Colofon. Copyright 2007 Irma van der Ploeg ISBN Uitgave, Heerlen Vormgeving



Vergelijkbare documenten
Kortom, informatie en advies die vindbaar, begrijpelijk en herkenbaar is. Ik zal u aangeven waarom ik dit zo belangrijk vind.

3. Wat betekent dat voor de manier waarop lesgegeven zou moeten worden in de - voor jou - moeilijke vakken?

Mijn ouders zijn gescheiden en nu? Een folder voor jongeren met gescheiden ouders over de OTS en de gezinsvoogd

Inleiding CUSTOMER TOUCH MODEL. Is het mogelijk klanten zo goed te kennen dat je kunt voorspellen wat ze gaan kopen voordat ze dat zelf weten?

We leven in een informatiemaatschappij. Alles gaat digitaal

Leadership in Project-Based Organizations: Dealing with Complex and Paradoxical Demands L.A. Havermans

WHITEPAPER IN 5 MINUTEN. 09. ibeacons

Inhoud. 1 Wil je wel leren? 2 Kun je wel leren? 3 Gebruik je hersenen! 4 Maak een plan! 5 Gebruik trucjes! 6 Maak fouten en stel vragen!

Zelfsturende teams hebben in de meeste organisaties 4 doelen: Tevreden cliënten Tevreden medewerkers Kwaliteit van zorg Financieel gezond zijn

Informatie over EthicsPoint

10 tips voor begrijpelijke AWBZ-formulieren

Hoe shopt en betaalt Generatie Z? CCV & Innopay! Onderzoek: januari 2015!

Museumbezoek onder Studenten

Mijn 7 grootste inzichten in ICT in de zorg uit de afgelopen 15 jaar

Belbin Teamrollen Vragenlijst

Ik ben Sim-kaart. Mobiel bellen groep 5-6. De Simkaart is een meisje, tikkeltje ondeugend en een echte kletsgraag. Aangeboden door

Samenvatting. Clay Shirky Iedereen Hoofdstuk 4 Eerst publiceren, dan filteren. Esther Wieringa Kelly van de Sande CMD2B

Ethische overwegingen en vraagstukken

Coöperatief Vergaderen

Adinda Keizer - Copyright 2013 Niets uit deze uitgave mag zonder toestemming van Vindjeklant.nl worden gekopieerd of gebruikt in commerciële

2 Ik en autisme VOORBEELDPAGINA S

Ik ben Sim-kaart. Mobiel bellen groep 7-8. De Simkaart is een meisje, tikkeltje ondeugend en een echte kletsgraag. Aangeboden door

Effectieve samenwerking: werken in driehoeken

Leerling Gezel Meester Feedback. Zet in een kortcyclisch proces creatieve ideeën, specificaties en concepten om tot werkende prototypes

De Nieuwe Overheid: nieuwe mogelijkheden, nieuwe vragen

10 onmisbare vaardigheden voor. de ambtenaar van de toekomst. 10 vaardigheden. Netwerken. Presenteren. Argumenteren 10. Verbinden.

WAARDE VAN ADVIES DE WAARDE VAN ADVIES VAN INTERMEDIAIRS. Avéro Achmea P13628

Meer succes met je website

Autisten uit de kast. Binnen het bedrijf gebruik ik vaak een neutralere term, maar u begrijpt waar het over gaat: schaamte en angst.

Inhoudsopgave. Inleiding 4. Les 1. Introductie filosofie Hebben alle vragen een antwoord? 10. Les 2. Denken Kunnen dieren denken?

WebDAV versus iwork.com op je ipad

Oplossingsgerichte vragen (Het Spel van Oplossingen IKB & TS)

Informatica kiezen. Informatica: iets met computers? Informatie over het vak informatica in de Tweede Fase van havo en vwo

Persoonlijk Ontwikkelingsplan

Dagboek Nederland onder water?! Komt Nederland onder water te staan? En wat kunnen jij en de politiek doen om dit te voorkomen?

Welkom. meegeldersepoort.nl

hoe we onszelf zien, hoe we dingen doen, hoe we tegen de toekomst aankijken. Mijn vader en moeder luisteren nooit naar wat ik te zeggen heb

MANIEREN OM MET OUDERPARTICIPATIE OM TE GAAN

Naam: Valérie den Besten Klas: G&I A Datum: Module: Project 100% presence Begeleider: Irene van Peer Groep 11 (team 14)

INTRO LOES THIERRY MARK

COMMUNICEREN VANUIT JE KERN

Meten van mediawijsheid. Bijlage 6. Interview. terug naar meten van mediawijsheid

OCAI. veelgestelde vragen

Rapportage online marktonderzoek Wat maakt succes?

DEEL 1. WERKBOEK 5 Eigen keuze Monique van Dam YOU: De keuze is aan jou!

TuinHulp.com, Nieuwe Webservice voor Hoveniersbedrijven 2014

Stageverslag Danique Beeks

Privacy instellingen voor Facebook Alles wat je op Facebook zet is openbaar. Wil je dat ook?

Meest gestelde vragen

TITEL ACTIVITEIT + beschrijving: filosofisch gesprek over geloven.

DEELNEMEN AAN DE SAMENLEVING IETS BETEKENEN VOOR EEN ANDER

Europakenner Onderzoeker Journalist. toepassing. bediscussiëren en beargumenteren van Europese kwesties. gehaald op:

Sensoren en maatschappij

Omzeil het gebruik van mappen en bestanden over Wiki s en het werken in de 21 e eeuw

Periode: CBT examens 15 april t/m 30 april 2014

Medischwetenschappelijk. onderzoek. Algemene informatie voor de proefpersoon

Voorbereiding assessment

Manifest onze manier van werken

Technology Assessment: omgang met publieke zorgen

Uiteindelijk gaat het om het openbreken van macht

Fenomena. Jouw werkbladen. In NEMO. Ontdek zélf hoe de wereld werkt! Mijn naam: Fenomena Groep 7-8 Leerlingen In NEMO versie

18 tips om te werken aan je eigen inzetbaarheid

Persoonlijk Rapport Junior Scan

OBSERVATIE. Hoe kom je in een creatieve mindset? De observatie van een kunstenaar en hoe hij aan zijn creativiteit komt. Robbert Kooiman G&I 1-C

APQ-vragenlijst 30 januari Daan Demo

Verslag van een ervaringsdeskundige. Nu GAP-deskundige.

Ik besloot te verder te gaan en de zeven stappen naar het geluk eerst helemaal af te maken. We hadden al:

HEY WAT KAN JIJ EIGENLIJK GOED? VERKLAP JE TALENT IN 8 STAPPEN

DE GROTE LERAREN ALS SPIEGEL VOOR ZELFREFLECTIE?.

Media aandacht naar aanleiding van artikel profielsites Lectoraat elearning zomer 2007

Relaties. HDYO heeft meer informatie beschikbaar over de Ziekte van Huntington voor jongeren, ouders en professionals op onze website:

Van mij. Een gezicht is geen muur. Jan Bransen, Universiteit Utrecht

E-resultaat aanpak. Meer aanvragen en verkopen door uw online klant centraal te stellen

De toekomst van consultancy

Werkboek MEER KLANTEN OP JOUW MANIER! ANNEMIEKE TISSINK KRIJG MEER KLANTEN DOOR MARKETING IN TE ZETTEN OP EEN MANIER DIE BIJ JOU PAST

Iedereen sterk. Zo stimuleer je innovatief gedrag en eigenaarschap van medewerkers

Cursus Onderwijs en ICT. bloggen met Wordpress

Het samenspel van dienstverlener /dienst ontvanger

Veiligheid & mindset

Openingswoord van CdK Ank Bijleveld-Schouten bij de bijeenkomst over burgerinitiatieven in Overijssel op 2 oktober 2013.

EEN GENERIEKE IPAD-APP VOOR HET NEMEN VAN BESLISSINGEN

RESEARCH CONTENT. Loïs Vehof GAR1D

Presentatie Tekst Top plan (talentontwikkelingsplan) Amy Kouwenberg OABCE1A

Mantelzorg, waar ligt de grens?

Online Psychologische Hulp Angst & Paniek

EINSTEIN. Weet je wat, ik neem mijn neef mee naar het laboratorium. Daar werken mijn assistenten met stikstof. Dat vindt hij vast mooi.

Persoonlijk Actieplan voor Ontwikkeling

Antreum RAPPORT PF. Test Kandidaat Administratienummer: Datum: 01 Sep de heer Consultant

MET DEZE 6 KEUZES WORDT DUURZAME INZETBAARHEID WÉL EEN SUCCES

Met een rugzakje vol info ga ik naar huis, veel gesprekken, leuke manier van middagvulling.

Hyarchis.Net MKB. Hyarchis.Net MKB voor efficiënte ondernemers. Stroomlijn al uw digitale- en papierstromen

Speech Gerbrandy-debat

Online Titel Competentie Groepsfase Lesdoel Kwink van de Week

Denken kun je Leren!

Van. naar online. minpunten van:\ QR-codes. Layar

Prostaatkanker Hoe ontdek je het en dan?

Business Lounge: uw klant aan de bestuurstafel!

vastleggen in een samenwerkingsovereenkomst. Deze voeren wij nauwgezet uit. In beide rollen zorgen we dat uw privacy zorgvuldig is beschermd.

Webdesign voor ondernemers

Transcriptie:

Colofon Copyright 2007 Irma van der Ploeg ISBN Uitgave, Heerlen Vormgeving Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotocopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur 1

Infonomie en nieuwe media: Vragen bij een digitaliserende samenleving Irma van der Ploeg Inaugurale rede uitgesproken bij de installatie als lector Infonomie en Nieuwe Media aan de Hogeschool Zuyd, donderdag 22 november 2007 2

Inhoud Inleiding 1 Informatietechnologie & samenleving 2 Perspektieven en keuzes: drie ontwikkelingen 2.1 De gebruikers centraal 2.2 Van bureau naar omgeving: Ambient Intelligence 2.3 Digitale identiteit en identificatie 3 INM en onderwijs Dankwoord 3

Infonomie en nieuwe media: Vragen bij een digitaliserende samenleving Geachte collega s, lieve familie en vrienden, Allereerst dank dat jullie hier vandaag zijn gekomen, velen van jullie van ver, en ieder ongetwijfeld met een drukke agenda. Ik voel me vereerd dat jullie je allemaal vrij hebben willen maken voor deze `openbare les, die zonder jullie geen enkele zin zou hebben. Inleiding Toen ik zo n anderhalf jaar geleden de baan als lector Infonomie en Nieuwe Media, hier aan de Hogeschool Zuyd, accepteerde, kreeg ik meer dan eens de reactie, goh leuk, gefeliciteerd, maar wat is eigenlijk Infonomie? Of zelfs : je gaat nu zeker dat `Infonomie van de naam afhalen, he? Nieuwe Media, dat is duidelijk, dat is dat met die ICT, dat Internet en die nieuwe telefoons, - daar kan iedereen zich kennelijk genoeg bij voorstellen. Ik ga de gelegenheid van deze rede aangrijpen om duidelijk te maken wat, althans naar mijn mening, `Infonomie is en zou moeten zijn, en waarom deze term voorop blijft staan in de naam van dit lectoraat. Heel kort door de bocht gesteld is Infonomie de interdisciplinaire wetenschap die zich richt op de bestudering van de wetten van de informatiemaatschappij, of beter, van de digitaliserende samenleving; nog korter `ICT en Samenleving. Oorspronkelijk en in kleine kring aanvankelijk bekend als een samentrekking van de woorden `informatie en `economie, werd het al snel verbreed met andere disciplines als sociologie, filosofie, recht, organisatiekunde, politicologie, geschiedenis. 1 Kernidee hierbij is dat de ontwikkelingen van en rond ICT van de afgelopen decennia niet te begrijpen zijn alleen in de taal van de technici, informatici, systeembouwers, en ontwerpers zelf. Het belang en de betekenis van ICT is immers niet gelegen in `de spullen op zich, de hard- en software zelf, hoe ingenieus en knap ook. Dat belang ligt natuurlijk in wat er mee mogelijk wordt, de nieuwe manieren van communiceren, van werken, leren, je amuseren, van zaken organiseren en coördineren, van plannen en presenteren, van weten, voorspellen en controleren. Het fascinerende van ICT is juist de mate waarin in relatief korte tijd de hele samenleving er van doortrokken is geraakt: er is geen sector, geen domein, geen beroepspraktijk, zelfs amper nog een privé-omgeving waar PCs en andere digitale apparaten niet een prominente plaats hebben verworven, en ingrijpende veranderingen teweeg hebben gebracht; een proces dat bovendien voorlopig nog niet voltooid is. 4

Daarom hoeft het ook niet te verbazen dat de collectieve verbeelding er vaak door gegrepen wordt, en dat soms wilde fantasieën, bizarre experimenten, en aankondigingen van al weer een revolutie aan de orde van de dag lijken. Ook in de prozaïscher wereld van beleid en openbaar bestuur lijkt soms geen probleem te bestaan of de oplossing ervan lijkt gelegen in al weer een nieuwe ICT-strategie. Aan de andere kant is er ook grote ambivalentie: veel fantasieën en dromen blijken uiteindelijk niet meer dan dat, en er treden verschijnselen op die helemaal niet zo positief zijn. Vele dure mislukkingen en verkeerde inschattingen uit het verleden nopen tot nuchterheid: de mooist ontworpen toepassingen bleken vaak niet aan te slaan, en de duurste systemen bleven ongebruikt in de hoek. Het succesvol invoeren van slimme, echt waardevolle oplossingen blijkt langzamer en moeizamer te gaan dan verwacht 2. Tegelijk zijn er dan weer de razendsnelle ontwikkelingen die niemand echt voorzien had, maar die ineens door hele volksstammen worden opgepikt en voor miljarden-omzetten zorgen. Sommige meer in het oog springende zaken blijken dan weer een tijdelijk of oppervlakkig verschijnsel, terwijl geleidelijk, en voor een deel achter de ruggen van mensen om, ontwikkelingen plaatsvinden die wel degelijk als een stille revolutie te karakteriseren zijn, en die in sommige opzichten zelfs verontrustend genoemd kunnen worden. 1 Informatietechnologie & samenleving In dit dynamische, en vaak verwarrende veld is het daarom heel belangrijk zin van onzin te scheiden, het mogelijke van het onmogelijke, en ook het nuttige van het overbodige, het wenselijke van het onwenselijke. En dit betekent: onderzoek. Gedegen onderzoek, dat verder kijkt dan de technici, de informatici, de systeemontwerpers zelf kunnen, maar ook verder dan de reclamemakers, de enthousiastelingen en pleitbezorgers; verder dan degenen die er een direkt belang bij hebben dat we geloven dat we het volgende nieuwigheidje nodig hebben, dat al onze problemen opgelost worden met deze of gene ICTstrategie, dat de toekomt al vast ligt en dat we vooral moeten zorgen dat we die boot niet missen. Interdisciplinair onderzoek dus vandaar: Infonomie Twee basisregels zijn hierbij bepalend: Regel 1 Wie succesvolle, bruikbare technologie wil maken, moet de maatschappij, de context waarin die technologie moet functioneren in haar complexiteit begrijpen. Wie succesvolle ICT-systemen en applicaties wil ontwerpen die echt iets zinnigs doen, zal de beoogde gebruikers moeten kennen, moeten weten wie zij zijn, hoe zij werken, hoe ze leven en waar ze iets aan hebben. En omgekeerd, Regel 2, Wie de hedendaagse samenleving wil begrijpen, zal zich moeten verdiepen in de rol en werking van deze technologie. Wie wil weten hoe de hedendaagse jongerencultuur in elkaar zit, of de organisatie van de gezondheidszorg, of zelfs de productie van wetenschappelijke kennis, kan niet om ICT en nieuwe media heen, en zal rol en werking ervan in de analyse moeten betrekken. 5

Ik zal deze beide kanten van de zaak straks verder belichten, maar niet voordat ik heb verteld hoe ze feitelijk twee kanten van dezelfde medaille vormen. Een veel gemaakte denkfout is namelijk dat technologie iets is dat als het ware van buitenaf op de samenleving toekomt, op haar inwerkt, haar verandert. Technologie ontwikkelt zich in deze visie autonoom, dat wil zeggen, volgens haar eigen wetten, en wordt vervolgens in de maatschappij losgelaten, al of niet geadopteerd en geaccepteerd. Daarna treden dan allerlei effecten en veranderingen op, waarbij de technologie - die daarbij dan zelf, gek genoeg, toch steeds als neutraal gezien wordt - dan als oorzaak aangewezen wordt. Deze visie op de relatie tussen technologie en samenleving wordt door filosofen aangeduid als technologisch determinisme (Winner 1977), en is nog steeds verbazingwekkend dominant. Dat ik het een denkfout noem, komt niet tenminste niet alleen voort uit arrogantie en eigenwijsheid, maar is de conclusie de getrokken kan worden op basis van vele doorwrochte en gedetailleerde onderzoeken, analyses, en gevalsstudies, die samen bekend staan onder de noemer wetenschaps- en techniekonderzoek, science and technology studies, kortweg STS. Dit is een relatief jong en zeer interdisciplinair vakgebied, dat precies de ontwikkeling van wetenschap en technologie, en de samenhang daarvan met de maatschappij, de samenleving in al haar facetten, tot voorwerp van onderzoek heeft gemaakt. 3 De conclusies die op basis van enkele decennia van dit type onderzoek getrokken kunnen worden zijn: A: Technologisch determinisme klopt empirisch niet, dat wil zeggen, het is geen adequate beschrijving van hoe ontwikkeling van technologie in de praktijk verloopt. B: Het is een onverstandige visie, omdat het voorbijgaat aan de mogelijkheden die de samenleving, de politiek en het beleid, en ook de consument en de burger hebben om de ontwikkelingen te beïnvloeden. In plaats van te doen alsof technologie zich ergens in afzondering van de maatschappij ontwikkelt, zodat we alleen achteraf effecten en gevolgen kunnen meten, en dan eventueel corrigerend of regulerend kunnen optreden, is het veel zinniger te kijken welke factoren en actoren precies een rol spelen in het proces van techniekontwikkeling, zodat je als samenleving daarin handelingsruimte kunt vinden, en ook verantwoordelijkheid kunt nemen. Die factoren en actoren zijn namelijk niet alleen puur technisch van aard, maar ook economisch, organisatorisch, historisch, politiek, sociaal-cultureel, en ook psychologisch van aard; zelfs toeval speelt een niet uit te vlakken rol. Dit is ook de reden dat onderzoek van technologie en samenleving per definitie multi- of interdisciplinair moet zijn. In plaats van dit eenvoudige model: technologie samenleving 6

Zou je beter het volgende `model kunnen stellen, om meer recht te doen aan de altijd rommelige, complexe, en deels van toeval aan elkaar hangende werkelijkheid. Geschiedenis Taal Organisatie structuren Sociale relaties Technologie Digitaliserende samenleving Cultuur Economie Wet en Recht Het zal duidelijk zijn: dit maakt de dingen er in eerste instantie niet meteen eenvoudiger op, maar het heeft het grote voordeel dat je je beter te weer kunt stellen tegen het fatalisme dat vaak vast zit aan technologisch determinisme: het idee dat ontwikkelingen onafwendbaar zijn, of we het nu leuk vinden of niet; dat de techniek hoe dan ook doorgaat, als een trein die sterker is dan al het andere, en dat we hooguit kunnen proberen ontsporingen te voorkomen of op te ruimen, maar dat de richting vaststaat. Juist die grotere complexiteit, dat inzicht in de variëteit van factoren die meespelen, geeft uiteindelijk de meeste aangrijpingspunten om hier en daar toch wat invloed uit te oefenen, en keuzes te maken. 2 Perspektieven en keuzes: drie ontwikkelingen Binnen dit complexe geheel is het natuurlijk wel mogelijk, zelfs noodzakelijk, om perspectief aan te brengen, en een invalshoek te kiezen. Voor een bescheiden instituut als een lectoraat is het helemaal belangrijk zich af te vragen waar het zijn aandacht op richt, wat het wil en kan doen. Als ik dan nu die twee kanten van de medaille weer even in herinnering mag roepen, technologie maken, gebaseerd op inzicht in de samenleving, en de samenleving onderzoeken kijkend vanuit de technologie, dan openen zich hier twee paden die we met het lectoraat willen bewandelen: 7

Ten eerste zullen we ons richten op nieuwe ontwerpmethoden die werkelijk de beoogde gebruikers en de complexiteit van hun situatie tot uitgangspunt nemen. Ten tweede zullen we, omgekeerd, bijdragen aan inzicht in de samenleving vanuit de technologie, door onderzoek te doen naar maatschappelijke en sociale implicaties van informatietechnologie. Hier tussenin zit, als een verbindende schakel het empirische onderzoek, de evaluatie en analyse van concrete bestaande systemen en toepassingen in hun praktijk, vanuit een diversiteit aan invalshoeken: communicatie-wetenschappelijk, psychologisch, sociaal, juridisch, ethisch en politiek. Door zo de werking van technologie, in de brede zin van het woord werking te onderzoeken, leren we over de andere twee niveaus: hoe je betere systemen kunt ontwerpen aan de ene kant, en hoe systemen en ICT praktijken bepaalde, meer en minder wenselijke, sociale en politieke ontwikkelingen in de maatschappij mee vormgeven aan de andere kant. In schema levert dat het volgende plaatje: Ontwerp van concepten en prototypes Sociaal- Maatschappelijke Betekenis Analyse en evaluatie van systemen en toepassingen Het zijn drie niveaus die evenwel voortdurend op elkaar betrokken moeten worden en elkaar informeren. Met deze invalshoeken zijn we ook in de goede positie om in te spelen op een aantal belangrijke hedendaagse ontwikkelingen en inzichten met betrekking tot ICT en nieuwe media, die we tot speerpunten van ons onderzoek hebben gemaakt. Want, zoals u ongetwijfeld allen weet, de ontwikkelingen op ons gebied buitelen over elkaar heen. We zijn net wat gewend aan email en Internet, en dan is daar alweer MSN en web 2.0; hebben we net ontdekt hoe handig het is om bij Amazon of Bol.com muziek en films te bestellen of daar zijn al de Peer-to-Peer sites en de social software, waarmee je niet alleen gratis alles kunt vinden maar ook nog eens zelf al je huis-tuin-en-keuken producties kunt publiceren; hebben we juist onze mobiele telefoons en laptops in de bagage gestopt, en daar komen al de smartphones met camera, email, RFID, Blue Tooth, Near Field Communication, draadloos Internet, en los daarvan kunnen we nu trouwens ook Skypen en Voipen. En dan heb ik het hier nog niet eens over al die minder zichtbare ontwikkelingen die voor een deel achter onze ruggen, en buiten de mediamarkt promoties om, structuren en informatiestromen transformeren die onze levens op wellicht nog veel fundamentelere wijzen raken. Het biometrische paspoort, het 8

elektronische patiënten dossier, en nu ook al het elektronische kinddossier, het Europese Schengen Informatiesysteem, of het Amerikaanse Automated Targeting System; van OV-chipkaart tot bioinformatica, van RFID-chips in uw boodschappen tot zorgpolissen op maat hier zijn wat minder zichtbare ICT ontwikkelingen die evenwel een sleutelrol spelen in tal van belangrijke maatschappelijke veranderingen. Selecteren is daarom noodzaak. In het vervolg van dit tot nu toe tamelijk abstracte verhaal wil ik een paar van de meer concrete, belangwekkende ontwikkelingen naar voren halen die richtinggevend zijn geworden voor ons onderzoek, en die ook aansluiten bij onze ambities om op die drie geschetste niveaus actief te zijn en ik zal ook steeds kort aangeven hoe we dat doen. Daarna wil ik deze rede eindigen met een paar opmerkingen over onze visie op de bijdrage van dit lectoraat aan het onderwijs van de Hogeschool. 2.1 De gebruikers centraal Een eerste belangwekkende ontwikkeling die zondermeer positief te noemen is, is het groeiende inzicht dat ICT-toepassingen aangedreven vanuit de technologie hun doel vaak voorbij schieten, omdat ze helemaal niet goed aan blijken te sluiten bij de dagelijkse praktijk en behoeften van de beoogde gebruikers. Veel technische nieuwigheden zijn als oplossingen op zoek naar een probleem: we kunnen iets - waar zullen we het eens gaan toepassen? Veel IT-systemen en applicaties lijken in de ogen van het management van organisaties heel bruikbaar en functioneel, maar blijken gebaseerd op een zwaar geformaliseerde en gerationaliseerde weergave van het werk dat er mee ondersteund moet worden, dat vaak veel rommeliger is dan de modellen doen geloven, en dat van geïmproviseerde oplossingen, stilzwijgende afspraken, en informele routines aan elkaar hangt. Dat lijkt misschien onwenselijk in de ogen van het management, dat graag controleerbare en rationele processen ziet, omdat die beter te sturen en te beheersen zijn, maar het is nu eenmaal zo dat de praktijk weerbarstiger is dan dat; en dat mensen minder volgens formele routines en vaste protocollen kunnen werken dan zulke systemen veronderstellen (Suchman 1987; Berg 1997) Sterker nog, zonder de improvisaties, informele afspraken en ad hoc oplossingen die mensen voortdurend in hun werk bedenken, zouden de meeste organisaties snel tot stilstand komen. IT-systemen die hier geen rekening mee houden, blijven dan ook vaak ongebruikt in de hoek liggen, omdat ze niet echt passen in de praktijk, en de werklast eerder verhogen dan verlagen. Als je de beoogde gebruikers en wat zij nodig hebben, wat hen werkelijk ondersteunt, tot uitgangspunt neemt, kun je veel verspilling van tijd en geld voorkomen, en help je mensen uiteindelijk ook beter. Om dit te bereiken heb je wel wezenlijk andere methoden en werkwijzen nodig bij het bedenken en bouwen van IT-applicaties: in plaats van alleen met de managers te praten en hun uit te leggen wat er technisch mogelijk is, moet je naar die eindgebruikers toe gaan. Onderzoeken hoe ze werken, hoe ze interacteren met elkaar, met hun omgeving, en met systemen; hoe hun organisatie en routines in 9

elkaar steken, waar men precies tegen problemen aanloopt, en hoe vervolgens een echte verbetering tot stand gebracht kan worden. Dit betekent dat je behalve de technici en ontwerpers, psychologen, sociologen en organisatie-deskundigen nodig hebt; dat je sociaal-wetenschappelijke methoden hanteert: een soort antropologisch veldwerk doet, met observaties, interviews, en een grondige bestudering van de gebruikscontext, de feitelijke werkplek. De zo verkregen informatie en inzichten neem je dan mee naar de tekentafel, waar je vervolgens een prototype bouwt, die je dan eerst weer op kleine schaal uitgebreid laat proberen en testen door de gebruikers in de praktijk, dus niet in een laboratorium of studio. Zo verzamel je dan zoveel mogelijk commentaar, waarmee je je ontwerp aanpast en verbetert; zo ga je, als dat nodig blijkt, een aantal keer heen en weer in een iteratief proces, totdat je vrij zeker bent dat het goed is. Dit lijkt misschien een open deur, maar ik kan u verzekeren dat het bepaald nog niet standaard praktijk is. Bovendien zijn hierin ook gradaties aan te brengen. Er wordt immers wel al heel lang onderzoek gedaan naar iets wat human-computer interaction heet, waarbij bijvoorbeeld wordt onderzocht hoe mensen voor een beeldscherm reageren op, en omgaan met een bepaalde interface. Maar dit is toch maar een deel van het verhaal. Zulk onderzoek blijft toch nog vaak beperkt tot een vrij abstracte, individuele gebruiker, die als het ware in isolement werkt (Agre 1995); het testen gebeurt meestal in een soort laboratoriumsituatie, en heeft in feite nog te weinig te maken met de alledaagse praktijk, de diversiteit van gebruikers, en de diverse rollen waarin zij met de technologie moeten werken. Daarom zul je nog een flinke stap verder moeten zetten, en de praktijk, het veld moeten ingaan; geen ingehuurde testpersonen - die vaak studenten of medewerkers van de technische afdeling zelf blijken te zijn - maar de werkelijk beoogde gebruikers in hun werksituatie. De term voor zo n benadering van techniekontwerp is User Centered Design (Norman 1988; Kling and Star 1998), en daarbinnen bestaat als concretisering van de algemene uitgangspunten de methode van het User Experience Prototyping. Dit is, mag ik wel zeggen, één van de speerpunten van het onderzoek binnen het lectoraat: we hebben een aantal specialisten op dit gebied in huis die al veel ervaring hebben opgedaan met deze methode, en deze ook verder ontwikkelen en verbeteren. Een mooi voorbeeld hiervan is de recente ontwikkeling van een communicatie systeem voor buitenlandse vrachtwagenchauffeurs, die bij Nederlandse bedrijven komen. Door de toename van buitenlandse chauffeurs, met name uit Oost-Europa, blijkt een groot probleem te zijn ontstaan dat direkt verband houdt met de taalbarrière. Op veel bedrijfsterreinen zitten ongelukken in een kleine hoek, en daarom gelden er vaak stricte veiligheidsinstructies en procedures, die duidelijk gecommuniceerd moeten worden, wanneer een chauffeur zich meldt bij de poort. Hoe luid en duidelijk de portier zulke instructies ook uitlegt, een Poolse chauffeur die geen Nederlands, Engels of Duits kent, heeft daar weinig aan. Hierdoor ontstaan er vaak vervelende en zelfs gevaarlijke situaties. 10

Op basis van onderzoek ter plekke, observaties, en interviews met portiers en chauffeurs, is eerst een idee ontwikkeld, een prototype gemaakt, dat vervolgens uitvoerig werd getest met een aantal chauffeurs. Na zorgvuldige evaluatie, werd het ontwerp weer aangepast en verbeterd, nog eens getest op een wat grotere schaal, totdat uiteindelijk, na een paar van die cycli, iets ontstaan is dat precies is toegesneden op de situatie ter plekke, en dat zonder ingewikkelde instructies door de chauffeurs direkt te gebruiken is. Hierdoor hebben die nu de mogelijkheid om op eenvoudige wijze in hun eigen taal die zo belangrijke informatie te verkrijgen. Een heel geslaagd voorbeeld van techniekontwerp dat echt aansluiting zoekt en vindt bij de eindgebruikers, en zo werkelijk bijdraagt aan een reëel ervaren probleem (Huijnen and Bakx 2006). Op dit moment is er volgend project in ontwikkeling met een aantal externe partners, waarbij met name voor het Midden en Klein Bedrijf met deze methode gewerkt zal worden aan het ontwikkelen van innovatieve toepassingen die ook werkelijk zullen voorzien in een behoefte, en helpen reële knelpunten op te lossen. 2.2 Van bureau naar omgeving Ambient Intelligence Een tweede ontwikkeling die wij binnen het lectoraat bijzonder interessant vinden betreft de verwachting dat de toepassing van ICT steeds minder beperkt zal zijn tot PCs en desktop configuraties, de klassieke werkstations op uw bureau, maar meer en meer in de omgeving ingebed gaat worden. Smart objects, ambient intelligence en ubiquitous en pervasive computing, embedded systems, near field communication, en Het Internet der Dingen het zijn allemaal termen waar we nog niet echt Nederlandse equivalenten voor hebben bedacht, maar waarmee mensen verwijzen naar deze verschuiving van computerkracht naar de omgeving. 11

Wat u zich hier concreet bij voor moet stellen ligt nog grotendeels open, maar u zou kunnen denken aan : Systemen langs de snelweg voor rekeningrijden, die registreren dat u op een bepaald moment, een bepaalde afstand over die snelweg gereden hebt, en automatisch de rekening bij u op de mat doen belanden. Een vaak aangehaald voorbeeld is de slimme koelkast, die registreert dat uw melk en eieren bijna op zijn, en een signaal naar uw supermarkt stuurt om de nieuwe boodschappen te bezorgen. U zou ook kunnen denken aan een beveiligingssysteem in een verpleegtehuis, dat een signaal naar het personeel stuurt wanneer een bepaalde Alzheimer patiënt, voorzien van een speciaal armbandje, de voordeur uitloopt. U kunt ook denken aan camera s op straat, die niet alleen alles filmen, maar bovendien gezichten van gezochte personen herkennen, inzoomen op agressieve en luide stemmen, en alarm slaan bij de wijkagent. U kunt denken aan een museum, waar u, wandelend door de zalen, elke keer een tekst met uitleg op uw mobieltje of PDA ontvangt als u stilstaat voor een bepaald kunstwerk. In een iets minder sympathieke variant loopt u door een winkelstraat, en krijgt bij iedere etalage ongevraagd een bericht over de laatste aanbiedingen, toegesneden op uw veronderstelde persoonlijke smaak en beurs. De mogelijkheden lijken vooralsnog vooral begrensd door ons eigen fantasie, en in enigermate ook nog door de wet. Dit zijn ontwikkelingen die niet één bepaalde technologie betreffen, maar steunen op een aantal technische ontwikkelingen tegelijk: mobiele en draadloze communicatietechnologie en de aanleg van netwerken bijvoorbeeld, maar ook sensoren, die zaken als temperatuur, beweging, geluid of druk kunnen registreren. Miniaturisering hoort erbij, waardoor al die slimme dingen steeds kleiner worden en dus makkelijker en onzichtbaarder ingebouwd kunnen worden in voorwerpen, gebouwen, kleding, zelfs in menselijke lichamen. Het behelst verder database technologie, met daaraan verbonden algorithmen voor datamining en profilering. 12

Een vrij centrale plek in dit alles wordt toch ingenomen door RFID- technologie (radio frequentie identificatie). Een RFID-tag is een micro-chip waarop een unieke code is opgeslagen, plus eventueel enige andere informatie, gecombineerd met een antenne. Daarmee kan de informatie op die chip via radiogolven naar een netwerk of database gestuurd worden. Het feit dat het om een unieke code gaat, betekent dat het systeem dus een specifieke chip herkent, en zo onderscheid kan maken tussen ieder afzonderlijk object waar zo n chip in zit. Niet, zoals bij de streepjescode, dat het, bijvoorbeeld, om een pak melk uit die en die levering gaat, maar dit pak melk, en niet dat ernaast. Er is een internationale instantie aan het werk die die codes uitgeeft, en wel op zo n manier dat in principe ieder afzonderlijk ding op onze aardbol van zo n unieke code voorzien kan worden. 4 Nu dit allemaal samen maakt het mogelijk dat fysieke objecten en omgevingen informatie genereren en uitwisselen met elkaar, met mensen, met elektronische netwerken en databases. Volgens velen staan we hier aan het begin van al weer een revolutie (ITU 2005), en waar revolutie gepredikt wordt ligt een taak voor Infonomie. Het zijn op dit moment vooral mensen uit de reclame en marketing voor wie dit alles niet snel genoeg kan plaatsvinden. Ook in de wereld van opsporing en openbare veiligheid ziet men hier gouden horizonten 5. Voor consumenten en burgers worden vooral zaken als gemak en veiligheid genoemd als grote winstpunten (Van 't Hof 2007); maar ook de gezondheidszorg, waar voortdurend gestreefd wordt naar meer efficiëntie en veiligheid, is een belangrijke driver (Schuurman 2007). Voor ondernemers liggen hier eveneens belangrijke innovaties in het verschiet: Heel, heel lang geleden, toen ik als student in een grote boekhandel in Groningen bijverdiende, moest één keer per jaar de winkel een hele dag dicht, werd het voltallige personeel, inclusief oproepkrachten als ik, gedurende een bijna 12- urige werkdag ingezet om alles wat er op de planken stond één voor één uit de kast 13

te pakken, en de prijs op een telmachientje in te tikken. Inventarisatie dag. U kunt nagaan wat zoiets de onderneming kostte: een hele dag omzet gemist, maar wel hoge personeelskosten - om nog maar te zwijgen over hoe vervelend dat werk was. Nu kun je al die boeken al bij hun fabricage van een RFID-chip voorzien - ze kosten nog maar een paar cent per stuk tegenwoordig - en kunnen onzichtbaar in het kaft verwerkt worden. En dan hoef je maar met een scanner langs de kasten te lopen, en één persoon kan de klus waarschijnlijk binnen een half uurtje klaren. Sterker nog, met geïntegreerde scanners en `smart shelves zal het überhaupt niet meer nodig zijn zo n aparte inventarisatie te maken, omdat je het systeem zó in kunt richten dat je met één druk op de knop constante, geupdate informatie op je scherm kunt krijgen over alles wat er zich op enig moment in huis bevindt, zelfs in welke doos, of op welke plank. U kunt zich voorstellen hoe aantrekkelijk zoiets is voor een ondernemer. In een dergelijke situatie is er trouwens nog veel meer moois mogelijk. Behalve dat het natuurlijk als gesofisticeerd anti-diefstal systeem werkt, ontstaat bijvoorbeeld de mogelijkheid om inzicht te krijgen hoe lang een bepaald boek in de kast blijft staan, welke boeken bekeken, maar weer teruggezet worden; met welke boeken in de hand klanten de verschillende afdelingen van de winkel bezoeken etc. Als de boeken met een pinpas of creditcard betaald worden, is van ieder boek te achterhalen door wie het gekocht werd. Allemaal heel handig als je een boekwinkel runt, maar wat, zo vragen sommigen zich af, als die chips in die boeken ook gelezen kunnen worden door scanners buiten de winkel? De verwachting is immers dat deze systemen op allerlei plaatsen geïnstalleerd zullen worden; denk aan ziekenhuizen, stations, luchthavens, snelwegen, woningen, winkelcentra, zelfs op straat; iedereen kan zo n leesapparaat eenvoudig aanschaffen. W wie kunnen er dan allemaal weten welke boeken ik in mijn tas heb, waar ik met die tas ben, en op welk bankje ik heb zitten lezen? Afhankelijk van het soort chip, of tag, en afhankelijk van de leesapparaten, wordt het dan misschien mogelijk te achterhalen welke boeken er nog meer in uw tas zitten; waar, en hoe lang u uw boek hebt zitten lezen; en met de koppeling van de gegevens van het boek aan u als persoon, is daarmee te achterhalen waar u was, en hoe lang. Wat als het niet om boeken gaat, maar om mijn dure ipod of Rolex, mijn paspoort of mijn medicijnen wat voor kwetsbaarheden ontstaan er als zulke informatie op afstand uitleesbaar wordt? Voor ons in het lectoraat gaat het hier om een fascinerende ontwikkeling, die naar alle waarschijnlijkheid meer is dan een tijdelijke hype; we gaan hier in eerste instantie onderzoek naar doen omdat het juist hier heel belangrijk lijkt om te leren onderscheiden tussen nuttige en overbodige, handige en onwerkbare, positieve en ronduit kwalijke toepassingen. Wat gebeurt nu op dit terrein in ons land, wat lijkt 14

zinnig, en hoe kun je hier positieve dingen mee realiseren, waar zitten de angels en voetklemmen? We doen dat op dit moment in de vorm van een onderzoek naar RFID toepassingen in de marketing, en in februari beginnen we met een project gefinancierd door de Europese Commissie, waarin we met een groep internationale experts op dit gebied de ethische en sociale aspecten van deze ontwikkelingen, met name in relatie tot veiligheidsbeleid, in kaart gaan brengen. 2.3 Digitale identiteit en Identificatie technologie Met het zo juist geschetste beeld van u, uw boekentas en uw leesgewoonten, ben ik overigens beland bij het derde thema, dat als een belangrijke ontwikkeling in de wereld van ICT en nieuwe media hoog op onze agenda staat. Dit is het thema digitale identiteit en identificatie. Deze derde ontwikkeling, waar we met het onderzoek van het lectoraat bij willen aansluiten, betreft het groeiende besef dat een wijdverbreide inzet van ICT en nieuwe media veranderingen in de samenleving met zich meebrengt die complexer en ambivalenter zijn dan we ons vaak meteen realiseren. Kwesties als het verzamelen en gebruiken van persoonsgegevens en privacy, voortschrijdend overheidstoezicht op burgers, vrijheid van meningsuiting en cybercriminaliteit zijn slechts een paar van de thema s waar de technologie belangrijke maatschappelijke controverses genereert. Sociale, politieke, juridische en ethische implicaties van de digitalisering van de samenleving vereisen daarom in hun algemeenheid meer aandacht (UNESCO 2007). Het onderwerp daarbinnen waar wij ons met name richten is digitale identiteit; dat wil zeggen, alles rond registratie en verwerking van persoonsgegevens, identificatie technologie en identiteitsmanagement systemen, ofwel IDM. Identiteit is een lastig en complex begrip, waar psychologen, cultuurfilosofen, sociologen en biologen allemaal veel over te zeggen hebben (Ricoeur 1983; Foucault 1988; Giddens 1991). Geen van hen heeft echter de waarheid in pacht. Maar in feite kun je dit uiterst complexe en vaak controversiële begrip ook heel eenvoudig uitleggen: Identiteit is ieder antwoord op de vraag `Wie ben je? of `Wie is dit?. Die vraag kan dan op veel verschillende manieren, en met heel verschillende middelen beantwoord worden. Het is afhankelijk van de context waarin de vraag gesteld wordt welk type antwoord nodig is. Ga je solliciteren, dan heeft je toekomstige werkgever weinig aan je paspoort die wil je CV zien, en beoordelingen van vorige werkgevers. Wordt je bewusteloos een ziekenhuis binnengedragen, dan heeft de dienstdoende arts weer niets aan je CV: die wil je zorgidentificatie-nummer weten om het juiste medische dossier er bij te kunnen halen. Stel je je op een feestje aan iemand voor, dan is dat zorgidentificatie-nummer weer totaal irrelevant, en je medische dossier tamelijk ongepast, maar zul je jezelf eerder presenteren als de zus van deze of gene, of, bij een verdergaande kennismaking, in termen van wat je in je leven zoal hebt gedaan en meegemaakt, je autobiografie. Niemand heeft slechts één identiteit, identiteit is altijd meervoudig. In onze digitaliserende samenleving, waarin de onderlinge afhankelijkheidsrelaties steeds complexer worden, heb je steeds vaker te maken met 15

vreemden. Tegelijk blijft het even belangrijk om te weten met wie je te maken hebt, en met name of je die persoon kunt vertrouwen. Juist de steeds verdergaande digitalisering van de samenleving - de enorme toename aan elektronische transacties en interacties - in combinatie met processen van individualisering, globalisering en mobilisering, maken het steeds belangrijker om manieren te bedenken om te weten te komen met wie je eigenlijk te maken hebt. Juist in de digitale wereld is er daarom een scala aan methoden en technieken ontwikkeld om vast te stellen wie iemand is. Overheden, bedrijven, banken, uitkeringsinstanties, de belastingsdienst, webwinkels ze willen allemaal weten wie u bent voordat ze zaken met u willen doen. De huidige trend is om steeds vaker aan u te vragen of u zich wilt identificeren, ook in situaties waarin dat voorheen absurd zou zijn geweest, zoals het parkeren van uw auto, het huren van een DVD, het afrekenen in een restaurant, of het instappen in de trein; op steeds meer locaties en momenten vraagt men om uw paspoort, wachtwoord, uw inlognaam, uw identiteits- of bonuskaart, uw sofi-nummer, telefoonnummer of servicepas, of zelfs uw vingerafdruk. Maar daar houdt het niet op. Juist die digitale media maken het mogelijk dat vervolgens alles wat u doet, kiest of koopt, en het moment waarop, en op welke locatie, ook opgeslagen worden. Opgeslagen, dat betekent dus dat op enig later tijdstip al die informatie over u, uw voorkeuren, activiteiten beschikbaar is voor ja voor wie eigenlijk wie weet dat nog precies? Feit is dat er nog nooit in de geschiedenis zoveel gedetailleerde informatie over iedere individu geregistreerd werd. Waar vroeger de BVD alleen over de in hun ogen verdachte personen uitgebreide dossiers samenstelde wat ze deden, wie ze kenden, waar ze op welk moment waren geweest etc; is in de digitale wereld over ieder van ons in principe zo n dossier beschikbaar, en dat niet in een stoffig, papieren mapje, maar in elektronische vorm, dat wil zeggen moeiteloos kopieerbaar, verplaatsbaar, houdbaar, analyseerbaar, en toegankelijk via een onoverzichtelijk aantal ingangen, en dus niet of nauwelijks te wissen, beveiligen of controleren (Pfitzmann 2007). Het belang of het gevaar hiervan is, zeker in onze relatief veilige, rustige maatschappij, niet voor iedereen meteen evident. Daarom is het soms goed om de periode van de Duitse bezetting aan te halen om de minder onschuldige kant van identificatie en persoonsregistratiesystemen voor ogen te krijgen. Onder historici is het een bekend feit dat de jodenvervolging in Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog nooit zo snel en desastreus had kunnen plaatsvinden, als de nazi s 16

hier niet een perfecte bevolkingsadministratie hadden aangetroffen waarin precies van iedere burger naam, adres, gezinssamenstelling, ethnische en religieuze achtergrond etc geregistreerd stonden. Dit systeem, met hele keurige bedoelingen opgezet en nauwgezet bijgehouden, zorgde ervoor dat de Nazi s in één oogopslag wisten waar ze moesten zijn om alle Joden met maximale efficiëntie op te pakken. Iets dergelijks geldt voor de recentere genocide in Ruanda ook hier speelde het systeem van registratie en identificatie van Hutus en Tutsi s zo n desastreuze rol (Caplan and Torpey 2001). Deze gevaarlijke kant van identificatie komt mede voort uit een eigenaardig kenmerk van identificatie, en dat is de volgende, fundamentele paradox: bij identificatie gaat het altijd tegelijkertijd om de vaststelling van een unieke identiteit enerzijds, en de indeling in categorieën of groepen anderzijds. Bijvoorbeeld: met uw paspoort kunt u aantonen wie u bent als unieke persoon, maar de bewijskracht van dat paspoort bestaat bij de gratie van het feit dat dat paspoort deel is van de serie Nederlandse paspoorten, uitgegeven door de Nederlandse staat, waarmee u dus tegelijk kenbaar bent als lid van de categorie Nederlandse burgers. Evenzo kun je een bepaalde verdachte identificeren met behulp van de foto, het DNA-profiel of de vingerafdruk in de databank van de politie, maar het feit dát die ene verdachte in die databank zit, deelt hem of haar tegelijkertijd in in de categorie van geregistreerde criminelen. Deze twee kanten van identificatie zijn intrinsiek met elkaar verbonden, en genereren vragen die verder gaan dan de voor velen niet meer zo interessante privacy discussie. De bovengenoemde gevaren hiervan onder totalitaire regimes zijn natuurlijk extreme gevallen, en normaliter dient het registreren van al uw gegevens doelen die in uw belang zijn, of die u althans niet direkt schaden. Het gaat bijvoorbeeld om de bepaling van waar u, op grond van uw unieke persoonlijke situatie, recht op heeft denk aan belastingen, uitkeringen, zorgtoeslagen en dergelijke; of het gaat om het vaststellen waar u, in uw unieke situatie, het best mee gediend bent, zoals bijvoorbeeld bij uw medische gegevens, of uw opleidings- en arbeidsverleden in relatie tot werkbemiddeling en scholingstrajecten. Het kan gaan om u op maat gesneden diensten of hulp te verlenen, adviezen te geven, of aanbiedingen te doen. 17

Of - en dit argument hoor je steeds tegenwoordig steeds vaker - het gaat erom de slagkracht van opsporings- en veiligheiddiensten te vergroten in het licht van georganiseerde misdaad en terreurdreiging (Vedder 2007). Allemaal prachtigs, waar je in een ideale wereld alleen maar blij mee kunt zijn. Maar, zoals de laatste voorbeelden al aangeven, in zo n wereld leven we niet, en de andere kant van de medaille wordt ernstig onderschat. Los van de mogelijkheden die deze technologie biedt aan totalitaire regimes, wordt één en ander immers ook al problematisch als u een hypotheek, een verzekering, of een baan geweigerd wordt, zonder dat u weet op grond van welke informatie dit gebeurt; als u uit een rij wachtenden voor de douane gehaald wordt voor nadere ondervraging, of ongevraagd een preventiewerker op de stoep krijgt, omdat ergens op iemands beeldscherm een rood vlaggetje bij uw naam verscheen (Van der Ploeg 2002; Lyon 2003; Van der Ploeg 2005; Monahan 2006; Van der Ploeg 2008). Voor u als individu zal het heel moeilijk worden zich hier tegen te verdedigen, of te achterhalen waar eventuele fouten in het systeem zijn geslopen, wie u moet aanspreken om verkeerde gegevens te laten corrigeren, of te bewijzen dat iemand anders met uw personalia aan de haal is gegaan. Ik wil hier niet een te alarmistische toon aanslaan, maar er heerst op het moment toch een zekere naïviteit of struisvogelpolitiek op dit gebied. Behalve de in dit verband altijd genoemde privacy kwestie, die verwijst naar uw recht om bepaalde persoonlijke informatie voor u zelf te houden, gaat het ook om de risico`s verbonden aan misbruik van uw gegevens en identiteitsdiefstal; om kwesties als discriminatie en uitsluiting, het verschillend behandelen van groepen mensen op basis van hun profiel klantprofiel of risicoprofiel. Uiteindelijk gaat het om economische en politieke machtsverhoudingen wie veel over u weet is immers in staat u te manipuleren - en zelfs om fundamentele vrijheidsrechten en democratie. Het is daarom belangrijk te blijven uitleggen dat dit ook allemaal niet hoeft, het idee dat dit alles onafwendbaar is, dat de het einde van privacy een feit is, zoals sommigen al beweren, is weer zo n voorbeeld van dat technologisch determinisme waar ik het in het begin over had. Het idee dat dit alles niet te stuiten is en de toekomst al bepaald is, en dat de gemiddelde burger dit bovendien helemaal niet erg vindt, gaat volledig voorbij aan de keuzes en de varianten die er wel degelijk beschikbaar zijn. Voor de realisatie van veel van de doelen die ik net noemde is het helemaal niet noodzakelijk uw precieze persoonlijke identificatie gegevens te verstrekken, en waar dat wel nodig is, zouden ze niet voor onbepaalde tijd in een databank opgeslagen hoeven worden. RFID-chips kunnen heel goed beveiligd worden, of zo gemaakt dat ze bij de kassa uitgeschakeld worden; een goed beveiligd paspoort betekent niet onvermijdelijk dat er ook een Europese databank moet komen waar uw lichaamskenmerken in opgeslagen zijn; uw digitale identiteit kan best zo vormgegeven worden dat uw vakantiebestemming niet automatisch bij uw boekverkoper, uw apotheek, of zelfs bij de opsporingsdiensten bekend wordt. Het afrekenen van uw boodschappen kan best zo geregeld worden dat uw eetgewoonten niet aan uw zorgverzekeraar doorverteld worden. Daarvoor zijn, behalve regels ook diverse technieken ontwikkeld (Engberg, Harning et al. 2004; Sebastian and 18

Pfitzmann 2004; Rieback 2006), en met wat meer goede wil zouden die verbeterd en breder geïmplementeerd kunnen worden. Een bekende specialist op dit terrein maakte onlang de vergelijking met de problematiek van milieuvervuiling en klimaatsverandering 6 : ook hierbij heerste enkele decennia geleden de overtuiging dat milieubewustzijn een zaak was van een kleine wereldvreemde subcultuur, en dat de vooruitgang toch niet tegen te houden was. Met die houding is de wereld meer en meer vervuild geraakt, en nu het eindelijk tot een wereldwijd alarm gekomen is, weten we amper nog hoe we de rampen kunnen keren. Met digitale identiteit en persoonsgegevens is nu iets dergelijks aan de hand, stelde deze expert: we staan op het punt om in honderdduizenden databases, servers, en netwerken wereldwijd een gigantische vervuiling aan onnodig geregistreerde, slecht beveiligde persoonsgegevens te creëren, waar we straks niet meer vanaf komen. Die gegevens zijn vrijwel niet te wissen of anderszins onder controle te houden, laat staan dat u en ik als individu overzicht of grip kunnen houden op wat er allemaal over ons bekend is, waar en bij wie, en welke schaduw dit op enig moment over onze levens kan gaan werpen. In plaats van bij te dragen aan onze veiligheid, zoals vaak beweerd wordt in dit verband, zal het leiden tot situaties van onveiligheid en nieuwe vormen van kwetsbaarheid. Het is daarom van groot belang dat de systemen die nu gebouwd worden op een verantwoorde wijze vorm krijgen, dat wil zeggen, op een manier die de positieve dingen mogelijk maakt, zonder tegelijk de deur wagenwijd open te zetten voor de meer en minder ernstige risico s die dat met zich mee kan brengen. Dat is dus heel goed mogelijk, en ik kan u verzekeren dat over deze problematiek inmiddels internationaal en op hoge beleidsniveaus gedebatteerd en onderhandeld wordt. Op de kop af een jaar geleden zaten we, om de hoek van het Witte Huis, bij het Ministerie van Homeland Security in Washington, in een bijeenkomst over de sociale en ethische aspecten van de nieuwe identificatie systemen die de Amerikanen nu opleggen aan de rest van de wereld 7 ; twee maanden daarvoor waren we, amper twee weken na de wapenstilstand met Libanon, op een NAVOworkshop in Jeruzalem 8, waar ook vertegenwoordigers van de regering, het veiligheidsapparaat, en wetenschap spraken over de gevaren voor democratie en mensenrechten van dit soort technologieën. En afgelopen voorjaar was er de workshop van de OECD, of de OESO, waar bedrijven als Microsoft, Google, IBM, Shell en Boeing hun visie op deze thematiek ontvouwden, en in debat gingen met wetenschappers en vertegenwoordigers van diverse regeringen 9. Het belang van het thema wordt op deze niveaus bepaald niet ontkend. Maar ook op locaal en regionaal niveau zullen we goed moeten kijken naar de precieze structuur en vorm van onze systemen, zullen we niet alleen moeten luisteren naar, laat staan zo maar geloven wat, vanuit economisch of veiligheidsperspectief beweerd wordt. We zouden kunnen meedenken met bedrijven en organisaties hoe hierin verstandig te opereren. En vooral ook burgers en consumenten aanmoedigen zich assertiever op te stellen, en meer vragen te stellen bij één en ander. Op bescheiden schaal zullen wij, vanuit het lectoraat, ons inspannen om hier een steentje aan bij te dragen door onderzoek te doen naar digitale identiteit en alles wat daarmee samenhangt. We doen dat nu in de vorm van een aantal eigen 19

projecten op het gebied van onder andere elektronische detentie, digitale recherche, elektronische overheid, en marketing; en daarnaast doen we met het Rathenau Instituut onderzoek naar het gebruik van identificatietechnologieën bij migranten en asielzoekers. Verder beginnen we volgend jaar aan twee projecten op dit gebied in het Zevende Kader programma van de Europese Commissie. Er is hier meer dan genoeg te doen. In de tweede plaats zullen we deze inzichten, waar mogelijk, proberen te vertalen naar systeem- en applicatieontwerp. Behalve het User Centered Design waar ik eerder over sprak, gaan we ook bekijken hoe we handen en voeten kunnen geven aan wat wel Value Sensitive Design (Friedman 1997) wordt genoemd; dat wil zeggen, het ontwerpen van systemen waar bijvoorbeeld privacy bevorderende eigenschappen denk aan cryptografie, zero knowledge protocols, meervoudige identiteiten - in ingebouwd zijn; ook dit zal een belangrijk aandachtspunt vormen voor het lectoraat dat immers de opdracht heeft bij te dragen aan het vernieuwen van, en de vertaling van wetenschappelijke inzichten naar de beroepspraktijk. Zo zijn we bijvoorbeeld betrokken bij een groot Europees project, gericht op de ontwikkeling van een nieuwe generatie digitale technieken voor biometrische identificatie van mensen aan de hand van hun gedragspatronen; in dat ontwikkeltraject hebben we een rol als adviseur voor ethische en sociaal-politieke aspecten, zodat we, in alle bescheidenheid, misschien een klein beetje verschil kunnen maken. 4 INM en onderwijs Een ander weg waarlangs we hopen iets positiefs te kunnen bijdragen is de weg van het onderwijs aan studenten, de professionals van de toekomst. Ik wil in dit laatste deel van mijn verhaal nog kort iets zeggen over dit onderwijs. Ik begon deze rede met enkele reacties van vrienden en collega s op mijn aanstelling als lector Infonomie en Nieuwe Media; Eén bepaalde reactie heb ik daar niet genoemd, maar het was er één die mij meer bevreemdde dan de andere. Een kennis uit mijn dorp, zelf ooit afgestudeerd aan de Hogeschool, vroeg zich op kritische toon af wat de studenten hier aan konden hebben. Zo n lectoraat was weer typisch iets dat door de managers bedacht was, maar waar de studenten vast weinig aan zouden hebben. Ik was van mijn stuk gebracht, want ik had natuurlijk een hartelijke felicitatie verwacht, maar in plaats daarvan voelde ik mij in de verdediging gedrongen. In de loop van het afgelopen jaar heb ik hier nog regelmatig aan teruggedacht, en ook gemerkt dat zijn twijfel aan het nut van lectoren, van onderzoek aan de hogeschool, ook gedeeld wordt door een, gelukkig steeds kleiner, maar toch nog aanzienlijk deel van de hogeschool-medewerkers. Laat ik daarom tenslotte nog kort iets zeggen over hoe ik onze opdracht zie in relatie tot het onderwijs. De meeste van onze technische opleidingen zijn opgezet rond het impliciete uitgangspunt dat techniek weliswaar heel complex en ingewikkeld is, en daarom slimme mensen nodig heeft, maar dat technische expertise wezenlijk neutraal is ten opzichte van maatschappelijke kwesties. Men krijgt wel een beetje recht en ethiek, maar feitelijk wordt techniek vooral gezien als een gereedschapskist met instrumenten instrumenten die ingezet kunnen worden voor doelen die elders en 20