TOETSTAAK 41: EEN NIEUW HUIS Vaardigheid: spreken. Doelstelling: de cursist kan in een gesprekssituatie en op beschrijvend niveau een probleem en een klacht formuleren. Verwerkingsniveau: beschrijvend. Context: nutsvoorzieningen. Publiek: onbekende taalgebruiker. 1. Materiaal nodig voor deze toetstaak Voor elke cursist een toetsblad. Voor uzelf: een kopie van het toetsblad en eventueel een cassetterecorder om het gesprek op te nemen. 2. Het afnemen van de toetstaak 2.1. Het introductiegesprek U kan deze toetstaak best beginnen met een kort gesprekje over nutsvoorzieningen. Het is belangrijk voor het goede verloop van de toetstaak dat de cursist even kan praten zonder dat hij daarop beoordeeld wordt. Tijdens dit gesprek kan u volgende vragen stellen: heeft de cursist al eens technische problemen aan zijn huis gehad, zoals bijvoorbeeld problemen met de verwarming, het dak,...? Hoe heeft hij dit opgelost? 2.2. Mondelinge instructies voor de cursisten Na het introducerend gesprek geeft u de cursist de volgende instructie: In je nieuwe huis zijn drie problemen. Op de tekeningen op je toetsblad zie je welke. Je belt naar de huisbaas. Ik ben de huisbaas. Kijk naar de tekeningen. Bel naar mij en zeg me wat de drie problemen zijn. Ik begin het gesprek. Veel succes!!! Na deze instructie begint u het gesprek als volgt: Hallo, met meneer/mevrouw Azir. Met wie spreek ik alstublieft? Nadat de cursist zijn naam gezegd heeft, laat u hem de kans zijn problemen te formuleren. Indien hij er zelf niet toekomt, kan u natuurlijk hulpvragen stellen. Suggesties hiervoor vindt u onder punt 3.1.
Als de cursist zijn problemen heeft opgenoemd, stelt u voor eens langs te komen. U vraagt de cursist of hij vanavond of morgen thuis is en maakt een afspraak. Daarna sluit u het gesprek af.
3. Ondersteunende didactische principes 3.1. Aandachtspunten bij het afnemen van de toetstaak De eerste oefening van deze toetstaak, waarbij de cursist zijn naam moet zeggen, wordt niet gescoord. De bedoeling hiervan is de cursist op zijn gemak te stellen. Dit is een open gesprek waarbij de cursist aan de huisbaas meldt dat er technische problemen in zijn huis zijn. Toch is het belangrijk dat u bijkomende vragen stelt als de cursist een item niet spontaan vermeldt. In dit geval kunnen de hulpvragen er als volgt uitzien: Kan ik u ergens mee helpen? Is er iets met het huis? U kan natuurlijk ook andere hulpvragen stellen. Het is wel belangrijk dat er niet te snel hulpvragen gesteld worden: de cursist moet voldoende tijd krijgen om spontaan zinnen te formuleren. Het kan voorkomen dat een cursist onvoorziene dingen zegt of vraagt. In dit geval kan u hierop naar eigen goeddunken reageren. Het is ook aangeraden dit op het scoreblad van de cursist te noteren. Op die manier kan u hiernaar teruggrijpen en op vergelijkbare manier reageren bij andere cursisten. Toch is het belangrijk rekening te houden met het feit dat hoe meer u als toetsafnemer tussenkomt of reageert, hoe meer verschillen tussen de cursisten gecreëerd worden. Om de objectiviteit van de toetsen zoveel mogelijk te garanderen, moet dit laatste in de mate van het mogelijke vermeden worden. 3.2. Het afstemmen van de toetstaak op de kenmerken van uw cursistengroep Indien u denkt dat het thema niet echt geschikt is voor uw cursisten, kan u natuurlijk kiezen voor een andere topic. Zo kan u een spreektaak maken waarin de cursisten naar de school waar ze Nederlands volgen moeten bellen om te zeggen dat ze te laat zullen zijn omdat ze een lekke band hebben.
4. Het beoordelen en interpreteren van de resultaten 4.1. Het beoordelingsmodel De nadruk ligt op het overbrengen van de inhoud van de boodschap, niet op de vorm. Wanneer de vorm van wat de cursist zegt het begrijpen van de boodschap echter belemmert, krijgt de cursist een lagere score op de vormelijke elementen. Het spreektempo mag laag zijn, maar het gesprek moet in zijn geheel niet langer duren dan 5 minuten. Toetsitems Score Preconditie De cursist voert een gesprek dat in relatie staat tot de gegeven opdracht. Vbitem. De cursist zegt zijn naam. Voorbeeld Item 1. De cursist zegt dat er een gaslek is. Minimumvereiste: er is gas. 1 Item 2. De cursist zegt dat er geen water is. Minimumvereiste: geen water. 1 Item 3. De cursist zegt dat het licht niet brandt. Minimumvereiste: geen licht of lamp is kapot of geen elektriciteit. Spreekdurf De cursist doet actief mee aan het gesprek en wacht niet telkens hulpvragen van de toetsafnemer af om een goed antwoord te formuleren. Vorm De cursist maakt eenvoudige, korte zinnen, minimaal een onderwerp en persoonsvorm. De zinnen mogen op dit niveau nog af en toe fouten bevatten zoals: uitspraakfouten, fouten tegen de woordvolgorde,.... De fouten die gemaakt worden, hebben geen systematisch karakter; er worden niet steeds dezelfde fouten gemaakt EN de boodschap die de cursist in het gesprek wil overbrengen, blijft ten alle tijde en voor iedereen duidelijk begrijpbaar. OF: De cursist formuleert zinnen, maar maakt systematisch dezelfde fouten, bijvoorbeeld tegen de woordvolgorde, vervoeging,... OF/EN de cursist maakt veel fouten, maar de boodschap is nog steeds duidelijk begrijpbaar. OF: De cursist formuleert onvolledige zinnen of beperkt zich tot enkele losse woorden. Hij herhaalt enkel de instructie of kan helemaal geen antwoord geven. De boodschap is hier en daar onduidelijk/niet begrijpbaar. 1 1 1 0,5 0 Totaal 5
4.2. De scoretabel Scoretabel Een nieuw huis Klas:... Datum:.../.../... 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. Naam van de cursist: Vbitem Item 1 Item 2 Item 3 Spreekdurf Vorm Totaal op 5
Naam:.. Datum:... TOETS In je nieuwe huis zijn drie problemen. Op de tekeningen op je blad zie je welke. Je belt naar de huisbaas. Ik ben de huisbaas. Kijk naar de tekeningen. Bel naar mij en zeg me wat de drie problemen zijn. Toetsblad cursist www.cteno.be/voorbeeldtoetstaken