Inhoud. 8 aanraders voor IB ers

Vergelijkbare documenten
3 Hoogbegaafdheid op school

Protocol begaafdheid op de Curtevenne

Beleid voorsprongleerlingen/excellente leerlingen Juni 2014

- school de Ontmoeting Jenaplanschool voor basisonderwijs

In je element met wie je bent!

Protocol Meer - en Hoogbegaafdheid Nutsschool Hertogin Johanna-Poolster

Algemene inleiding. Twee voorbeelden van definities:

Beleid (hoog)begaafdheid. Hoe gaan we om met begaafde en hoogbegaafde kinderen op De Krommen Hoek

Beleid Meer - en Hoogbegaafdheid NUT Periode januari 2014 t/m januari 2016

Dit artikel is gepubliceerd op de website van Slim! Digitaal 1 november 2008

Rapportage. Vertrouwelijk. De volgende tests zijn afgenomen: Motivatie en Leerstijlenvragenlijst (MLV-H) D Demo. Naam. 5 januari 2014

In je element met wie je bent!

Informatie Reflexis PlusKlas. De Wijzen uit het Oosten

Parallellezing 36 Doelgericht verrijken kerndoelen, methodedoelen,verrijkingsdoelen

OUDERS. Langs de lijn of in het veld?

INHOUD. Signalen van onbehagen. Kleuters met een ontwikkelingsvoorsprong. Kleuters met een ontwikkelingsvoorsprong

Stellingen en uitleg over talentgerichte ontwikkeling op de basisschool

Verantwoord plus. Stichtingbeleidsnotitie Hoogbegaafden

Observatiekladblok ZIEN!

FOLLOW YOUR SUN LESSENREEKS GROEP 7 & 8 SCHOOLJAAR 2018 / Missie: ieder kind straalt!

(Hoog)begaafde protocol OBS Prins Claus

D.1 Motiveren en inspireren van leerlingen

DE PLUSBUS. Informatiebrochure voor ouders

Beweging, sociale omgang en kunstzinnig werken in het basisonderwijs

Stichting Techniekpromotie

Stimulerend signaleren

Aanbevolen artikel week 6

Inleiding IN DIT BOEK LEES JE WAAROM STEUN, RESPECT EN VERTROUWEN BIJ VRIENDSCHAP HOREN.

Verkennen van educatieve behoeften

Visie basisschool De Grasspriet

De kracht in jezelf. Hulpprogramma voor leren leren en onderpresteren. Jan Kuipers

Dubbel bijzondere leerlingen. Lilian Snijders

Waarom naar het Picasso Lyceum?

Leerling- tevredenheidspeiling. Basisschool Pius X februari 2015

Beleid voorsprongleerlingen/excellente leerlingen Juni 2014

Wie mag er naar de plusklas? Slim! Educatief Eleonoor van Gerven

Rapport Docent i360. Test Kandidaat

Protocol begaafdheid op de Curtevenne

leerling elke OBS de Bongerd Boomgaardlaan KJ Amsterdam T M E info@obsbongerd.nl W

Zelfstandig werken = actief en zelfstandig leren van een leerling. Het kan individueel of in een groep van maximaal 6 leerlingen.

PISA IN FOCUS 5: HEBBEN DE LEERLINGEN DE WIL OM TE SLAGEN? VERSCHILT DE WIL OM TE SLAGEN OVER DE ONDERWIJSVORMEN?

Passende ondersteuning voor dubbel bijzondere leerlingen. Doelen workshop

KIJK IN JE BREIN LESMODULE BASISSCHOOL LEERLING

Rapport Docent i360. Angela Rondhuis

leerlingbrochure nld Door: Jolanthe Jansen

Week van de hoogbegaafdheid: Workshop voor ouders: Opvoeden van je hoogbegaafde kind

APQ-vragenlijst 30 januari Daan Demo

Maak echt contact en bereik samen zoveel meer. Process Communication Model

Zelfbeeld. Basisonderwijs

Iedereen is een wetenschapper. 22 februari 2017

Carol Dweck Minka Dumont -

Voorbeeldles RIS-instructie RIS-WRM juni 2009

Waarom Wetenschap en Techniek W&T2015

Stellingen en normering leerlingvragenlijst

Meer- of Hoogbegaafdheidsprotocol

Identiteitsdocument van Jenaplanschool de Sterrenwachter

Carol Dweck. Wat is Intelligentie?

Protocol begaafdheid

Open Huis op vrijdag 22 januari 2016 maandag 1 woensdag 3 donderdag 4 februari 2016 Afdelingsleider klas 1

Verantwoording 1.1 Keuze van de titel

Zelfbeeld. Het zelfvertrouwen wordt voor een groot deel bepaald door de ideeën die het kind over zichzelf heeft: het zelfbeeld.

Creatief leiding geven en Opbrengstgericht werken

Motiveren is de sleutel

Eerste Hulp bij Teamontwikkeling. Inhoud. Doel. Een set tools die je kunt inzetten tijdens teamvergaderingen.

Vragenlijstresultaat

Welke ruimte en skills hebben leerlingen nodig om bevlogen en gemotiveerd te werken. Astrid van den Hurk 22 januari 2015

Koppeling leren leren met executieve functies

Test denkprofiel jongeren

Vrienden kun je leren

Wat is slim? Nederlands vwo 2018-I. Tekst 4

Inhoudsopgave. Hoe ga je met dit boekje om? 7. 2 Lichaamsseintjes waaraan merk jij dat je zenuwachtig wordt? 17

Meerwerf basisschool Prinses Margriet. Leren voor het leven

Motivatie: presteren? Of toch maar leren?

De dolfijngroep: zorg voor (hoog)begaafde kinderen

GEWOON HOOGGEVOELIG BEN JE HSP? TRAINING

checklist aanvraag buitenlands verblijf.docx ERASMUS PLACEMENT Schooljaar: Naam Voornaam Klas huidig schooljaar Adresgegevens:

Kiene kleuters in de klas. Krijnie Schaap

In deze workshop gaan de kinderen een eigen spel moeten maken in de omgeving van Scratch. Het spel moet voldoen aan een aantal criteria.

OBSERVATIELIJST van de MUZISCHE ONTWIKKELING Van kleuters IN 5 CATEGORIEËN

helemaal niet niet mee eens niet mee eens mee eens helemaal mee eens. In deze vragenlijst staan een aantal uitspraken over leren en kennis.

APQ-vragenlijst 28 maart Bea Voorbeeld

Zelfbeeld. Voortgezet onderwijs

Leren door samen te doen Workshop ouderbetrokkenheid 3 juni

Door Renata Hamsikova IeKu Advies

aanbied, maakt de leerling dat niet. Hij komt verveeld over en heeft nergens zin in.

Samenvatting Protocol Excellente leerlingen

Mijn Cognitieve Stijlen. Jan Voorbeeld.

[PILOT] Aan de slag met de Hoofdzaken Ster

Protocol (hoog)begaafden Prinses Julianaschool Versie 2, 2010

Stressloos leren.

Pedagogische Visie en Beleid

Marketing vanuit je hart

Huiswerkbeleid

3. Wat betekent dat voor de manier waarop lesgegeven zou moeten worden in de - voor jou - moeilijke vakken?

Aangaan. Feedback kan maken maar ook breken

Inleiding Motivatie & Leerstijlen. Hoogste scores. Motivatie overzicht. Uw resultaten in een overzicht. Naam:

Zij mogen allemaal leuke dingen doen!

Persoonlijk rapport van: Marieke Adesso 29 Mei

Standaardrapportage (strikt vertrouwelijk) Naam: Wouter van Straten Adviseur: Floor Meijer Datum: 15 maart 2014

Transcriptie:

Inhoud 8 aanraders voor IB ers 1. Kennismaken met begaafdheid 04 2. Kenmerken van slimme kleuters 14 3. Verkennen van educatieve behoeften 24 4. Een pedagogisch-didactisch dieet: The Big Five. 36 5. Het leerproces centraal 50 6. Uitdagende taken 60 7. Eerder naar groep 3? 72 8. Sociaal-emotionele ontwikkeling 84 Meer weten? 96 Reeds verschenen / In voorbereiding 98 3

Aanrader 1. Kennismaken met begaafdheid Slimme kleuters onderscheiden zich van andere kleuters, doordat je in hun gedrag en manier van leren kenmerken van begaafdheid herkent. Dit zijn de leer- en persoonlijkheidseigenschappen van begaafde leerlingen. Om op basis van die kenmerken te kunnen zeggen of je te maken hebt met een slimme kleuter, is het goed eerst vast te stellen wat begaafdheid is. De kenmerken van begaafdheid zijn niet willekeurig bedacht. Er is internationaal veel wetenschappelijk onderzoek naar gedaan. Onderzoekers leggen de resultaten van hun studies vast in modellen. Maar elk model ziet er weer een beetje anders uit. Elke wetenschapper legt weer nét andere accenten. Wat wetenschappers delen is dat begaafdheid in de meeste modellen wordt weergegeven met vijf essentiële factoren: Aanleg, Ontwikkeling, Prestaties, Omgeving, Persoonlijkheidsfactoren. Begaafdheid is een normatief begrip. Of we iets begaafd noemen, hangt heel sterk af van wat gemiddeld is. Een definitie van begaafdheid zegt daarom altijd iets over de omvang van de groep die op dat niveau een prestatie kan leveren. Als je spreekt over een prestatie op begaafd niveau, dan heb je het over een excellente prestatie. Excellent betekent uitstekend, voortreffelijk. Er zijn maar weinig leerlingen die, als je hen onder optimale omstandigheden allemaal dezelfde taak geeft, ook echt een excellente prestatie zullen leveren. De meeste leerling presteren ongeveer vergelijkbaar en dat noemen we de gemiddelde prestatie. Onderzoek wijst uit dat ongeveer 10% van alle leerlingen zich kan onderscheiden van het gemiddelde met een prestatie op excellente niveau. Het tweede vaste element van de definitie van begaafdheid zegt altijd iets over de aantoonbaarheid en herhaalbaarheid. Als je aanneemt dat een leerling begaafd is, dan heb je daar aanwijzingen voor. Dan doe je eigenlijk een uitspraak waar je een voorspellende waarde aan gaat toekennen. Er is gedrag zichtbaar geworden waardoor jij kunt inschatten 4

dat die leerling die excellente prestatie kan leveren. Dat gedrag is niet incidenteel maar vaker zichtbaar geweest. Eén zwaluw maakt immers nog geen zomer! Je weet dat het herkennen van begaafdheid lastig kan zijn. Vooral als er in de situatie waarin jij de leerling ziet, nauwelijks of geen aanwijzingen zijn die op begaafdheid duiden. Bijvoorbeeld omdat de leerling op school geen bijzondere prestaties levert. Of omdat de leerling maar heel af en toe iets heel bijzonders doet waardoor de leerkracht versteld staat. Dat betekent niet dat de leerling daarom niet de aanleg zou kunnen hebben om tot prestaties op begaafd niveau te komen! Het betekent vooral dat je moet nadenken over het proces van aanleg tot prestatie en wat daarop bij deze leerling van invloed is. Om dat te kunnen doen, doen we een stapje terug. We kijken wat je uit de wetenschap kunt leren over begaafdheid en het leerproces. In dit boek gaan we uit van het model van de Canadese wetenschapper François Gagné. Vereenvoudigde weergave van het DMGT model 5

Dit model geeft veel handvatten voor de onderwijspraktijk. Het maakt duidelijk waar en hoe een leerkracht een positieve invloed kan hebben op de ontwikkeling van de begaafde leerling. In dit hoofdstuk verkennen we de vijf aspecten van zijn model van begaafdheid. In het volgende hoofdstuk gaan we dat heel praktisch vertalen naar de leer- en persoonlijkheidseigenschappen die je bij slimme kleuters al heel goed kunt herkennen. Aanleg Begaafdheid is een aanlegfactor. Het is het vermogen om spontaan en zonder vooraf gericht te trainen een prestatie te kunnen leveren die met kop en schouders boven de gemiddelde prestatie van je leeftijdgenoten uitsteekt. Gagné zegt daarbij dat die aanleg ten minste in één domein zichtbaar moet zijn. Zo n domein mag je in deze visie niet verwarren met een vakgebied. Het gaat om iets wat veel breder is. Gagné onderscheidt twee domeinen: het mentale en het fysieke domein. Op school herkennen we vooral in het mentale domein de vermogens om op begaafd niveau te kunnen presteren. De vier aspecten uit dit domein werken we uit. Intellectueel Intellectuele begaafdheid verwijst naar capaciteiten op het cognitieve vlak. Leerlingen die op dit gebied een begaafde aanleg hebben, kunnen bijzondere prestaties leveren op de leerstofterreinen die we in het onderwijs aanbieden. Denk aan taal, rekenen, ruimtelijk inzicht. Maar ook aan logisch nadenken en redeneren. Als we in hoogte van scores op intelligentieonderzoek spreken, dan hebben we het over leerlingen die in staat zijn om ten minste een score van 120 of hoger te halen. Leerlingen met een IQ van 130 of hoger noemen we hoogbegaafd. Creatief Met het vermogen om creatief begaafd te zijn, bedoelen we het vermogen om bijzondere oplossingen te bedenken waarbij er veel van je voorstellingsvermogen wordt gevraagd. Het gaat hier niet om een kunstzinnige aanleg. Het gaat om het creërend denken waarbij een leerling originele oplossingen kan bedenken voor complexe situaties op intellectueel gebied. 6

Sociaal begrip en inzicht Begaafdheid op sociaal gebied verwijst vooral naar het vermogen om sociaal handig op te treden. Deze sociale handigheid blijkt door het gemak waarmee een leerling zich in verschillende situaties leert aan te passen aan de omgeving. Deze leerling kan (binnen de grenzen die passen bij zijn leeftijd) doorzien hoe tactvol gedrag hem kan helpen in de sociale interactie. Deze leerling beschikt over een grote overredingskracht die hem kan helpen om in verschillende situaties de leiding te nemen. Waarneming De vierde en laatste factor is het waarnemen. Een aanleg op begaafd niveau betekent hier dat een leerling in staat is om heel gedetailleerd waar te nemen. Deze leerling kan op een goede manier betekenis verlenen aan dat wat hij waarneemt. Hij leert snel hoe waarnemingen in de juiste context kunnen worden geplaatst. Prestaties Om de aanleg van een leerling te kunnen waarnemen, moet die zichtbaar worden in een prestatie. Dit is het element van aantoonbaarheid en herhaalbaarheid in de definitie van begaafdheid. Gagné noemt het talent, in dit boek noemen we het uitblinken. Uitblinken kun je alleen als je de kans hebt gehad om te oefenen. Zonder oefenen is het toeval dat je die goede prestatie levert. Als een leerling - nadat je hebt ontdekt dat hij ergens aanleg voor heeft - de kans krijgt veel te oefenen, dan zou hij kunnen uitblinken. De leerling blinkt uit als hij zulke goede prestaties levert dat hij behoort tot de beste 10% van alle leerlingen in zijn eigen leeftijdsgroep, die zich op datzelfde gebied proberen te bekwamen. Bij slimme kleuters zien we dat die prestaties meestal zichtbaar worden, doordat zij een aantoonbare voorsprong hebben in hun ontwikkeling op leeftijdgenootjes. Daarbij moet je goed bedenken dat bij leerlingen tussen vier en zes jaar een bandbreedte van ontwikkelingsverschillen tussen 0-6 maanden nog tot de gewone ontwikkelingsverschillen behoort. Op het moment dat het verschil tussen 7 en 12 maanden is en het verschil wordt niet veroorzaakt door een versneld leerstofaanbod, dan gaat de voorsprong iets zeggen over de aanleg van de leerling. Als een leerling echter alleen op talig gebied die voorsprong heeft, en dus ook die 7

verhoudingsgewijs bijzondere prestatie laat zien, dan kun je nog niet zomaar constateren dat het dus een begaafde kleuter is. Daarvoor moet de leerling echt wel op meerdere gebieden die vermogens laten zien. Nu kan het zijn dat de slimme kleuter op school nauwelijks of geen bijzondere prestaties laat zien of helemaal niet toont over een voorsprong te beschikken. Er zijn heel veel slimme kleuters die in de thuissituatie veel meer en veel vaker laten zien wat ze écht kunnen. Informatie van ouders is daarom van wezenlijk belang als je een uitspraak wilt kunnen doen over de aanleg van de leerling! Zet de twee elementen aanleg en uitblinken maar eens naast elkaar. Dan wordt duidelijk dat er een derde element moet zijn om te begrijpen hoe het kan dat sommige kinderen met een bijzondere aanleg wél tot uitblinken komen en andere kinderen niet. Dat element is het ontwikkelingsproces. Dit bepaalt in hoeverre aanleg de kans krijgt om verzilverd te worden. Ontwikkelingsproces Het ontwikkelingsproces kun je zien als de motor die nodig is om van aanleg naar uitblinken te komen. Kinderen leren op heel veel verschillende manieren en ook op heel veel verschillende plaatsen. Voordat een leerling naar school gaat in groep 1 heeft hij al een heel leerproces achter de rug. Thuis, op de kinderopvang, de voorschool, maar ook buiten in de tuin of achterop de fiets kunnen kinderen leren. De volwassenen om het kind heen, hebben vaak goed kunnen zien hoe dat ontwikkelingsproces verliep. Hoe minder grenzen er aan de prestatieruimte van het kind werden gesteld, des te groter is de kans dat een kind met een begaafde aanleg, hier al iets van heeft laten zien in de vorm van opvallende prestaties en/of een versnelde ontwikkeling. Als de leerling dan op school komt, verandert er weliswaar veel voor hem, maar blijft de behoefte aan de onbegrensde prestatieruimte net zo sterk bestaan als voorheen. De kans dat de leerling gebruik gaat maken van die onbegrensde prestatieruimte neem toe als je hem aanmoedigt. Het gaat er niet alleen om dat je onbegrensd interpreteert als dat je de leerling vooral verder dan leeftijdgenoten laat komen in de leerlijn. 8

Het gaat er juist ook om dat je moeilijkere taken aanbiedt, waarbij je meer van het denkniveau van de leerling gaat vragen waardoor de prestatie van een hoger niveau wordt. Onbegrensd betekent dat jij de leerling niet remt in zijn leerproces, maar hem juist aanmoedigt om zich te ontwikkelen. De verhouding tussen het ontwikkelingstempo en de hoogte van die prestatie is bij begaafde leerlingen anders dan bij andere leerlingen. Begaafde leerlingen zijn in staat om zich de dingen in een heel hoog tempo eigen te maken. Hun leerproces kenmerkt zich door het maken van grote leer- en denkstappen. Beslissend is uiteindelijk de investering die in de ontwikkeling van de leerling gedaan wordt. Wat wil de leerling zelf leren en ontwikkelen? Wat doet de omgeving om de leerling die zich bewust is van zijn aanleg optimaal te stimuleren, om zich ook echt te gaan ontwikkelen? Op school spelen heel praktische aspecten een rol: hoeveel tijd hebben leerkrachten om de leerling te begeleiden? Welke leermiddelen zijn er beschikbaar en hoe sluiten die middelen aan bij de aanleg van de leerling? Katalysatoren: persoonlijkheid en omgeving Een katalysator beïnvloedt een ontwikkelingsproces. Er kan een positieve beïnvloeding zijn, dan versnelt de ontwikkeling en wordt de kwaliteit ervan hoger. Er kan ook een negatieve beïnvloeding zijn. De kans dat de leerling zijn aanleg verzilvert, neemt dan af. Je kunt twee groepen katalysatoren onderscheiden: het kind zelf en zijn omgeving. Het bijzondere aan een katalysator van het ontwikkelingsproces is dat deze het proces beïnvloedt, maar dat het omgekeerd ook het geval is. Stel dat een leerling ontdekt dat hij goed is in bouwen en constructietaken en dat zijn leerkracht dat ziet. De leerkracht daagt de leerling uit om nog complexere bouwwerken te maken. Door het vele oefenen wordt hij er nog beter in. Zijn succes motiveert hem als zij taken aanbiedt die nog een beetje moeilijker zijn. Met de juiste begeleiding op taakaanpak zal hij doorzetten om een goed resultaat te behalen. Zijn doorzettingsvermogen moedigt de leerkracht aan door te gaan op de ingeslagen weg. 9

Katalysatoren in de persoonlijkheid van de leerling die veranderlijk zijn, zijn alle persoonlijkheidseigenschappen die je nodig hebt om echt hoge prestaties te kunnen leveren. Gagné noemt er drie: bewustzijn en zelfkennis (ken je sterke en zwakke kanten); motivatie (interesse en passie voor een thema); en doorzettingsvermogen (inspannings- en doorzettingsvermogen). Er zijn ook door Gagné twee onveranderlijke katalysatoren benoemd in de persoonlijkheid van het kind: fysieke kenmerken bepaald door aanleg (handicaps en gezondheid); en mentale aanleg (ontwikkelingsstoornissen, temperament). De katalysatoren in de omgeving van de leerling zijn veranderlijk en beïnvloedbaar door het ontwikkelingsproces. Het sociale milieu waarin een kind opgroeit, de individuele personen die een rol in zijn leven spelen en de voorzieningen die betrekking hebben op het ontwikkelingsproces. Als een leerling opgroeit in een gezin waarin onderwijs belangrijk wordt gevonden, dan is de kans groot dat zijn ouders een hoge mate van ouderbetrokkenheid laten zien bij zijn onderwijs. Als zij ervaren dat hun kind zich niet prettig voelt op school, zullen ze met de leerkracht van hun kind of jou als IB er in gesprek gaan daarover. De kans is groot dat er door dit gesprek iets gaat veranderen in de situatie van de leerling. De leerkracht en jij zullen vaak nog meer jullie best doen om aan te sluiten bij wat de leerling nodig heeft. Daardoor stimuleren jullie de ontwikkeling van de leerling en zal de leerling zich prettiger gaan voelen op school. 10

Voorbeeld Een kleuter die ontdekkend leert Lizzie is vier jaar en zit sinds kort op school. Ze vindt het er fijn. De juf is aardig en er zijn veel leuke kinderen. Lizzie kan een beetje lezen. De andere kinderen die tegelijk met haar voor het eerst naar school kwamen, kunnen dat nog niet. Het liefst speelt ze met Micha en Tim. Die zijn al bijna zes. Van Tim heeft ze iets grappigs geleerd. In het winkeltje staat een weegschaal met blokjes. Als je aan de ene kant iets op de weegschaal legt, dan kun je aan de andere kant net zolang blokjes op de weegschaal doen tot allebei de kanten even hoog zijn. Lizzie heeft ontdekt dat er veel spulletjes even zwaar zijn als tien blokjes. Een kwast, een zakje meel, een bouwblok Maar het grappigste is de K nexx. Eén K nexwieltje is net zo zwaar als één blokje. Dat is handig, want als dan iemand anders bezig is met de rekenblokjes, kun je tóch wegen. Sinds Lizzie naar school gaat, zien haar ouders een heel ander kind. De laatste tijd ging ze met steeds minder plezier naar de kinderopvang. Alle kinderen waar ze graag mee speelde waren inmiddels naar school. Nu Lizzie zelf op school zit, zien haar ouders weer dingen in haar spel die ze al een hele tijd niet meer gezien hebben. Ze vraagt honderduit over alle dingen die ze iedere dag meemaakt. Het is leuk om te zien hoe Lizzie haar tanden zet in het doen van al die ontdekkingen. Haar ouders hebben maar één zorg, en dat is dat Lizzie over een tijdje zich op school misschien wel net zo gaat vervelen als op de kinderopvang. Daar willen ze toch eens met de juf over praten 11

TOOL H A N D I G E V R A G E N Aanleg Wat vindt de leerling leuk om te doen? Wat weet je over de voorschoolse periode van de leerling? Wat vertellen de ouders over de sterke en zwakke kanten van hun kind? Wanneer zie jij de leerling opbloeien? Prestatie Waar is de leerling goed in? Wat vindt de leerling moeilijk? Hoe pakt de leerling een moeilijke taak aan? Ontwikkeling Wat heeft de leerling geleerd sinds hij op school zit? Waar heeft de leerling mee kunnen werken en spelen in deze periode? Omgeving Wie zijn belangrijk voor de leerling? Met wie speelt en werkt hij graag? Wanneer heeft de leerling jou veel nodig? Persoonlijkheid Hoe beoordeel je het doorzettingsvermogen van de leerling? Hoe zie je aan de leerling dat hij zijn tanden in een taak zet? Welke belemmeringen remmen de leerling in zijn ontwikkeling? Welk beeld heeft de leerling van zijn eigen sterke en zwakke kanten? 12

Samenvatting Ongeveer 10 % van alle leerlingen is begaafd. Begaafdheid is een begrip dat iets zegt over de aanleg van een leerling. Als een begaafde leerling zich optimaal kan ontwikkelen, zal de aanleg zich verzilveren in excellente prestaties. De ontwikkeling van de leerling wordt beïnvloed door zijn persoonlijkheid en door de omgeving. Kleuters waarbij kenmerken van begaafdheid zichtbaar zijn, noemen we in dit boek slimme kleuters. 13