Onderzoek Zo doe je een onderzoek DEF Handleiding Voorbereiding door de leerkracht Het doen van een onderzoek spoort kinderen aan de wereld om zich heen op een actieve manier te onderzoeken en ontdekken. Het doen van een onderzoek moedigt de kinderen aan vanuit nieuwsgierigheid een vraag te stellen, het antwoord zelf te ontdekken en op die manier te leren. Bij het bedenken en uitvoeren en presenteren van het onderzoek leren de kinderen zelfstandig te denken, te plannen, te handelen en conclusies te trekken. Het opzetten en uitvoeren van een onderzoek vereist nogal wat van kinderen. Hieronder volgt een richtlijn bij het doen van onderzoek. U kunt deze manier van werken uiteraard aanpassen naar een manier die past binnen uw school. - deze handleiding goed doorlezen; - de kopieerbladen voor de leerlingen Zo doe je een onderzoek DEF uitprinten en klaarleggen. U vindt deze kopieerbladen achter de leerkracht- en leerlingknop; - materialen klaarleggen die de kinderen nodig kunnen hebben bij het doen van onderzoek; - voorbeelden van grafieken en tabellen klaarleggen. De volgende bestanden over het doen van onderzoek zijn beschikbaar. U vindt ze achter de leerkrachtknop. - Zo doe je een onderzoek ABC - Zo doe je een onderzoek ABC Handleiding - Zo doe je een onderzoek DEF - Zo doe je een onderzoek DEF Handleiding
1. Onderzoeksvraag stellen Bedenk vragen en kies er één. Maak de vraag daarna steeds beter. Wanneer is een onderzoeksvraag goed? Bedenk: - Leer ik iets van de vraag? - Kan ik het antwoord vinden door onderzoek? - Past de vraag bij het project? Voorbeeldvragen - Welke vogel komt bij school op een ochtend in mei het meest voor? - Onder welke omstandigheden wordt een groene tomaat het snelst rijp? - Lukt het mij water te laten koken met alleen zon en spiegels? - Waarderen jongens van onze school softijs meer dan meisjes? - Groeit een bonenplant elke dag even hard? - Rijden auto s langzamer als er een pas-op-bord langs de weg staat? Het kiezen van een goede onderzoeksvraag is misschien wel het moeilijkste onderdeel van het hele onderzoek. Het is verstandig hier met de kinderen een les aan te besteden. Op blz. 4 vindt u een tabel met voorbeeldvragen. Deze vragen kunt u bij uw uitleg gebruiken. De kinderen leren zo doorzien wanneer een vraag wél en juist niet goed is. Met Leer ik iets van de vraag? worden de kinderen gestimuleerd te bedenken wat het mogelijke antwoord op hun vraag is. Ze kunnen de vraag dan nog aanpassen, zodat het antwoord wellicht meer kennis oplevert. Met Kan ik het antwoord vinden door onderzoek? worden de kinderen gestimuleerd een vraag te kiezen waarop het antwoord bestaat (dus geen filosofische vragen). Ook moet het antwoord gevonden kunnen worden door onderzoek te doen (dus geen vragen die m.b.v. internet of andere informatiebronnen te beantwoorden zijn). Tot slot moet de leerling het onderzoek zelf uit kunnen voeren, dus het onderzoek mag niet te moeilijk/groot zijn. Bespreek tot slot uitgebreid: Hoe specifieker de vraag, hoe beter je antwoord kunt geven en dus een conclusie kunt trekken. - Kunnen meesters van onze school vaker touwtje springen dan juffen? 2. Onderzoeksplan bedenken Bedenk nu hoe je het antwoord op je vraag kunt vinden. Je mag je vraag nog aanpassen. Je kunt: - een proefje doen; - iets uit elkaar halen of maken; - een vragenlijst afnemen bij mensen; Zie hiervoor verder in dit document het werkblad Onderzoeksplan. De kinderen bedenken hóe zij antwoord kunnen vinden op hun vraag. Help de kinderen kritisch te zijn. Laat ze doordenken. Wat ga ik doen? Hoe dan? Met welke materialen? Hoeveel tijd kost het? Laat ze het stap voor stap benoemen en bedenken of ze daarna ook echt een antwoord op de vraag hebben gevonden. Laat eventueel grafieken/tabellen zien als voorbeeld van een uitkomst. - goed kijken, luisteren, voelen, proeven, ruiken, ; - meten, wegen, tijdsduur bepalen, tellen,.; - dingen met elkaar vergelijken; - informatie zoeken waar je verder mee kunt.
3. Onderzoeksplan schrijven Gebruik het werkblad Onderzoeksplan. Denk over elk punt goed na. Overleg met je meester of juf of je plan goed is. 4. Onderzoek doen en logboek bijhouden Voer je plan uit. Schrijf alles over je onderzoek op. Gebruik het werkblad Logboek. Herhaal eventueel je onderzoek en vergelijk de uitkomst. Zo doe je een onderzoek DEF Handleiding Voorbeeld onderzoeksplan: Niet: Ik vraag de kinderen uit de klas hoeveel boterhammen ze eten. Wel: Ik maak een blad waarop ik jongen/meisje kan aankruisen en waarop ik kan turven hoeveel boterhammen een kind op een dag eet. Ik vraag elk kind uit de klas afzonderlijk naar zijn/haar antwoord. Daarna maak ik een tabel/grafiek met de uitkomst. Zie hiervoor verder in dit document het werkblad Logboek. De kinderen maken een verslag van elk moment dat zij aan hun onderzoek werken. Stimuleer de kinderen weer zo precies mogelijk te zijn. Voorbeeld verslag: Niet: We zetten de spullen klaar en begonnen. Wel: We legden drie merken paprikachips klaar en een blinddoek. Isa haalde om beurten vijf kinderen uit de klas. Die kinderen proefden geblinddoekt de chips en gaven voor elk geproefde merk een cijfer. Bart vulde het cijfer in op ons onderzoeksblad. Morgen vragen we weer vijf kinderen. Eén chipsmerk is op, Ilja koopt een nieuwe zak. 5. Uitkomst Heb je een antwoord op je vraag gevonden? Gebruik het werkblad Uitkomsten. Denk er goed over na en vul het in. 6. Presenteren Vertel over je plan, onderzoek en uitkomst aan de klas. Denk aan: - PowerPoint - Prezi - quiz - experiment - muurkrant - spreekbeurt - film - website - toneelstuk - tentoonstelling - maquette - lied Bespreek met de kinderen wat een uitkomst of conclusie is. Het is datgene dat je nu weet door je onderzoek. Als je onderzoeksvraag goed was, is de uitkomst niet een simpel ja of nee. Het is interessanter met gegevens te komen. Gegevens kun je het best in een grafiek of tabel zetten of door middel van foto s tonen, want dan is visueel duidelijk wat er ontdekt is. Bespreek ook: Een goede conclusie trekken is nog best lastig! Als de kinderen uit de klas chips van een bepaald merk het lekkerst vonden kun je niet zeggen dat dat voor álle kinderen geldt. Wees dus specifiek in je conclusie. Vermijd onduidelijke woorden zoals Ze vonden.. Het is Wees duidelijk in wat precies. Behandel met de kinderen het verschil tussen een conclusie en een mening. Na de conclusie is het leuk iets over de persoonlijke mening te horen, maar deze moeten niet met elkaar verward worden. Bespreek wat je verwacht van de leerlingen. In de presentatie moeten bijvoorbeeld langskomen: onderzoeksnaam + door wie, onderzoeksvraag (en waarom), verwachtingen vooraf, onderzoeksplan, conclusie, eventueel vervolg onderzoek, reflectie (wat ging goed, wat kan beter, wat was leuk).
Vragen Geschikt als onderzoeksvraag? Voorbeeld van goede vraag. Hoe lang kun je een appel bewaren? Nee. Deze vraag is niet specifiek genoeg. Om welke appelsoort gaat het? Onder welke omstandigheden? Onder welke omstandigheden kun je Elstar appels het langst bewaren. Wat is het leukste huisdier? Nee, te algemeen. Welk dier vinden de kinderen van onze groep het leukst? Wie horen het best? Honden of poezen? En maakt het uit welk geluid ze horen? Wat is het meest voorkomende hondenras in Nederland? Bestaan er Marsmannetjes? Wat is sterker: een huis van baksteen of een huis van beton? Nee, dit zijn eigenlijk twee vragen. En over welke poezen en honden gaat het? Nee. Dit is een opzoekvraag. Het antwoord kun je vinden zonder onderzoek te doen. Nee. Dit is een vraag waar geen antwoord op is. Bovendien kun je dit niet zelf onderzoeken. Nee. Dit is te moeilijk om te onderzoeken. Luisteren honden met rechtopstaande oren beter dan honden met hangende oren? Welk hondenras komt het meest voor bij de kinderen van de Ark uit Bemmel? Hoeveel van de kinderen op school geloven in het bestaan van Marsmannetjes? Wat breekt minder snel: een baksteen of stuk beton? Voorbeelden extra: Niet: Gaat een boterham schimmelen, als je die in je bakje laat? (want te eenvoudig) Wel: Na hoeveel dagen (gemiddeld) gaat een boterham in je bakje schimmelen? Niet: Hoe lang doe je over het leren van tien topografische namen? (want niet precies genoeg) Wel: Hoe lang doen de kinderen in onze groep gemiddeld over het leren van tien nieuwe topografische namen? Niet: Hoeveel automerken zijn er? (want dit is op te zoeken) Wel: Hoeveel automerken vind je op de parkeerplaats tussen 12:00 en 13:00? Niet: Eten jongens meer brood op een dag dan meisjes? (want niet precies genoeg) Wel: Eten jongens in de klas gemiddeld meer brood op een dag dan meisjes? Zo ja, hoeveel meer?
Werkblad - Onderzoeksplan naam/namen Onderzoeksvraag: Wat ga je doen? Beschrijf of teken zo goed mogelijk wat je gaat doen. Wat heb je nodig? Waar en wanneer doe je jouw onderzoek? Hoe vaak doe je het? (Hoe meer resultaten, hoe betrouwbaarder je onderzoek.) _ Hoe lang duurt je onderzoek? _ Welke uitkomst verwacht je? Hoe ga je de uitkomsten noteren? (Grafiek/ tabel/ cirkeldiagram; schets een voorbeeld) Hoe ga je je onderzoek presenteren? (Bedenk hoe en wat je nodig hebt.)
Werkblad Logboek Zo doe je een onderzoek DEF Handleiding datum en tijd: naam/namen: materiaal: Wat doe je stap voor stap? Beschrijf of teken zo precies mogelijk wat je doet. En wat gebeurt er? 1. 2. 3. 4. 5. Plan voor de volgende keer:
Werkblad - Uitkomsten naam/namen Wat is het antwoord op jouw onderzoeksvraag? Heb je (ook nog) andere antwoorden gevonden? Wat heb je geleerd door je onderzoek? (kennis, maar ook jouw onderzoekswijze) Wat ging goed? Wat ga je de volgende keer anders doen?