecuperatie ligt wel nog steeds hoger dan in de centrumsteden. Over het algemeen is het dus relatief goed gesteld met de duurzaamheid van de woningen in Halle. 2.4 Tevredenheid over de omgeving De tevredenheid over de omgeving neemt af naarmate de schaal groter wordt. Terwijl 85% van de Hallenaren tevreden is over de eigen woning, daalt dit naar 75% tevredenheid over de eigen buurt om nog verder te zakken naar 69% over de eigen stad. Dezelfde evolutie is waarneembaar in de centrumsteden, maar de tevredenheid over de eigen stad is significant lager in Halle. De inwoners van Halle zijn met 62,8% ook significant minder fier op hun stad dan de inwoners van de centrumsteden. Terwijl in 2011 nog 70% tevreden was over de uitstraling van de gebouwen in de buurt, is dit in 2015 gedaald tot 60,2%. Ook de tevredenheid over de uitstraling van straten, pleinen, parken en monumenten is laag in vergelijking met de centrumsteden. % inwoners dat tevreden is 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% 2011 2014/15 2011 2014/15 2011 2014/15 over de eigen woning over zijn/haar buurt over zijn/haar stad Halle Centrumsteden Thuis in Halle IDEA Consult 2015 5

De tevredenheid van de inwoners over de omgeving wordt door verschillende factoren bepaald, zoals het sociaal contact, het houd, de overlast, de veiligheid, de uitstraling van de stad, de culturele rijkdom, enz. In de overige hoofdstukken worden deze aspecten grondiger besproken. 2.5 In het kort Sterke punten Aantrekkingspool voor jonge gezinnen en jongvolwassenen Steeds meer energiezuinige woningen Tevreden over de eigen woning en de directe omgeving Aandachtspunt voor het beleid Aanpak openbaar domein en stadsvernieuwing(sprojecten) Meer aandacht voor jonge gezinnen Citymarketing om fierheid aan te wakkeren Thuis in Halle IDEA Consult 2015 6

3/ Cultuur en vrije tijd 3.1 Aanbod vrijetijdsactiviteiten Met betrekking tot het aanbod aan cultuur en vrije tijd valt ten eerste op dat in Halle een relatief beperkt activiteitenaanbod beschikbaar is. Zoals te verwachten vertegenwoordigen de centrumsteden een sterke concentratie van dergelijke culturele/recreatieve activiteiten. Enkel Genk heeft een minder sterk relatief vrije tijdsaanbod dan Halle. Het aantal activiteiten ligt voor Halle echter ook lager dan het gemiddelde van Vlaanderen en de benchmarksteden. Hierbij moet wel aangetekend dat er nogal wat variatie tussen de benchmarktsteden bestaat. Vooral Lier trekt het gemiddelde van de vier benchmarksteden flink omhoog met 290 activiteiten per 10.000 inwoners. Halle heeft wel een groter aanbod dan Ninove (95) en Dendermonde (135). Tabel 4 Het aantal vrijetijdsactiviteiten op jaarbasis en amateurgezelschappen per 10.000 inwoners Activiteiten in de stad Amateurgezelschappen Halle 149 6,2 (23) Benchmarksteden 173 6,8 Centrumsteden 276 5,9 Vlaanderen 163 9,4 Binnen het totale vrijetijdsaanbod biedt Halle in verhouding met de andere benchmarksteden een kleiner aandeel film- en podiumkunsten (theater, dans en muziek), wellicht samenhangend met het gebrek aan infrastructuur hiervoor. Wel kent Halle een relatief groot aandeel evenementen 2. Ook het aantal kunstzinnige amateurgezelschappen per 10.000 inwoners (zang, dans, muziek, schrijven, schilderen ) ligt in Halle lager dan in de benchmarks en Vlaanderen. Sinds 2011 zijn er in Halle wel in totaal 5 gezelschappen bijgekomen 3. Daarnaast laten cijfers van Locatus zien dat er in Halle een relatief beperkte winkeloppervlakte per 1.000 inwoners beschikbaar is (15,5 m²) in vergelijking met de centrumsteden (26,5 m²) en benchmarks (28,3 m²). Bovendien daalt deze oppervlakte bijna één m² tussen 2008-2013, en neemt de leegstand licht toe tot 5,8% in 2013. Mogelijk speelt hier de nabijheid van de winkelvoorzieningen in Brussel een rol, die weinig ruimte laten voor grote retailontwikkelingen in naburige gemeentes. Enkele benchmarksteden beschikken wel over dergelijke grootschalige shoppingcenters (Lier, Ninove). Dit betekent overigens niet dat Hallenaren niet winkelen in het eigen stadscentrum. Volgens de bevraging heeft 96,6% van de inwoners het afgelopen jaar inkopen in de stad gedaan, ongeveer evenveel als in de centrumsteden. De schaal van Halle en nabijheid/makkelijke bereikbaarheid van het centrum, in tegenstelling tot moeilijker bereikbare Brusselse shoppingcentra, heeft hiermee wellicht te maken. 2 De gegevens worden door de steden zelf ingevoerd in de UIT-databank van Cultuurnet volgens voorgeschreven categorieën, en hoeft dus niet gelijk te staan aan het werkelijke totale aanbod van culturele of recreatieve voorzieningen 3 De gegevens worden verzameld door het Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen. De volledigheid kan niet gegarandeerd worden Thuis in Halle IDEA Consult 2015 7

3.2 Deelname aan vrijetijdsactiviteiten Het verschil in aanbod met de centrumsteden zet zich door in veel van de indicatoren rond deelname aan en tevredenheid over de culturele of vrije tijdsvoorzieningen. Behalve bibliotheekbezoek laten alle indicatoren betreffende bezoek van activiteiten in een daling zien ten opzicht van 2011. Hallenaren bezoeken in 2015 volgens de bevraging significant minder podiumvoorstellingen, sportevenementen, festivals en buurtactiviteiten dan in 2011. Het bezoek van musea, tentoonstellingen en/of historische plaatsen daalt licht, maar blijft statistisch stabiel. Deze dalingen betekenen niet automatisch dat het activiteitsbezoek nu significant lager ligt dan in de centrumsteden, maar wel dat de voorsprong van Halle op dit vlak beduidend kleiner wordt. Enkele relevante indicatoren lagen in 2011 voor Halle nog beduidend hoger dan de centrumsteden, maar terwijl de cijfers voor deze steden grotendeels stabiel bleven, zakten ze in Halle terug (podiumvoorstellingen, sportevenementen). Ook de participatie aan het verenigingsleven in Halle ligt statistisch gelijk aan de centrumsteden. Bezoek van musea/tentoonstellingen/historische plaatsen, festivals, parkbezoek en deelname aan buurtactiviteiten liggen wel significant lager dan de centrumsteden. Dit geldt ook voor bioscoopbezoek, wat gezien het ontbreken van een bioscoop logisch is. Figuur 3 Aandeel inwoners dat tenminste een keer in de laatste 12 maanden volgende activiteit heeft bezocht 80 70 60 50 58 54,3 67 60,4 Activiteitenbezoek 61 58,7 48,7 50,1 44,8 47,1 61,2 53,2 40 30 20 27,1 19,4 10 0 2011 2015 Deze cijfers lijken over het geheel eerder te maken te hebben met het aanbod van voorzieningen dan een gebrek aan vraag naar recreatieve en culturele voorzieningen en activiteiten in Halle. Festivals en musea zijn geconcentreerd in de centrumsteden, en parkbezoek ligt logischerwijze ook hoger in grootstedelijke gebieden z vrije natuur in de nabije omgeving. Met de bevolkingstoename en instroom van jonge gezinnen in de stad, groeit wellicht wel de behoefte aan een breder en rijker vrije tijdsaanbod. Overigens ligt ook het aandeel inwoners dat meermaals per week aan sport doet significant lager in Halle dan in de centrumsteden (39,4 vs 46,3), met een lichte daling sinds 2011 (-3,6%). 3.3 Tevredenheid over aanbod Complementair aan de voorgaande cijfers, ligt de tevredenheid over het recreatieve, culturele en sport aanbod in Halle een stuk lager dan voor de centrumsteden. Deze cijfers blijven wel vrij stabiel ten opzichte van 2011. Thuis in Halle IDEA Consult 2015 8

Tabel 5 Aandeel (%) van de bevolking dat tevreden is over het aanbod aan sport/recreatie en cultuur Recreatie aanbod Sport aanbod Culturele aanbod 2011 2014/15 2011 2014/15 2011 2014/15 Halle 45,5 44,1* 65,3 62,6* 37% 36,7* Centrumsteden 71,3 68,5 76,1 73,8 84 80,4 Behalve het oordeel over algemene recreatieve en culturele aanbod, ligt ook de tevredenheid over horeca-, uitgaans- en shoppingsvoorzieningen significant lager dan de centrumsteden. Voor horeca en shopping is dit cijfer daarnaast significant gedaald ten opzichte van 2011. Tabel 6 Aandeel (%) van de bevolking dat tevreden is over het aanbod aan uitgaansgelegenheden, restaurants en eetcafés en shopping en winkelvoorzieningen in de stad Horeca aanbod Uitgaansgelegenheden Shopping & Winkels 2011 2014/15 2011 2014/15 2011 2014/15 Halle 83 78,6* 60 64,7* 79,6 72,7* Centrumsteden 88,2 86,8 78 76 88,1 86,2 De tevredenheid over winkelvoorzieningen in de buurt, voor het eerst gemeten, ligt zelfs 18% lager in Halle dan in de centrumsteden, correspen met het relatief lage aandeel Hallenaren dat regelmatig inkopen doet in een buurtwinkel (86,4% t.o.v. 91,3%). De cijfers duiden er opnieuw op dat het aanbod aan recreatieve voorzieningen (shopping, cultureel, sport, ) achter blijft bij de vraag. Hierin is duidelijk een inhaalslag te maken in lijn met de snelle instroom van nieuwe groepen (jonge gezinnen, jongvolwassenen) en algemene bevolkingsgroei. 3.4 Kindvriendelijkheid Op het vlak van voorzieningen voor jeugd scoort Halle vrij goed in vergelijking met de centrumsteden. Zo heeft in de stad een veel groter aandeel van de 12-18 jarigen eenvoudig toegang tot open jeugdruimte (90,1% tov 73,1%), terwijl het voor overdekte ruimte gelijk ligt. Voor speelruimte voor kinderen de 12 jaar ligt dit aandeel wat lager (55,3% t.o.v. 62,1%). Het fysieke aanbod voor jeugd is stabiel gebleven ten opzichte van 2011, maar de tevredenheid over het aanbod (kwantiteit) aan speelvoorzieningen en geschikte plekken voor kinderen/jeugd in de buurt kent juist een significante daling. Ook in de centrumsteden daalt de tevredenheid hierover, maar minder sterk dan in Halle. De resultaten van Halle zijn op dit vlak wel goed vergelijkbaar met centrumsteden Aalst en Sint-Niklaas. Deze trend zet zich door in andere kindgerelateerde indicatoren die in 2014/15 voor het eerst opgenomen zijn in de stadsmonitor. De tevredenheid over het aanbod aan activiteiten voor zowel kinderen jonger dan 12 jaar als jongeren ouder dan 12 jaar ligt in Halle ongeveer 10% het niveau van de centrumsteden. Slechts 35% van de respondenten vindt dat kinderen veilig kunnen spelen in de buurt, waar dat in centrumsteden 48% is. Tenslotte scoort Halle 9% lager dan de centrumsteden op het vlak van kindvriendelijkheid in de horeca (60% tov 69%). Thuis in Halle IDEA Consult 2015 9

Tabel 7 Aandeel (%) van de inwoners dat vindt dat er voldoende speelvoorzieningen zijn en tevreden is over het aanbod aan activiteiten voor kinderen en jongeren Speelvoorzieningen Geschikte plekken jeugd Activiteiten tot 12 jaar Activiteiten vanaf 12 jaar 2011 2015 2011 2015 2015 2015 Halle 49% 36,6%* 41,6% 33,8%* 24,9%* 19,9%* Centrumsteden 56,8% 49,9% 46% 45,4% 34,9% 29,7% Ook deze cijfers hangen wellicht samen met de sterke toename van jonge gezinnen en dus kinderen/jongeren in Halle sinds 2011. Het aanbod aan activiteiten en voorzieningen zal hiermee gelijke tred moeten houden met de grotere behoefte hieraan. Een nog groter verschil van ongeveer 15% bestaat overigens voor het aanbod aan activiteiten voor ouderen, waarvoor de tevredenheid ook significant gedaald is sinds 2011. 3.5 Buurtparticipatie Zoals hier al aangekaart is de deelname aan buurtactiviteiten in Halle significant gedaald sinds 2011, tot een niveau bijna 10% lager dan de centrumsteden. Oostende laat binnen de groep centrumsteden wel een vergelijkbaar resultaat als Halle optekenen (19%). Daarnaast zijn de indicatoren rond intensiteit van en tevredenheid over de contacten significant minder dan in 2011. Het aandeel respondenten dat wekelijks contacten heeft met vrienden, familie of is afgenomen van 55,7% tot 49,1%; het aandeel respondenten contacten met buren aangenaam vindt van 74% naar 66,6%. Tenslotte is de algemene fierheid over de stad stabiel gebleven op ongeveer 63% van de respondenten. Voor de centrumsteden is het aandeel echter gestegen tot het significant hogere 74,5%. Halle scoort op dit punt wel beter dan Sint-Niklaas (58,8%) en Turnhout (49%). 3.6 In het kort Sterke punten Relatief hoog bezoek podiumkunsten en bibliotheek Stijging amateurgezelschappen Aandachtspunten voor het beleid In het licht van algemene bevolkingstoename, en om het groeiend aantal jonge gezinnen te bedienen zijn de belangrijkste aandachtspunten voor het beleid: Het stimuleren van het cultureel-recreatief aanbod en horeca- en winkelvoorzieningen Bevorderen van de kindvriendelijkheid in de stad Bevorderen buurtparticipatie Thuis in Halle IDEA Consult 2015 10

4/ Leren & wijs 4.1 Onderwijsaanbod Het secundair wijs in Halle heeft een enorme aantrekkingskracht op de eigen inwoners en de omliggende gemeenten. Per 100 jongeren in Halle tussen 12 en 18, zijn er 235 die zich inschrijven in het secundair wijs in Halle. Dit betekent dat er heel veel jongeren uit de omgeving kiezen om naar school te gaan in Halle. Ter vergelijking: het gemiddelde in de benchmarksteden en de centrumsteden ligt rond de 150%. In het schooljaar 2011-2012 was het secundair wijs met 244% zelfs nog populairder dan in 2013-2014. Tabel 8 Verhouding (uitgedrukt in %) van de jongeren die zijn ingeschreven in een school voor voltijds secundair wijs in de stad, tegenover alle jongeren die in de stad wonen en ingeschreven zijn in het voltijds secundair wijs (binnen of buiten de stad) 2011-2012 2013-2014 Halle 244,0% 235,0% Benchmarksteden 143,0% 142,0% Centrumsteden 166,0% 163,0% Vlaanderen 101,0% 101,0% Deze opvallende cijfers werden besproken in de benchlearningworkshop met vertegenwoordigers uit Lier, Ninove, Lokeren, Dendermonde en Halle. Er werden een aantal redenen geïdentificeerd om een verklaring te bieden: Er zijn een aantal specifieke richtingen in de scholen in Halle die uniek zijn voor de regio De scholen zijn goed bereikbaar, meer dankzij het station in Halle De scholen hebben een goede reputatie In de dichte omgeving is het aanbod aan secundair wijs beperkt. Er zijn Vlamingen die net over de taalgrens wonen, maar er voor kiezen om hun kinderen naar het Nederlandstalig wijs in Halle te sturen De grote aantrekkingskracht van het secundair wijs lijkt wel een terugslag te hebben op de tevredenheid over het aanbod aan wijsvoorzieningen in de stad. Terwijl in 2011 84% van de vraagden tevreden was over het aanbod, is dit in de recente bevraging gezakt tot 75%. Het aandeel van de bevolking dat tevreden is over het aanbod kleuter- en lager wijs in de buurt ligt in Halle 10% lager dan in de centrumsteden. In de benchlearningworkshop werd gewezen op het schoolkamperen voor de lagere scholen. Het centrale aanmeldingssysteem kan hier mogelijk wel soelaas brengen. 4.2 Schoolloopbaan De schoolse vertraging in het secundair wijs in Halle ligt lager dan de centrumsteden en is dus niet zorgwekkend. Het aantal leerlingen dat één of meerdere jaren vertraging heeft ligt gemiddeld wel hoger dan het Vlaams gemiddelde en de benchmarksteden. De schoolse achterstand in het ASO en TSO vertonen ook een licht stijgende tendens. Thuis in Halle IDEA Consult 2015 11

Figuur 4 Aandeel (%) van de leerlingen met schoolse vertraging in het eerste jaar van de tweede graad van het algemeen secundair wijs. 14,0% Schoolse achterstand ASO 12,0% 10,0% 8,0% 6,0% 4,0% 2009-2010 2010-2011 2011-2012 2012-2013 2013-2014 indicator Halle indicator Dendermonde indicator Lier indicator Lokeren indicator Ninove indicator Vl G Een mogelijke verklaring voor de licht hogere vertraging in het secundair wijs is het hoge aandeel leerlingen van wie de thuistaal niet het Nederlands is. Deze taalbarrière kan de schoolloopbaan bemoeilijken. Positief in deze context is dat de ongekwalificeerde uitstroom in het secundair lager ligt dan in de benchmarksteden en de centrumsteden. Ondanks de schoolse vertraging verlaat slechts 10% van de 17-22-jarigen het secundair wijs z kwalificatie. Dit is slechts de helft van het cijfer voor de centrumsteden. Tijdens de benchlearningworkshop werd ook aangegeven dat door projecten met partners zoals het CLB positieve resultaten geboekt kunnen worden. Tabel 9 Aandeel (%) 17-22-jarigen dat in een bepaald jaar z kwalificatie uitstroomt uit het secundair wijs, tegenover het totaal aantal 17-22-jarigen dat in dat jaar uit het secundair wijs uitstroomt (met of z kwalificatie). 2010 Naar vestigingsplaats Naar woonplaats Halle 9,9% 10,1% Benchmarksteden 11,2% 13,0% Centrumsteden 16,8% 20,1% Vlaanderen 12,7% 12,7% 4.3 In het kort Sterke punten Heel sterke aantrekkingskracht van het secundair wijs Weinig ongekwalificeerde uitstroom Aandachtspunt voor het beleid Aandacht voor voldoende aanbod Thuis in Halle IDEA Consult 2015 12

5/ Ondernemen en werken 5.1 Tewerkstelling Tewerkstelling is een sterk punt van Halle. De algemene werkzaamheidsgraad in Halle is heel hoog, niet alleen in vergelijking met de benchmarksteden maar ook ten opzichte van de centrumsteden en het Vlaams gemiddelde. Deze cijfers zijn stabiel gebleven ten opzichte van de vorige stadsmonitor. Tabel 10 Aandeel (%) werkenden in de bevolking op arbeidsleeftijd (20-64 jaar). 2010 2012 Halle 74,7% 74,5% Benchmarksteden 72,5% 72,6% Centrumsteden 66,9% 66,9% Vlaanderen 71,3% 71,5% We zien dezelfde positieve tewerkstellingscijfers voor de verschillende groepen op de arbeidsmarkt. Halle heeft t.o.v. de benchmarksteden, de centrumsteden en het Vlaams gemiddelde: een lager aandeel langdurig niet-werkende werkzoekenden een lager aandeel laaggeschoolden tegenover het totaal aantal niet-werkende werkzoekenden een kleinere herkomstkloof op vlak van werkzaamheid. Dit wijst op gelijkere kansen voor deze groepen op de arbeidsmarkt in Halle. De stad beschikt ook over een goed uitgebouwde sociale economie, met bijna het dubbel zoveel plaatsen als de benchmarksteden en het Vlaams gemiddelde. De tewerkstelling op basis van leeftijd volgt ook de algemene positieve trend van Halle, maar niet voor alle leeftijden. De werkloosheidsgraad van vijftigplussers zit op het niveau van de best scorende centrumsteden, namelijk Brugge en Leuven. Slechts 5,7 op de 100 ouderen die zich aanbieden op de arbeidsmarkt in Halle hebben geen job. Jongeren de 25 raken echter een pak moeilijker aan een job. Terwijl in 2012 14,8% van de jongere beroepsbevolking in Halle geen betalend werk verrichte, is dit in 2014 gestegen tot 18%. Dit is vergelijkbaar met het Vlaams gemiddelde en is in die zin niet uitzlijk - maar het is wel een aandachtspunt tussen de positieve tewerkstellingscijfers. In combinatie met de dalende trend in het netto aantal bijkomende banen (netto-jobcreatie) kan dit op termijn zorgwekkend worden. 5.2 Productiviteit De hoge tewerkstellingscijfers in Halle gaan gepaard met een hoge arbeidsproductiviteit per werkende die actief is in de stad. Dit wijst op een sterke economische performantie van de stad. De arbeidsproductiviteit in Halle zit in stijgende lijn en ligt beduidend hoger dan het gemiddelde in de benchmarksteden, de centrumsteden en Vlaanderen. De geproduceerde welvaart per inwoner ligt in dezelfde lijn, maar haalt nog net het gemiddelde niveau van de centrumsteden niet. Halle heeft een vergelijkbare geproduceerde welvaart als Brugge en Kortrijk, maar moet de grootsteden en economische aantrekkingspolen zoals Leuven aan zich voorbij laten gaan. Thuis in Halle IDEA Consult 2015 13

Figuur 5 De arbeidsproductiviteit is de bruto toegevoegde waarde voortgebracht op het grondgebied van een stad door de werkenden actief in die stad. Het is een maat voor de efficiëntie van de werkgelegenheid. 90.000 80.000 70.000 60.000 50.000 Arbeidsproductiviteit 40.000 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 Vlaams Gewest HALLE LIER NINOVE DENDERMONDE LOKEREN De hoge economische output in Halle vertaalt zich ook in de loopbaan van de Hallenaars. Slechts 30,6% van hen werkt deeltijds, wat lager dan het Vlaams gemiddelde van 34%. Ook op het vlak van loopbaanbreking blijft Halle beduidend het Vlaams gemiddelde. 0,22% van de Hallenaren nam in 2012 een volledige loopbaanbreking en 4,1% nam gedeeltelijk tijdskrediet op. Deze cijfers zijn niet eenduidig positief of negatief, maar schetsen de context. In het licht van de hoge productiviteit en geproduceerde welvaart is het hoog aandeel fulltime werken positief. Ze kunnen echter ook duiden op een onevenwichtige leef- en werkbalans. Figuur 6 Aandeel (%) van de deeltijds loontrekkenden in verhouding tot het totaal aantal loontrekkenden (15-64 jaar) woonachtig in de stad. 36,0% Deeltijds werken (evolutie) 34,0% 32,0% 30,0% 28,0% 26,0% 24,0% 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 Halle Dendermonde Lier Lokeren Ninove Thuis in Halle IDEA Consult 2015 14

5.3 Ondernemingen De indicatoren over de nemingen in Halle bevestigen en verklaren deels de positieve tewerkstellingscijfers. Zo is iets meer dan 80% van de startende nemingen na 5 jaar nog steeds actief. In de centrumsteden en de benchmarksteden is dit gemiddeld een kleine 10% minder. Ook netto blijft het aantal nemingen in Halle groeien. Tabel 11: Het gaat om het aandeel startende nemingen dat na 5 jaar nog actief is. Concreet staan in de teller het aandeel van de nemingen dat in jaar T-5 opgericht is en na 1.825 dagen nog steeds actief is en in de noemer alle in jaar T-5 opgerichte nemingen 2010 2012 Halle 77,50% 80,88% Benchmarksteden 71,71% 71,55% Centrumsteden 69,66% 72,35% Vlaanderen 71,71% 74,73% De bezettingsgraad van de bedrijventerreinen ligt met 82,2% rond het Vlaams gemiddelde. Opvallend is ook de sterke economische specialisatie in Halle. Bijna 84% van alle nemingen in Halle behoren tot één van de volgende vijf sectoren: detailhandel, wijs, hoofdkantoren, groothandel en terbeschikkingstelling personeel. Deze specialisatie kan een speerpunt zijn voor het verder versterken van het economisch weefsel in de stad. Figuur 7: De verhouding van de bezoldigde werkgelegenheid in de tien belangrijkste economische bedrijfstakken in de stad tegenover de totale bezoldigde werkgelegenheid in de stad. Als dusdanig is dat ook een maat voor de concentratie van activiteiten. Economische specialisatie 90,0% 80,0% 70,0% 60,0% 50,0% 40,0% 30,0% 20,0% 10,0% 0,0% Halle Dendermonde Lier Lokeren Ninove 31 december 2009 31 december 2012 Toch kunnen we er ook enkele aandachtspunten signaleren tussen de positieve cijfers. Het bestaande economisch weefsel is eerder gericht op traditionele tewerkstelling. De tewerkstelling in kennisintensieve en creatieve sectoren is met 3,1% in 2012 beduidend lager dan het Vlaams gemiddelde. Het aandeel zelfstandigen in kennisintensieve en creatieve sectoren ten opzichte van het totaal aantal zelfstandigen in de stad haalt bijna het Vlaamse Thuis in Halle IDEA Consult 2015 15

gemiddelde, maar is niet de helft van het aandeel in de centrumsteden. In die zin kan de sterke economische specialisatie ook een risico inhouden door te weinig diversificatie en innovatie. De netto-jobcreatie en de netto-groei van nemingen met personeel ligt ook het Vlaams gemiddelde. Investeringen in innovatie en nieuwe vormen van tewerkstelling lijkt dan ook aangewezen, gezien de negatieve tendens in deze indicatoren. Tabel 12 De netto-jobcreatie geeft aan hoeveel (bezoldigde en zelfstandige) jobs er in de stad zijn bijgekomen in een bepaald jaar. Het gaat om de evolutie van de tewerkstelling tussen T-1 en T in verhouding tot de tewerkstelling op T-1 (jaargemiddelde). 2009 2011 Halle 0,5% -1,2% Benchmarksteden 1,3% 0,4% Centrumsteden 0,9% 0,3% Vlaanderen 0,9% 0,5% 5.4 In het kort Sterke punten Hoge tewerkstellingsgraad, ook voor kansengroepen Productieve werknemers die hoofdzakelijk voltijds werken Sterke nemingen met een lange levensduur Aandachtspunt voor het beleid Vernieuwen van het economisch weefsel omwille van de tot nu toe beperkte innovatie en eerder traditionele tewerkstelling Jongerenwerkloosheid vertoont een stijgende trend Afkalvende groei bij de nemingen Thuis in Halle IDEA Consult 2015 16

6/ Veiligheidszorg 6.1 Criminaliteit De criminaliteitscijfers van Halle vertonen enkele opvallende ontwikkelingen tussen 2010 en 2013. Als positieve noot neemt het aantal autodiefstallen wat af sinds 2010, en blijft ongeveer 2 maal zo beperkt als in de centrumsteden. Aan de andere kant stijgt diefstal en woninginbraak wel opvallend. Het aantal diefstallen verdubbelt bijna, van (0,14 naar 0,27 per 1.000 inwoners). In 2010 lag dit nog op het niveau op het Vlaams gemiddelde, tegen 2015 is dit aantal gegroeid naar bijna het niveau van de centrumsteden (0,27), ongeveer 3 maal zo hoog dan het Vlaams gemiddelde. Figuur 8 woninginbraken per 1.000 inwoners Woninginbraken 12 10 8 6 4 2 0 9,92 6,02 5,06 3,75 2010 2011 2012 2013 Halle Benchmarksteden Vlaams Gewest Centrumsteden Nog opmerkelijker is de ontwikkeling van de woninginbraken in Halle, die op een niveau ver het Vlaams gemiddelde en de centrumsteden komen op bijna 10 feiten per 1.000 inwoners in 2013. Sinds 2010 blijven de gemiddeldes voor Vlaanderen en de centrumsteden relatief stabiel rond de respectievelijk 5 en 6 schommelen, terwijl de indicator voor Halle sterk stijgt. Er is zelfs geen enkele centrumstad met meer inbraken dan in Halle. Stijgende criminaliteit hangt wellicht samen met een sterkere verstedelijking van Halle, maar het is moeilijk deze krachtige ontwikkeling te verklaren. Het is echter duidelijk dat het tegengaan ervan een prioriteit is voor de lokale veiligheidsautoriteiten. Er moet bij deze indicator wel rekening gehouden worden met het feit dat op zichzelf staande incidenten en kleine absolute stijgingen een grote invloed kunnen hebben op het relatieve cijfers per 10.000. deze indicator is dan ook mogelijk hevig aan sterke schommelingen. 6.2 Verkeer Ook op het vlak van verkeersveiligheid is de trend niet positief voor Halle. Het aantal dode en zwaargewonde verkeersslachtoffers per 10.000 inwoners is tussen 2011 en 2013 met 1,7 gestegen. Hiermee vertoont het een tegengestelde ontwikkeling dan elders in Vlaanderen, en komt het in 2013 hoger uit dan de centrum- en benchmarksteden en het Vlaams gemiddelde. Thuis in Halle IDEA Consult 2015 17

Het aantal slachtsoffers fietser per 10.000 inwoners vertoont ook een stijgende lijn, maar blijft wel ruim het aantal van de centrum- en benchmarksteden, en ook het Vlaams gemiddelde. Wellicht hangt dit samen met relatief lage aantal fietsers in de stad. Naast verkeersslachtoffers, wijst de bevraging er op dat de Hallenaren relatief veel hinder van het verkeer vinden. Last van zowel agressief verkeersgedrag (29,3%) als van onaangepaste snelheid (56,9%) zijn sinds 2011 4 à 5 procent (significant) gestegen. Deze stijging heeft in de centrumsteden niet plaatsgevonden, en de bestaande verschillen zijn dus sterk toegenomen. De last van agressief verkeersgedrag ligt 7% lager in de centrumsteden; last van onaangepaste snelheid zelfs 15%. Er moet bij deze indicator wel rekening gehouden worden met het feit dat op zichzelf staande incidenten en kleine absolute stijgingen een grote invloed kunnen hebben op het relatieve cijfers per 10.000. deze indicator is dan ook mogelijk hevig aan sterke schommelingen. Figuur 9 Het aantal dode en zwaargewonde fiets verkeersslachtoffers per 10.000 inwoners Verkeersslachtoffers fietsers 2 1,8 1,6 1,4 1,2 1 0,8 0,6 0,4 0,2 0 1,79 1,7 1,53 0,9 2005-2007 2008-2010 2011-2013 Halle Benchmarksteden Vlaanderen Centrumsteden 6.3 Hinder in de buurt De bevraging peilt naast verkeershinder naar nog enkele andere soorten hinder in de buurt: lawaaihinder, milieuhinder (geur, licht, trillingen, hondenpoep, ongedierte, zwerfvuil en sluikstort), vandalisme en lastig gevallen worden op straat. Deze indicatoren zijn zeer stabiel ten opzichte van 2015, en ook de verschillen met de centrumsteden zijn over het algemeen beperkt. Enkel de cijfers voor overlast door trillingen (21,8% t.o.v. 14,4%) en door zwerfvuil (41,9% t.o.v. 36%) liggen in Halle significant hoger dan in de centrumsteden. Overlast door vandalisme is licht (insignificant) toegenomen sinds 2011, en komt daarmee op een statistisch evenwaardig niveau als de centrumsteden (8,6% t.o.v. 10,4%). 6.4 Veiligheidsgevoel Naast de reële criminaliteitscijfers is ook het algemeen onveiligheidsgevoel toegenomen tussen 2011 en 2014. Met name het aandeel respondenten dat zich onveilig voelt in de stad is significant gestegen van 5,2% tot 8,3%, al blijft het wel ruim gemiddelde van de centrumsteden (13,5%). Het onveiligheidsgevoel ligt in Halle wel hoger dan in Brugge, Hasselt en Leuven. Ook het mijdgedrag van bepaalde plaatsen in de buurt (4% tov 8,7%) of in de stad (7,5% tov 16,9%) ligt stabiel significant lager dan in de centrumsteden. Enkel in Brugge komt minder mijdgedrag voor dan in Halle. Thuis in Halle IDEA Consult 2015 18

Tabel 13 Aandeel (%) van de inwoners dat zich onveilig voelt in de buurt of de stad Buurt Stad 2011 2014/15 2011 2014/15 Halle 3,6 5,4 5,2 8,3* Centrumsteden 7,4 7 12,6 13,5 6.5 In het kort Sterke punten Beperkt en dalend aantal autoinbraken Relatief laag onveiligheidsgevoel en mijdgedrag Overlast lawaai, milieu, lastigvallen op straat niet gestegen Aandachtspunt voor het beleid Algemene toename van objectieve en subjectieve onveiligheid Stijging criminaliteit (met name woninginbraken) Verkeersveiligheid en hinder sterk verslechterd Thuis in Halle IDEA Consult 2015 19

7/ Mobiliteit 7.1 Vervoersmiddelen Mobiliteit wordt in de eerste plaats bepaald door de beschikbaarheid van vervoersmiddelen voor de gebruiker. De cijfers tonen aan de waaier van middelen waarop Hallenaren beroep kunnen doen toeneemt. Het reeds zeer hoge aandeel bewoners in bezit van een of meerdere auto neemt nog verder toe naar 97,1%, maar ook het bezit van andere vervoersmiddelen groeit. Het fietsbezit is tussen 2011 en 2015 significant gestegen van 87,5% tot 93,1% van de bevolking. Een nog sterkere stijging geldt voor OV abonnementen, van 59,2% tot 70,9%. Het bezit van deze vervoersmogelijkheden ligt hiermee consequent enkele procenten hoger dan in de centrumsteden. Ook de basismobiliteit, die het aandeel bewoners op loopafstand van een OV voorziening met minimum bediening, ligt hoger dan in de centrumsteden, zeker in het weekend. De tevredenheid over dit OV aanbod (haltes en bussen) is dan ook vrij hoog in Halle (rond de 80%), en inmiddels vrijwel gelijkwaardig als in de centrumsteden, terwijl er in 2011 nog significante achterstand was. Overigens wordt het wagenpark in Halle zoals overal in Vlaanderen ook in rap tempo duurzamer, nog sneller dan in de centrum- en benchmarksteden. Nog slechts 21,8% van het wagenpark een eco-score lager dan 50, een daling van meer dan 16%. In de benchmarksteden ligt dit op 26,1%; in de centrumsteden op 29,5%. Het aandeel met een eco-score de 65 is aan de andere kant met 11% toegenomen tot 24,6%, ten opzichte van 18,8% in de centrumsteden en 21,4% in de benchmark-steden. 7.2 Verplaatsingen in de vrije tijd In de feitelijke verplaatsingen hebben flinke evoluties plaatsgevonden tussen 2011 en 2014, zowel in de vrije tijd als voor het woon-werk verkeer. In de vrije tijd is het gebruik van vrijwel alle vervoers-middelen eigenlijk toegenomen. Vooral de toename van 15% bij de inwoners die zich regelmatig te voet verplaatst valt op, maar ook het trein- en autogebruik (bestuurder & passagier) groeit significant. Enkel het aandeel inwoners dat in de vrije tijd regelmatig de fiets gebruikt neemt licht af, en blijft daarmee wat achter. Figuur 10 Modale verdeling van de verplaatsingen in de vrije tijd, per vervoermiddel, in % 80 70 60 57,9 Verplaatsingen Vrije tijd 61,8 67 50 40 42,6 37,5 43,7 30 20 10 22,8 20,8 16,6 13 10,6 9,6 3,8 3,3 0 Te voet* Fiets Bus/tram Trein* Motor/ bromfiets Autobestuurder* Autopassagier* 2011 2015 Thuis in Halle IDEA Consult 2015 20

Waar auto- en treingebruik in Halle significant hoger liggen en sneller stijgen dan in de centrumsteden, ligt zowel het gebruik van bus/tram en fiets meer twee maal zo hoog in de centrumsteden dan in Halle. Wat betreft de verplaatsingen met bus/tram is dit te verwachten vanwege het beperktere aanbod (13% tov 30,6%), en tekenen dien steden als Aalst, Kortrijk, Roeselare, Sint-Niklaas en Turnhout vergelijkbare cijfers als Halle op. Echter, het grote verschil in fietsgebruik (20,8% tov 47,1%) is een punt van aandacht voor de stad, dat ook weerspiegeld wordt in de cijfers over fietsvriendelijkheid. 7.3 Woon-werkverkeer In het woon-werkverkeer lijkt enige verduurzaming op te treden. In tegenstelling tot vrije tijdsverplaatsingen, is het autogebruik in het woon-werkverkeer juist opvallend gedaald. In lijn met de stijging van het aantal OV abonnementen is het aandeel inwoners dat regelmatig met de trein naar het werk gaat sterk toegenomen. In Halle ligt dit aandeel ook significant (15%) hoger dan in de centrumsteden, evenals voor te voet (10,5%). Het fietsgebruik ligt ook in het woon-werkverkeer meer dan twee maal zo hoog in de centrumsteden dan in Halle (15,4% tov 35%). Figuur 11 Modale verdeling van de verplaatsingen tussen woonplaats en school, per vervoermiddel, in % 70 60 Verplaatsingen woon-werk 63,2 55,2 50 40 30 32,4 29,1 28,2 20 10 17,4 15,4 15,1 11,2 18,2 6,6 3,9 19 9,8 0 2011 2015 7.4 Infrastructuur Een volgend belangrijk aspect in mobiliteit is de infrastructuur. Een eerste belangrijke vaststelling is dat de tevredenheid over de staat van zowel de wegen als de voet- en fietspaden significant gedaald, terwijl het in de centrumsteden gestegen is tot een niveau respectievelijk 12% en 15% hoger dan in Halle. Turnhout is hier de uitzing die wel vergelijkbaar scoort als Halle. Dezelfde trend geldt voor de tevredenheid over het aantal parkeerplaatsen. Wellicht hangen deze cijfers samen met de omvangrijke werken aan de wegen die op het moment gaande zijn in Halle. Aan de andere kant blijft de tevredenheid over de bereikbaarheid van het centrum wel stabiel net de 90%, vergelijkbaar met de centrumsteden. Thuis in Halle IDEA Consult 2015 21

Tabel 14 Aandeel (%) van de inwoners dat tevreden is met de staat van de wegen, voet en fietspaden en aanbod aan parkings in zijn/haar buurt Wegen Voet- en fietspaden Parking aanbod 2011 2014/15 2011 2014/15 2011 2014/15 Halle 43,6 31,6* 31,5 26,4* 51,2 43,7* Centrumsteden 37,9 43,9 40,7 41,3 52 50,8 7.5 Verkeersveiligheid Zoals ook al bleek uit de indicatoren rond verkeersslachtoffers en hinder, is de verkeersveiligheid in Halle een aandachtspunt. Met name de veiligheid voor kinderen en in schoolomgevingen wordt in Halle meer dan 10% lager beoordeeld dan in de centrumsteden. Ook de veiligheid voor fietsers en voetgangers ligt iets lager in Halle, maar valt nog binnen het betrouwbaarheidsinterval van de centrumsteden. Er zijn verschillende centrumsteden die het op dit vlak minder goed doen dan Halle. We stelden hier reeds vast dat de fietsverplaatsingen in Halle achter blijven bij de centrumsteden, ondanks een stijging van het aandeel inwoners dat een fiets heeft. Hoewel de respondenten van de bevraging het verplaatsen per fiets of te voet nog relatief veilig inschatten, liggen alle indicatoren rond fietsvriendelijkheid significant lager in Halle dan in de centrumsteden. Enkel Aalst tekent op dit vlak enigszins vergelijkbare cijfers op als Halle, met uiteindelijk 25,4% van de bevraagden die vindt dat de stad een fietsvriendelijk karakter heeft. Figuur 12 Aandeel (%) inwoners dat tevreden is over de verkeersveiligheid in de stad 60 50 40 49,6 53,8 Verkeersveiligheid 42 38,2 51,4 30 30,2 20 10 0 Veilig verplaatsen met de fiets of te voet Zelfstandig veilig ver-plaatsen kinderen* Verkeersveilige schoolomgevingen* Halle Centrumsteden Bovendien het aandeel van de inwoners van Halle dat vindt dat er voldoende fietspaden in de stad is met ruim 12% gedaald sinds 2011, en wordt ook de veiligheid ervan 5% lager ingeschat dan bij de nulmeting. Al met al blijkt de fietsvriendelijkheid een belangrijk aandachtspunt voor de stad. Thuis in Halle IDEA Consult 2015 22

Figuur 13 Aandeel (%) van de inwoners dat tevreden is over het fietsvriendelijk karakter van de buurt 60 50 Fietsvriendelijkheid 52,1 48,7 48,6 40 30 20 30,3 31,5 32,5 21,4 29,6 23,9 39,3 10 0 Voldoende fietspaden* Veilige fietspaden* Halle Fietspaden goed houden* Centrumsteden Voldoende fietsstallingen* Fietsvriendelijk karakter (3/4 eens)* 7.6 In het kort Sterke punten Verduurzaming woon-werk verkeer: toename gebruik OV, afname auto, snelle verduurzaming wagenpark Algemene waardering OV aanbod: hoge tevredenheid, toename abonnementen, algemene groei OV verplaatsingen (+ toename abonnementen) Bereikbaarheid stadscentrum Aandachtspunt voor het beleid Onderhoud en vernieuwing wegen en infrastructuur Bevorderen fietsgebruik, door aandacht voor fietsvriendelijkheid Aandacht voor verkeersveiligheid van de zwakke weggebruiker Thuis in Halle IDEA Consult 2015 23

8/ Zorg en opvang 8.1 Gezondheid Eén op de vier inwoners van Halle beschouwt de eigen gezondheid als minder goed. Deze indicator is vrij cruciaal voor leefbaarheid en duurzaamheid van zorg en opvang. De cijfers zijn echter niet zorgwekkend. Het resultaat is hetzelfde als het gemiddelde in de centrumsteden. De Hallenaren zijn echter minder tevreden dan de inwoners van de centrumsteden over het aanbod aan huisartsen en het aanbod aan gezondheidsvoorzieningen in de buurt. Tabel 15 Aandeel (%) van de inwoners dat vindt dat er voldoende huisartsen zijn in de eigen buurt 2011 2014/15 Halle 76,8% 76,4%* Centrumsteden 85,3% 81,2% 8.2 Betaalbaarheid 7% van de Hallenaren kon zijn gezondheidsuitgaven het afgelopen jaar niet op tijd betalen. Dit is vergelijkbaar met de situatie in de centrumsteden. Op zich is deze lichte stijging ten opzichte van vorig jaar niet significant. Als we dit echter samen bekijken met de verdubbeling in de betalingsachterstanden op vlak van gezondheidsuitgaven, is het zeker interessant om deze trend op te volgen. Hierbij hoort wel de nuance dat de algemene financiële toestand van de Hallenaren wel stabiel is, met relatief weinig mensen die beroep doen op een verhoogde tegemoetkoming in de ziektezorg. Tabel 16 Aandeel (%) van de inwoners dat gezondheidsuitgaven niet op tijd kan betalen. 2011 2014/15 Halle 5% 7,2% Centrumsteden 7,0% 7,1% 8.3 Kinderopvang Objectief gezien is het aantal plaatsen in de voorschoolse kinderopvang per 100 kinderen gestegen tot op het niveau van de benchmarksteden. De cijfers blijven wel lager dan het Vlaams gemiddelde en de centrumsteden. Het toegewezen krijgen van erkende opvangplaatsen door Kind en Gezin is dan ook niet vanzelfsprekend. Op vlak van nabijheid van kinderopvang scoort Halle goed. 95% van de 0-3 jarigen woont binnen de 1km loopafstand van een voorschoolse kinderopvang, wat hoger is dan in de centrumsteden. Ondanks deze positieve cijfers, is de tevredenheid over het aanbod aan kinderopvang in de buurt significant gedaald. Aangezien de objectieve cijfers niet wijzen op een verslechtering van het aanbod, moeten we de oorzaak voor de gedaalde tevredenheid ergens anders zoeken. Mogelijke oorzaken zijn dan een verkeerde perceptie of problemen met de verdeling van de opvangplaatsen. Thuis in Halle IDEA Consult 2015 24

Figuur 14 Het aantal plaatsen voor voorschoolse opvang per 100 kinderen van 0 tot 3 jaar 45,0 40,0 35,0 30,0 25,0 Voorschoolse kinderopvang 20,0 2009 2010 2011 2012 2013 Vlaams Gewest Halle Dendermonde Lier Lokeren Ninove Tabel 17 Aandeel (%) inwoners (totale bevolking en 0-3 jarigen) dat woont binnen 1.000m loopafstand van een voorziening voor voorschoolse kinderopvang. 2011 2014 Alle inwoners 0-3 jarigen Alle inwoners 0-3 jarigen Halle 96,4% n.b. 94,3% 95,3% Centrumsteden 92,3% n.b. 92,8% 92,9% 8.4 Ouderenvoorzieningen Het aantal erkende plaatsen in woonzorgcentra en serviceflats per 100 65-plussers is stabiel gebleven ten opzichte van de vorige stadsmonitor. Ook het aandeel inwoners dat binnen loopafstand woont van een lokaal dienstencentrum is stabiel gebleven. Toch is de tevredenheid over aanbod zorgvoorzieningen voor ouderen in de buurt gestegen. We zien hier dus de omgekeerde trend van die bij de kinderopvang: ondanks een gelijk gebleven situatie op vlak van aanbod, zien we een gestegen tevredenheid. Tabel 18 Aandeel (%) van de inwoners ouder dan 55 jaar dat vindt dat er voldoende zorgvoorzieningen voor ouderen zijn in de eigen buurt. 2011 2014/15 Halle 59% 71,8% Centrumsteden 66,2% 66,9% Thuis in Halle IDEA Consult 2015 25

8.5 In het kort Sterke punten Gestegen tevredenheid over het aanbod aan zorgvoorzieningen voor ouderen Toegenomen aantal plaatsen in de kinderopvang Aandachtspunt voor het beleid Toewijzing en communicatie rond plaatsen in de kinderopvang De lagere tevredenheid over het aanbod aan huisartsen Thuis in Halle IDEA Consult 2015 26

9/ Sociale principes 9.1 Inkomensstructuur Het thema sociale principes bevat ten eerste indicatoren over de hoogte van de inkomens en het voorkomen van armoede in de stad. De cijfers tonen hier aan dat Halle relatief weinig inwoners met een laag inkomen wonen. Het aandeel fiscale aangiftes de kritische grens, zowel individueel (minder dan 10.000) als gezamenlijk (minder dan 20.000), ligt structureel het Vlaams gemiddelde, de centrum- en de benchmarksteden. Hetzelfde geldt voor het aandeel Hallenaren dat een verhoogde tegemoetkoming in de ziekteverzekering ontvangt. Ook het netto belastbaar inkomen ligt in Halle gemiddeld wat hoger, hoewel het wel iets minder snel stijgt dan elders. Tabel 19 Het aandeel individuele aangiften de 10.000 euro (in %) en het aandeel gemeenschappelijke aangiften de 20.000 euro (in %) inkomstenjaar 2012 Individueel Gemeenschappelijk Halle 18,0% 9,0% Benchmarksteden 18,5% 11,5% Vlaams Gewest 20,1% 12,0% Centrumsteden 20,2% 14,7% Figuur 15 Aandeel (%) inwoners dat geniet van een verhoogde tegemoetkoming in de ziekteverzekering 20,0% 18,0% 16,0% 14,0% 12,0% 10,0% Verhoogde tegemoetkoming ziekteverzekering 17,8% 13,8% 13,0% 10,6% 8,0% 6,0% 2011 2012 2013 2014 Halle Vlaanderen Centrumsteden Benchmarksteden 9.2 Betalingsmoeilijkheden Correspend met de inkomensstructuur ligt het aandeel huishoudens met betalingsmoeilijkheden relatief laag. Voor de verschillende mogelijke types betalingsmoeilijkheden waarop de bevraging peilde ligt het aandeel voor Halle consequent lager dan voor de centrumsteden. Bovendien is het algemene aandeel significant gedaald ten opzichte van 2015. Thuis in Halle IDEA Consult 2015 27

Halle kent daarnaast een lager aandeel inwoners met een overmatige schuldenlast dan de centrumsteden (2,98% tov 3,49%), hoewel wel iets hoger dan de benchmarksteden (2,7%) en het Vlaams gemiddelde (2,55%). Figuur 16 Aandeel (%) van de inwoners dat leeft in een huishouden met achterstallige betaling(en) voor huishuur/afbetaling van de woning, elektriciteit/ water/gas/stookolie, aankopen op afbetaling of gezondheidsuitgaven, wegens financiële redenen, tijdens het afgelopen jaar Stellingen 2011 2015 Centrumsteden Huishuur/afbetaling van de woning (terugbetaling lening) 5,4 3,9 7 Rekening van elektriciteit/water/gas/stookolie 8 7,7 9 Terugbetaling van aankopen op afbetaling (geen woning) 5,3 2,8 5 Gezondheidsuitgaven 2,9 6,3 7 Algemeen: huishoudens met betalingsmoeilijkheden 16,9 11,8 13,4 De gezondheidsuitgaven hierin zijn wel een opvallende uitzing, waar een meer dan verdubbeling in de betalingsachterstanden optreedt. Dit past in een algemene maatschappelijke trend, die duidelijk aandacht van beleidsmakers verdient. 9.3 Kansarmoede Naast de sterke financiële positie van de inwoners van Halle, komt ook kansarmoede in de stad relatief weinig voor. De twee indexen in de stadsmonitor die hierover informatie verschaffen, tonen aan dat Halle substantieel sterker staat dan zowel de centrumsteden als de benchmarksteden als Vlaanderen algemeen. De kansarmoede-index van Kind & Gezin volgt het aantal geboortes in een kansarm gezin op 4. Waar dit elders een over het algemeen stijgende lijn laat zien, blijft het in Halle stabiel en komt het in 2013 zelfs weer terug op het niveau van 2010. Het aandeel kansarme geboortes ligt daarmee op ongeveer een kwart van het aandeel in de centrumsteden, en de helft van het Vlaams gemiddelde. 4 Volgens Kind en Gezin is kansarmoede 'een toestand waarbij mensen duurzaam beknot worden in hun kansen om voldoende deel te hebben aan maatschappelijk hooggewaarde goederen, zoals wijs, arbeid, huisvesting. Uit deze definitie werden zes toetsingscriteria afgeleid. Op basis hiervan wordt nagegaan of een gezin al dan niet als kansarm wordt beschouwd. 1. Beschikbaar maandinkomen 2. Opleiding ouders: 3. Arbeidssituatie ouders 4. Laag stimulatieniveau 5. Huisvesting 6. Gezondheid Thuis in Halle IDEA Consult 2015 28

Figuur 17 Aandeel (%) geboorten in een kansarm gezin 25,0% 20,0% Kansarmoede index Kind & Gezin 20,4% 15,0% 10,0% 5,0% 0,0% 12,3% 11,1% 11,2% 7,7% 6,9% 5,4% 2010 2011 2012 2013 Halle Dendermonde Lier Lokeren Ninove Totaal 13 steden Vlaams Gewest Hetzelfde geldt voor de wijs kansarmoede index (OKI) in het lager wijs. Deze index geeft inzicht in de mate waarin leerlingen op lokale scholen voldoen aan een viertal kenmerken die van invloed zijn op de schoolprestaties, nl andere thuistaal dan NL, opleidingsniveau moeder, socio-economisch profiel van de buurt en de ontvangst van een schooltoelage. Hieruit blijkt dat leerlingen in de centrumsteden meer dan keer zoveel aan deze kenmerken voldoen dan in Halle. Halle doet het op dit vlak ook structureel beter dan de benchmarksteden en Vlaanderen gemiddeld. Enkel Lier tekent een vergelijkbare indexcijfer op. Op gesplitst naar de verschillende kenmerken valt vooral op dat het aandeel leerlingen die thuis een andere taal dan Nederlands spreken hoger ligt dan elders (benchmarksteden en Vlaams gemiddelde). De suburbanisatie vanuit Brussel speelt hierin uiteraard mee. Echter, blijkbaar is dit geen bepalende factor in de mate van kansarmoede leerlingen, en zorgt het in het algemeen ook niet voor een verzwakking van het socio-economische profiel van de stad. Halle heeft haar op dit vlak immers over de jaren bestendigd, en zelfs eerder nog wat versterkt. Figuur 18 De wijskansarmoede-indicator (OKI) voor het gewoon lager wijs is het aantal leerlingenkenmerken (er zijn er in totaal 4) waarop de leerlingen lager wijs aantikken, gedeeld door het totaalaantal leerlingen lager wijs (naar woonplaats van de leerlingen) Thuistaal anders dan NL Opleidingsniveau moeder Buurt Schooltoelage Halle 17,72% 16,78% 14,17% 19,79% Dendermonde 7,92% 20,14% 24,47% 22,99% Lier 11,93% 17,85% 16,47% 22,91% Lokeren 12,91% 27,37% 39,39% 32,23% Ninove 14,39% 20,46% 19,66% 22,19% Vlaanderen 16,63% 20,97% 23,97% 22,74% Thuis in Halle IDEA Consult 2015 29

9.4 Diversiteit & integratie Ook in de linge sociale verhoudingen lijkt een positieve trend waarneembaar. Ten eerste ligt het aandeel inwoners dat zich positief uitspreekt over de mate van sociale integratie in de buurt stabiel significant hoger dan in de centrumsteden (63,8% tov 57%). Opvallender echter is de significante stijging van het aandeel inwoners dat positief staat tegenover diversiteit van 35,9% bij de nulmeting tot 43,4% in 2015. 9.5 Voorzieningen armen en werklozen Ten slotte ligt de tevredenheid over voorzieningen en begeleiding van sociale doelgroepen (armen, werklozen en vreemdelingen) telkens wat lager in Halle dan in de centrumsteden, maar enkel voor armen significant. Tevredenheid begeleiding armen en werklozen daalt daarbij ook wat, daarbij de trend van de centrumsteden volgend. 9.6 In het kort Sterke punten Weinig armoede, weinig kansarmoede Weinig betalingsachterstanden Positieve evolutie integratie en houding tegenover diversiteit Aandachtspunten voor beleid Betalingsmoeilijkheden voor gezondheidsuitgaven Leerlingen dat thuis geen Nederlands spreekt Afnemende tevredenheid voorzieningen voor sociale doelgroepen Thuis in Halle IDEA Consult 2015 30

10/ Natuur en milieubeheer 10.1 Energiegebruik De stadsmonitor bevat meerdere indicatoren rond aspecten van het energiegebruik in de stad, die best samen bekeken worden. Door de manier waarop ze worden gemeten, geven op zichzelf immers een vertekend beeld dat sterk schommelt afhankelijk van het meetmoment. Het globale beeld is dat de huishoudens in Halle geleidelijk aan energiezuiniger worden, maar nog niet op het niveau zitten van de centrumsteden. Het verschil met de centrumsteden valt grotendeels te verklaren door het lager aandeel gesloten bebouwing in Halle. De huishoudens in Halle hebben immers gemiddeld een hoger energieverbruik van aardgas en elektriciteit, maar bij nieuwbouw is het energiepeil wel vergelijkbaar met het niveau in de centrumsteden. Het zijn dus vooral de reeds bestaande woningen die verantwoordelijk zijn voor het hoger energieverbruik. Figuur 19 Het gemiddelde energieverbruik voor bestaande residentiële gebouwen in de stad uitgedrukt in een kengetal (in kwh/m2) weergegeven op een energieprestatiecertificaat (EPC). Energieverbruik via EPC 480 460 440 420 400 380 360 340 320 300 452 414 396 364 2009 2010 2011 2012 2013 Halle benchmarksteden Totaal 13 steden Vlaams Gewest 10.2 Groen Halle beschikt over heel wat groen rond de stad, maar de nabijheid ervan is een heikel punt. Het groen concentreert zich in Halle vooral in minder dicht bevolkte gebieden. In de centrumsteden woont 70% van de inwoners binnen 400 meter van openbaar buurtgroen, terwijl dit in Halle slechts 33% is. Dit is al iets meer dan in 2011, maar toch is het aandeel inwoners dat vindt dat er voldoende groen is in de eigen buurt significant gedaald. Ook de tevredenheid over het aanbod aan openbaar groen in de gehele stad is sterk gedaald. Minder dan 50% van de inwoners geeft aan dat ze hierover tevreden zijn. De Hallenaren zijn nochtans even tevreden over het zicht op groen vanuit de woning als de inwoners van de centrumsteden. De verklaring hiervoor ligt waarschijnlijk vooral bij het groter aandeel mensen dat beschikt over een eigen tuin. Thuis in Halle IDEA Consult 2015 31

Thuis in Halle IDEA Consult 2015 32