Richtlijn multidisciplinaire (spraak en taal)diagnostiek van meertalige kinderen

Vergelijkbare documenten
Audiologisch centrum, spraaktaalteam

AUDIOLOGISCH CENTRUM HOLLAND NOORD ALKMAAR. Het AC als centrum voor Spraaktaaldiagnostiek

Meer talen, meer culturen, meer kansen voor iedereen!

Anamnese Meertalige Kinderen

Uitdagingen bij de diagnostiek van spraaktaalstoornissen bij meertalige kinderen

Spraak & Taal Ambulatorium

Diagnostiek van taalstoornissen bij meertalige kinderen

Diagnostiek van spraaken taalstoornissen op het AC

LEIDRAAD PER WERKVELD

Aantekeningen naar aanleiding van de workshop van Ellen Gerrits tijdens het congres TOS in Utrecht op 18 mei 2017

Vroegsignalering taalontwikkelingsstoornissen Symposium Het jonge kind

Producten. Onderwijs. Zorg. Audiologisch Centrum - Multidisciplinaire diagnostiek. - Basis- en voortgezet onderwijs Cluster 2 - Ambulante begeleiding

Stoornis of breder? De stoornis beschrijven De 5 aspecten in een handzaam schema! Casuïstiek Conclusie

Wat is een specifieke taalontwikkelingsstoornis? dr Ellen Gerrits, logopedist Congres TaalStaal 9 november 2012 Koninklijke Auris Groep

Taalontwikkeling in een meertalige context

Multidisciplinaire diagnostiek op. Renate van den Ende, Teamleider AC R dam

De Klinisch Linguïst. Specialist in. Taalontwikkelingsstoornissen Verworven taalstoornissen

Wie zijn wij? Werkwijze

RICHTLIJN DIAGNOSTIEK EN BEHANDELING VAN AFASIE

Diagnostiek van taalstoor nissen bij meertalige kinderen

DIFFERENTIAALDIAGNOSTIEK TOS BIJ HET JONGE KIND

Meertalige ontwikkeling Adviezen voor ouders van kinderen met een auditieve / communicatieve beperking die in een meertalige omgeving wonen

Bepaling van het taalbegrip bij kinderen tot en met 25 maanden. Liesbeth Schlichting Rijksuniversiteit Groningen

Participatieproblemen bij kinderen met TOS/AVP

Meertalige kleuters met en zonder TOS

Ik heb vragen rond 'expressieve taalstoornis' of 'taalstoornis' alleen en begon nu wat te twijfelen of dat synoniemen zijn voor dysfasie of niet.

Gehoorverlies bij kinderen

ANAMNESE MEERTALIGHEID Taalaanbod en attitudes t.o.v. betrokkene talen

De TestWijzer. Een overzicht van diagnostisch instrumentarium voor spraak-taalonderzoek bij kinderen in de leeftijd 0;6-15;11 jaar

Diagnostiek en behandeling

Protocol Project Uniforme signalering spraaktaalproblemen. kinderen INHOUD

Taalontwikkeling in een meertalige context

Gehoor-en Spraak Centrum (GSC) Sophia Kinderziekenhuis

Checklist: Lees- en spellingproblemen en meertaligheid

Checklist: Lees- en spellingproblemen en meertaligheid

gebaren bij jonge kinderen met TOS

Project. Resultaten (1) Huidige studie. Resultaten (3) Resultaten (2) Begeleiding en zorg ten behoeve van matig slechthorende baby s en peuters

Meertaligheid en taalstoornissen. Jan de Jong Universiteit van Amsterdam

Meertaligheid in voorschoolse periode Marga van Mil-Leijtens, OnderwijsAdvies 30 september 2011

Meertaligheid: hoe pak je het aan?

Signalering spraak- en taalproblemen. Signalering spraak- en taalproblemen

Meertaligheid kan meerwaarde hebben wat moeten we daarvoor doen?

Kan een kind meer talen

Logopedie in het cluster 4 onderwijs

Handreiking door de vier Commissies van Onderzoek(CvO) van Instellingen voor dove of slechthorende leerlingen of leerlingen met een TOS 1

Onderzoeksverslag Tweetalige Lexiconlijsten op de Voorschool. Dr. Karijn Helsloot Stichting Studio Taalwetenschap

Kinderen met gehoor-, spraak- en/of taalproblemen

Kinderen met specifieke taalstoornissen Trends en topics

Dyslexie bij nieuwkomers

Het kan wél! Mirjam Blumenthal Elif Borucu-Çalinalti Richard Burne Jet Isarin. Siméa, 11 april Samen sterk in communicatie

Taal. Informatie over logopedie

Uitgangsvragen en aanbevelingen

De ontwikkeling van de Nederlandse taalvaardigheid van kleuters met vroeg vreemde-taal onderwijs

Schema Afasie. 1 De logopedist neemt bij het vermoeden van een afasie de ScreeLing af, bij voorkeur binnen een week na de beroerte.

Neuropsychologisch onderzoek bij kinderen Vakgebied dat de relatie bestudeert tussen het gedrag en de werking van de hersenen

Zorgtraject na de neonatale gehoorscreening


Ontwikkelingen. Audiologisch Centrum Rotterdam. Marco van Es Mieke Vermeulen

SIGNALERING VAN KINDEREN MET EEN TAALACHTERSTAND

Samenvatting NVLF richtlijn Logopedie bij taalontwikkelingsstoornissen (2017) 1. Inleiding

Tweetaligheid in een multidisciplinair jasje. ADC Kentalis St. Michielsgestel

1 Meertaligheid De stand van zaken

SCHEMA AFASIE. Stap Methodisch handelen nr. Uitgangsvraag nr. Aanbeveling

Werkgeheugen bij kinderen met SLI. Indeling presentatie. 1. Inleiding. Brigitte Vugs, 19 maart Inleiding 2. Theoretische achtergrond

Logopedie in het cluster 2 onderwijs

Laat kinderen met TOS niet in de kou staan: het belang van vroege signalering van taalontwikkelingsstoornissen

Inleiding Motivatie & Leerstijlen. Hoogste scores. Motivatie overzicht. Uw resultaten in een overzicht. Naam:

Testinstrumentarium Taalontwikkelingsstoornissen

Developmental Coordination Disorder (DCD) Informatie voor ouders/verzorgers

Uitgebreide toelichting van het meetinstrument. Nijmeegse Pragmatiek Test (NPT) 1 Algemene gegevens

xxxxxxxxxxxxxxx 11/19/2010

Afasie Informatie voor familieleden. Ziekenhuis Gelderse Vallei

Effectstudie KLINc: Kinderen Leren Initiatieven Nemen in communicatie

NARRATIEVE VAARDIGHEDEN VAN SUCCESSIEF MEERTALIGE ARABISCH-NEDERLANDSE KINDEREN IN VERGELIJKING MET EENTALIGE KINDEREN: EEN PILOOTSTUDIE

Toelichting algemene en anamnese lijst PPA

Bedoeling van dit werkcollege:

WORKSHOP Webinar RICHTLIJN TOS RICHTLIJN TOS. 5 juni 2018

Waarom? Doel. Verloop 26/02/2015. Talensensibilisering in de kleuterklas TALENSENSIBILISERING IN DE KLEUTERKLAS

Heeft vroeg vreemde-talenonderwijs een negatief effect op de Nederlandse taalontwikkeling van kinderen?

TRAINING EN TOETSING BINNEN DE OPLEIDING. Professioneel Handelen

TAVAK-formulieren zijn ook achteraf nog voor nadere analyse te gebruiken, bijvoorbeeld na raadpleging van literatuur over de desbetreffende taal.

Behandeling van Communicatief Meervoudig Beperkte kinderen

Inleiding psycho-educatie ASS bij volwassenen

PEUTERS MET VERSTAANBAARHEIDSPROBLEMEN: WELKE BEHANDELING WERKT?

Achtergrond, inhoud en toepassing

Communicatie bij afasie

Onderwijsondersteuning, zorg- en cursusaanbod van Auris bij communicatieve problemen

Wat is het Revastraatje? Afspraak maken Het onderzoek Ergotherapeutisch / Fysiotherapeutisch onderzoek

1. ONDERZOEK. Voorwaarden bij onderzoek:

Taalstimulering voor kinderen en volwassenen. Taal en taalbeleid 3 februari 2014

Afdeling Medische Psychologie

HBO Toegepaste psychologie Contactdag GGZ Kinderen en Jeugd. Drs. Yèrma van Egeraat Registerpsycholoog NIP

primaire taalontwikkelingsstoornis

TOS ervaar en neem mee! SPO de Liemers

HET SPRAAKTAALSPREEKUUR Het belang van vroeg signaleren

Capaciteitentest HBO. Denkvermogen en denkstijl

Een bezoek aan de kinder- en jeugdpsycholoog

Meertaligheid: misverstanden en vooroordelen

Transcriptie:

Richtlijn multidisciplinaire (spraak en taal)diagnostiek van meertalige kinderen met of zonder gehoorverlies PonTeM Mirjam Blumenthal 2012 versie 13-2-2012

INHOUDSOPGAVE Inhoudsopgave... 2 Inleiding... 3 Vermijden van bias... 3 Soort diagnostiek... 4 Belang van multidisciplinaire diagnostiek... 4 Doel van richtlijn diagnostiek meertalige kinderen... 4 Context... 4 1. Aanpassingen per onderdeel van het onderzoek... 5 Anamnese: navragen meertalige situatie, gebruik van tolk... 5 Onderzoek: alle talen in de beoordeling betrekken... 5 Verslag: nuanceer de bevindingen.. 6 2. Eisen aan omstandigheden van het onderzoek... 8 3. Afsluitende overwegingen... 10 4. Toekomst... 11 5. Verantwoording... 13 Literatuurlijst... 14 Aanbevolen literatuur... 15 BIJLAGE Voorbeeldprotocol... 16 BIJLAGE Werken met een tolk... 20 BIJLAGE Anamnese meertaligheid... 27 Mirjam Blumenthal Kentalis Uitgangspunten multidisciplinaire (spraak-taal) diagnostiek meertalige kinderen - 2011 2

INLEIDING Een meertalig kind kan, net als een eentalig kind een afwijkende spraak- en/of taalontwikkeling doormaken, met andere woorden: een spraak-/taalstoornis hebben. Dat is (in het geval van een stoornis) per definitie niet het gevolg van die meertaligheid. Meertaligheid is dus zeker geen oorzakelijke factor van spraak-/taalstoornissen. Meertaligheid is niet slecht voor de ontwikkeling van een kind (Geneseee, Paradis & Crago, 2004) maar kan wel een complicerende factor zijn bij de diagnostiek van taal- en spraakstoornissen. De diagnosticus moet bij het meer- of anderstalige kind dat voor logopedisch / linguïstisch onderzoek komt daarom het onderscheid zien te maken tussen: - een taalstoornis (in alle talen die het leert) en - een taalachterstand in de ontwikkeling van het Nederlands, ten opzichte van Nederlandstalige kinderen Er is sprake van een primaire taalstoornis als de taalontwikkeling van het kind achterblijft ten opzichte van andere aspecten van de ontwikkeling zoals non-verbale intelligentie, motorische, en sociaalemotionele ontwikkeling, zonder dat er sprake is van een aanwijsbare oorzaak voor de taalproblemen zoals een gehoorverlies, neurologische of psychiatrische stoornis (Leonard, 1998). Als er wel sprake is van een aanwijsbare oorzaak spreken we van een secundaire taalstoornis of -achterstand. Overigens kan er ook sprake zijn van een combinatie van oorzaken van een achterstand in de taalontwikkeling, bijvoorbeeld wanneer er én sprake is van een taalstoornis, én een gehoorverlies, én meertaligheid. Als we spreken over de taalontwikkeling gaat het om de taalontwikkeling in de taal of talen die het kind spreekt en/of begrijpt. Om vast te stellen of een kind achterloopt, moet de taalontwikkeling in die talen vergeleken worden met wat men kan verwachten gezien de input per taal, factoren zoals kwaliteit en kwantiteit van het taalaanbod, de houding en verwachtingen in gezin en maatschappij t.a.v. de moedertaal, en de meertalige ontwikkeling. Men krijgt alleen een reëel beeld als het kind vergeleken wordt met kinderen in dezelfde taalsituatie. Statistische gegevens daarover zijn meestal niet te verkrijgen, zodat men een inschatting moet maken van welke verwachtingen realistisch zijn voor dit kind, in deze situatie. VERMIJDEN VAN BIAS Bias is een systematische meetfout / fout in de beoordeling van (de ontwikkeling van) een kind die ontstaat doordat het kind vergeleken wordt met de groep waar het niet toe behoort. Er zijn bij de diagnostiek van taalproblemen bij meertaligen twee soorten meetfouten: - Onderdiagnose: onterecht wordt een stoornis niet geïdentificeerd ( hij is wel achter, maar dat zal wel komen omdat hij tweetalig is, terwijl hij dus wél een taalstoornis heeft); - Overdiagnose: onterecht wordt een stoornis vastgesteld waar deze in feite niet aan de orde is ( hij is achter, dus hij heeft een stoornis, terwijl het kind nog maar net begonnen is met het leren van Nederlands, en zich in zijn 1e taal goed ontwikkeld heeft). Omdat er in Nederland nooit onderzoek naar gedaan is, is niet bekend hoe vaak deze fouten in de diagnostiek gemaakt worden. In de praktijk van de diagnostiek is echter wel bekend dat deze fouten zeker voorkomen. Kinderen van met name Turkse en Marokkaanse achtergrond zijn in ieder geval oververtegenwoordigd in cluster 2 van het speciaal onderwijs (Smeets, Driessen, Elfering & Hovius, 2009). Onder- en overdiagnose bij meertaligen is in verschillende landen een bekend verschijnsel (zie bijvoorbeeld Genesee, Paradis en Crago, 2004). Mirjam Blumenthal Kentalis Uitgangspunten multidisciplinaire (spraak-taal) diagnostiek meertalige kinderen - 2011 3

SOORT DIAGNOSTIEK In de literatuur worden verschillende indelingen van de diagnostiek beschreven, die meestal onderscheiden worden naar fase, en bijbehorend doel van de diagnostiek in die fase. Voor deze richtlijn maken wij gebruik van de indeling van Kohnert (2008), vrij vertaald: 1. Identificatie van een stoornis, in Nederland ook wel slagboomdiagnostiek genoemd 2. Bepalen van de aard en de ernst van een eenmaal geïdentificeerde stoornis 3. Diagnostiek gericht op inhoudelijke adviezen voor de logopedische behandeling 4. Evaluatie van behandelingsresultaat In deze indeling ontbreekt de signalering van een mogelijke taalstoornis (bijvoorbeeld op een consultatiebureau), omdat dit niet zozeer onder diagnostiek valt maar onder screening. In Nederland bestaat de diagnostiek in de multidisciplinaire spraak-taal-teams van de Audiologische Centra (AC) uit een mengsel van 1) identificatie en 2) bepalen van ernst en aard van de stoornis, waarbij over het algemeen niet al te diep ingegaan wordt op de aard van de stoornis. In een minderheid van de gevallen wordt binnen deze teams ook aan 3) diagnostiek gericht op inhoudelijke adviezen voor de logopedische behandeling en 4) evaluatie van behandelingsresultaat gedaan. In deze richtlijn wordt voornamelijk gesproken over de vormen 1) en 2), in mindere mate over 3). De 4 e vorm komt niet aan de orde. BELANG VAN MULTIDISCIPLINAIRE DIAGNOSTIEK Diagnostiek van een mogelijke taalstoornis zou altijd multidisciplinaire diagnostiek moeten zijn. Op deze manier kan de ontwikkeling van een kind, in dit geval een meertalig kind, vanuit verschillende perspectieven integraal worden bekeken en geïnterpreteerd (Van Balkom, Bonder & Ormel, 2009). Bij deze diagnostiek zou minimaal een logopedisch en/of linguïstisch, gehoor- en psychologisch onderzoek moeten plaatsvinden. DOEL VAN RICHTLIJN DIAGNOSTIEK MEERTALIGE KINDEREN Zoals gezegd, bij diagnostiek moet in alle gevallen aan de eis voldoen dat bias zo veel mogelijk vermeden wordt. Als kinderen meertalig opgroeien is dit extra moeilijk. Het doel van deze richtlijn is te verduidelijken hoe bij kinderen in een meertalige situatie taaldiagnostiek (in multidisciplinair verband) met de minst mogelijke bias kan worden gerealiseerd. CONTEXT Diagnostiek vindt plaats in een variatie aan contexten: in Audiologische Centra, binnen logopedische praktijken, binnen AWBZ-zorg, op scholen. Het is niet mogelijk om deze tekst toe te schrijven naar al die verschillende situaties. In grote lijnen wordt in deze richtlijn daarom uitgegaan van de heersende situatie in de spraak-taal-teams van de Audiologische Centra. Dat wil zeggen dat de tijd die besteed kan worden aan de diagnostiek ruimer is dan in bijvoorbeeld een particuliere logopedische praktijk, maar minder ruim dan in vormen van diagnostiek die vallen onder AWBZ-zorg. In bepaalde gevallen zal meer uitgebreide diagnostiek nodig zijn dan hier beschreven wordt. De algemene principes blijven in die situatie echter hetzelfde. Mirjam Blumenthal Kentalis Uitgangspunten multidisciplinaire (spraak-taal) diagnostiek meertalige kinderen - 2011 4

1. AANPASSINGEN PER ONDERDEEL VAN HET ONDERZOEK ANAMNESE: NAVRAGEN MEERTALIGE SITUATIE, GEBRUIK VAN TOLK Bij de (anamnese/advies-)gesprekken met ouders die slecht of matig Nederlands spreken moet een officiële tolk gebruikt worden. Een informele tolk (bijvoorbeeld een familielid) is meestal tweede keus. Als er een tolk gebruikt wordt moeten de principes van Briefing Interactie Debriefing (afgekort BID ) toegepast worden, dat wil zeggen dat vooraf en achteraf tijd wordt besteed aan de instructie van de tolk (Langdon, & Cheng, 2002; Blumenthal, 2007). In de bijlage Werken met een tolk vindt u een beschrijving van de BID-procedure, en uitleg over het werken met een tolk in het algemeen. Een speciale anamnese meertaligheid (o.a. Blumenthal en Julien, 2000; Julien, 2008; Blumenthal, 2009, zie bijlage) moet worden gebruikt om te achterhalen hoe groot de ervaring van het kind met de verschillende talen is (taalinput), en vanaf welke leeftijd het kind verschillende talen zelf heeft gesproken. ONDERZOEK: ALLE TALEN IN DE BEOORDELING BETREKKEN Als uit de anamnese blijkt dat het kind meerdere talen regelmatig hoort en spreekt dan moet de taalontwikkeling van het kind (ook) in andere taal of talen dan Nederlands onderzocht worden op de gebruikelijke taalaspecten inhoud (betekenis), vorm (fonologie, morfosyntaxis), gebruik (pragmatiek, referentie), spraak en communicatie, zowel wat betreft taalbegrip als wat betreft taalproductie. Dit is dus de algemene regel: bij een meertalig kind hoort een meertalig onderzoek gedaan te worden. Een uitzondering op deze regel vormt de situatie waar - sprake is van slagboomdiagnostiek, dat wil zeggen diagnostiek ten behoeve van indicatiestelling voor Zorg of Onderwijs. én - de uitslagen van testen / toetsen in het Nederlands voldoende duidelijkheid geven over de beslissing die genomen moet worden, hetzij positief, hetzij negatief. Positief bijvoorbeeld: het kind heeft in het Nederlands op de Taaltoets Alle Kinderen voldoende scores op verschillende onderdelen, ten opzichte van eentalige Nederlandstalige kinderen. Negatief bijvoorbeeld: Het kind scoort binnen de eigen groep laag op bijna alle onderdelen van de Taaltoets Alle Kinderen. én - dat al het bewijs dat door middel van het onderzoek in het Nederlands verzameld is in dezelfde richting wijst (zowel anamnestisch, qua observatie, qua testen / toetsen). Bij het onderzoek moet gebruik worden gemaakt van een officiële tolk, die onder verantwoordelijkheid van de diagnosticus assisterende werkzaamheden verricht die het gebruikelijke werk van de tolk in feite te boven gaan (Blumenthal, 2007). Niet alle tolken zijn geschikt om dit werk te doen, eigenlijk alleen de besten. Tolken die een cursus (zoals beschreven in Blumenthal, 2007) gevolgd hebben om dit werk te doen, hebben de voorkeur; zie de lijst met namen in het genoemde artikel. Behalve een zeer goede beheersing van het Nederlands en de tolktaal, en excellente tolkvaardigheden, moeten zij kennis hebben van de grammatica van de tolktaal, en goed met kinderen kunnen omgaan. Beoordelen van de verschillende taalaspecten in een andere taal dan Nederlands is alleen mogelijk als er (naast eventuele testen of toetsen) een video-opname van het kind, spelend en pratend (met iemand die de thuistaal spreekt) wordt gemaakt. Die opname moet daarna geanalyseerd wordt met hulp van een tolk. De onderzoeker maakt met hulp van de tolk een analyse van de uitingen, en analy- Mirjam Blumenthal Kentalis Uitgangspunten multidisciplinaire (spraak-taal) diagnostiek meertalige kinderen - 2011 5

seert die (Julien, 2008: 121). De fouten die het kind maakt worden geanalyseerd in perspectief van de taalinput die het kind gehad heeft in de verschillende talen. Er wordt rekening gehouden met mogelijke interferentiefouten (= fouten veroorzaakt door eigenschappen van de moedertaal van het kind, bijvoorbeeld het achteraan in de zin zetten van het werkwoord zoals in het Turks gebeurt: Kinderen niet komen ). Instrumenten Zo mogelijk gebruikt de onderzoeker instrumenten die aangepast zijn voor meertalig kinderen. In Nederland zijn dit - de Toets Tweetaligheid (naast Nederlands in het Turks, Marokkaans-Arabisch en Papiamento) - De TAK (Taaltoets Alle Kinderen), Nederlandstalig, met normtabellen voor meertalige kinderen - De tweetalige Lexiconlijsten (Turks, Tarifit-Berbers, Marokkaans-Arabisch) - De Reynelltest voor taalbegrip in het Fries Als de onderzoeker instrumenten gebruikt die niet voor de meertalige doelgroep genormeerd zijn mag de normering ook niet op dit kind worden toegepast. Een instrument kan dan wel descriptief gebruikt worden, of gebruikt worden om het kind over enige tijd met zichzelf te kunnen vergelijken (wat betreft prestaties in het Nederlands, of in de eigen taal). Zogenaamde Q-scores (scores die het kind vergelijken met een normgroep, zoals bij IQ) mogen niet in verslagen vermeld worden, maar eventueel wel in de eigen administratie gebruikt worden voor de vergelijking van het kind met zichzelf. Bij vermelding in verslagen die naar buiten gaan is het risico dat deze score een eigen leven gaat leiden, en onjuist gebruikt wordt, levensgroot. Een voorbeeld van descriptief gebruik is het informeel laten vertalen en afnemen (door een tolk) van de Reynell test voor Taalbegrip. Zie hiervoor Blumenthal (2007), in de bijlage over Werken met een tolk leest u hoe u dat kunt doen. Observaties Logopedische diagnostiek bij taalontwikkelingsproblemen zou altijd moeten bestaan uit een combinatie van een normatieve benadering (gebruik van genormeerde testen), een descriptieve benadering (afkomstig uit de taalkunde: analyse van spontane taal) en zogenaamde functionele benadering waarbij de communicatie van het kind voorop staat (Slofstra, 2006). Observaties zijn de aangewezen methode om semantische relaties, verhaalopbouw en taalgebruik in kaart te brengen (Van den Dungen & Verboog, 1991). Daarnaast geven observaties van de ouderkind-interactie informatie die gebruikt kan worden bij het bepalen van een behandelplan dat mede gericht is op indirecte begeleiding, waarbij aandacht wordt besteed aan taalstimulering in de thuissituatie in één of meer van de talen die het kind aan het verwerven is. Om de observaties te ordenen kan men gebruik maken van de Taalstandaard (Slofstra, Van der Meulen, Lutje Spelberg, 2005). Voor de meertalige kinderen kunnen de onderdelen die op het Nederlands zijn toegeschreven (Taalproductie en taalbegrip: morfosyntaxis, Fonologie) alleen in positieve zin gebruikt worden: bekijken wat het kind eventueel al wél kan in het Nederlands. VERSLAG: NUANCEER DE BEVINDINGEN In het verslag van het onderzoek moet de meertalige thuissituatie duidelijk beschreven worden: wie spreekt in welke situatie welke taal of talen met het kind, en hoe goed spreken die personen die talen? Als gerapporteerd wordt over testresultaten moet steeds vermeld worden of die test genormeerd is voor meertalige kinderen. Conclusies met betrekking tot stoornis en/of achterstand kunnen alleen getrokken worden rekening houdend met de kwantiteit en kwaliteit van de input, en de interactiemogelijkheden die het kind per onderzochte taal gehad heeft. De gegevens om deze nuancering mo- Mirjam Blumenthal Kentalis Uitgangspunten multidisciplinaire (spraak-taal) diagnostiek meertalige kinderen - 2011 6

gelijk te maken kunnen verkregen worden via de vragenlijst Anamnese Meertaligheid, die als bijlage is toegevoegd. Mirjam Blumenthal Kentalis Uitgangspunten multidisciplinaire (spraak-taal) diagnostiek meertalige kinderen - 2011 7

2. EISEN AAN OMSTANDIGHEDEN VAN HET ONDERZOEK De volgende randvoorwaarden zijn noodzakelijk voor verantwoorde diagnostiek van meertalige kinderen: 1. Meer tijd nodig dan bij ééntalige kinderen. 2. Altijd gebruik maken van een non-verbale intelligentietest. 3. Vaker aanvullende diagnostiek. 4. Soms verlengde diagnostiek nodig. 5. Gedegen kennis van de normale en afwijkende meertalige ontwikkeling. Hieronder worden deze punten nader toegelicht en onderbouwd: 1. Meer tijd nodig. Logopedische diagnostiek van meertalige kinderen met een mogelijke taalstoornis is een moeilijke en tijdrovende zaak. Om dit goed te kunnen doen is in veel gevallen 1 ½ tot 2x zo veel tijd nodig als bij een eentalig Nederlandstalig kind, soms nog meer. Hiervoor zijn verschillende redenen: - er is vaak een tolk bij (alles wat gezegd wordt, wordt dan 2x gezegd), en er moet met de tolk worden overlegd over diens taak, en over de interpretatie van de resultaten; - er moet een uitgebreide anamnese ten aanzien van de taalinput worden afgenomen; - meerdere talen worden onderzocht; - in sommige gevallen: de onderzoeker moet zich verdiepen in de vreemde taal in kwestie (bijvoorbeeld in het klanksysteem, in de grammatica); - de inschatting van de taalvaardigheid van de betreffende talen is moeilijker, omdat er geen gebruik gemaakt kan worden van kant-en-klare, genormeerde testen; - de verslaggeving duurt langer, omdat bij de anamnestische gegevens de taalinput uitgebreid moet worden beschreven en omdat er meer beschrijvingen (van communicatief gedrag) nodig zijn waar anders scores gegeven kunnen worden. 2. Altijd gebruik maken van een non-verbale intelligentietest Multidisciplinaire diagnostiek is de norm bij de diagnostiek van een mogelijke taalstoornis. Multidisciplinaire diagnostiek binnen Audiologische Centra blijft in sommige gevallen echter bij een eerste aanmelding beperkt tot logopedisch onderzoek en gehooronderzoek, waarbij de psycholoog of orthopedagoog alleen binnen een patiëntenbespreking betrokken is bij het onderzoek. Over de wenselijkheid van deze praktijk zijn de meningen verdeeld. Bij de diagnostiek van meertalige kinderen is multidisciplinaire diagnostiek in de zin van daadwerkelijk onderzoek door de disciplines audiologie, logopedie / linguïstiek en orthopedagogiek / psychologie nog belangrijker dan bij ééntalige kinderen, omdat het vaker dan bij ééntalige kinderen moeilijk is om tot een besluit te komen over de aard en ernst van de problemen van het kind. Dat wil zeggen dat het logopedisch en audiologisch onderzoek vaker dan bij ééntalige Nederlandstalige kinderen, aangevuld zou moeten worden met een psychologisch onderzoek, minimaal in de zin van een nonverbale test zoals de SON-R. Het nadeel van een IQ-test met verbale onderdelen is dat een dergelijke test, als het kind het Nederlands nog onvoldoende aangeboden heeft gekregen, het totale IQ ten onrechte omlaag kan halen. 3. Aanvullende diagnostiek Bij sommige kinderen, maar in ieder geval bij kinderen boven de 4 jaar, is het van belang dat het logopedisch onderzoek kan worden aangevuld met een linguïstisch onderzoek. Dit is nodig als uit het onderzoek door de logopedist geen voldoende betrouwbare conclusie uit de verzamelde gegevens kan worden getrokken. De linguïst kan het onderzoek door middel van testen en observaties aanvullen met een analyse van de spontane taal in beide talen van het kind, waarbij hij/zij (onder meer) Mirjam Blumenthal Kentalis Uitgangspunten multidisciplinaire (spraak-taal) diagnostiek meertalige kinderen - 2011 8

gebruik maakt van kennis van de taalkenmerken en taalontwikkeling in de niet-nederlandse taal. Zie voor informatie over het Turks bijvoorbeeld Çavuş ( 2009), te downloaden via www.nazifecavus.nl. Binnen een klinisch linguïstisch onderzoek zou bijvoorbeeld, op basis van een spontane taalanalyse, ook de fonologische ontwikkeling in de niet-nederlandse taal beoordeeld kunnen worden. Zie Zhu Hua & Dodd, 2006 voor meer informatie. 4. Verlengde diagnostiek In sommige gevallen kan in plaats van aanvullend onderzoek ook gekozen worden voor verlengde diagnostiek, een vorm van diagnostiek waarbij vaak ook een behandeling wordt uitgeprobeerd (zie ook dynamische of interactieve diagnostiek, Julien, 2008;113). 5. Gedegen kennis van normale meertalige ontwikkeling Ten slotte is het van groot belang dat de diagnosticus die meertalige kinderen onderzoekt gedegen kennis heeft over de normale meertalige taalontwikkeling van kinderen, om de afwijkingen in die ontwikkeling te kunnen herkennen en om verschijnselen die zich voordoen in de meertalige ontwikkeling van het kind niet onterecht als pathologie te duiden (overdiagnose). Zie onder meer Zhu Hua, Dodd, B. (Eds), (2006), en verder de genoemde boeken onder Aanbevolen literatuur. Aan de andere kant kan deze kennis voorkomen dat sprake is van onderdiagnose: het onterecht niet herkennen van pathologie. Mirjam Blumenthal Kentalis Uitgangspunten multidisciplinaire (spraak-taal) diagnostiek meertalige kinderen - 2011 9

3. AFSLUITENDE OVERWEGINGEN Verschillende situaties In verschillende situaties laten kinderen verschillende aspecten van hun communicatieve / talige vermogens zien. Kinderen functioneren thuis anders dan op school, met leeftijdgenoten anders dan met volwassenen, in de kliniek (tijdens een onderzoek) anders dan erbuiten, in een testsituatie anders dan buiten een testsituatie, in een groep anders dan in een één-op-één situatie. In veel gevallen komt slechts één situatie aan de orde tijdens een onderzoek: de situatie met een volwassene, in een klinische setting, waarbij een gestandaardiseerde test wordt afgenomen. Uiteraard geldt dit voor alle kinderen, echter, voor sommige kinderen is dit een voordeel, en voor andere kinderen juist een nadeel. In gevallen waar bij de gebruikelijke onderzoekmethodes onduidelijk blijft wat er aan de hand is, is daarom aan te raden om het kind in verschillende settings (thuis, op school, bij de logopedist), op verschillende manieren te onderzoeken en observeren. Aangepaste instrumenten / informal assessment In de literatuur over diagnostiek van meertaligen wordt gepleit voor het ontwikkelen van eigen onderzoeksinstrumenten (door de onderzoeker zelf gemaakt), aangepast aan de doelgroep, of zelfs aan een individueel kind (o.a. Isaac, 2002: 50). Isaac pleit voor het cultureel aanpassen van materiaal, door het kiezen van andere voorwerpen, foto s, situaties, dan de gebruikelijke. Een andere vorm van een aan een specifieke meertalige situatie aangepast instrument is bijvoorbeeld een vertaalde versie van het onderdeel van Auditief Geheugen van de Schlichting-test voor Taalproductie (1995) zoals Julien (2008: 120) dit laat zien voor het Tarifit-Berbers. Mirjam Blumenthal Kentalis Uitgangspunten multidisciplinaire (spraak-taal) diagnostiek meertalige kinderen - 2011 10

4. TOEKOMST De richting waarin de diagnostiek van meertalige kinderen zich zou moeten ontwikkelen is afhankelijk van de specifieke populaties kinderen, en het soort diagnostiek: - Is er sprake van sequentiële of simultane taalontwikkeling? - Wat is de leeftijd van het kind? - Is er sprake van slagboomdiagnostiek, of diagnostiek gericht op adviezen voor behandeling? Een aantal voorbeelden maakt duidelijk wat hier bedoeld wordt: Voorbeeld 1: Voor de jonge kinderen (tot 4 jaar) die thuis alleen of voornamelijk een andere taal spreken dan Nederlands (en dus een sequentiële tweetaligheid gaan doormaken), die voor slagboomdiagnostiek worden aangemeld, zijn Nederlandstalige toetsen met eventueel normen voor tweetaligen niet bruikbaar. Voor kinderen tot 2 jaar in deze situatie zijn (vormen van) de tweetalige Lexiconlijsten bruikbaar. Omdat deze lijsten slechts in enkele talen beschikbaar zijn zou voor andere talen gedacht kunnen worden aan het ontwikkelen van een vorm met alleen plaatjes, waarbij ouders kunnen aangeven of en in welke taal het kind een bepaald concept waar het plaatje naar verwijst actief gebruikt. Voorbeeld 2: Voor kinderen in de leeftijd vanaf 6 jaar, die sequentieel tweetalig zijn opgegroeid, en waar de Nederlandse taal inmiddels sterk dominant is, is het van belang dat gegevens beschikbaar komen waardoor de taalfouten die het kind in het Nederlands maakt geanalyseerd kunnen worden. Dan kan de vraag beantwoord worden of er sprake van interferentiefouten door invloed van de andere taal, (die horen bij de fase van de meertalige ontwikkeling van het kind), of van fouten die horen bij SLI (Specific Language Impairment). Hieronder volgen een aantal benaderingen die in de internationale literatuur te vinden zijn. Het gaat hier over het algemeen om mogelijkheden die vooral in wat uitgebreidere en specialistische diagnostiek bruikbaar zouden kunnen zijn. Internationale literatuur In de internationale literatuur wordt gesproken over dynamische of interactieve diagnostiek als middel om diagnostiek bij meertaligen te verbeteren (zie Julien, 2008, blz. 113). In Israël wordt deze benadering al vaak gebruikt, maar in de meeste andere landen nog niet. Onderzoek naar klinische markeerders / clinical markers voor SLI (specific language impairment) in verschillende talen en taalcombinaties kan op termijn meer duidelijkheid geven over welke kinderen een taalstoornis hebben, en welke niet (o.a. Çavuş, 2009; Orgassa, 2009). In Leonard, 1998 zijn klinische markeerders van SLI in andere talen (zoals Italiaans, Hebreeuws, Engels) opgenomen. Neuropsychologisch onderzoek naar het executief functioneren zou een goede aanvulling kunnen zijn bij de diagnostiek van meertalige kinderen. Zo bleek bij onderzoek met de gedragsvragenlijst voor executieve functies Brief-P (Wittke, 2011) dat kinderen met een taalstoornis 6x zo vaak in de klinische range scoren. Er zou een centrale rol zijn voor aandacht als centrale component bij jonge kinderen (Norman & Shallice, 1986). Onderzoek naar onderliggende cognitieve processen, zoals Centraal Auditieve verwerkings Testen, kunnen ook aanvullend zijn. Dit is meestal een uitgebreid onderzoek. Taken die alleen het auditief geheugen onderzoeken kunnen nuttig zijn, omdat juist het onthouden van auditief aangeboden materiaal zwak is bij kinderen met een taalstoornis. Verschillende taken zijn mogelijk: nazeggen van nonsenswoorden (wel altijd taalgerelateerd op fonotactisch gebied!), betekenisvolle woorden (in 2 talen), getallen (in 2 talen), rapid naming, of zinnen (in 2 talen). Mirjam Blumenthal Kentalis Uitgangspunten multidisciplinaire (spraak-taal) diagnostiek meertalige kinderen - 2011 11

Om een dergelijke beoordeling bruikbaar te maken zijn wel normgegevens bij meertalige kinderen nodig. Mirjam Blumenthal Kentalis Uitgangspunten multidisciplinaire (spraak-taal) diagnostiek meertalige kinderen - 2011 12

5. VERANTWOORDING Deze Richtlijn is tot stand gekomen met hulp van velen. Een aantal medewerkers van spraak-taalteams van de Audiologische Centra, aangesloten bij de FENAC, hebben in 2009 commentaar gegeven op concept versies: Barbara Wegener Sleeswijk, Julie van Lanschot Wery, Annet Hagenbeek, en Susanne Voorn. Dirk Hoeben faciliteerde als voorzitter van het spraaktaalplatform van de FENAC noodzakelijke overleggen met dit platform. Vanuit Kentalis Zorg gaven Aletta Weis en Gertje de Wijkerslooth commentaar. Adviezen kwamen verder van Ellen Gerrits en Liesbeth Schlichting. Binnen Kentalis /Pontem adviseerden Claartje Slofstra, Judith Stoep en Daan Hermans over de tekst. Allen veel dank voor de adviezen en medewerking. Mirjam Blumenthal, December 2011 Mirjam Blumenthal Kentalis Uitgangspunten multidisciplinaire (spraak-taal) diagnostiek meertalige kinderen - 2011 13

LITERATUURLIJST Balkom, H. van, Bonder, F., & Ormel, E. (2009). Assessment in zorg en onderwijs voor mensen met auditief-communicatieve en verstandelijke beperkingen. In H. van Balkom (Red.), Communicatie op eigen wijze; Theorie en praktijk in de zorg, het onderwijs en de ondersteuning voor mensen met een auditief-communicatieve en verstandelijke beperking (pp. 95-122). Leuven: Acco. Blumenthal, M. (2007). Tolken bij diagnostiek van spraak- taalproblemen, Ontwikkeling cursus en richtlijnen. Logopedie en Foniatrie, 1, 10-19. Blumenthal, M., & Julien, M.M.R. (2000). Geen diagnose zonder anamnese meertaligheid. Logopedie en Foniatrie, 1, 13-17. Dungen, L. van den, & Verboog, M. (1991). Kinderen met taalontwikkelingsstoornissen. Bussum: Coutinho. Genesee, F., J. Paradis & M.B. Crago (2004). Dual language development and disorders. Baltimore: Brookes. Isaac, K. (2002), Speech pathology in cultural & linguistic diversity. London / Philadelphia: Whur Publishers Ltd. Julien, M. (2008). Taalstoornissen bij meertalige kinderen : diagnose en behandeling. Amsterdam: Harcourt Book Publishers. Langdon, H.W., & Cheng, L.L. (2002). Collaborating with interpreters and translators. A guide for communication disorders professionals. Eau Claire, WI: Thinking Publications. Leonard, L.B. (1998). Children with Specific Language Impairment. London: MIT Press. Norman W, Shallice T. (1986). Attention to action. In: Davidson RJ, Schwartz GE, Shapiro D, editors. Consciousness and self regulation:advances in research and theory, vol. 4. New York: Plenum,p 1 18. NVLF (2008). Richtlijnen voor het werken met meertalige kinderen, vertaald uit het Engels van de recommendations van de IALP (International Association of Logopedics and Phoniatrics). http://ialp.info/joomla/docs/recommendations/working%20with%20bilingual%20children% 20-%20DUTCH%20VERSION.pdf Orgassa, A. (2009). Specific language impairment in a bilingual context. The acquisition of Dutch inflection by Turkish-Dutch learners. Utrecht: Proefschrift, LOT. Schlichting, J., Eldik, M. van, Lutje Spelberg, H., Meulen, Sj. van der & Meulen, B. van der (1995). Schlichting Test voor taalproductie. Nijmegen: Berkhout Nijmegen B.V. Slofstra-Bremer, C.F., van der Meulen, Sj. &. Lutje Spelberg H.C. (2005). De Taalstandaard. Amsterdam: Pearson. Slofstra-Bremer, C.F. (2006). Diagnostiek bij specifieke taalontwikkelingsstoornissen. Stem,-spraaktaalpathologie, 32, B8.2. Smeet, E., Driessen, G., Elfering, S. & Hovius, M, (2009). Allochtone leerlingen en speciale onderwijsvoorzieningen. Nijmegen: ITS. Wittke, K. (2011), Specific Language Impairment and Executive Function: Parent and Teacher Ratings of Behavior. Master's Theses. Paper 66.http://digitalcommons.uconn.edu/gs_theses/66 Zhu Hua, Dodd, B. (Eds), (2006). Phonological development and disorders in children: a multilingual perspective. Clevedon, UK: Multilingual Matters. Mirjam Blumenthal Kentalis Uitgangspunten multidisciplinaire (spraak-taal) diagnostiek meertalige kinderen - 2011 14

AANBEVOLEN LITERATUUR Blumenthal, M. (2009), Meertalige ontwikkeling. Adviezen over meertalige opvoeding bij een auditief/communicatieve beperking. Leuven / Den Haag, Kentalis reeks, Acco. Dit boek is gericht op het geven van adviezen, niet op diagnostiek. Toch zitten er een aantal nuttige delen in voor de diagnostiek: In Deel 2, theoretische achtergronden, worden kort de belangrijkste begrippen uitgelegd, en wordt een overzicht gegeven van wat bekend is over de mogelijkheden tot meertalige ontwikkeling bij verschillende handicaps. Verder zijn de gespreksverslagen (1.6) lezenswaardig, om begrip te krijgen voor hoe het gaat in meertalige gezinnen. Julien, M. (2008). Taalstoornissen bij meertalige kinderen : diagnose en behandeling. Amsterdam: Harcourt Book Publishers. McLeod, S. (2007). The international guide to speech acquisition. New York: Thomson Delmar Learning. Deze gids is handig voor logopedisten die werken met kinderen van verschillende taalachtergronden. De fonologische ontwikkeling in 24 talen (waaronder Turks, Arabisch, Kantonees, Nederlands en Portugees) en 12 dialecten van het Engels wordt besproken, zodat het mogelijk wordt om onderscheid te maken tussen fouten die leeftijdsadequaat zijn in de taal in kwestie, en fouten die niet leeftijdsadequaat zijn. Kohnert, K. (2008). Language disorders in bilingual children and adults, San Diego / Oxford / Brisbane: Plural Publishing Inc. In dit boek vindt u onder meer een goed hoofdstuk over benodigde competenties voor het omgaan met culturele diversiteit in de logopedie. In het hoofdstuk over diagnostiek vat Kohnert de recente inzichten op dit gebied samen. Ten slotte is er een deel over tweetalige volwassenen met afasie. Martin, D. (2009). Language Disabilities in Cultural and Linguistic Diversity. Bristol, UK: Multilingual Matters. Martin geeft tamelijk filosofische, en niet altijd makkelijk te volgen beschouwingen rond het thema, maar doet daarnaast (vanaf blz. 170) aanbevelingen om meer dynamische assesment toe te passen bij meertalige kinderen. Paradis, J., Genesee, F. &. Crago, M. (2011) Dual language development & disorders, A handbook on bilingualism & second language learning. Second Edition Baltimore / Londen / Sydney: Paul H. Brookes Publishing Co. Dit boek biedt onder meer een goede inleiding in de normale simultane en sequentiële tweetalige taalontwikkeling. Verschillen tussen kinderen worden verklaard vanuit de taalsituatie waarin ze opgroeien: is de taal die thuis gesproken wordt een taal met een hoge of een lage status, en zijn er in de omgeving van het kind veel of weinig sprekers van die taal? Mirjam Blumenthal Kentalis Uitgangspunten multidisciplinaire (spraak-taal) diagnostiek meertalige kinderen - 2011 15

BIJLAGE VOORBEELDPROTOCOL Dit protocol, versie 2009, is afkomstig van de het AC van de VU in Amsterdam. Het wordt met toestemming van Julie van Lanschot, klinisch linguïst in de VU, hier weergegeven. Voor de duidelijkheid zijn enkele intern gebruikte afkortingen vervangen door termen die breder gebruikt worden. Het heeft geen andere pretentie dan een voorbeeld te zijn van hoe de richtlijnen voor diagnostiek in de praktijk toegepast zou kunnen worden in een protocol / planning. Kind < 4 jaar Tijd Handeling Betrokken personen 9.00 9.30 Gehooronderzoek (vv/kinderaudiometrie/tympanometrie/ (logopedist en ) audioloog of audiologieassistent OAE) 9.15 9.30 Briefing tolk Linguïst en tolk 9.30 9.45 Overleg met ouders en uitleg over ST-onderzoek (koffie/thee). Innemen en bespreken Lexiconlijst en Peuterobservatielijst Logopedist en tolk 9.45 10.30 o Reynell in zwakste taal, aanvullen in sterkste taal Logopedist en tolk o PPVT-II cumulatief o Mondmotorische vaardigheden 10.30 10.50 Spelobservatie o De Taalstandaard Logopedist o Spontane taaluitingen in moedertaal Tolk o Interactie/communicatie/taal-aanbod ouder; spontane taaluitingen kind in NL Linguïst In geval van onderzoek met psycholoog o Observatie gedrag, contact en ontwikkeling) Psycholoog 10.50 11.15 Anamnese en Anamnese meertaligheid Logopedist en tolk 11.15 11.15 11.30 Ouders en kind naar huis; afspraak voor eindgesprek/adviesgesprek Debriefing tolk Logopedist/linguïst en tolk Vervolg Handeling Betrokken personen Multidisciplinair overleg Overleg audio--/logopedist/psycholoog (al dan niet tijdens teambespreking ST) ST team Eindgesprek/ 1 e adviesgesprek Verslag bespreken met conclusie beleid Indien nodig: tolk Oudercoaching/inventarisatie wensen/afspraken Logopedist e.d. 2 e adviesgesprek Oudercoaching Indien nodig: tolk Logopedist * Opmerking: als kinderen nog nauwelijks spreken draaien ze mee in het Molenspreekuur. De onderdelen blijven gelijk, maar het accent ligt dan op het onderzoek door de psycholoog. Dan kunnen er 2 kinderen per ochtend gezien worden. Mirjam Blumenthal Kentalis Uitgangspunten multidisciplinaire (spraak-taal) diagnostiek meertalige kinderen - 2011 16

Voorbereiding Afspraak tolk maken Observatielijst groep 1 en 2 opsturen Protocol bij kind groep 1 en 2 Betrokken personen Secretariaat Secretariaat Handeling Betrokken personen 9.00 9.30 Gehooronderzoek (spel- of toonaudiometrie/tympanometrie/ audioloog of audiologieassistent OAE) 9.15 9.30 Briefing tolk logopedist en tolk 9.30 9.45 Uitleg over ST-onderzoek (koffie/thee). (Innemen en) bespreken Vragenlijst groep 1 en 2. Verwachtingen t.a.v. onderzoek afstemmen Logopedist en tolk 9.45 10.45 o Reynell Logopedist en tolk o PPVT-II cumulatief o Woordontwikkeling Schlichting o Toets Tweetaligheid o Auditief Geheugen (met woorden uit eigen taal) o (onderdelen van) TAK o (Onderdelen van) CELF o Mondmotorische vaardigheden 10.45 11.00 Spelobservatie o spontane taaluitingen en uitspraak in NL Logopedist o Spontane taaluitingen en uitspraak in moedertaal Tolk 11.00 11.25 Anamnese en Anamnese meertaligheid Logopedist en tolk 11.25 11.30 11.30 11.45 Ouders en kind naar huis; afspraak voor eindgesprek/adviesgesprek Debriefing tolk Logopedist en tolk Vervolg Handeling Betrokken personen Multidisciplinair overleg Bespreking in teamoverleg ST ST-team Eindgesprek/ 1 e adviesgesprek Verslag bespreken met conclusie beleid Indien nodig: tolk Oudercoaching/inventarisatie wensen/afspraken Logopedist e.d. Optioneel: 2 e adviesgesprek Oudercoaching Indien nodig: tolk Logopedist Vervolg Handeling Betrokken personen Multidisciplinair overleg Bespreking in teamoverleg ST ST-team Eindgesprek/ 1 e adviesgesprek Verslag bespreken met conclusie beleid Indien nodig: tolk Oudercoaching/inventarisatie wensen/afspraken Logopedist e.d. Optioneel: 2 e adviesgesprek Oudercoaching Indien nodig: tolk Logopedist Mirjam Blumenthal Kentalis Uitgangspunten multidisciplinaire (spraak-taal) diagnostiek meertalige kinderen - 2011 17

Protocol bij kind groep 3 en hoger Voorbereiding Zonodig afspraak tolk maken (School)gegevens verzamelen Betrokken personen Secretariaat Secretariaat/linguïst Ergens op de ochtend Handeling Gehooronderzoek (toon/tymp) Betrokken personen audioloog of audiologie-assistent Linguïst 9.00 9.15 Briefing tolk 9.15 9.45 Anamnese en Anamnese meertaligheid Linguïst (en tolk) 9.45 10.00 Uitleg over ST-onderzoek (koffie/thee). Linguïst (en tolk) (Innemen en) bespreken gegevens van school, logopedist. Verwachtingen t.a.v. onderzoek afstemmen op mogelijke uitkomsten 10.00 11.15 o (Onderdelen van) CELF Linguïst (en tolk) o PPVT-II (al dan niet cumulatief) o (Onderdelen van) TAK (bovenbouw) o vertelvaardigheden o articulatie o evt. spontane taalanalyse moedertaal vlgs. TAVAK (met tolk) o evt. spontane taalanalyse STAP in NL Handeling Betrokken personen Ergens op de ochtend Gehooronderzoek (toon/tymp) audioloog of audiologie-assistent Linguïst 9.00 9.15 Briefing tolk 9.15 9.45 Anamnese en Anamnese meertaligheid Linguïst (en tolk) 9.45 10.00 Uitleg over ST-onderzoek (koffie/thee). Linguïst (en tolk) (Innemen en) bespreken gegevens van school, logopedist. Verwachtingen t.a.v. onderzoek afstemmen op mogelijke uitkomsten 10.00 11.15 o (Onderdelen van) CELF Linguïst (en tolk) o PPVT-II (al dan niet cumulatief) o (Onderdelen van) TAK (bovenbouw) o vertelvaardigheden o articulatie o evt. spontane taalanalyse moedertaal vlgs. TAVAK (met tolk) o evt. spontane taalanalyse STAP in NL 11.15 11.30 Ouders en kind naar huis; afspraak voor eindgesprek/adviesgesprek Linguïst (en tolk) 11.30 11.45 Debriefing tolk In geval van TAVAK langer de tijd nemen met tolk!! Vervolg Handeling Betrokken personen Multidisciplinair overleg Bespreking in teamoverleg ST ST-team Eindgesprek/ Verslag bespreken met conclusie beleid Indien nodig: tolk / Linguïst Mirjam Blumenthal Kentalis Uitgangspunten multidisciplinaire (spraak-taal) diagnostiek meertalige kinderen - 2011 18

Vervolg Handeling Betrokken personen Multidisciplinair overleg Overleg audio--/logopedist/psycholoog (al dan ST-team niet tijdens teambespreking ST) Eindgesprek/ 1 e adviesgesprek Verslag bespreken met conclusie beleid Indien nodig: tolk Oudercoaching/inventarisatie wensen/afspraken Logopedist e.d. 2 e adviesgesprek Oudercoaching Indien nodig: tolk Logopedist Mirjam Blumenthal Kentalis Uitgangspunten multidisciplinaire (spraak-taal) diagnostiek meertalige kinderen - 2011 19

BIJLAGE WERKEN MET EEN TOLK Deel uit artikel Blumenthal (Logopedie en Foniatrie, 2007) Algemene informatie over werken met een tolk Als tolken meer weten over de samenwerking met een taalonderzoeker, moet dit ook andersom het geval zijn. Het werken met een tolk vraagt veel van een hulpverlener, in het bijzonder van een taalonderzoeker. Hieronder volgen eerst richtlijnen die voor alle hulpverleners gelden bij het werken met tolken, dus ook voor taalonderzoekers. Taalonderzoekers moeten zich in ieder geval houden aan deze richtlijnen en daarnaast nog aan een aantal meer specifieke richtlijnen, die hierna besproken zullen worden. In het gedeelte hier onder is daarom sprake van hulpverlener, in het gedeelte over specifieke richtlijnen voor logopedisten van taalonderzoeker. Liever zonder tolk? Tolkdiensten van het TVcN (Tolk- en Vertaalcentrum Nederland) worden gesubsidieerd voor dienstverlening binnen de gezondheidszorg, sinds 2005 helaas niet meer binnen onderwijs. Het werken met een tolk stelt hogere eisen aan de gespreksvaardigheid van de hulpverlener. De tolk is namelijk een extra 'partij' om rekening mee te houden en zo nodig bij te sturen, waardoor de situatie ingewikkelder wordt dan een gesprek zonder tolk. Ook kost het spreken via een tolk altijd meer tijd. Alles wat er gezegd wordt, wordt immers twee keer gezegd. Daarnaast is het ook moeilijker om een cliënt die afdwaalt van wat volgens de hulpverlener het onderwerp van gesprek zou moeten zijn, bij te sturen, omdat je niet weet op welk moment het adequaat is om de cliënt te onderbreken. Tot slot gaat bij een vertaling altijd informatie verloren: zowel talige (bijvoorbeeld: welke woorden kiest iemand om zijn probleem te beschrijven?) als niet-talige, non-verbale informatie (bijvoorbeeld: welke woorden worden door middel van stembuiging benadrukt?, bij welk deel van de zin kijkt iemand weg?). Al met al kan de drempel om een tolk bij een gesprek te betrekken hoog zijn. Zo kan het dus gebeuren dat een hulpverlener het zonder tolk probeert, hoewel het gesprek te ingewikkeld is om zonder tolk te voeren. Redenen om met een tolk te werken Volgens de WGBO (Wet op de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst, Art. 7:456 Burgerlijk Wetboek) heeft de hulp- of zorgverlener de plicht om te zorgen dat de cliënt voldoende geïnformeerd is om een beslissing te nemen aangaande een in te stellen behandeling (het principe van 'informed consent'). Bij mensen die gebrekkig Nederlands spreken is het niet mogelijk om aan dit wetsartikel te voldoen zonder gebruik te maken van een tolk. Hoewel een gesprek met een tolk meer tijd kost dan zonder tolk, kan werken met een tolk ook tijd besparen. Wanneer een cliënt in een gesprek zonder tolk weinig of niets begrepen heeft van wat de hulpverlener heeft uitgelegd, zal deze cliënt dezelfde kwestie in een volgend gesprek opnieuw aan de orde stellen, bij dezelfde of een andere hulpverlener. Gebrek aan informatie, onbegrip en misverstanden kunnen zo enorm veel tijd en energie kosten voor alle partijen. Een hulpverlener kan dit voorkomen door op tijd gebruik te maken van een tolk. Voorlichting geven is één van de belangrijkste diensten die een hulpverlener levert aan de cliënt en dit moet dus goed gebeuren. 'Goed' betekent enerzijds dat de hulpverlener de cliënt adequaat informeert over wat professioneel gezien van belang wordt geacht, anderzijds dat de cliënt als hulpvrager eigen vragen of problemen aan de orde kan stellen. Juist dit laatste aspect komt vaak niet aan de orde als men probeert zonder tolk, 'met handen en voeten' of met een vertalend familielid te werken. Sommige cliënten blijken jaren nadat in een gesprek een diagnose is besproken, nog met brandende vragen te zitten die ze nooit hebben kunnen of durven stellen ("waarom kon mijn dochter Mirjam Blumenthal Kentalis Uitgangspunten multidisciplinaire (spraak-taal) diagnostiek meertalige kinderen - 2011 20

eigenlijk niet geopereerd worden aan haar oor?", "had de doofheid voorkomen kunnen worden als we eerder naar de dokter waren gegaan?"). Regelmatig komt het voor dat hulpverleners ten onrechte denken dat cliënten hen goed begrepen hebben, terwijl dit niet het geval is. Uit onderzoek in een gezondheidscentrum bleek dat de helft van de cliënten na een consult niet alles wat de dokter had gezegd, had begrepen (Jans, 1994). De betreffende arts zelf had bij een groot percentage van deze mensen wèl het idee dat alles begrepen was (Avezaat & Tenwolde, 1997). Concluderend kan gezegd worden dat indien een cliënt moeite heeft met formuleren of met het begrijpen van gestelde vragen in het Nederlands, er reden is om gebruik te maken van een tolk. Dit kan telefonisch of met behulp van een tolk die aanwezig is bij het gesprek zelf. Richtlijn voor een keuze hiertussen is dat een telefonische tolk voldoet als het gaat om eenvoudige korte gesprekken. Een persoonlijke tolk is echter een betere keuze wanneer een gesprek ingewikkelder is of langer gaat duren of wanneer de hulpverlener slecht nieuws moet brengen aan de cliënt. Als de cliënt een voorkeur heeft, kan speciaal om een mannelijke of een vrouwelijke tolk worden gevraagd. Vaak kan het TVcN wel aan een dergelijk verzoek voldoen. Ook de hulpverlener kan een voorkeur aangeven. Valkuilen bij het werken met een tolk Valkuilen en 'missers' zijn niet altijd te vermijden, maar ze zorgen ervoor dat de kwaliteit van gesprekken met een tolk minder is dan deze zou kunnen zijn. De volgende valkuilen komen regelmatig voor: - Er is onvoldoende achterhaald welke taal een cliënt spreekt, voordat het TVcN wordt gebeld om een afspraak te maken. Zo is niet voor elke Turk het Turks de moedertaal (denk aan het Koerdisch), spreekt niet elke Marokkaan goed Marokkaans-Arabisch en worden er in Marokko ook verschillende Berbertalen gesproken. - Vragen naar de mening van de tolk, ten aanzien van plausibiliteit, taalgebruik of cultuur. Voorbeelden hiervan zijn: "denkt u dat het kind op school goed kan meekomen, zoals de vader net zei?", "spreekt dit kind conform haar leeftijd?" en "hoort het bij de cultuur dat mevrouw mij niet aankijkt?". Wees hiermee uiterst voorzichtig. Weliswaar mogen tolken volgens de richtlijnen van het TVcN iets over culturele achtergronden vertellen, maar bedenk dat het de mening of visie van één persoon is. Het werkt vaak culturele stereotyperingen in de hand. Beter is het om over meningen door te vragen aan cliënt zelf (bijvoorbeeld: "waaruit leidt u dat af, dat uw kind goed meekomt op school?"). - Al te vriendschappelijk met de tolk omgaan. Dit kan bij de cliënt de indruk wekken dat de tolk 'aan de kant van de hulpverlener' staat en dus niet onafhankelijk is. Benader de tolk op een zakelijke manier. - De cliënt op een indirecte manier benaderen door tegen de tolk te zeggen: "kunt u vragen of cliënt nog andere klachten heeft?". Dit is een essentieel verschil met wanneer de hulpverlener zich direct tot de cliënt richt met de vraag "kunt u vertellen of u nog andere klachten heeft?". In het eerste geval heeft de hulpverlener geen controle over wat de tolk precies gaat vragen. Daarmee ondermijnt de hulpverlener zijn eigen rol (Bot, 1998). - Met de gedachten afdwalen, terwijl de tolk bezig is te vertalen wat u zegt, of terwijl de cliënt spreekt. De verleiding is groot om dan als hulpverlener vast na te denken over wat u dadelijk wilt gaan zeggen. Blijf echter actief luisteren en kijk naar hoe de cliënt op uw verhaal reageert of hoe hij/zij het verhaal vertelt. Succesfactoren bij het werken met een tolk Het werken met een tolk gaat beter als de hulpverlener zich aan de volgende algemene richtlijnen houdt: - Voor de tolk is het prettig als de hulpverlener voor het gesprek of direct aan het begin van het gesprek uitlegt wat de situatie is en wat het doel van het gesprek is. Mirjam Blumenthal Kentalis Uitgangspunten multidisciplinaire (spraak-taal) diagnostiek meertalige kinderen - 2011 21

- Voor alle partijen is het prettig als hulpverlener de tolk de gelegenheid geeft om aan de cliënt uit te leggen wat zijn rol is. Hij/zij kan dan aangeven dat er sprake is van onafhankelijkheid en van geheimhoudingsplicht. - Als de hulpverlener meer tijd voor het gesprek neemt dan anders, hoeft er niet gehaast te worden. Als het gesprek in een rustig tempo wordt gevoerd, kan de tolk beter functioneren. Daarnaast heeft de hulpverlener meer tijd om te luisteren, te kijken en te beoordelen of de informatie goed overkomt. - Bij een gesprek dat met behulp van een tolk wordt gevoerd, is één ding essentieel om te onthouden: de hulpverlener voert het gesprek en niet de tolk. Dit klinkt vanzelfsprekend, maar blijkt in de praktijk echt niet altijd even eenvoudig te zijn. Voor dat de hulpverlener het weet, laat hij/zij het uitleggen van iets moeilijks over aan de tolk en verliest daarmee de grip op het gesprek. De hulpverlener moet zeer alert zijn en blijven: actief luisteren en kijken naar de cliënt èn de tolk, terwijl deze de voor de hulpverlener vreemde taal spreken. - De hulpverlener voert het gesprek primair met de cliënt of de ouder van een cliënt. Dit betekent dat de hulpverlener met die persoon oogcontact moet hebben en niet met de tolk. In dit kader is de opstelling van de betrokkenen in de ruimte daarom van groot belang. De beste opstelling is opstelling 1, weergegeven in figuur 4. Dit is een driehoeksopstelling, waarbij de hulpverlener er op let om zoveel mogelijk oogcontact met de cliënt te houden en zoveel mogelijk non-verbale informatie op te vangen. Minder geslaagd zijn de opstellingen 2 en 3, respectievelijk weergegeven in figuur 5 en figuur 6. In opstelling 2 zitten de tolk en de hulpverlener als een blok tegenover de cliënt, waardoor deze het idee kan krijgen dat zij twee handen op één buik zijn en de tolk van de hulpverlener is. In opstelling 3 kan het omgekeerde gebeuren als in opstelling 2; de hulpverlener kan het gevoel krijgen buiten het gesprek te staan en zodoende de sturing kwijt raken. Hulpverlener Cliënt Tolk Figuur 4: Opstelling 1 Mirjam Blumenthal Kentalis Uitgangspunten multidisciplinaire (spraak-taal) diagnostiek meertalige kinderen - 2011 22

Hulpverlener Tolk Cliënt Figuur 5: Opstelling 2 Hulpverlener Cliënt Tolk Figuur 6: Opstelling 3 De hulpverlener kan beter niet te lang achter elkaar spreken zonder de tolk te laten vertalen. De tolk en de cliënt moeten ook gevraagd worden om niet te lang achter elkaar te praten. De tolk moet uitgelegd worden dat hij/zij hulpverlener mag onderbreken als deze toch te lang achter elkaar zou spreken. Zo kan de hulpverlener beter verband leggen tussen de inhoud van het gesprokene en de manier (hard/zacht/boos/vriendelijk) waarop het gezegd wordt. Bovendien is de hulpverlener dan beter in staat bij te sturen als iemand te zeer afdwaalt van het beantwoorden van de vraag die gesteld werd. Vakjargon en al te ingewikkeld taalgebruik kunnen het beste vermeden worden. Wees ook voorzichtig met beeldspraak en ga bij de tolk na of deze bij vertaling goed overkomt. Als de tolk zich niet aan de regels houdt, wijs hem/haar daar dan op. Helpt dat niet, neem dan contact op met het TVcN. Het TVcN heeft een formele klachtenprocedure. Lastige tolksituaties Wie geregeld met tolken werkt, zal merken dat er af en toe lastige situaties voorkomen. Hieronder volgt een beschrijving van die situaties, gekoppeld aan aanbevelingen voor het omgaan er mee. Voor het gesprek Het kan voorkomen dat de cliënt bij nader inzien geen tolk nodig blijkt te hebben. In dat geval kan de hulpverlener de tolk weg laten gaan. Ga wel na hoe dit heeft kunnen gebeuren, zodat een dergelijke situatie in de toekomst voorkomen kan worden. Het is mogelijk dat de cliënt zelf een onofficiële tolk heeft meegenomen en zegt geen behoefte te hebben aan een tolk van het TVcN. Leg de cliënt uit dat een tolk van het TVcN uw voorkeur heeft en Mirjam Blumenthal Kentalis Uitgangspunten multidisciplinaire (spraak-taal) diagnostiek meertalige kinderen - 2011 23