DUURZAAM INKOPEN ALS EEN BELANGRIJKE STAP NAAR KLIMAATNEUTRALE GEMEENTEN



Vergelijkbare documenten
DUURZAAM INKOPEN ALS ONDERDEEL VAN GEMEENTELIJK KLIMAATBELEID

Bijlage 1: klimaatdoelstellingen & ambities

Compensatie CO 2 -emissie gemeentelijke organisatie Den Haag over 2013

Compensatie CO 2 - emissie gemeentelijke organisatie Den Haag over 2012

Milieucriteria voor het maatschappelijk verantwoord inkopen van. Gas. Versie 26 januari 2016

Notitie Duurzame energie per kern in de gemeente Utrechtse Heuvelrug

Workshop J De kracht van een klimaatfonds. 05 april 2011

Halfjaarlijkse CO 2 rapportage 2015

Milieucriteria voor het maatschappelijk verantwoord inkopen van. Elektriciteit. Versie maart 2017

Van Herk Groep B.V. Doelstelling CO₂-reductie

Spaar het Klimaat. Op naar een gedeelde visie!

Milieucriteria voor het maatschappelijk verantwoord inkopen van. Gas. Versie 8 april 2015

CO2-monitor 2013 s-hertogenbosch

38,6. CO 2 (ton/jr) 2014

Slimme gemeenten kopen klimaatvriendelijk

AKB Grootverbruik B.V. Voortgangsrapportage 2017

Broeikasgasemissies in Nederland,

Milieucriteria voor het maatschappelijk verantwoord inkopen van. Gas. Versie maart 2017

O R D E O P Z AKE N. Een rechtvaardiging voor meer maatregelen op het gebied van energie-efficiëntie in woongebouwen S T L L E N

Compensatie CO 2 -emissie gemeentelijke organisatie Den Haag over 2011

Voortgangsrapportage CO 2 emissies ProRail Scope 1 en 2, eigen energiegebruik

CO 2 - en energiereductiedoelstellingen t/m Alfen B.V. Auteur: H. van der Vlugt Versie: 2.4 Datum: 16-aug-2011 Doc.nr: 10.

1. INLEIDING 2. CARBON FOOTPRINT

WKK: de energiebesparingtechnologie bij uitstek!

Erdi Holding B.V. CO2-voetafdruk. Voortgangsrapportage januari 2018 t/m 31 december 2018

Erdi Holding B.V. Voortgangsrapportage 2017

CO-2 Rapportage Inhoudsopgave. Electrotechnische Industrie ETI bv Vierde Broekdijk JD Aalten Kamer van koophandel Arnhem

Curaçao Carbon Footprint 2015

CO-2 Rapportage Electrotechnische Industrie ETI bv Vierde Broekdijk JD Aalten Kamer van koophandel Arnhem

Klimaatverandering en klimaatscenario s in Nederland

1. INLEIDING 2. CARBON FOOTPRINT

Factsheet klimaatverandering

Inhoudsopgave. 1. Samenvatting en conclusies. 2. Bebouwde Omgeving. 3. Bedrijven & Industrie (inclusief Utiliteitsbouw) 4.

Westvoorne CO 2 - uitstoot

Resultaten Klimaatbarometer van de Nederlandse Klimaatcoalitie

Totale uitstoot in 2010: kiloton CO 2

Hoofdstuk 4 beschrijft ons plan van aanpak, inclusief de te nemen maatregelen in het bedrijf en vervoer (3.B.1 van CO 2 -Prestatieladder).

Carbon Footprint 1e helft 2015 (referentiejaar = 2010)

Klimaatverandering: beleid Gepubliceerd op Compendium voor de Leefomgeving (

CO 2 Voortgangsrapportage 2016 Prins Bouw B.V.

edup 2016 Overzicht monitoringinstrumenten planet -onderdelen (onderdeel II) Gemeente Zuidhorn februari 2017

Periodieke rapportage eerste helft 2018

ENERGIEBEOORDELING 2012 H1

Draagvlak bij burgers voor duurzaamheid. Corjan Brink, Theo Aalbers, Kees Vringer

edup 2015 Overzicht monitoringinstrumenten planet -onderdelen (onderdeel II) Gemeente Zuidhorn januari 2016

Erdi Holding B.V. Voortgangsrapportage H1 2017

Provinciaal blad 2010, 79

CO 2 -uitstootrapportage 2011

Jaarverslag Criteria. Conform niveau 3 op de CO2- prestatieladder 3.0 en ISO norm. Opgesteld door Paraaf. Datum Versie 2

W & M de Kuiper Holding

Klimaat- en energiebeleid Gemeente Nijmegen

Copernicus Institute of Sustainable Development. Koe en klimaat. Dr. Jerry van Dijk Dr. Karin Rebel. Copernicus Institute of Sustainable Development

De nieuwe energie-efficiëntierichtlijn - Uitdagingen & oplossingen -

Energie beoordelingsverslag 2016

3.B.1 Energiereductieprogramma 2014 ten behoeve van de CO2 -Prestatieladder. Hollandridderkerk Groep

Broeikasgasemissies in Nederland,

Energiebesparing in de bouw

1. INLEIDING Rapportage

Energieverbruik gemeentelijke gebouwen

Carbon Footprint 2e helft 2015 (referentiejaar = 2010)

Naar een klimaatneutrale sportvereniging

Energie beoordelingsverslag februari 2017

Zonder investeren besparen 10 tips en vragen voor de facilitair manager

CO 2 Prestatieladder Voortgangsrapportage 2016-H1. Periode: 1 januari t/m 30 juni 2016

EfficiEncy Duurzaam. EnErgiEbEsparing. Warmte en koude. KEnnis industrie. energie financiering. instrumenten. GebouwDe omgeving

Provinciaal klimaat- en energiebeleid: doelen, emissies, maatregelen. Robert Koelemeijer - PBL

CO 2-reductiedoelen en CO 2-reductiemaatregelen

CO 2 -Voortgangsrapportage 2016 Prins Bouw B.V.

Voortgangsrapportage Scope 1 en 2, eigen energiegebruik

Energiezorgplan Van Dorp installaties bv Versie 3.0 (Summary)

P. DE BOORDER & ZOON B.V.

Energie Beoordeling Co2 reductie

Voortgangsrapportage Carbon Footprint 1 e helft 2018

Factsheet CO2-Prestatieladder

CO2 Prestatieladder Voortgangsrapportage 2018

Opdrachtgever: Directie HKV lijn in water. 3.A.1 CO 2 -emissie inventaris eerste helft ten behoeve van de CO 2 -Prestatieladder

STRATEGIE DUURZAME ENERGIETRANSITIE GEMEENTE BREDA

Carbon Footprint Welling Bouw Vastgoed

KLIMAATNEUTRALE REINIGING. 100% reiniging, 100% emissieneutraal MILIEU & DUURZAAMHEID

Carbon Footprint Welling Bouw Vastgoed

1. INLEIDING Rapportage

Emissie-inventaris 2018

Klimaatverandering Wat kunnen we verwachten?

Wijk bij Duurstede Klimaatneutraal in 2030

Opdrachtgever: Directie HKV lijn in water. 3.A.1 CO 2 -emissie inventaris eerste helft ten behoeve van de CO 2 -Prestatieladder

Noordlease. Opgemaakt door Danielle de Bruin. Periode: 1 januari t/m 31 december van 9

Energie Management Actieplan

Monitoring energie-efficiency en toepassing duurzame energie in de. bloembollensector. Toelichting resultaten 2001

Een 10 puntenplan gemeenten die echt iets aan het klimaatprobleem willen doen

3.C.1 Communicatie over de voortgang van CO 2 bij Prins Bouw.

Potentieel zonne-energie en isolatie provincie Utrecht

Energieprestatie. De aanscherping van de Energieprestatieeis in de gebouwde omgeving

Klimaatcompensatie investeren in een schone toekomst

MJA-Sectorrapport 2012 Wetenschappelijk onderwijs

Energie Audit verslag 2019 Energie Management Actieplan 2016 t/m 2021

3.C.1 Voortgangrapportage CO Ter Riele

Onderverdeeld naar sector bedraagt het energieverbruik procentueel: 32% 18%

CO 2 Prestatieladder Voortgangsrapportage eerste helft Periode: 1 januari t/m 30 juni 2015

CO2-reductieplan Kuurman

Partij voor de Dieren Gouda Tav Corina Kerkmans

Transcriptie:

Ecofys bv P.O. Box 8408 NL-3503 RK Utrecht Kanaalweg 16-G NL-3526 KL Utrecht The Netherlands www.ecofys.nl tel +31 (0)30 280 83 00 fax +31 (0)30 280 83 01 e-mail info@ecofys.nl DUURZAAM INKOPEN ALS EEN BELANGRIJKE STAP NAAR KLIMAATNEUTRALE GEMEENTEN Ir. M. Luttmer Ir. J. Dam Drs. M. Vosbeek Februari 2006 ECS05092 Copyright Ecofys 2005 in opdracht van Milieudefensie

Samenvatting De temperatuur op aarde stijgt, het broeikaseffect is al merkbaar. Om temperatuurstijging zoveel mogelijk te beperken zullen alle partijen hun broeikasgasemissies moeten beperken. Ook gemeenten zullen hieraan moeten bijdragen. De gedachte leeft dat gemeenten weliswaar veel indirecte invloed hebben op de omvang van CO 2 emissies, maar dat de gemeenten slechts weinig directe maatregelen kunnen treffen die substantieel bijdragen aan het bereiken van de Kyoto-doelstelling. Milieudefensie vraagt zich af of dit werkelijk zo is. In opdracht van Milieudefensie gaat Ecofys in dit rapport na welke directe mogelijkheden Nederlandse gemeenten hebben aan de oplossing van het broeikasprobleem. De vraag in het bijzonder van Milieudefensie is in welke mate gemeenten middels duurzaam inkopen kunnen bijdragen aan het bereiken van klimaatneutraliteit. Onder klimaatneutraal verstaan we het reduceren en, indien noodzakelijk, het volledig compenseren van de gemeentelijke emissies. In het bereiken van klimaatneutraliteit staat de eigen verantwoordelijkheid en het eigen handelen voorop. In deze rapportage spreken we over een bijzondere vorm van duurzaam inkopen, namelijk klimaatvriendelijk inkopen. Bij klimaatvriendelijk inkopen speelt het aspect energie een leidende rol als selectiemiddel voor de inkoper. En klimaatvriendelijk inkopen is weer een stap in de richting van klimaatneutraliteit: duurzaam of klimaatvriendelijk inkopen leidt namelijk tot besparingen, bijvoorbeeld door de inkoop van energiezuinige apparatuur of de aanschaf van efficiënte kantoorverlichting. In deze studie laten we zien dat met het doorlopen van een aantal stappen klimaatneutraliteit binnen het handbereik van Nederlandse gemeenten ligt. Het blijkt dat de totale CO 2 uitstoot (gas- en elektriciteitverbruik in gebouwen, inclusief openbare verlichting en verkeersregelinstallaties) van gemeenten in 2002 ongeveer 1,5 Mton is. Dit komt overeen met 1% van de totale Nederlandse CO 2 emissies in 2002. Via het Kyoto Protocol heeft Nederland zich vastgelegd op een emissiereductie van broeikasgassen van 6% gemiddeld over 2008-2012 ten opzichte van 1990. Gemeenten kunnen hieraan op verschillende manieren bijdragen. In het kader van deze studie zijn de volgende directe mogelijkheden van gemeenten op een rijtje gezet: 2 FEBRUARI 2006 KLIMAATNEUTRAAL

1. Energiebesparing elektriciteit: verminderen verbruik in eigen gebouwen (apparatuur/verlichting), bij verkeersregelinstallaties en bij openbare verlichting verminderen. 2. Energiebesparing gas: verminderen verbruik door isolatiemaatregelen, optimalisatie van regelingen (b.v. waterzijdig inregelen van cv-installaties) en vervanging van cv-installaties (meer efficiënte). 3. Inkopen van groene elektriciteit en/of groene certificaten. 4. Compensatie van de CO 2 door de aanplant van bossen of de aankoop van credits (via de markt voor Joint Implementation / Clean Development Mechanismen, emissie handel (ETS)) 1. Figuur 1 laat de verschillende stappen zien. Figuur 1. CO 2 emissie reductie en compensatie mogelijkheden om klimaatneutraal te worden. Zowel Nationaal als Europees beleid bieden veel aanknopingspunten voor een duurzaam of klimaatrvriendelijk inkoopbeleid. Daarnaast kan de concrete bijdrage van mogelijke maatregelen significant zijn. Door ervan uit te gaan dat eerst de vraag naar energie wordt beperkt, zijn hieronder de mogelijke bijdragen voor gemeenten opgesomd: 1 Het betreft investeringen in energiebesparing en duurzame energie projecten in het buitenland. Dit mechanisme staat bekend als Joint Implementation (JI) wanneer het gaat om investeringen in Midden- en Oost-Europa en het Clean Development Mechanism (CDM) bij investeringen in ontwikkelingslanden (zonder reductieverplichting onder het Kyotoprotocol). ETS: Europees emissiehandel systeem voor bedrijven. 3 DUURZAAM INKOPEN FEBRUARI 2006

Tabel 1. Overzicht van de totale CO 2 emissie in Nederland afkomstig van gemeenten en de besparings/inkoop mogelijkheden voor Nederlandse gemeenten. Categorie Totale uitstoot direct beïnvloedbare CO 2 emissies van Nederlandse gemeenten. CO 2 emissie en maatregelen (Mton) Reductiepercentage 1,5 - Besparingen elektriciteit (incl. klimaatvriendelijk 0.2 14% inkoop van efficiëntere / bespa- rende technieken) Besparingen gas (incl. klimaatvriendelijk 0.1 6% inkoop van efficiëntere / besparende technieken) Inkoop groene elektriciteit / groene certificaten 0.7 45% Compensatie door aanplant bomen of CO2 0.5 35% credit aankoop Totale reductie 1.5 100% Onder andere op basis van bovenstaande kunnen de volgende conclusies worden getrokken: Als gemeenten alle gangbare maatregelen nemen om de warmtevraag (gasverbruik) en elektriciteitsvraag te verminderen dan kan een CO 2 emissiereductie van ongeveer 20% worden gerealiseerd (0,3 Mton op 1,5 Mton CO 2 ). Dit komt overeen met ongeveer 2% van de binnenlandse CO 2 reductie die de Nederlandse overheid in het kader van Kyoto wil realiseren in de periode 2008-2012. Als na het nemen van de besparingsmaatregelen alle gemeenten alle resterende elektriciteit groen zouden inkopen dan kan er ongeveer 0,7 Mton extra CO 2 worden gereduceerd (0,3 Mton en 0,7 Mton is 1 Mton). Dit komt overeen met ongeveer 8% van de binnenlandse CO 2 reductie die de Nederlandse overheid in het kader van Kyoto wil realiseren in de periode 2008-2012. Gemeenten kunnen er ook voor kiezen om na de bovenstaande maatregelen het resterende deel van de CO 2 emissies te compenseren door het inkopen van CO 2 credits (nog eens 0,5 Mton). Dit komt overeen met ongeveer 12% van de binnenlandse CO 2 reductie die de Nederlandse overheid in het kader van Kyoto wil realiseren in de periode 2008-2012. 4 FEBRUARI 2006 KLIMAATNEUTRAAL

Inhoudsopgave 1 Inleiding 6 2 Klimaatverandering: probleem voor de gemeente? 8 2.1 Is er wel een klimaatsverandering? 8 2.2 Welke problemen kan de gemeente verwachten? 11 3 Hoeveel draagt de gemeente bij aan het broeikasprobleem? 14 3.1 De totale CO 2 -uitstoot in Nederland 14 3.2 CO 2 -uitstoot door de Nederlandse gemeenten 15 4 De rol van gemeenten in het klimaatbeleid 18 4.1 Klimaatvriendelijk inkopen volgens de Trias Energetica 18 4.2 Beleidsontwikkelingen waarbij aangehaakt kan worden 19 5 Klimaatvriendelijk inkopen door gemeenten 23 5.1 Een overzicht van klimaatvriendelijke inkoopmogelijkheden 23 5.2 Besparingspotentieel elektriciteit bij gemeenten 24 5.3 Besparingspotentieel gas bij gemeenten 26 5.4 Groene elektriciteit en groencertificaten kopen 27 5.5 CO 2 compensatie 28 5.6 Klimaatneutraal 28 5 DUURZAAM INKOPEN FEBRUARI 2006

1 Inleiding De wereldleiders zijn nog maar net terug van de wereldtop in Montreal. Het is duidelijk dat het erg lastig is om op wereldniveau afspraken te maken over broeikasgasreducties. De rol van een gemeente in Nederland lijkt nihil in dit speelveld. De gedachte leeft dat de gemeente weliswaar veel indirecte invloed heeft op energieverbruik, denk aan eisen voor duurzame energie-infrastructuur of het handhaven van de energieparagraaf van de Wet Milieubeheer, maar dat de gemeente slechts weinig directe maatregelen kan treffen die substantieel bijdragen aan de Kyotodoelstelling. Milieudefensie vraagt zich af of dit werkelijk zo is. In Montreal was men er in ieder geval van overtuigd dat er een belangrijke taak is weggelegd voor alle lokale overheden. Zo lezen we in paragraaf 2.6 van de Burgemeestersverklaring van de Fourth Municipal Leaders Summit on Climate Change in Montreal in december 2005: 2.6 The buying power of local governments can accelerate the application and accessibility of clean technologies in the marketplace including renewable energy options. Ook staatssecretaris van Geel is van mening dat er een belangrijke rol voor overheden is weggelegd. Jaarlijks koopt de Nederlandse overheid voor 30 miljard euro per jaar producten en diensten in (SenterNovem, 2005) 2. Als grootinkoper heeft de overheid een belangrijke marktkracht en kan zij door duurzaam in te kopen het goede voorbeeld geven én substantieel bijdragen aan de oplossing van het klimaatprobleem. In opdracht van Milieudefensie gaat Ecofys in dit rapport na welke directe mogelijkheden Nederlandse gemeenten hebben om duurzaam in te kopen en in welke mate dit kan bijdragen aan de oplossing van het broeikasprobleem. We praten dan eigenlijk over een speciale vorm van duurzaam inkopen: klimaatvriendelijk inkopen. Bij klimaatvriendelijk inkopen speelt het aspect energie een leidende rol als selectiemiddel voor de inkoper. En klimaatvriendelijk inkopen is weer een stap in de richting van klimaatneutraliteit. 2 (SenterNovem, 2005). SenterNovem website 2005, persbericht 16-11-2005. 6 FEBRUARI 2006 KLIMAATNEUTRAAL

Onder klimaatneutraal verstaan we het reduceren van emissies waarbij de eigen verantwoordelijkheid en het eigen handelen voorop staan. Als eerste wordt gekeken wat de mogelijkheden zijn voor energie efficiency en energiebesparing. Dan wordt gekeken naar de inzet van duurzame energie. Een derde stap is de inkoop van groene stroom, groen certificaten of de inzet van meer aardgas. En als laatste worden de resterende emissies gecompenseerd door investeringen in de Kyoto Mechanismen als Joint Implementation en Clean Development Mechanismen. Met het doorlopen van deze vier stappen wordt het principe van klimaatneutraliteit bereikt. Dit ligt ook binnen het handbereik van gemeenten. We richten ons hierbij op maatregelen die de gemeente autonoom kan treffen, zonder tussenkomst van andere organisaties en waarbij het effect van de maatregelen niet afhangt van de reactie van doelgroepen of andere organisaties. Met andere woorden: dit rapport richt zich op díe maatregelen die de gemeente zelf in de hand heeft. De opbouw van dit rapport is als volgt. Allereerst geven we in hoofdstuk 2 enkele figuren die laten zien dat de temperatuur op aarde stijgt en overduidelijk aantonen dat het broeikasprobleem al merkbaar is. Daarna laten we zien hoeveel de gemeenten, gezien als organisatie, in Nederland zelf bijdragen aan het broeikasprobleem. Vervolgens beschrijven we in hoofdstuk 4 welke rol de gemeente speelt in het klimaatbeleid en hoe hierop aangehaakt kan worden. In hoofdstuk 5 beschrijven we hoe gemeenten kunnen besparen en hoe ze klimaatvriendelijk kunnen inkopen. 7 DUURZAAM INKOPEN FEBRUARI 2006

2 Klimaatverandering: probleem voor de gemeente? In dit hoofdstuk geven we enkele figuren die overtuigend laten zien dat het ernst is met het broeikasprobleem. In een overzichtstabel geven we aan met welke problemen gemeentes geconfronteerd zullen worden. 2.1 Is er wel een klimaatsverandering? Hieronder volgen enkele uitspraken over klimaatverandering die ondersteund worden door figuren afkomstig van het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC). Het IPCC is een door de World Meteorological (WMO) en de United Nations Environment Programme (UNEP) ingesteld orgaan dat met gezag over het klimaatverandering publiceert op basis van bestaande wetenschappelijke, technische en sociaal-economische informatie. Uitspraak 1: We zijn er zeker van dat de gemiddelde temperatuur op aarde stijgt. Figuur 2. Gemiddelde temperatuur op aarde van 1860 2000 (Bron: IPCC) Uitspraak 2: Het gemeten historische temperatuurverloop kan alleen goed beschreven worden als we rekening houden met zowel natuurlijke oorzaken als met de uitstoot van broeikasgassen als gevolg van menselijke activiteiten. De rode lijn in onderstaande figuren is de gemeten gemiddelde temperatuur op aarde van 1850 tot 2000. Figuur 3 (a) laat zien dat de metingen niet verklaard kunnen worden door natuurlijke effecten zoals vulkaanuitbarstingen en variaties in zonne- 8 FEBRUARI 2006 KLIMAATNEUTRAAL

activiteit. Alleen menselijke oorzaken (gebruik van fossiele brandstoffen) kunnen het temperatuurverloop ook niet verklaren (b). De combinatie van natuurlijke en menselijke oorzaken beschrijft het gemeten verloop het beste (c). Figuur 3. De gemeten temperatuur op aarde kan niet verklaard worden door alleen natuurlijke oorzaken (a) of alleen door menselijke oorzaken (b). (Bron: IPCC) Figuur 4. De gecombineerde effecten van natuurlijke oorzaken en menselijke oorzaken beschrijven de opwarming van de aarde goed. (Bron: IPCC). 9 DUURZAAM INKOPEN FEBRUARI 2006

Uitspraak 3: Klimaatmodellen voorspellen een verdere temperatuurstijging in deze eeuw. Figuur 5. Alle kl imaatmodelle n voors pelle n een verdere te mperatuurstijging in de 21 s t e eeuw. (Bron: IPCC) Dat het klimaat verandert, is zeker. Dit betekent echter niet dat de gevolgen van de klimaatverandering zeker zijn. Enkele voorbeelden: De warme golfstroom zou kunnen afzwakken waardoor delen van Europa sterk zullen afkoelen. Er kunnen nog meer broeikasgassen vrijkomen doordat de permafrost in Siberië opwarmt, waardoor het broeikaseffect verder wordt versterkt. Dit maakt het klimaatprobleem onvoorspelbaar en grillig. Ook in Nederland kunnen onvoorziene gebeurtenissen plaatsvinden, denk bijvoorbeeld aan de dijkdoorbraak in Wilnis na een lange droogteperiode in 2003. Klimaatverandering heeft wereldwijd nu al gevolgen voor de natuur. Circa 80% van waargenomen veranderingen in gedrag en vóórkomen van planten en dieren in allerlei gebieden van de wereld zijn consistent met de verwachte reacties op klimaatverandering. De effecten van temperatuurstijging zijn overal in de Nederlandse natuur waar te nemen (NMP, 2005): planten en dieren verhuizen noordwaarts, de lente begint vroeger, relaties in de voedselketen raken verstoord, voedselketens in 10 FEBRUARI 2006 KLIMAATNEUTRAAL

de Noordzee en Waddenzee veranderen aan de basis: het plankton, met als gevolg veranderingen hoger in de voedselketen (lage reproductie vissen, achteruitgang vogels, verhuizen bruinvissen; de veranderingen in het ecosysteem vinden mogelijk sprongsgewijs plaats). In een recent nieuwsbericht van het KNMI wordt bijvoorbeeld het volgende gemeld (KNMI, 2005) 3 : Bijzonder warme en zonnige jaar hoog in top tien 28 december 2005 - Het nieuws in 2005 werd beheerst door de nasleep van de tsunami en wat het weer betreft door de gevolgen van de vele hurricanes en de klimaatverandering. Het afgelopen jaar was zeer warm en zonnig en staat het hoog in de top tien van de zonnigste en warmste jaren. Niet alleen in ons land was het uitzonderlijk warm maar ook wereldwijd hoort 2005 tot de vier warmste jaren sinds het begin van de metingen. Volgens de Wereld Meteorologische Organisatie komt de wereldgemiddelde temperatuur dit jaar op basis van voorlopige schattingen uit op +0,48 graden boven het langjarig gemiddelde. Sinds begin 20e eeuw is de wereldgemiddelde temperatuur tussen 0,6 en 0,7 graden gestegen. Vooral de laatste jaren is de opwarming snel gegaan: sinds 1976 is de temperatuur met gemiddeld 0,18 graden per tien jaar opgelopen. De jaren negentig waren zowel op het noordelijk als op het zuidelijk halfrond de warmste decade van de meetreeks (zie verder lezen-persbericht WMO jaar 2005 en nader verklaard- wereldtemperatuur stijgt gestaag). 2.2 Welke problemen kan de gemeente verwachten? Onlangs heeft het Milieu- en Natuurplanbureau op basis van bestaande wetenschappelijke gegevens in kaart gebracht welke effecten het veranderende klimaat in Nederland teweeg zal brengen (NMP, 2005) 4. De hoofdconclusie luidt: de zeespiegel stijgt, de afvoeren van de rivieren nemen toe. Onderstaande tabel bevat een verkort overzicht van de in het MNP-rapport beschreven effecten. 3 (KNMI, 2005) www.knmi.nl 4 (NMP, 2005) Effecten van klimaatverandering in Nederland, Oktober 2005, MNPrapportnummer 773001034. 11 DUURZAAM INKOPEN FEBRUARI 2006

Tabel 2. Mogelijke negatieve gevolgen van klimaatverandering in Nederland (MNP, 2005) Klimaateffect Probleem Maatregelen / gevolgen Zeespiegelstijging Overstroming Dijkverzwaring Zandaanvulling zeekust Extremere neerslag; meer regendagen Rivieren: hogere winterafvoer Overstroming Dijkverhoging Bergingsgebieden Uitbreiding gemaalcapaciteit Drogere zomers Koelwatertekort Voorzieningszekerheid elektriciteit Zoutindringing Landbouwschade Irrigatiewatertekort Landbouwschade Temperatuurstijging Meer beheersmaatregelen in zwemgebieden - Hittestress Ziekte van Lyme Zomersmog Allergieën Blauwalg in zwemgebieden Afnemende soortenrijkdom Meer gezondheidszorg voor ouderen, kinderen, mensen met astma Overigens zijn er ook positieve effecten van de temperatuurstijging te noemen, zie onderstaande tabel. Ta bel 3. Mogel ijke posi tieve gevol gen van kli maatveran dering i n Nederland (MNP, 2005) Klimaateffect CO 2 -stijging Temperatuurstijging Gevolg Snellere gewasgroei Verlenging groeiseizoen (landbouw) Meer (kust)toerisme De gevolgen van de klimaatverandering zullen ernstiger zijn naarmate de temperatuurstijging groter wordt, zo laat Figuur 6 zien. Deze figuur maakt duidelijk dat het van belang is om de temperatuurstijging zoveel mogelijk te beperken. 12 FEBRUARI 2006 KLIMAATNEUTRAAL

Figuur 6. De risico s van klimaatverandering zijn ernstiger naarmate de temperatuurstijging groter wordt. (Bron: RIVM, 2005) Om een praktisch voorbeeld te geven: Als de gemiddelde temperatuur in Nederland stijgt, dan zal de kans op extreme koude ook afnemen en zal vervolgens ook de kans op Elfstedentochten afnemen. Uit de berekeningen blijkt dat de kans op een Elfstedentocht 21% bedraagt in 1901 en oploopt naar een kans van 26% rond 1950. Daarna treedt een sterke daling op naar 10% in 2004. Figuur 7 laat dit zien Een kans van 10% betekent dat een Elfstedentocht gemiddeld eens per 10 jaar georganiseerd kan worden. Een kans van 26% betekent dat dit gemiddeld eens per vier jaar kan (NMP, 2005). Figuur 7. Door een temperatuurstijging neemt de kans op een Elfstedentocht af (NMP, 2005). 13 DUURZAAM INKOPEN FEBRUARI 2006

3 Hoeveel draagt de gemeente bij aan het broeikasprobleem? In dit hoofdstuk schatten we hoeveel CO 2 alle gemeentelijke organisaties in Nederland gezamenlijk uitstoten. We richting ons hier alleen in op die emissies waarop de gemeente een directe invloed heeft. Hoewel de uitstoot die kan worden toegeschreven aan bewoners en bedrijven binnen de gemeente grenzen weliswaar groot is, kan deze alleen indirect door de gemeente worden beïnvloed. Emissies afkomstig van verkeer (eigen wagenpark) worden buiten beschouwing gelaten. Dit omdat het moeilijk is om hierover op basis van de beschikbare gegevens, voor alle gemeenten in Nederland, een uitspraak te doen. 3.1 De totale CO 2 -uitstoot in Nederland Om gevoel te krijgen voor het aandeel van de Nederlandse gemeenten aan de totale CO 2 -emissie in Nederland tonen we in Figuur 8 de totale CO 2 -uitstoot in Nederland, onderverdeeld naar sectoren. In 2002 is de totale uitstoot van CO 2 ongeveer 175 Mton (RIVM, 2005) 5. Overige 6% Huishoudens 19% Verkeer 22% Land en tuinbouw 6% HDO (Handel, Diensten en Overheid) 16% Industrie en energiebedrijven 31% Figuur 8. Verdeling over sectoren van de CO 2-uitstoot in Nederland in 2002 (RIVM, 2005) 5 (RIVM, 2005). Milieu in cijfers, MilieuCompendium. RIMV, 2005. 14 FEBRUARI 2006 KLIMAATNEUTRAAL

3.2 CO 2 -uitstoot door de Nederlands e gemeenten Zoals in het begin van dit hoofdstuk aangegeven, beperkt deze studie zich tot de direct beïnvloedbare CO 2 emissies van gemeenten. Voor gemeenten zijn deze met name afkomstig van de gemeentelijke gebouwen en een gedeelte van openbare verlichting en verkeerregelinstallaties. We gaan in deze paragraaf daarom eerst in op de emissies afkomstig van alle gebouwen in Nederland om daarna specifiek in te gaan op de bijdrage van de gemeentegebouwen. Daarnaast wordt een inschatting van het elektriciteitsverbruik voor openbare verlichting en verkeerregelinstallaties gemaakt. In de totale Nederlandse CO 2 emissies is het voornamelijk het gebruik van aardgas en elektriciteit die verantwoordelijk zijn de CO 2 emissies van gebouwen. Gebouwen zijn zowel utiliteitsgebouwen in de sector HDO als woningen in de sector huishoudens. In Figuur 8 is te zien dat dit in 2002 ongeveer 35% van de totale Nederlandse CO 2 emissies afkomstig is van gebouwen. Dit komt overeen met een uitstoot van 60 Mton CO 2. Ongeveer 47% hiervan, ofwel 28 Mton CO 2, is weer afkomstig van utiliteitsgebouwen. In deze groep bevinden de gemeentegebouwen zich. Het andere gedeelte, 32 Mton, worden veroorzaakt door woningen. Het elektriciteitsverbruik van Nederlandse gemeentelijke gebouwen is onder te verdelen in volgende categorieën: 1) Openbare verlichting 2) Gebouwen: Kantoorapparatuur 3) Gebouwen: Kantoorverlichting 4) Gebouwen: Overige installaties (installaties, koeling, pompen ventilatie). 5) Verkeersregelinstallaties (VRI) en riool Naast het elektriciteitsverbruik in gebouwen kunnen gemeenten ook rechtstreeks invloed uitoefenen op het elektriciteitsverbruik van openbare verlichting en verkeersregelinstallaties (binnen de gemeentegrenzen). De verdeling van het elektriciteitsverbruik waarop de gemeente rechtstreeks invloed kan uit oefenen staat in Figuur 9 weergegeven. 15 DUURZAAM INKOPEN FEBRUARI 2006

verkeersregelinstallaties 4% Gebouwen: Overige 12% Openbare Verlichting 35% Gebouwen: Kantoorverlichting 24% Gebouwen: Kantoorapparatuur 22% Figuur 9. Verdeling van het elektriciteitsverbruik in gemeentelijke gebouwen in Nederland 6 (Ecofys, 2001) 7 Op basis van o.a. statistische gegevens, zoals het aantal inwoners, het aantal ambtenaren werkzaam in gemeentegebouwen, en gemiddelde verbruikgegevens is door Ecofys een ruwe inschatting gemaakt van het gas en elektriciteitsverbruik in gemeentegebouwen in Nederland 8. Het totale gasverbruik is geschat op 356 miljoen m3 aardgas en het elektriciteitsverbruik van alle categorieën gezamenlijk op 1600 miljoen kwh. Als we alleen kijken naar het elektriciteitsverbruik in gemeentegebouwen dan is dit 935 miljoen kwh. Kijken we alleen naar de emissie afkomstig van gemeenten gebouwen, dan is de CO 2 emissie 1,2 Mton. Dit komt overeen met een bijdrage van 6% in de totale CO 2 emissies afkomstig van utiliteitsgebouwen in Nederland. De totale CO 2 uitstoot (gas en elektriciteit, inclusief openbare verlichting en verkeersregelinstallaties) van gemeenten is 1,5 Mton CO 2. Dit komt overeen met 1% van de totale Nederlandse CO 2 emissies. Figuur 10 is de verdeling van de CO 2 emissies over de verschillende categorieën weergegeven. 6 Openbare verlichting en verkeersregelinstallaties is ingeschat op basis van ervaringen van Ecofys. 7 (Ecofys, 2001) ICARUS-4. Sector study for the service. Ecofys, Utrecht, Juli 2004. 8 Voor meer achtergrondinformatie over aannames en berekeningswijze die ten grondslag liggen aan bovenstaande getallen verwijzen we naar bijlage I. 16 FEBRUARI 2006 KLIMAATNEUTRAAL

Gasverbruik kantoren; 634 Openbare verlichting; 321 Kantoorapparatuur; 202 Verkeersregelinstallaties; 64 Overige; 112 Kantoorverlichting; 218 Figuur 10. Geschatte jaarlijkse uitstoot in termen van kton CO 2 ten gev olge van gas en ele ktri ci teitsverbrui k door Nederl andse gemeenten (CBS, 2005) (Ecofys, www.energieprijzen.nl) 17 DUURZAAM INKOPEN FEBRUARI 2006

4 De rol van gemeenten in het klimaatbeleid De gemeenten kunnen zelf maatregelen nemen bij het bestrijden van het broeikasprobleem. In dit hoofdstuk zetten we de belangrijkste mogelijkheden op en rijtje en gaan we in op de beleidsontwikkelingen waarbij aangehaakt kan worden. 4.1 Klimaatvriendelijk inkopen volgens de Trias Energetica Klimaatvriendelijk inkopen kan gezien worden als een speciale vorm van duurzaam inkopen. Bij klimaatvriendelijk inkopen speelt het aspect energie een leidende rol als selectiemiddel voor de inkoper. En klimaatvriendelijk inkopen is weer een stap in de richting van klimaatneutraliteit: duurzaam of klimaatvriendelijk inkopen leidt namelijk tot een besparing, bijvoorbeeld door de inkoop van energiezuinige apparatuur en/of verlichting. Duurzaam inkopen sluit goed aan bij het streven van het kabinet naar ontkoppeling van economische groei en milieudruk. Één van de doelstellingen zoals geformuleerd in het Nationaal Hervormingsprogramma Nederland 2005-2008 (Lissabon Strategie) is dat alle overheidsaankopen in 2010 duurzaam te laten zijn, tenzij er redenen zijn hiervan af te wijken. Naar aanleiding hiervan heeft de overheid in 2005 vastgesteld (motie Koopmans/De Krom) dat in 2010 bij 100% van de rijksaankopen en rijksinvesteringen duurzaamheid als een zwaarwegend criterium wordt meegewogen. Een belangrijk principe bij het ontwerpen van energiesystemen is de Trias Energetica. Dit principe leert dat men eerst zoveel mogelijk de vraag naar energie moet verminderen, dan duurzame energie toepassen waar dat maar mogelijk is en vervolgens zo efficiënt mogelijk fossiele brandstoffen gebruiken als het niet anders kan. Dit principe kan ook worden toegepast op klimaatvriendelijk inkopen: alvorens duurzaam in te kopen dient de gemeentelijke organisatie zich eerst af te vragen welke mogelijkheden er zijn om de vraag naar energie te verminderen. Zie bijvoorbeeld ook de menukaart Inkooppakket Energie op www.senternovem.nl/duurzaaminkopen voor meer detailinformatie. Gemeenten hebben de volgende CO 2 emissiereductie mogelijkheden: 18 FEBRUARI 2006 KLIMAATNEUTRAAL

1. Energiebesparing elektriciteit: verbruik in eigen gebouwen (apparatuur/verlichting) en bij openbare verlichting verminderen. 2. Energiebesparing gas: verbruik verminderen door isolatiemaatregelen, optimalisatie van regelingen (b.v. waterzijdig inregelen van cv-installaties) en vervanging van cv-installaties (meer efficiënte). 3. Inkopen van groene elektriciteit. 4. Compensatie van de CO 2 door de aanplant van bossen of de aankoop van credits (via de markt voor JI/CDM of ETS). Figuur 11 laat de verschillende mogelijkheden zien voor duurzaam inkopen, in volgorde van de Trias Energetica. Figuur 11. Volgorde van CO 2 emissiereductiemogelijkheden volgens de Trias Energetica. 4.2 Beleidsontwikkelingen waarbij aangehaakt kan worden Energieparagraaf in de Wet Milieubeheer Het merendeel van de bedrijven in de dienstensector en overheidsgebouwen valt onder de werkingsfeer van artikel 8.40 Wet Milieubeheer. In de wet zijn energievoorschriften opgenomen. De gemeente is verplicht deze voorschriften te handhaven, zowel voor bedrijven als voor de eigen gebouwen. Dit betekent onder andere dat gemeenten wettelijk verplicht zijn energiebesparingsmaatregelen met een terugverdientijd korter dan vijf jaar voor de eigen gebouwen uit te voeren. 19 DUURZAAM INKOPEN FEBRUARI 2006

Europese Richtlijn voor de Energieprestatie van gebouwen (EPBD: Energy Performance of Buildings Directive) In het kader van de implementatie van de Europese richtllijn voor de energieprestatie van gebouwen, ook wel EPBD genoemd, worden momenteel energie-eisen ontwikkeld voor grootschalige renovatie van de bestaande gebouwen. De energie-eisen zijn daarbij gericht op het energiegebruik voor verwarming, koeling, warm waterproductie en verlichting. Een belangrijk instrument dat de Nederlandse overheid wil inzetten in de bestaande utiliteitsbouw is het EPA-U (EnergiePrestatieAdvies- Utiliteitsbouw). Met het EPA-U kan de energieprestatie van een gebouw worden bepaald, maar worden ook maatregelen in kaart gebracht om het energiegebruik te verminderen. Het is de verwachting dat voor het te ontwikkelen energiecertificaat zal worden aangesloten bij de methodiek van het EPA-U voor het bepalen van de energie-efficiency index van gebouwen. Verder zal een labelling systeem worden gehanteerd dat waarschijnlijk gelijk is aan de systematiek voor elektrische apparaten (labelling A t/m G). Bij renovaties van gemeentelijke gebouwen kan de gemeente ervoor kiezen om haar eigen gebouwen zoveel mogelijk op A-niveau te krijgen. EU-richtlijn energie-efficiënte en energiediensten De Europese Commissie heeft een voorstel gedaan ten behoeve van het verhogen van de energie-efficiency in de verschillende lidstaten bij eindverbruikers. Het voorstel betreft een algemene besparingsstreefwaarde van 1% en de streefwaarde van 1,5% voor de publieke sector. De Tweede Kamer leden Van der Ham en Spies hebben door middel van een motie 9 Minister Brinkhorst opgeroepen het tempo van energiebesparing te verhogen van het huidige tempo van 1% per jaar naar 1,5% per jaar vanaf 2006 en naar 2% vanaf 2010. De voorstellen betekenen een verhoging van het huidige besparingstempo, dat in de periode 1992-2002 op nationale schaal rond de 1% per jaar lag en naar verwachting zonder aanscherping van het beleid rond de 1% per jaar blijft liggen tot 2020. Publieke aanbesteding in de EU Sinds 2 februari 2004 zijn de nieuwe Europese aanbestedingsregels definitief. De Lidstaten van de EU dienen uiterlijk in oktober 2005 de regelgeving in werking te hebben. De regeling biedt ruimere mogelijkheden om milieucriteria te stellen in aanbestedingsprocedures. Vooral aan het begin van de aanbestedingsprocedure zijn er mogelijkheden voor een milieuvriendelijk aankoopbeleid. Deze doen zich met name voor bij de opstel- 9 Evaluatie Klimaatnota Klimaatbeleid. Motie Van der Ham/Spies. 28 240 Nr 27 20 FEBRUARI 2006 KLIMAATNEUTRAAL

ling van de technische specificaties, selectiecriteria en gunningscriteria van een opdracht. Gemeenten kunnen zelf eisen stellen aan de energie-efficiency van producten en diensten bij bijvoorbeeld de inkoop van kantoorapparatuur of aan een nieuw kantoorgebouw. Besluit luchtkwaliteit Bij verandering van bestemmingsplan is de gemeente verplicht om aan de luchtkwaliteitsnormen te voldoen. Door het beperken van toegankelijkheid van auto s of het beperken van de maximumsnelheid kan de gemeente proberen te voldoen aan deze normen. Dit kan een positief effect hebben op CO2-emissies van vervoer. Met preventie naar duurzaam ondernemen (PREDO) Duurzaam inkopen en aanbesteden wordt vanuit de overheid gestimuleerd binnen het programma PREDO ( Met Preventie naar Duurzaam Ondernemen ). PREDO is een gezamenlijk programma van VNG, IPO, UVW, VROM en EZ. Het programma beoogt de rol van de overheid te versterken bij het stimuleren van bedrijven om maatschappelijk verantwoord te ondernemen o.a. door als overheid zelf het goede voorbeeld te geven. Duurzaam ondernemen is in dit kader breed gedefinieerd, waarbij energiebesparing en CO 2 -emissies slechts enkele van de vele onderdelen zijn. Het programma heeft geen verplichtend karakter voor de overheid. Volgens staatssecretaris Van Geel heeft de overheid als grootinkoper een belangrijke marktkracht. Door het inkopen van duurzame producten, diensten en werken kan de overheid een impuls geven aan eco-efficiënte innovaties. Bovendien mag van een overheid die voor 30 miljard euro per jaar consumeert, worden verwacht dat die het initiatief neemt en het goede voorbeeld geeft. Van Geel benadrukte dat het de uitdaging is om duurzaamheid een structureel onderdeel te laten zijn van alle inkopen en aanbestedingen die in 2010 door het rijk worden gedaan en dat daar nu alvast een begin mee wordt gemaakt. Hij vond verder dat uit de inzendingen voor de prijzen blijkt dat duurzaam inkopen gewoon een kwestie van doen is en vaak niet zo moeilijk is als wel word gedacht. (Bron: www.senternovem.nl ) In het kader van PREDO is een menukaart duurzaam inkopen voor gemeenten onwikkeld Analoog aan de opzet voor de menukaart gemeentelijk klimaatbeleid kan op www.senternovem.nl/duurzaaminkopen een leidraad worden gevonden die is gericht op de inkoop van energie, openbare verlichting en ICT apparatuur. Evenals de gemeentelijke menukaart laat ook de inkoopmenukaart zien wat algemeen gebruik 21 DUURZAAM INKOPEN FEBRUARI 2006

is (actief niveau) en wat de inkoper kan doen om de inkoop verder te verduurzamen (voorlopend niveau en innovatief niveau). Gemeentelijke menukaart De VNG-menukaart is een hulpmiddel voor gemeentelijk klimaatbeleid. De menukaart biedt een inventarisatie van maatregelen die de gemeente op energiegebied kan nemen. De belangrijkste onderdelen uit de VNG-menukaart waarop de gemeente direct invloed heeft, zijn: o duurzame elektriciteit voor openbare verlichting o duurzame elektriciteit voor eigen gebouwen o energiemaatregelen nemen met terugverdientijd kleiner dan 10 jaar bij renovaties van eigen gebouwen o toepassen van een verscherpte energieprestatie coëfficiënt voor eigen gebouwen o duurzame energie (DE) opwekken op/in/bij eigen gebouwen o aanscherpen van de energieprestatie coëfficiënt (EPC) voor nieuwbouw (eigen gebouwen en binnen de gemeentegrenzen) o aanscherpen van de energieprestatie op locatie (EPL) o handhaving van de milieuparagraaf in de wet milieubeheer (Wm) o actief inkoopbeleid voor energie instellen o energiezorgsysteem implementeren voor de eigen gebouwen o uitvoeren van de energiemaatregelen uit het Nationaal Pakket Duurzame Utiliteitsbouw o het eigen wagenpark brandstoffen duurzaam inkopen (bijvoorbeeld elektrische auto s op groene elektriciteit) of verduurzamen (auto s op aardgas) o groene brandstoffen voor het eigen wagenpark inkopen o groene brandstoffen voor ingekochte vervoersdiensten verplicht stellen o de maximumsnelheid verlagen Met bovenstaande (vrijwillige) maatregelen kan de gemeente de eigen CO2- uitstoot direct beïnvloeden. Daarnaast heeft de gemeente ook indirecte mogelijkheden zoals: o Ondersteuning bieden aan campagnes voor energiebesparing en duurzame energie o Ondersteuning bieden aan campagnes gericht op bewustwording van burgers 22 FEBRUARI 2006 KLIMAATNEUTRAAL

5 Klimaatvriendelijk inkopen door gemeenten Via het Kyoto Protocol heeft Nederland zich vastgelegd op een emissiereductie van broeikasgassen van 6% gemiddeld over 2008-2012 ten opzichte van 1990. Om de doelstelling te halen wil de Nederlandse overheid met beleid in de jaren tussen 2000 en 2010 ongeveer 40 Mton broeikasgassen reduceren. De Nederlandse overheid wil hiervan de helft binnen Nederland en de helft in het buitenland realiseren. Van de ongeveer 22 Mton broeikasreductie die in het binnenland gerealiseerd dient te worden is ongeveer 13 Mton CO 2 emissies. De rest betreft reducties bij overige broeikasgassen (9 Mton) In onderstaande paragrafen wordt ingegaan op de bijdrage die gemeenten hierin zelf kunnen leveren. 5.1 Een overzicht van klimaatvriendelijke inkoopmogelijkheden In deze paragraaf geven we een overzicht van mogelijke besparingen mede gerealiseerd door klimaatvriendelijke inkoopmaatregelen die gemeenten voor de eigen organisatie kunnen nemen. De besparingen die gerealiseerd worden met klimaatvriendelijk inkopen, leiden tot een directe klimaatwinst. Indien de gemeente dit zichtbaar maakt voor burgers, dan zal dit ook een voorbeeld functie zijn. Op deze wijze wordt door de gemeenten een positieve impuls gegeven aan de markt voor duurzame producten. In de vervolgparagrafen worden alle genoemde opties verder uitgewerkt. 23 DUURZAAM INKOPEN FEBRUARI 2006

Tabel 4. CO 2 emissiereductiepotentielen per besparings/inkoopmaatregel voor gemeenten. Categorie Openbare verlichting Eigen gebouwen (kantoorapparatuur en verlichting) Eigen gebouwen (overige) Verkeersregelinstallaties Eigen gebouwen gasverbruik (isolatie, optimalisatie regelingen, eff. installaties) Groene stroom/certificaten CO 2 compensatie (bomen/credits) Potentieel CO 2 emissiereductie 0,02 Mton 0,17 Mton 0,01 Mton 0,01 Mton 0,1 Mton 0.71 Mton (als eerst alle besparingen voor elektriciteit zijn genomen) 0.54 Mton 5.2 Besparingspotentieel elektriciteit bij gemeenten Het elektriciteitsverbruik bij gemeenten hebben we ingedeeld in de categorieën openbare verlichting, kantoorapparatuur, kantoorverlichting, overige installaties in gebouwen en verkeersinstallaties en riool. De energiebesparingsmaatregelen verschillen per categorie en worden door Ecofys als volgt geschat (zie bijlage II voor een toelichting): Tabel 5. Geschatte energiebesparingpercentages per categorie voor elektriciteitsverbruik (Ecofys, 2005) 10 (Ecofys, 2002) 11 (GWW, 2005) 12. Categorie Energiebesparingspercentage Openbare Verlichting 15% Kantoorapparatuur 45% Kantoorverlichting 50% Overige installaties 10% Verkeersregelinstallaties, riool gemalen 20% Rekening houdende met de penetratiegraad van de verschillende maatregelen, dan is de CO 2 -reductiebijdrage, ten opzichte van de totale besparing, per categorie weergegeven in onderstaande figuur (Ecofys, 2005a) 13 (GWW, 2005) 14. Alle bespa- 10 (Ecofys, 2005). Op basis van inschattingen van Ecofys en de rapportage Mogelijkheden voor versnelling van energiebesparing in Nederland. 11 (Ecofys, 2002). Energiescan openbare verlichting gemeente Goirle. 12 (GWW, 2005). Factsheet Kentallen Openbare Verlichting, beheerder. 13 (Ecofys, 2005a) K. Blok, M. Chang, W. Graus, S. Joosen; Mogelijkheden voor versnelling van energiebesparing in Nederland. 24 FEBRUARI 2006 KLIMAATNEUTRAAL

ringsmaatregelen voor elektriciteit leveren samen een besparing op van 0,2 Mton CO 2 (afgerond). Op de totale CO 2 emissies van gemeenten van 1,5 Mton is dit ongeveer een reductie van 13%. Overige 9 Verkeersregel installaties, riool; 6.4 Openbare Verlichting; 24 Kantoorverlichting; 93 Kantoorapparatuur; 77 Figuur 12. Totale reductiepotentieel in termen van kton CO 2 door besparingsmaatregelen voor elektriciteit (totaal is 200 kton ofwel 0,2 Mton). Figuur 12 laat zien dat het grootste besparingspotentieel voor elektriciteit gevonden kan worden door aanschaf van efficiënte apparatuur en verlichting in de eigen kantoorgebouwen. Hoewel openbare verlichting verreweg de grootste elektriciteitsverbruiker is (zie paragraaf 3.2) schatten we het besparingspotentieel lager in vanwege het beperkter effect van technische maatregelen voor deze categorie. Kostenbesparing op de elektriciteitsrekening Door het nemen van besparingsmaatregelen hoeft minder elektriciteit ingekocht te worden. Soms is dat dure elektriciteit, bijvoorbeeld het dagtarief voor kantoren, soms is dat goedkopere elektriciteit, bijvoorbeeld voor openbare verlichting. In Figuur 13 komt dit effect goed naar voren: het grote besparingspotentieel voor kantoorapparatuur en -verlichting wordt behaald op momenten dat de kilowatturen duur zijn. Dit betekent dat besparen voor deze categorieën zowel een grote CO2- besparing als een grote kostenbesparing oplevert. 14 (GWW, 2005). Factsheet Kentallen Openbare Verlichting, beheerder. 25 DUURZAAM INKOPEN FEBRUARI 2006

Door (eventueel gezamenlijk met andere gemeenten) een inkooptraject te starten kan vervolgens bij de elektriciteitsleverancier nog een voordeel bedongen worden. Dit voordeel is in de huidige markt beperkt vanwege de druk op de energiemarkt. Voor onderstaande figuur hebben we rekening gehouden met een gezamenlijk inkoopvoordeel van 3%. verkeersregelinstallaties 4% Openbare Verlichting; 1% Overige ; 2% Kantoorapparatuur; 12% Kantoorverlichting; 14% Figuur 13. K ostenreducti e op kilow attuurverbruik door bespari ngsmaatregelen (Ecofys, 2005) 5.3 Besparingspotentieel gas bij gemeenten In het vorig hoofdstuk is de totale gemeentelijke CO 2 emissie ten gevolge van het gasverbruik ingeschat op 0,6 Mton. De besparingen die hierop mogelijk zijn, zijn onder te verdelen in ruwweg drie verschillende categorieën: beter isoleren van dak en gevel van gemeentelijke gebouwen, regelingen optimaliseren (bijvoorbeeld door waterzijdig inregelen van de cv-installatie), efficiëntere installaties gebruiken (ketel vervangen). In totaal kan hiermee gemiddeld 30% energie worden bespaard (Ecofys, 2005). En deze besparingen zijn gebaseerd op toepasbare conventionele maatregelen. Echter, in ongeveer 50% van de kantoren is al één of meerdere maatregelen genomen (Ecofys, 2005a) 15. Als hiermee rekening wordt gehouden dan is de totaal mogelijke CO 2 -reductie 0,1 Mton CO 2. Ta bel 6. Geschatte ener giebe sparingspercentages per categorie voor gasverbruik (Novem, 1999) 16 (Ecofys, 2005) 17. 15 (Ecofys, 2005a) K. Blok, M. Chang, W. Graus, S. Joosen; Mogelijkheden voor versnelling van energiebesparing in Nederland, Ecofys, 2005. 16 (Novem, 1999). Plan van aanpak LTGO bestaande U-bouw. 26 FEBRUARI 2006 KLIMAATNEUTRAAL

Categorie energiebesparingspercentage Verbeteren isolatie (dak en gevel) 25% Optimaliseren regelingen (zoals waterzijdig 5% inregelen) Kostenbesparing op de gasrekening De kostenbesparing op de gasrekening zal ruwweg evenredig zijn met besparingen op het gasverbruik. De kostenreductie die gerealiseerd kan worden ligt dus ook rond de 30% (voor gemeenten die nog geen maatregelen hebben genomen). 5.4 Groene elektriciteit en groencertificaten kopen Een belangrijke optie die gemeentes hebben om CO 2 te reduceren is om groene stroom te gaan gebruiken voor de eigen organisatie. Een alternatief voor het inkopen van groene stroom is de inkoop van groencertificaten. Door zelf groencertificaten te kopen zal een gemeente aanzienlijk goedkoper uit zijn dan wanneer groene elektriciteit wordt gekocht. Een ander voordeel van rechtstreekse inkoop door de gemeente is toename van controle en keuze. De gemeente kan kiezen welke duurzame bronnen zijn gebruikt bij het opwekken van de duurzame elektriciteit. Normaal gesproken stelt de leverancier het pakket van duurzame bronnen vast, maar op deze manier heeft de gemeente zelf inzicht in en controle over deze samenstelling. Hiervoor hoeft de gemeente geen deskundige te zijn. Groene certificaten door de gemeente zelf gegenereerd 18 Wanneer gemeenten zelf op een duurzame manier stroom (gaan) opwekken, kunnen ze ook zelf groene certificaten genereren en laten registreren. Deze kunnen dan worden ingezet voor eigengebruik: meetellen in landelijke, provinciale en/ of lokale doelstellingen. Ook kan de opgewekte groene stroom worden ingezet voor handelsdoeleinden: overtollige certificaten kunnen simpelweg worden verkocht en de gemeente kan hier geld mee verdienen. Internationale context In de richtlijnen voor duurzame elektriciteit van de Europese Commissie staat vermeld dat lidstaten garantie van oorsprong (certificaten) moeten geven van hun duurzaam geproduceerde elektriciteit. Het is daarom zowel mogelijk om certificaten te kopen uit landen waar ze ook een garantie van oorsprong systeem hebben, als ze te verkopen in die landen. 17 (Ecofys, 2005). K. Blok en E. Visser; Energiebesparing de Onbegrensde Mogelijkheden, 2005. 18 Voor meer informatie kunnen gemeenten contact opnemen met RECS International Association (info@recs.org). 27 DUURZAAM INKOPEN FEBRUARI 2006

Het totale elektriciteitsverbruik van de gemeenten in Nederland is ongeveer 1600 miljoen kwh. Uitgedrukt in CO 2 emissies is dit ongeveer 0,9 Mton. Wanneer alle elektriciteit groen wordt ingekocht dan kan er dus ook 0,9 Mton CO 2 worden gereduceerd. Als eerst alle besparingen op het verbruik van elektriciteit worden genomen dan blijft er nog 0,7 Mton CO 2 over waarvoor groene elektriciteit ingekocht kan worden (0,9 Mton min 0,2 Mton). 5.5 CO 2 compensatie Gemeenten kunnen ook hun CO 2 emissies compenseren door middel van de aankoop van CO 2 certificaten. In dat geval worden de emissie gecompenseerd door ergens anders in de wereld de uitstoot van eenzelfde hoeveelheid broeikasgassen te voorkomen. Een gemeente kan bijvoorbeeld de CO 2 emissies die samenhangen met de gemeenten dienstreizen (zoals vliegreizen) laten compenseren door de aankoop van een energiebesparend project (in het kader van Joint Implementation, Clean Development Mechanismen 19, Emissiehandel ETS) of door het laten planten van bomen. Er zijn verschillende gespecialiseerde organisaties die dit kunnen regelen (zie ook www.milieucentraal.nl). 5.6 Klimaatneutraal De vijf paragrafen in dit hoofdstuk illustreren de mogelijkheden die gemeenten zelf hebben om direct invloed uit te oefenen op reductie van CO 2 emissies. De eerste vier stappen: besparen op elektriciteit en gas en inkoop van groene elektriciteit en groencertificaten, vertegenwoordigen de eigen verantwoordelijkheid die een gemeente kan nemen om iets aan het klimaat te doen. En met de laatste stap, CO 2 compensatie van de overgebleven emissies, kan de gemeente het predikaat klimaatneutraal verkrijgen! 19 Bij voorkeur middels gold standard criteria (opgesteld door een internationaal netwerk van NGO s) voor het CDM. 28 FEBRUARI 2006 KLIMAATNEUTRAAL

1.80 1.60 1.40 1.20 0.54 Mton CO2 1.00 0.80 0.60 0.40 1.55 0.71 Compensatie door CO2 credits Inkoop groen elektriciteit Besparingsmaatregelen elektriciteit Besparingsmaatregelen gas Totale CO2 emissie 0.20 0.21 0.00 Totale CO2 emissie gemeenten 0.10 Mogelijke maatregelen door gemeenten Figuur 14. Totale CO 2 emissies van Nederlandse gemeenten in 2002 en de verschillende CO 2 emissiereductie bijdragen van maatregelen. 29 DUURZAAM INKOPEN FEBRUARI 2006

BIJLAGE I: Voorbeelden van klimaatvriendelijk inkopen Groene stroom in heel Drenthe Eerste prijs Duurzaam Inkopen 2003. Overheden werken samen op het gebied van duurzaam inkopen. Alle gemeenten in Drenthe en de provincie kopen 100 procent duurzame stroom in. Afspraken met het energiebedrijf over energiebesparing en duurzame energie. (Bron: www.senternovem.nl) Gezamenlijke inkoop van energie Zeventien gemeenten in West-Brabant, Zeeland en Zuid-Holland Zuid kopen gezamenlijk en professioneel in via stichting Inkoopbureau West-Brabant. Dit bureau zorgt voor begeleiding bij de strategische onderdelen van het inkoopproces. Met hun kennis van de markt weten de medewerkers goed wat op milieuvriendelijk gebied al voorhanden is. Er werden drie soorten stroom aangevraagd in het programma van eisen: grijze, duurzame en puur groene stroom. Gemeenten kunnen kiezen welke soort ze inkopen. De verwachting is dat veel gemeenten door het geringe prijsverschil zullen overstappen op duurzame stroom. (Bron: www.senternovem.nl) Stadsbussen in Bern over op biogas Bern maakte onlangs bekend dat het gemeentelijk vervoerbedrijf Bernmobil een vaste order voor de levering van 32 biogasbussen bij Volvo heeft geplaatst, met een optie op 39 meer. De eerste tien bussen, vervaardigd in het Poolse Wroclaw, zullen al medio 2006 door de straten van Zwitserland koersen. (Bron: www.senternovem.nl) 1 DUURZAAM INKOPEN FEBRUARI 2006

BIJLAGE II: Aannames eigen CO 2 - emissies door gemeenten Ecofys heeft de beschikking het elektriciteitsverbruik van 30 gemeenten. De gegevens hebben betrekking op openbare verlichting, eigen gebouwen, verkeersregelinstallaties (VRI) en rioolpompen, met andere woorden: het verbruik waarvoor de gemeente facturen betaalt (niet de inwoners of bedrijven in de gemeente). Op basis van deze gegevens schatten we dat het elektriciteitsverbruik van de gemeenteorganisatie ongeveer 100 kwh per inwoner is. Extrapoleren we dit naar alle gemeenten van Nederland dan is het totale elektriciteitsverbruik van de Nederlandse gemeenten tezamen ongeveer 1610 miljoen kwh. De CO 2 -emissiefactor 20 per kwh bedraagt in Nederland 0.55 kg / kwh. In totaal komen we zo uit op 0.9 Mton CO 2 (SenterNovem, 2002). De verdeling van het totale gemeentelijke elektriciteitsverbruik voor de verschillende toepassingen is in onderstaande tabel weergegeven. Deze gegevens zijn gebaseerd op gedetailleerde elektriciteitsverbruiksgegevens van een middelgrote stad en gegevens over openbare verlichting in meerdere steden. Onderstaande verdeling is hiermee indicatief: voor een kleine randgemeente zal het percentage Openbare Verlichting waarschijnlijk hoger liggen, voor grote gemeenten is dit kleiner. Ta bel 7. Verdeling van e lektriciteitsgebruik van de gemeentel ijke organisatie (indicatief) Verbruik per toepassing Aandeel Openbare Verlichting 35% Gemeentelijke gebouwen 58% Verkeersregelinstallaties (VRI) en riool 7% Totaal 100% 20 (SenterNovem, 2002) Protocol Monitoring Duurzame Energie 2002. De totale CO 2 emissie is bepaald aan de hand van het gemiddelde opwekkingsrendement (ongeveer 41.9%) en de CO 2 emissiefactor (ongeveer 66.2 kg CO 2/GJ-primair) van het elektriciteitspark in Nederland. 2 FEBRUARI 2006 KLIMAATNEUTRAAL

We nemen aan dat het elektriciteitsverbruik voor de verschillende toepassingen in gebouwen overeenkomt met dat voor utiliteit, zie Tabel 8. Tabel 8. D e ver deli ng van e lektricitei tsverbruik v oor ge meentelij ke gebouwen Verbruik in gebouwen Aandeel Kantoorapparatuur 38% Kantoorverlichting 41% Overige 21% Om het totale gasverbruik voor verwarming en tapwater in te schatten is door Ecofys een inschatting gemaakt van het totaal aantal werknemers werkzaam in gemeenten in Nederland. De inschatting is gebaseerd op gegevens uit de stedenmonitor van het platvorm Meetlat (VSB, 2005) 21. In een benchmark wordt voor verschillende gemeenten het aantal formatieplaatsen per 1000 inwoners gepresenteerd. Aan de hand van het gemiddelde energieverbruik per m 2 werkoppervlak en het gemiddelde oppervlak per werknemer kan vervolgens een inschatting worden gemaakt (Senter- Novem, 2004) 22 (Ecofys, 2005) 23. Het spreekt voor zich dat dit een heel ruwe indicatie geeft. Elk van de gebruikte cijfers zijn omgeven door onzekerheden. 21 (VSO, 2005). Vereniging voor Statistiek en Onderzoek, 2005. 22 (SenterNovem, 2004). Cijfers en tabellen, 2004. 23 (Ecofys, 2005). Het aantal werknemers per oppervlak is door Ecofys ingeschat. 3 DUURZAAM INKOPEN FEBRUARI 2006

Bijlage III. Aannames en achtergronden voor schatting van het beparingspotentieel voor elektriciteit Openbare verlichting Door het nemen van technische maatregelen kan de gemeente besparen op het elektriciteitsverbruik voor Openbare Verlichting. Ecofys schat de mogelijke besparing op 15%. De energiebesparing levert een direct kostenvoordeel op, afhankelijk van de prijs die per kwh wordt betaald voor Openbare Verlichting (Openbare Verlichtingstarieven verschillen van de gebruikelijke dag/nacht-tarieven). Door (eventueel gezamenlijk met andere gemeenten) een inkooptraject te starten kan vervolgens bij de elektriciteitsleverancier nog een voordeel bedongen worden. Dit voordeel is in de huidige markt beperkt vanwege de druk op de energiemarkt. In onderstaande tabel is een indicatie van de mogelijke landelijke besparingen gegeven. Ta bel 9. CO2- en ko stenbespari ngen voor Ope nbare Verl ichting bij gemeenten door technische bes paringsmaatregel en en gezamenlijke inkoop (aannames indicatief). Aannames openbare verlichting Energiebesparing door technische maatregelen 15% Kostenreductie door gemeenschappelijke inkoop 3% Kostprijs van kwh voor OV (t.o.v. dagtarief) 30% Eigen gebouwen: kantoorapparatuur en -verlichting Het elektriciteitsverbruik in de utiliteitssector wordt vooral gebruikt voor verlichting en apparatuur. We nemen aan dat dit ook geldt voor overheidsgebouwen. Figuur 15 laat zien dat het energiegebruik vooral zit in apparatuur en verlichting.. 4 FEBRUARI 2006 KLIMAATNEUTRAAL