Fysiotherapeutische instructies na een schouderprothese Afdeling Orthopedie
Inleiding Wanneer het schoudergewricht in het dagelijks leven veelvuldige pijnklachten en/of beperkingen oplevert kunt u in aanmerking komen voor een schouderprothese. De indicatie daarbij is vooral vermindering van de pijnklachten. De verminderde beweeglijkheid van een schouderprothese vormt nog steeds een probleem maar is in de loop der jaren wel steeds verbeterd. Belangrijke factoren voor het eindresultaat zijn de staat van de spiergroepen rond de schouder voor de operatie, de begeleiding na de operatie en uiteraard de motivatie van de patiënt om actief te werken aan het herstelproces. Het duurt maanden, soms zelfs een half jaar, voordat een bevredigend resultaat is bereikt. De patiënt moet voorbereid zijn op een lange periode van intensieve oefentherapie. Geduld is daarbij een schone zaak! Instructies/leefregels na de operatie De nabehandeling bestaat uit het dragen van een sling of immobilizer gedurende de eerste 6 weken. Direct postoperatief mag u starten met slingeroefeningen en geleid actieve oefeningen met de fysiotherapeut. De arm mag dus meerdere keren per dag uit de sling of immobilizer om te oefenen. Afhankelijk van het type prothese dat is geplaatst kan oefentherapie de eerste 4 weken niet zijn toegestaan, dit hoort u van de orthopedisch chirurg. De oefeningen voor de hand, pols, onderarm en elleboog zijn bedoeld om de zwelling in de arm te verminderen en te voorkomen dat de gewrichten verstijven. Alle oefeningen worden de eerste 4 weken binnen de pijngrens uitgevoerd. De pijnstilling die u krijgt zijn bedoeld om goed te kunnen slapen en de schouder te kunnen ontspannen, een krampachtige houding belemmert een goed herstel! Regelmatige ijs-applicaties werken veelal pijndempend, het heeft echter geen invloed op het genezingsproces. Indien oefentherapie niet is toegestaan: Starten met oefenen na 4 weken. Passieve bewegingen onder leiding van de fysiotherapeut. Bewegingen niet boven de 90. De arm niet passief of geleid actief naar buiten draaien (exoroteren). Na 6 weken opbouwen van de mobiliteit onder begeleiding van de fysiotherapeut. Geen weerstand of krachtoefeningen gedurende de eerste 3 maanden. 3
Oefeningen Algemeen (herhaal elke oefening 20 x): 1 Krachtig een vuist maken met de hand en weer spreiden. 2 De handpalm afwisselend naar boven en naar beneden draaien (beweging van de omderarm). 3 De elleboog maximaal buigen en strekken. figuur 1, deze beweging is niet toegestaan! Indien oefentherapie wel is toegestaan: Direct starten met slingeroefeningen in voorwaartse en zij-waartse richting binnen de pijngrens. Bewegingen niet boven de 90. De arm niet passief of geleid actief naar buiten draaien. Passieve en geleid actieve bewegingen onder leiding van de fysiotherapeut. Oefeningen specifiek voor de schouder: 4 In licht voorovergebogen positie de arm ontspannen laten hangen, dan starten met slingeren in voor-achterwaartse, zijwaartse richting en in een cirkelbeweging. 4
5 Met de handen ineen de armen gestrekt voorwaarts heffen tot maximaal 90. Tot slot Na de poliklinische controle bij de orthopeed is het belangrijk om vlot weer de schouder in het volledige traject te gaan bewegen. Dit gaat niet van de ene op de andere dag en ook niet vanzelf. Zelf regelmatig oefenen en de schouder in de eindstand brengen zorgt in de regel voor een herstel van de beweeglijkheid na ongeveer 6 maanden. Voor de nabehandeling kunt u, indien u wenst, terecht bij de afdeling Fysiotherapie van het Waterlandziekenhuis. U wordt dan poliklinisch begeleid. Voor vragen kunt u altijd bellen met de afdeling Fysiotherapie: (0299) 457 632, of mailen naar fysiotherapie@wlz.nl of de algemene website van het Waterlandziekenhuis bezoeken: www.wlz.nl Met vriendelijke groet, Het orthopedisch team 5
Notities: 6
Colofon Dit is een publicatie voor patiënten van het Waterlandziekenhuis Informatie www.waterlandziekenhuis.nl e-mailadres: patientenservice@wlz.nl 08328 november 2016