Tussentijdse evaluatie BZV

Vergelijkbare documenten
Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij (BZV)

Duurzame Veehouderij Hilvarenbeek

Stand van zaken duurzaam veehouderijbeleid. 5 november 2013

Tussentijdse evaluatie Urgentieteam

vastgesteld Nadere regels Verordening ruimte - Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij (versie 1.2)

Op weg naar een zorgvuldige veehouderij in 2020 Ruimte voor initiatieven? Die moet je verdienen!

Informatiebijeenkomst Structuurvisie Ruimtelijke Ontwikkeling en Verordening Ruimte 2014

Workshops consultatiebijeenkomst BZV 16 december Korte weergave discussies

Verordening ruimte en BZV. Agrivaknet 17 april 2014 Jan de Groot

GRONINGER VERDIENMODEL. Provincie Groningen LTO Noord Natuur- en Milieufederatie Groningen

Transitie Zorgvuldige Veehouderij Deel 3: Wat moet je weten? Vooral voor degenen die een gesprek aangaan met de ondernemer!

VOORSTEL WERKWIJZE DIALOOG 5 juni 2013

Bestemmingsplan. Gemert-Bakel Buitengebied, herziening juli 2014

Uitwerking Brabantse Zorgvuldige Veehouderij De Hees 1 Vortum-Mullem

Statenvoorstel 52/15. Voorgestelde behandeling. PS-vergadering : 10 juli Initiatiefvoorstel Elektronisch monitoren van luchtwassers

Uitwerking ++ beleid. Naar een duurzame veehouderij. statencommissie RLW 20 april 2016

Bedrijfsontwikkeling-uitbreiding

-US İCTTT. Nadere regels Verordening ruimte - Brabantse Zorgvuldighei dsscore Veehouderij (versie 2.0) - ONTWERP. ,i 1

Kiplekker Topklimaat

Inleiding/aanleiding Op 19 maart 2010 is het burgerinitiatief Megastallen Nee behandeld door Provinciale Staten.

Beknopte stijlgids, oktober Provincie Noord-Brabant

Mestbewerking in BZV. verslag van de werkconferentie op donderdag 28 augustus

Toelichting Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij (BZV) Locatie: Bosseweg 4, Wijk en Aalburg

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van. A.H.K. van Viegen (PvdD) d.d. 19 oktober Nummer 2730

BESTEMMINGSPLAN BUITENGEBIED PLANTLOON BEANTWOORDING ZIENSWIJZEN

Aan de voorzitter en leden van Provinciale Staten van Limburg

Rapport 834 Oud, W., & Emmelot, Y. (2010). De visitatieprocedure cultuurprofielscholen. Amsterdam: Kohnstamm Instituut.

Gevolgen van megabedrijven in de intensieve veehouderij voor milieu en landschap

Grenzen aan intensivering van de Nederlandse veehouderij

Inspraakreactie Stichting Leefbaar Buitengebied Gelderland vergadering Commissie Ruimtelijke Ordening, Landelijk gebied en Wonen

Deze centrale vraag leidt tot de volgende deelvragen, die in het onderzoek beantwoord zullen worden.

Werken aan duurzame landbouw en een aantrekkelijk platteland. Frits van der Schans

Volksgezondheid en veehouderij

In antwoord op uw brief van 2 maart 2016 vindt u hieronder de beantwoording van uw schriftelijk gestelde vragen over de veehouderij.

Spelregels voor het voeren van een zorgvuldige dialoog

Raadsvoorstel. Status: Besluitvormend. Agendapunt: 13. Datum: 12 augustus Decosnummer: 226. E. T.

vastgesteld Wijziging Nadere regels Verordening ruimte - Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij (versie 2.0)

Megastallen-debat. Motie Grashoff/van Veldhoven

Toetsingsinstrument veehouderij en gezondheid Theo vd Ven Gemeente Oirschot Renske Nijdam GGD Bureau Gezondheid, Milieu & Veiligheid

Statenmededeling. Aan Provinciale Staten van Noord-Brabant, Kennisnemen van Actuele ontwikkelingen rondom mestbeleid in Noord-Brabant

Wet plattelandswoning

Duurzame Dierlijke Agroketens

Statenmededeling. Implementatie Wet natuurbescherming: uitgangspunten voor Verordening natuurbescherming. Aan Provinciale Staten van Noord-Brabant,

Memo. Memo Statenbrief van provincie Gelderland "Beleid veehouderij;actuele ontwikkelingen. De gemeenteraad Barneveld

Veehouderij en geur. geurgebiedsvisie en geurverordening Ontwerp. Commissievergadering 14 januari 2016 gemeentehuis Asten

Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij

*PDOC01/249535* PDOC01/ De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Rode draad van deze toelichting

De Raad en de Omgevingswet

'Beleidsregel omgekeerde werking: woon- en leefklimaat, eerste herziening'

Burgerplatform Minder Beesten. Enquête voor de Brabantse vertegenwoordigers van het volk. Naam politieke partij:... 1: staldering

Rekenkamercommissie. Onderzoekprogramma vanaf 2012

Bijlage II - Het spoorboekje kwaliteit: De BIG-8 stap voor stap. Inleiding

Zuivelperspectief 2030: samen duurzaam en economisch gezond. Toekomstvisie van de Nederlandse Zuivel Organisatie

Veehouderij en volksgezondheid

Ontwikkeling duurzaamheid intensieve veehouderij Uitbreiding pluimveebedrijf Zuiderbruggeweg 16 Sluis

PROVINCIAAL BLAD. Openstellingsbesluit POP3 Fysieke investeringen voor innovatie en modernisering van agrarische ondernemingen Drenthe 2019

CONCEPT regels Verordening ruimte 2014 naar aanleiding van de dialoog Brabants mestbeleid

Blijvend geld en aandacht nodig voor Nationale landschappen, Provincies doen meer dan het Rijk

Reactienota zienswijzen Startdocument planm.e.r. bestemmingsplan buitengebied 2014 Someren

Niet-grondgebonden veehouderij. Eerste uitwerking Amendement 9 (PS) Van bouwblok naar kwaliteit. GS vragen richting.

Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij

Plan van Aanpak Aandachtslocaties Bergeijk 2016

Afwegingskader Provinciaal belang Transitie naar zorgvuldige veehouderij

Toelichting Beleidsnotie voor bedrijvigheid aan huis Pekela 2013

Veehouderij en geur. geurgebiedsvisie en geurverordening Brede Dialoog 20 oktober 2015 Heusden

Handreiking voor veilige vakantieparken Het instrument in de praktijk

Duurzame stallen,

Met deze brief willen de GGD en in Noord-Brabant u informeren over nieuwe inzichten in het dossier geurhinder van veehouderijen.

Kadernota bestemmingsplanherziening Buitengebied 2016 Module mestbeleid

Werkconferentie: Belevingsonderzoek Intensieve Veehouderij in relatie tot volksgezondheid. Gemeente Reusel-De Mierden 29 september 2015

Beleidsregel omgekeerde werking: woon- en leefklimaat

De staatssecretaris van Economische Zaken T.a.v. contactpersoon Nationale ombudsman Postbus EK DEN HAAG. Geachte xxx,

onderzoeksopzet handhaving

Esdonk 8, Gemert. Onderbouwing grondgebonden karakter. Rundveehouderij Meulepas V.O.F. Bedrijfsopzet Esdonk 8, Gemert

Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij

Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij - versie 1.0

Herziening Structuurvisie Ruimtelijke Ordening transitie veehouderij, provincie Noord-Brabant

Verordening kwaliteit vergunningverlening, toezicht en handhaving omgevingsrecht gemeente Berg en Dal

BRABANTSE ZORGVULDIGHEIDSSCORE VEEHOUDERIJ (BZV)

Veehouderij & Gezondheid stand van zaken april Renske Nijdam Adviseur milieu & gezondheid

Flexibele subsidies 2018: Thema - Positieve Gezondheid

Aan de gemeenteraad. Uw brief van: Uw kenmerk: Ons kenmerk: Datum: 26 november 2015

Programma van Eisen kwaliteitshandboek Natuurbeheer

Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij Steekproef

Tekst inspreekbeurt voor de Commissie Samen Wonen, 7 september 2017

Inspraaknota ontwerp 'Beleidsregel omgekeerde werking woon- en leefklimaat'.

Beleidsdoorlichting Luchtvaart. Verslag onafhankelijke deskundige

BURGERINITIATIEF BIO-INDUSTRIE NAAR BIO-INDUSTRIETERREIN. Ries Kock Stichting MOOIJ Land, namens 1500 burgers en meerdere organisaties

toetsingsinstrument veehouderij en gezondheid 2013 Theo vd Ven Gemeente Oirschot Renske Nijdam GGD Bureau Gezondheid, Milieu & Veiligheid

Verduurzaming van de veehouderij: urgentie vanuit mondiaal perspectief

Omgevingswet en de raad

Vormvrije m.e.r. versie 30 november 2016

Informatiebijeenkomst Fijnstof. Jos van Lent, provincie Noord Brabant

De Raad en de Omgevingswet

Verder verduurzamen melkveehouderij; Pro-actieve aanpak Route2020

Quick scan programmabegroting. Bestuurlijk rapport. Rekenkamercommissie Alphen aan den Rijn

Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij

Omgevingsvisie provincie Noord-Brabant

De Geurverordening veehouderij Boxtel 2008 in te trekken en de Geurverordening veehouderij Boxtel 2014 vast te stellen.

Transcriptie:

Tussentijdse evaluatie BZV Samenstellers: Clemens Sengers Maarten van Ooijen Ons kenmerk: A16PNB-033 Datum: 6 oktober 2016 Provincie Noord-Brabant LYSIAS ADVIES B.V. SOESTERWEG 310d TEL. +31 33 464 70 70 IBAN NL18 ABNA 0574 2170 53 3812 BH AMERSFOORT WWW.LYSIASGROUP.COM K.V.K. 30166304 BTW NUMMER 809282471

Tussentijdse evaluatie BZV INHOUD Blz. Samenvatting... 1 1 Inleiding... 4 1.1 Aanleiding... 4 1.2 Onderzoeksopzet en -rapportage... 4 1.3 Onderzoeksverantwoording... 5 1.4 De onderzoeksvragen... 5 1.5 Leeswijzer... 6 2 Beleidsreconstructie... 7 2.1 Het roer moet om... 7 2.2 De Brabantse Zorgvuldigheidsscore... 8 3 Bevindingen BZV... 14 3.1 Inleiding... 14 3.2 De gestelde doelen... 14 3.3 Beleidsmatige bevindingen... 14 3.4 Werking in de praktijk... 16 3.5 Bereikte resultaten met de BZV... 19 4 Conclusies BZV... 24 4.1 De BZV heeft bijgedragen aan het besef dat ontwikkelruimte niet vanzelfsprekend is... 24 4.2 De bijdrage van de BZV aan het stimuleren van een zorgvuldige veehouderijsector in Noord-Brabant is niet objectief vast te stellen... 24 4.3 Het effect van de BZV op verduurzaming van de veehouderijsector is beperkt... 24 4.4 De webapplicatie geeft transparantie... 25

4.5 Zelfregulering (door middel van ketenkwaliteitssystemen / certificaten) gaat de BZV niet vervangen in 2020... 25 4.6 Toezicht en handhaving van de BZV moeten nog doorsijpelen naar de dagelijkse handhavingspraktijk.... 25 4.7 De kosten van de BZV zijn relatief hoog in relatie tot de bereikte resultaten... 25 Bijlage: gesprekspartners (BZV en Urgentieteam)... 26

Samenvatting Inleiding en context In augustus 2013 hebben de Provinciale Staten de Uitvoeringsagenda Brabantse Agrofood (UBA) vastgesteld. De UBA is in april 2016 geactualiseerd. Via d e Uitvoeringsagenda werkt de provincie samen met haar partners aan verduurzaming en zorgvuldigheid van de veehouderijsector in Noord-Brabant. Ruim 30.000 ondertekenaars van de petitie Megastallen, Nee legden daarvoor in 2009 de basis, door de provincie op te roepen tot verschillende maatregelen in de veehouderijsector. De Commissie Van Doorn stelt in 2012 de ambitie voor de veehouderij in Brabant: al het vlees duurzaam. De commissie betoogt een ingrijpende, volledige en definitieve verduurzaming van de productie van vlees. Het Verbond van Den Bosch borduurt daarop verder. Supermarkten, mengvoederleveranciers en diverse milieu - en maatschappelijke organisaties committeren zich aan verschillende verduurzamingsmaatregelen. De provincie heeft samen met gemeenten, ZLTO, BMF, GGD en andere partners de ambitie uitgesproken dat Brabant in 2020 tot de meest innovatieve, duurzame en slimme agrofoodregio s van Europa behoort. In de UBA zijn zes pijlers opgenomen en binnen die pijlers zijn verschillende instrumenten ontwikkeld, waaronder de Brabantse Zorgvuldigheidscore Veehouderij (BZV) en het Urgentieteam. Het Urgentieteam is gelijktijdig geëvalueerd. Daarvoor is een afzonderlijk evaluatierapport beschikbaar. De BZV is in de geactualiseerde UBA een instrument binnen de pijler Heldere Kaders en in de oorspronkelijke UBA binnen de ontwikkellijn Regels. Het is een voorbeeld van de provinciale rol als normerende overheid. De regeling gaat uit van het principe dat ontwikkelruimte begrensd is en moet worden verdiend. De BZV stelt aanvullend op wettelijke verplichtingen eisen ten aanzien van duurzaamheid voor veehouders die willen uitbreiden. Daarin hebben de veehouders mogelijkheden om accenten te zetten. De BZV is vanaf het begin tweemaal herijkt (versie 1.1 en 1.2). De ambitie is uitgesproken dat de regeling in 2020 overbodig is en dan is overgenomen door zelfregulering in de sector, door middel van ketenkwaliteitssystemen / certificaten. De BZV is van de partners gezamenlijk; de juridische verankering ligt in de Verordening ruimte en financiering bij de provincie. Deze tussentijdse evaluatie geeft input voor de aangekondigde midterm evaluatie van de UBA in 2017. Daarnaast dient de evaluatie voor eventuele tussentijdse bijsturing van de BZV. De tussentijdse evaluatie moet antwoord geven op de volgende hoofdvragen: BZV: 1. In welke mate draagt de BZV bij aan de doelen als gesteld in (de actualisatie van) de Uitvoeringsagenda Brabantse Agrofood 2020? 2. In welke mate zijn de provinciale middelen op een effectieve en efficiënte manier ingezet? 3. In welke mate heeft de BZV volgens de partners (ZLTO, GGD, gemeenten, BMF, etc) en de burgers en veehouders bijgedragen aan de gestelde doelen? 1

Conclusies In hoofdstuk 4 hebben wij de conclusies voor de BZV weergegeven. We komen tot de volgende zeven conclusies: 1. De BZV heeft bijgedragen aan het besef dat ontwikkelruimte niet vanzelfsprekend is. 2. De bijdrage van de BZV aan het stimuleren van een zorgvuldige veehouderijsector in Noord-Brabant is niet objectief vast te stellen. 3. Het effect van de BZV op verduurzaming van de veehouderijsector is beperkt. 4. De webapplicatie geeft transparantie. 5. Zelfregulering (door middel van ketenkwaliteitsystemen / certificaten) gaat de BZV niet vervangen in 2020. 6. Toezicht en handhaving van de BZV moeten nog doorsijpelen naar de dagelijkse handhavingspraktijk. 7. De kosten van de BZV zijn relatief hoog in relatie tot de bereikte resultaten. Het algemene beeld op beleidsniveau over de BZV is overwegend positief. Het gezamenlijk bedenken en ontwerpen van de BZV door de partijen in het Brabant Beraad heeft duidelijk bijgedragen aan het besef dat verduurzaming voor de toekomst van de sector noodzakelijk is. Het heeft ook geleid tot een meer constructieve en op samenwerking gerichte houding van de partners. De bijdrage van de BZV aan de doelen in de UBA zijn door het ontbreken van een vooraf geformuleerde resultaat niet objectief vast te stellen. Het is overigens maar de vraag of vooraf concreet geformuleerde resultaten effectief zouden zijn geweest of juist remmend hadden gewerkt op stimuleren tot verduurzaming van de sector. Hoewel de bijdrage van de BZV aan verduurzaming in de sector niet objectief is vast te stellen, concluderen we dat het effect van de BZV op verduurzaming van de sector beperkt is. Het aantal aanvragen (200) en aantal definitieve toekenningen (tot nu toe 50) van de BZV is relatief beperkt, mede door de economische situatie in de veehouderijsector. Van die aanvragen en toekenningen is het plausibel te veronderstellen dat de helft van de bedrijven zonder aanvullende investeringen ook al zou hebben voldaan aan de minimumeisen in de BZV. Verder is de indruk dat veel veehouders met uitbreidingsplannen een bestaand bedrijf (met bestaande rechten) overnemen. Op die manier ontwijken veehouders de BZV en wordt verduurzaming geremd. Verder constateren we dat de minimumeis van een BZV score uitnodigt tot calculerend gedrag bij veehouders en adviseurs. De BZV wordt door veehouders en adviseurs vooral gezien als extra (en complexe) financiële hobbel bij het realiseren van bedrijfsuitbreiding en stimuleert niet om te innoveren. Het beeld bestaat dat adviseurs van veehouders zich vooral richten op optimalisatie van bedrijfsvoering en in mindere mate op verduurzaming van de veehouderijsector en een optimale relatie van de veehouder met zijn omgeving. In een sector die het economisch lastig heeft, is dat ook wel te verklaren. De webapplicatie die sinds BZV 1.1 verplicht is gesteld, maakt de keuzes van veehouders zichtbaar. Daarmee draagt de webapplicatie bij aan één van de doelstellingen van de BZV, namelijk het versterken van inzicht in de keuzes van veehouders. 2

Omdat niet alle gemeenten op dit moment toegang hebben tot de webapplicatie, wordt het zicht op de (goedgekeurde) BZV-aanvragen wel belemmerd. Omdat de BZV een relatief nieuw instrument is, behoeft toezicht en handhaving van de BZV meer aandacht in de werkplannen van gemeenten/omgevingsdiensten. Op beschikbaarheid van kennis is door betrokkenen al wel geïnvesteerd, maar dat is nog onvoldoende doorgesijpeld in de dagelijkse handhavingspraktijk. De gezamenlijk geformuleerde ambitie om in 2020 de BZV af te schaffen en te vervangen door zelfregulering (ketenkwaliteitssystemen / certificaten) achten wij vooralsnog niet realistisch. De ontwikkeling van certificaten wordt vooral gedicteerd door de markt. De provincie heeft daarop nauwelijks invloed. De BZV wordt door de gebruikers als een inhoudelijk complex instrument ervaren. Het ontbreekt aan een objectieve norm om de kosten van de BZV te beoordelen. Het ontwerpen en beheren van een nieuw instrument is per definitie kostbaar. Gezien de complexiteit zijn de kosten daarom te verantwoorden en bescheiden. Maar gerelateerd aan de hoeveelheid aanvragen achtten wij de kosten hoog. Afsluitend Hoewel de BZV zeker innovatief en baanbrekend is, is de BZV in zijn aard een normatief en in zekere zin een klassiek beleidsmatig overheidsinstrument. Wij concluderen ten einde dat de effectiviteit van de BZV tot nu toe beperkt is geweest en dat de BZV weinig toevoegt aan bestaande wet en regelgeving en duurzaamheidsontwikkelingen in de sector. Verder wordt ze door veehouders vooral als extra hobbel gezien voor uitbreiding, in plaats van de beoogde prikkeling of stimulans tot innovatie, zorgvuldigheid en verduurzaming. Een belangrijk deel van de effecten van de BZV is inherent aan de normerende aard van het beleidsinstrument. Het instrument is gestoeld op heldere kaders (UBA, 2016) en regels (UBA, 2013). De context van de Brabantse Agrofood wordt mede gevormd door aanzienlijke spanningen binnen de driehoek burger-veehouder-overheid. De vraag is daarom gelegitimeerd of de normerende provinciale rol binnen de UBA wel effectief is voor de beoogde ontwikkeling tot duurzaamheid en zorgvuldigheid. 3

1 Inleiding 1.1 Aanleiding In augustus 2013 is de Uitvoeringsprogramma Brabantse Agrofood (UBA) vastgesteld door de provincie. Leidend in de UBA is de ambitie om Brabant in 2020 tot de meest innovatieve, duurzame en slimme agrofoodregio s van Europa te laten behoren. Om die ambitie waar te maken, wordt een zorgvuldig transitieproces van de veehouderij ingezet. De BZV is een vernieuwend instrumenten dat onderdeel uitmaakt van de UBA. De BZV De Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij (BZV) is een instrument voor het stimuleren van zorgvuldige en duurzame ontwikkelruimte voor veehouderijen. De eerste definitieve versie van de BZV is in februari 2014 in werking getreden. Sindsdien krijgen veehouders pas een vergunning voor een uitbreiding na overleg met hun omgeving en nadat uit een objectieve BZV toetsing de score zorgvuldig is gekomen. BZV toetst de thema's: gezondheid, dierenwelzijn, brandpreventie, energie, fosfaatefficiëntie, geur, fijn stof, endotoxines, ammoniak, biodiversiteit, mineralenkringlopen en verbinding met de omgeving. De ontwikkelruimte wordt afgemeten aan specifieke certificaten waarover het bedrijf beschikt en de aandacht die het bedrijf heeft voor inrichting in de omgeving (op basis van maatlatten). Eventueel is er een dispensatie voor innovatieve bedrijfsconcepten. Als het bedrijf slechts voldoet aan de wettelijke vereisten, scoort het een 6 in de BZV. Om als veehouder ontwikkelruimte te krijgen, is een BZV-score van 7 of hoger nodig. In 2017 is een midterm evaluatie van de UBA gepland. Daarin wordt het totale samenhangende uitvoeringsprogramma beoordeeld. Afgesproken is dat de BZV tussentijds worden geëvalueerd. De uitkomsten uit deze evaluatie vormen input voor de midterm evaluatie van de UBA in 2017. Verder is voor de BZV een evaluatie nu van belang omdat deze input moet leveren voor de jaarlijkse aanpassingen van de BZV. 1.2 Onderzoeksopzet en -rapportage De tussentijdse evaluatie van de BZV is uitgevoerd in combinatie met de tussentijdse evaluatie van het Urgentieteam. Dat is mogelijk, omdat beide regelingen een inhoudelijke verbondenheid hebben: de BZV en het Urgentieteam vallen in de UBA van 2013 beiden onder de doelstelling Agrofood Keten past in de omgeving. Het Urgentieteam en de BZV zijn bedoeld om overlastknelpunten door de veehouderij te beperken. Gechargeerd gezegd werkt de BZV aan het voorkomen van nieuwe overlastgevende knelpunten (preventief) en het Urgentieteam aan het oplossen van overlastgevende knelpunten (repressief). Bij beide regelingen zijn dan ook voor een groot deel op beleidsmatig niveau dezelfde personen betrokken. De regelingen verschillen in werking aanzienlijk. De BZV valt binnen de UBA van 2013 (volgens de matrices) binnen de ontwikkellijn Regels en het Urgentieteam (nog niet bij deze naam genoemd) binnen de ontwikkellijn Samenwerken. In 2016 is de UBA geactualiseerd, mede naar aanleiding van het nieuwe bestuursakkoord 2015-2019 Brabant in beweging. In de UBA 2016-2020 zijn zes pijlers opgenomen. In deze UBA valt de BZV binnen de pijler Heldere Kaders en de aanpak urgentiegebieden binnen de pijler Overlast Aanpakken. 4

Het werkingsmechanisme voor beide regelingen is ook sterk verschillend. De BZV is een kaderstellende regeling voor nieuwe uitbreidingen, ingestoken vanuit een normerende rol van de overheid. De inzet van het Urgentieteam is een ondersteunende werkwijze gericht op het oplossen van legale overlastsituaties, ingestoken vanuit een participatieve rol van de overheid. Vanwege de onderliggende verbondenheid is gekozen voor een gezamenlijke onderzoeksopzet, maar een separate rapportage 1. Dit rapport staat daarom volledig in het teken van de BZV. Wel zijn verschillende (algemene) delen identiek aan de separate rapportage over het Urgentieteam (waaronder delen van de inleiding en de eerste paragraaf van de beleidsreconstructie). 1.3 Onderzoeksverantwoording We zijn de evaluatie begonnen met een reconstructie van het ontstaan van de BZV op basis van besluitvormingsdocumenten. Daarbij hebben we gekeken naar de te bereiken doelen, de wijze waarop de instrumenten zijn vormgegeven en hebben we de behaalde resultaten geanalyseerd. Voor het onderzoek hebben we vervolgens een uitsplitsing gemaakt tussen het beleidsmatige deel en de praktijk. De relevantie op beleidsniveau betreft onderzoek naar het effect van de gezamenlijke ontwikkeling van het instrument. De relevantie van de BZV in de praktijk betreft de gerealiseerde impact van de BZV op bedrijfs- en gebiedsniveau (uitgesplitst naar verschillende sectoren en subcategorieën). Voor het onderzoek op beleidsniveau hebben we gesprekken gevoerd met diverse betrokkenen van organisaties uit het opdrachtgeverssysteem van de BZV (provincie, gemeenten, omgevingsdiensten, ZLTO, BMF). We spraken met hen over de beleidsmatige relevantie van de BZV. In de meeste gesprekken zijn zowel het Urgentieteam als de BZV onderwerp van gesprek geweest. Voor het onderzoek naar de werking in de praktijk hebben we twee groepsgesprekken georganiseerd met veehouders, adviseurs van veehouders en betrokkenen bij de omgevingsdiensten en gemeenten om de benodigde informatie op te halen. 1.4 De onderzoeksvragen In de offerteaanvraag zijn voor de BZV de volgende onderzoeksvragen opgesteld: 1) In welke mate draagt de BZV bij aan de doelen als gesteld in (de actualisatie van) de Uitvoeringsagenda Brabantse Agrofood 2020, namelijk: a) goede milieukwaliteit (o.a. ammoniak, natuur, landschap)? b) goed woon- en leefklimaat voor mensen (o.a. fijnstof, stank, geluid, zoönosen, endotoxine)? c) maatschappelijke acceptatie (overlast) en waardering landbouw, dierenwelzijn, minder biodiversiteit, verduurzaming en de productie van gezond voedsel? Het gaat hier om meer feitelijke informatie, bijvoorbeeld hoe vaak is het instrument ingezet, wat heeft dit opgeleverd, etc. 1 In de bijlage staan bij de gesprekspartners daarom alle betrokkenen opgenomen, ook de gesprekspartners die primair zijn gevraagd t.a.v. het Urgentieteam. 5

2) In welke mate zijn de provinciale middelen op een effectieve en efficiënte manier ingezet? 3) In welke mate heeft de BZV volgens de partners (ZLTO, GGD, gemeenten, BMF, etc.) en de burgers en veehouders bijgedragen aan de doelen: a) In welke mate is de BZV geslaagd v.w.b. het beoogde doel? b) In welke mate daagt de BZV veehouders uit? c) Draagt de BZV (voldoende) effectief bij aan het op gang brengen van systeeminnovaties? d) In welke mate draagt de BZV bij aan de verdere ontwikkeling van ketenkwaliteitssystemen en certificaten, zodat die uiteindelijk de BZV kunnen vervangen? e) In welke mate is de BZV werkbaar voor gemeenten (inhoudelijk, qua werklast, etc.)? f) In welke mate is de BZV werkbaar voor veehouders / adviseurs, heeft de BZV voldoende keuzevrijheid en zijn de inspanningen voor veehouders realistisch? g) In welke mate zijn de provinciale middelen op een effectieve en efficiënte manier ingezet? 1.5 Leeswijzer In hoofdstuk 2 is een beleidsreconstructie opgesteld over de totstandkoming van de BZV binnen het geheel van de UBA. Hier wordt de BZV in een breder perspectief geplaatst en komt de context van de totstandkoming helder voor het voetlicht. In hoofdstuk 3 zijn de bevindingen van de BZV weergegeven en in hoofdstuk 4 de conclusies. De conclusies ordenen we langs de lijn van de geformuleerde onderzoeksvragen. 6

2 Beleidsreconstructie In de beleidsreconstructie gaan we in op het ontstaan van de BZV. De aanleiding en het ontstaan van het gedachtengoed staat beschreven in paragraaf 2.1. De verdere uitwerking en tussentijdse aanpassingen van de BZV zijn beschreven in paragraaf 2.2. 2.1 Het roer moet om Onrust onder de bevolking Begin 2009 is onder burgers in de provincie Noord-Brabant sprake van groeiende onrust over de intensieve veehouderij. Hoogtepunt van deze onrust is het burgerinitiatief Megastallen? Nee! dat in juli 2009 met meer dan 30.000 ondertekenaars wordt aangeboden aan de Commissaris van de Koningin. De achtergrond van de petitie wordt gekleurd door de Reconstructiewet concentratiegebieden uit 2002 en de provinciale reconstructieplannen in 2005. Onderdeel van deze beleidskeuzes was de instelling van landbouwontwikkelingsgebieden (LOG s), verwervingsgebieden en extensiveringsgebieden. In de verwevingsgebieden vonden de meeste uitbreidingen plaats. Deze uitbreidingen leidden tot steeds meer maatschappelijke weerstand, mede gevoed door de uitbraak van Q-koorts in 2007 op verschillende plekken in Noord- Brabant. De ondertekenaars pleitten voor meer aandacht voor natuur, milieu, welzijn en gezondheid. De voorstellen aan Provinciale Staten zijn onder andere het stoppen van vergunningverlening voor het vestigen van nieuwe of uitbreiden van bestaande intensieve veehouderijen en het maximeren van de omvang van de bouwblokken in de landbouwontwikkelingsgebieden en verwevingsgebieden op 1,5 ha. In juli 2009 spreken de Provinciale Staten zich uit om het burgerinitiatief voortvarend op te pakken. Op 19 maart 2010 leidt de petitie tot besluitvorming in de Provinciale Staten, onder grote belangstelling van publiek en media. Zo besluiten de Staten onder andere dat uitbreiding van bouwblokken boven 1,5 ha niet meer wordt toegestaan, met uitzondering van bepaalde delen van speciaal daarvoor aangewezen LOG s en dat voor het houden van dieren maar één bouwlaag is toegestaan. Doorbreek de negatieve spiraal Vlak na de besluitvorming in mei 2010, komt de SER Brabant met een advies over de duurzame veehouderij. De SER betoogt de noodzaak om het publieke debat over veehouderij uit de negatieve spiraal te halen. Kern van het advies is om een radicale omslag in de intensieve veehouderij na te streven en daartoe een topcommissie in te stellen onder voorzitterschap van een landelijk boegbeeld. Mede naar aanleiding van de behandeling van het burgerinitiatief en in het verlengde van het SER-advies stellen Gedeputeerde Staten in december 2010 de Commissie Van Doorn in. Verschillende landelijke boegbeelden nemen zitting in deze commissie, waaronder Felix Rottenberg, Ab Klink en Pieter Winsemius. In september 2011 presenteert de Commissie Van Doorn haar eindrapport Al het vlees duurzaam. De doorbraak naar een gezonde, veilige en gewaardeerde veehouderij in 2020. 7

De essentie van het betoog wordt door de commissie krachtig geformuleerd: De beweging die de gehele voedselkolom moet maken is een ingrijpende: een definitieve keuze voor duurzaam geproduceerd vlees. Zonder uitzondering, ketenbreed. Dus geen vrijblijvendheid meer, maar dwingende maatregelen. Zodat binnen acht jaar de gehele sector de omslag naar een duurzame vleesproductie kan maken. Op initiatief van de Commissie Van Doorn wordt ook het Verbond van Den Bosch gesloten. Daarin committeren 27 partijen zich aan maatregelen over onder andere het gebruik van antibiotica, sluitende grondstoffen en afvalkringlopen. Supermarkten, mengvoederleveranciers en maatschappelijke organisaties zetten op deze manier gezamenlijk de schouders onder de ambitie van de Commissie Van Doorn. In december 2011 presenteren Gedeputeerde Staten met het koersdocument De transitie van stad en platteland, een nieuwe koers en de behandeling van het advies van de Commissie Van Doorn een tussenbalans voor de verduurzaming van de veehouderij. Voortbordurend op deze lijn wordt in 2012 de denklijn ontworpen: ontwikkelruimte moet je verdienen en is niet onbegrensd. Deze ontwikkelingen leiden tot een voorlopig stolpunt bij de Ruwenberg Conferentie in februari 2013. Op initiatief van de provincie verbindt een groot aantal Brabantse partijen zich (opnieuw) aan elkaar, waaronder provincie, gemeenten, GGD, burgers, vertegenwoordigers van de veehouderijsector en milieuorganisaties. Partijen die zich vervolgens verenigen als het Brabant Beraad. De vastgestelde denklijn ontwikkelruimte moet je verdienen en is niet onbegrensd, wordt op de Ruwenberg Conferentie onderschreven door alle betrokken partijen. In het slotakkoord van de conferentie worden over deze denklijn verder de volgende afspraken gemaakt: Partijen verbinden zich om de achterban tot medewerking aan de denklijn te bewegen en de transitie voortvarend op te pakken; Bestaand beleid en regelgeving blijven gehandhaafd tot de nieuwe aanpak zich bewezen heeft en is ingevoerd; De overheden verplichten zich om bij de nieuwe aanpak alles in het werk te stellen om snel en adequaat vergunningaanvragen af te wikkelen en regelgeving aan te passen; Overheden en ketenpartners controleren en handhaven de gemaakte afspraken en vergunningen. 2.2 De Brabantse Zorgvuldigheidsscore Via de BZV vinden de partners een manier om deze denklijn naar de praktijk te vertalen. Daarom is het belangrijkste doel van de BZV dat ze de (noodzakelijke) stappen in verduurzaming afdwingt, verheldert en concretiseert. De besluitvorming In het Statenvoorstel Transitie naar een Zorgvuldige Veehouderij 2020 (16/13A) van maart 2013 nemen Gedeputeerde Staten een aantal voorlopige beleidskeuzes over de uitwerking van de BZV op. Gedeputeerde Staten stellen voor om de volgende uitgangspunten te hanteren voor de ontwikkeling van de BZV: Alleen bovenwettelijke prestaties tellen. Voldoende keuzevrijheid in maatregelen voor de ondernemer. 8

Betrouwbare borging. De score is flexibel en wordt regelmatig naar boven bijgesteld. De opzet is eenvoudig, transparant en toegankelijk. Zoveel mogelijk aansluiting bij bestaande systemen. De BZV geldt als verplichting voor alle uitbreidingen. Provinciale Staten geven Gedeputeerde Staten bij de behandeling van het Statenvoorstel de opdracht om de BZV te ontwikkelen. In de interne opdrachtformulering houdt de provincie vast aan de samenwerking met stakeholders. Daarom bouwt de provincie geen maatlat, maar ontwikkelt een kader waaraan maatlatten uit de markt moeten voldoen. Naast de projectleiding wordt er een werk- en stuurgroep ingesteld met vertegenwoordigers van de belangrijkste stakeholders op respectievelijk uitvoerend en bestuurlijk niveau. Verder wil de provincie een brede schil met een grotere groep betrokkenen betrekken. Het gaat dan onder andere om dierenwelzijn, burgers, ministerie van EZ, Friesland- Campina, landbouworganisaties, natuur- en milieuorganisaties, etc. De totstandkoming van de eerste versie van de BZV gebeurt onder hoge tijdsdruk. Uiteindelijk duurt het krap een jaar voor de ontwikkeling van de eerste vers ie van de BZV een feit is. November 2013 geeft Gedeputeerde Staten de eerste versie van de BZV vrij voor consultatie. De stuurgroep BZV 2 heeft met deze versie ingestemd. De formele vaststelling en juridische borging vindt plaats door nadere regels te stellen in de Verordening Ruimte (Vr). Het vaststellen van deze regels is een bevoegdheid van Gedeputeerde Staten, maar gezien de impact van de BZV zijn de Provinciale Staten vooraf geconsulteerd. Voor het up-to-date houden van de BZV stelt het college voor de BZV iedere twee jaar te evalueren en minimaal iedere vier jaar aan te passen. De BZV laat de stilzitters ongemoeid (bedrijven die niet uitbreiden). Om juist de stilzitters te stimuleren om te verduurzamen is de ambitie opgenomen dat in 2020 de BZV-thema s worden gedekt door de ketenkwaliteitssystemen / certificaten. Daarom noemen Gedeputeerde Staten de BZV een tijdelijke maatregel die zo mogelijk in 2020 kan komen te vervallen. Voor de uitvoering van de BZV ontwikkelt de provincie een webapplicatie. De werking van de BZV op hoofdlijnen De BZV is opgebouwd uit drie bouwstenen: 1. Een score voor de aanwezige certificaten. 2. Een score voor fysieke maatregelen ten aanzien van de Inrichting en Omgeving. 3. Dispensatie voor innovatieve bedrijfssystemen. In elke bouwsteen scoort de veehouderij punten. De totale score die een veehouderij kan behalen worden ingedeeld tussen 1 (laagste score) en 10 (hoogste score). Bij een score van 6 voldoet de veehouderij aan de wettelijke vereisten, maar worden geen extra stappen gezet op het gebied van duurzame veehouderij. Bij een denkbeeldige score van 10 punten heeft de veehouderij alle denkbeeldige stappen voor verduurzaming van het bedrijf genomen. Om te voldoen aan de BZV stelt de provincie het cijfer 7,0 als verplichting. Tussen het cijfer 6 en 10 kan het bedrijf maximaal 4 punten scoren in de BZV, waarvan het daarom tenminste 1 punt moet scoren voor een 7,0. 2 De stuurgroep BZV bestaat uit vertegenwoordigers van de provincie, gemeenten, ZLTO en BMF. 9

De provincie stelt naast een 7,0 als minimum ook als verplichting dat ten minste 0,2 procentpunt via certificaten en 0,6 procentpunt via Inrichting & Omgeving worden behaald. De dispensatie voor innovatieve bedrijfsconcepten (derde bouwsteen) wordt gebruikt voor maatregelen die niet goed zijn in te delen op de twee voorgaande bouwstenen, maar wel degelijk leiden tot zorgvuldigheid en verduurzaming. Binnen de drie bouwstenen kiest de provincie in de BZV voor het prioriteren en structureren langs drie hoofdthema s: volksgezondheid, fysieke leefomgeving en dierenwelzijn/gezondheid. Daarbinnen is een nadere specificering vastgesteld. De certificaten worden beoordeeld op hun effectiviteit ten opzichte van verschillende thema s. Er worden alleen certificaten opgenomen waarvan de criteria openbaar zijn en een onafhankelijke partij de borging uitvoert. Voor de bouwsteen Inrichting & Omgeving kunnen via acht zogenaamde maatlatten punten worden gescoord. De Wageningen Universiteit (WUR) en Stichting Milieukeur (SMK) leverden de inhoudelijke ontwikkeling van de maatlatten. Belangrijke voorwaarden voor de ontwikkeling van maatlatten was dat er sprake was van bovenwettelijke maatregelen, aangesloten op de huidige praktijk en controleerbaar via bestaande informatiesystemen. In de werking van de BZV worden bepaalde maatlatten die niet van toepassing zijn op een sector via een correctiefactor buiten beschouwing gelaten. De dispensatie voor innovatie bedrijfsconcepten wordt conform de afspraken via een Panel Zorgvuldige Veehouderij getoetst. Het Panel heeft een afwegingskader opgesteld voor de weging van bedrijfsconcepten. Het aantal aanvragen voor innovatieve bedrijfsconcepten is in de periode vanaf 2014 beperkt gebleven tot drie. Twee daarvan zijn positief en één negatief beoordeeld door het panel. Vanwege de beperkte rol van de derde bouwsteen is deze niet verder uitgewerkt. BZV 1.0 In de eerste versie van de BZV (BZV 1.0, vastgesteld op 18 februari 2014) zijn vier thema s opgenomen waarop de certificaten (bouwsteen 1) worden beoordeeld, namelijk diergezondheid en zoönosen, antibiotica, dierenwelzijn en P-efficiency. Er worden twaalf certificaten in de BZV opgenomen en drie in de zogenaamde wachtkamer gezet. Wat betreft Inrichting & Omgeving (bouwsteen 2) worden acht maatlatten vastgesteld: gezondheid, geuremissie, geurimpact, emissie & impact fijnstof en endotoxinen, ammoniak, mineralen kringlopen, verbinding, biodiversiteit. Voor de inwerkingtreding van BZV 1.0 voeren Arcadis en DLV in opdracht van de provincie een steekproef uit over de BZV. Hoewel de bereidheid tot meedoen aan de steekproef beperkt is, zijn uiteindelijk 68 bedrijven onderzocht over 12 gemeenten. Aanbevelingen uit het rapport zijn onder andere om sectorspecifieke scores vast te stellen en met name te kiezen voor ruimtelijke relevante maatregelen die voldoende uitvoerbaar en controleerbaar zijn. Verder stellen de onderzoekers dat ervaringen van het toepassen van de eerste versie van de BZV waarschijnlijk zullen leiden tot de vraag naar een relatief snelle aanpassing van de BZV 1.0, en dat deze aanpassing haast onvermijdelijk is. 10

In de steekproef blijkt dat ongeveer 50% van alle bedrijven met de huidige maatregelen een 7,0 scoort. Gespecificeerd per sector scoren de varkens en legpluimvee ook dit gemiddelde, de melkvee hoger op 60% en de sectoren vleespluimvee en geiten lager op respectievelijk 25% en 30%. In de detaillering blijken ook de geitenbedrijven en vleespluimveebedrijven met enige aanvullende maatregelen ook een 7,0 te kunnen scoren. Ook blijkt uit de steekproef dat verschillende certificaten al een aantal van de duurzaamheidsthema s ondervangen. De inspraak van de BZV levert 259 zienswijzen op. Op een aantal onderdelen blijkt de provincie te laveren tussen de kritiek vanuit de veehouderij enerzijds en de maatschappelijke en politieke druk anderzijds. Enerzijds is er sprake van een zienswijze waarin wordt gesproken van een te beperkte ambitie tegen de achtergrond van de omvang van de problematiek en anderzijds van zienswijzen waarin de BZV als regelrechte discriminatie wordt beschouwd. De kritiek spitst zich op een aantal aspecten toe: kostenverhoging, verslechtering van de concurrentiepositie, afwachtende houding van de retail, juridische houdbaarheid en administratieve lastendruk. Verder worden in het consultatieverslag veel vragen opgehelderd en verduidelijkt, of worden op basis van de opmerkingen teksten duidelijker opgeschreven. Van majeure aanpassingen is geen sprake. De vragen rondom de juridische houdbaarheid van de BZV worden door de provincie nader uitgewerkt in een separate risicoanalyse. Het betreft hier twee risico s. Allereerst dat maatregelen in de BZV worden opgenomen waarvan de ruimtelijke relevantie niet voldoende is. Het gaat dan met name om maatregelen rondom dierenwelzijn en het verminderen van de risico s op de (verspreiding van) ziekten. Gezien het feit dat de Raad van State zeer afstandelijk toetst wordt door prof. Bruil het juridische risico klein geacht. Het tweede juridische risico betreft of een verdergaande verplichting dan wettelijke voorgeschreven houdbaar is. Ook hier wordt het feitelijke risico klein geach t, omdat de nationale wetgeving niet uitputtend is bedoeld, en een lagere overheid strengere voorwaarden kan stellen. BZV 1.1 Negen maanden na vaststelling van BZV 1.0 wordt een nieuwe ontwerp vastgesteld: BZV 1.1. Het nieuwe ontwerp kent twee kernveranderingen, namelijk een sterkere verankering van gezondheid en het opnemen van de thema s brandveiligheid en energie bij de certificaten. Bij vaststelling van BZV 1.0 werden deze veranderingen al beoogd. Voor de sterkere verankering van volksgezondheid wordt een separaat advies ingewonnen bij de Provinciale Raad voor Gezondheid, in samenwerking met diverse partners. Verder valt op dat op twee thema s geen grote veranderingen worden voorgesteld: mest en grondgebondenheid. Uit de consultatie blijkt dat verschillende insprekers hun inzet ten opzichte van mest graag beloond willen zien. Bovendien is bij vaststelling van BZV 1.0 ook dit onderwerp naar het ontwerp van BZV 1.1 verschoven. Vanwege het gebrek aan overeenstemming tussen de partners in het Brabant Beraad blijft het thema mest buiten de BZV. 11

Ook de afspraken rondom grondgebondenheid blijven in grote mate gehandhaafd. Hoewel grondgebondenheid in de Gebieden Beperkingen Veehouderij (GBV) in principe buiten de BZV valt, is het onderwerp opgenomen in de Nadere Regels van de Vr. Grondgebondenheid kan worden bepaald middels vier criteria: aantal grootveeeenheden per hectare, aanwending mest op grond van het eigen bedrijf, winning van ruwvoer op eigen bedrijf en natuurgraasbedrijven. Het laatste criterium is toegevoegd, vanwege het belang van natuurbeheer. De concrete wijzigingen van de BZV 1.1 op hoofdlijnen: Actualisatie van diverse certificaten, waaronder het bepalen van punten op de nieuwe thema s en aanpassingen van de punten op bestaande thema s (bouwsteen 1). Verschillende nieuwe certificaten toegevoegd, waaronder Keurmerk Zoönosen van de Gezondheidsdienst voor Dieren en verschillende versies van de Maatlat Duurzame Veehouderij. Tevens een verdere precisering van reeds geborgde certificaten (bouwsteen 1). Toevoegen maatregel Afzuiging lucht onder roosters, voor runderen in de maatlat volksgezondheid. Extra maatregelen op de maatlat verbinding, waaronder de mate van zicht op dieren in stal of uitloop en via website of bord zichtbare weergaven van de productie van duurzame energie (bouwsteen 2). Een aantal nadere procesuitwerkingen en verduidelijkingen, waaronder het proces waarop nieuwe certificaten worden toegevoegd (bouwsteen 1), de manier waarop Innovatie wordt beoordeeld (bouwsteen 3) en het proces van actualisatie van de BZV in zijn geheel. Actualisatie en toevoegingen van diverse puntentellingen op verschillende maatlatten, waaronder Ammoniak, Geur, Fijnstof (bouwsteen 2). Nadere specificering van de waarden bij de maatlat mineralen kringlopen (fosfaat lokaal) en de Nge-tabel (bouwsteen 2). Nadruk dat in de volgende versie van de BZV nog meer certificaten worden opgenomen. Verplichting van het gebruik van de webapplicatie BZV. Ook in de inspraakronde van BZV 1.1 blijven de hoofdlijnen van de aanpassingen in de BZV overeind. Wel wordt de beoogde administratieve aanpassing van de maatlat mineralenkringlopen (P-lokaal) niet doorgevoerd, vanwege het gevaar van een praktisch onwerkbare situatie (inspraakreactie 20). Verder zullen Gedeputeerde Staten in de eerstvolgende veegronde Vr voorstellen doen aan Provinciale Staten om kleine uitbreidingen uit te zonderen van de BZV. Het proces van inspraak van BZV 1.0 naar BZV 1.1 neemt ruimt een half jaar in beslag. In december 2014 wordt het ontwerp vastgesteld, waarna in maart 2015 de definitieve versie wordt vastgesteld. Door de verplichting van het gebruik van de applicatie moet met de inwerkingtreding gewacht worden en worden tussentijds nog enkele actualisaties doorgevoerd. In juni 2015 wordt de definitieve BZV 1.1 vastgesteld. Een halfjaar na de inwerkingtreding van BZV 1.1, in december 2015, wordt een nieuwe ontwerp van de BZV aan de Staten medegedeeld: de ontwerp BZV 1.2. 12

BZV 1.2 De aanpassingen van de BZV 1.2 zijn beperkt. Opnieuw wordt het thema mest buiten de BZV gehouden. De versie volstaat met de opmerking dat samen met de partners ( ) wordt bezien of en zo ja hoe mestverwaarding in een volgende versie van de BZV wordt opgenomen. Verder noemen Gedeputeerde Staten dat mogelijk in een latere versie ook de thema s water en bodem worden toegevoegd. De belangrijkste wijzigingen in de BZV 1.2 zijn de actualisatie van certificaten. Er worden enkele certificaten toegevoegd, waaronder het Belgische Certificaat Integ rale Kwaliteitszorg Melk (IKM) en nieuwere versies van het certificaat Maatlat Duurzame Veehouderij (MDV). Verder zijn wijzigingen in de al geborgde certificaten doorgevoerd. Verder nemen Gedeputeerde Staten zich voor om samen met ZLTO, GGD, en Provinciale Raad Gezondheid met de certificerende instanties in gesprek te gaan om hen te bewegen verschillende maatregelen ten behoeve van volksgezondheid te implementeren in certificaten. Deze aanbevelingen zijn door deze organisaties in een eerdere rapportage opgesteld. Wanneer de certificaten worden geactualiseerd voegt de provincie ze toe aan de BZV. In de tweede bouwsteen (Inrichting & Omgeving) worden in de maatlat emissie & impact fijn stof / endotoxinen een aantal technieken opgenomen om de fijnstofuitstoot te verminderen voor pluimvee. De uitbreiding van deze maatlat (met een nog niet door de Rijksoverheid erkende techniek) is mede naar aanleiding van de kritiek dat het voor pluimveehouders moeilijker is om aan de BZV te voldoen. Zowel in de steekproef, de diverse inspraakreacties als de consultatie bij de partners is deze kritiek naar voren gebracht. 13

3 Bevindingen BZV 3.1 Inleiding In dit hoofdstuk geven we de belangrijkste bevindingen voor de BZV. We gaan in op de volgende elementen: De gestelde doelen Beleidsmatige bevindingen De werking in de praktijk Resultaten en kosten van de BZV. We gaan bij de bevindingen niet in op de zogenaamde mestdiscussie, die discussie hoort ons inziens thuis in de midterm evaluatie van de UBA. 3.2 De gestelde doelen De provincie heeft in de verschillende UBA s aangegeven dat de transitie naar een duurzame en slimme agrofoodsector betekent dat zaken voortdurend in beweging zijn. De provincie beïnvloed die verandering en beweegt zelf mee. Vanuit die gedachte zijn de volgende doelstellingen over de BZV geformuleerd 3 : Creëren van een gelijk speelveld voor alle betrokkenen door het stellen van heldere kaders. Het prikkelen van betrokkenen om een maximale bijdrage te leveren aan een duurzame agrofoodregio. Het stimuleren van een zorgvuldige veehouderijsector die op een gezonde manier is verbonden met de sociale en fysieke leefomgeving. Het instrument BZV past binnen de provinciale rol van de normerende overheid 4. Die rol gaat over het stellen van heldere regels, het vaststellen van minimumeisen en handhaven van wetgeving en staand beleid. Binnen de BZV zijn bewust geen concrete resultaten gesteld ten aanzien van bereik (aantallen veehouders) en gewenste score. Er is alleen een minimumeis gesteld voor de hoogte van de score. Belangrijke overweging daarbij is dat duurzaamheidsthema s en ontwikkelingen in de sector niet op voorhand in te schatten zijn. Het gevaar zou bestaan dat het opnemen van kwantitatieve doelen of resultaten eerder remmend zou werken dan stimulerend en niet aansluit bij de actualiteit. 3.3 Beleidsmatige bevindingen Het algemene beeld op beleidsniveau over de BZV is overwegend positief: het brengt de partners bij elkaar en de BZV geeft inzicht in de keuzes van veehouders. BZV zet in op vergroten van het besef dat ontwikkelruimte verdiend moet worden Breed gedragen is de opvatting dat het gezamenlijk bedenken en ontwerpen van de BZV door de partijen van het Brabant Beraad heeft bijgedragen aan het besef dat ontwikkelruimte begrensd en dat duurzaamheid voor de toekomst van de sector noodzakelijk is. Er bestaat bij de betrokken partijen inmiddels consensus over het uitgangspunt dat ontwikkelruimte moet worden verdiend. 3 In de UBA 2013, UBA 2016 en de verschillende versies van de BZV. 4 Uit BNG januari 2013: Presterende provincie handelt rolbewust (Hoeve, Van Vliet en Hiemstra). 14

De partners ervaren dat de gezamenlijke ontwikkeling van de BZV heeft bijgedragen aan een meer en verdere constructieve samenwerking tussen partijen die op onderdelen verschillende belangen hebben. BZV is een gezamenlijke regeling, maar de provincie wordt meer als eigenaar ervaren De BZV is ontwikkeld op initiatief van de partners in het Brabant Beraad. Daardoor weten de partners zich sterker betrokken bij het provinciaal beleid en de beleidsdoelen. Tegelijkertijd wordt door diezelfde partners de provincie meer als eigenaar ervaren van de BZV. Omdat de provincie zich verantwoordelijk stelde voor de financiering van de regeling, de motor is achter de beleidsmatige ontwikkelingen en via de Vr ook de juridische verankering verzorgt. Verder heeft een aantal gesprekspartners aangegeven dat sommige gemeenten het ook wel prettig vinden dat de provincie als hitteschild fungeert naar veehouders die willen uitbreiden. Webapplicatie geeft transparantie Vanaf de BZV 1.1 is voor het invullen van de vergunningaanvraag het gebruik van de webapplicatie verplicht gesteld. Deze maatregel bevordert de inzichtelijkheid van de keuzes van veehouder voor de partners van het Brabant Beraad. Ook kunnen burgers door de webapplicatie en de website bekijken welke bedrijven aan de BZV voldoen en met welke score. Daarmee bevordert het instrument transparantie. Doordat deze webapplicatie bij nog niet alle gemeenten effectief is wordt het inzicht in de keuzes voorlopig nog wel belemmerd. BZV inzetten voor marketing en communicatie Volgens verschillende gesprekspartners kan de BZV nog beter worden ingezet als communicatie-instrument voor veehouderijen. Hoewel iedereen kan inloggen op de website met BZV-scores zegt een BZV-score het grote publiek nog weinig tot niets. De BZV-score heeft daarmee vooral een interne werking. De kans om aan de omgeving te laten zien wat een veehouderij doet aan duurzame productie is daarom nog grotendeels onbenut. Het speelveld van de BZV De werking van de BZV betreft bedrijven die willen uitbreiden. Stilzitters (bedrijven die niet uitbreiden), hoeven niet te voldoen aan de aanvullende eisen die de BZV stelt boven de wettelijke verplichtingen. En bedrijven die vrijkomende bedrijven opkopen (of huren) om uit te breiden, hebben ook niet te maken met het regime van de BZV. Daarnaast is de BZV niet voor alle sectoren even strak ingeregeld. Veehouderijen met bijvoorbeeld varkens zijn over het algemeen makkelijker in staat om een 7 te scoren op de BZV. Reden daarvoor is dat deze sector door de maatschappelijke druk al relatief veel duurzaamheidsmaatregelen heeft genomen. Het beoogde gelijk speelveld is verbeterd tussen bedrijven in verschillende sectoren die willen uitbreiden, omdat de relatief achterblijvende sectoren bij uitbreiding nu ook strengere maatregelen moeten nemen. Het gelijk speelveld tussen bedrijven die uitbreiden en de stilzitters is door de BZV niet verbeterd, maar eerder verslechterd. Uitbreidende bedrijven moeten (ten opzichte van stilzitters en opkopers van vrijkomende stallen) voor een vergunning aan nieuwe, strengere wettelijke verplichtingen voldoen. De BZV stelt aanvullende eisen en versterkt daardoor dit effect van een ongelijk speelveld. 15

Dierenwelzijn in de BZV In de gesprekken met betrokkenen is twijfel geuit of dierenwelzijn als een van de drie hoofdthema s in de BZV wel logisch is. Niemand trekt het belang van dierenwelzijn in twijfel, maar wel of de provincie in beleidsmatige zin een rol moet hebben bij het stimuleren van dierenwelzijn. Betrokkenen geven aan dat de provinciale inzet zich vooral moet richten op de volksgezondheid, milieu en ruimtelijke inpassing. Daarnaast geven deze betrokkenen aan dat dierenwelzijn primair de beleidsverantwoordelijkheid betreft van de rijksoverheid en de EU en dat de ontwikkeling van (bovenwettelijke) certificaten voor dierenwelzijn vooral een resultante is van de dynamiek tussen producenten, leveranciers, verkooporganisaties en consumenten. De keuze van een veehouder voor dierenwelzijnscertificaten is overwegend een bedrijfseconomische keuze (waar is de grootste marge te behalen). Keuzevrijheid in de BZV De wijze waarop de veehouder een 7 moet scoren in de BZV is niet voorgeschreven, behoudens de eis dat 0,2 procentpunt via certificaten moet worden behaald. Een aantal betrokken burgers en belangenorganisaties geeft aan dat dit leidt tot shopgedrag bij veehouders/adviseurs om zo goedkoop mogelijk aan een 7 te komen. Deze betrokkenen geven aan dat de BZV kan worden verbeterd door voor een aantal hoofdthema s (met name volksgezondheid) een minimumscore op te nemen. BZV overbodig in 2020? Bij de vormgeving van de BZV is de ambitie uitgesproken om in 2020 de BZV af te kunnen schaffen, aangezien dan de sector in staat zou moeten zijn om door zelfregulering (systeem van certificaten) te voldoen aan duurzaamheidsvereisten. Dit is in lijn met de hoofddoelstelling van de Commissie van Doorn en de afspraken in het Verbond van Den Bosch. Binnen de BZV is de ambitie van zelfregulering via certificaten in feite een beoogde transitie van de maatlatten (tweede bouwsteen) naar certificaten (eerste bouwsteen). Daarbij constateren betrokkenen dat die ambitie niet lijkt te worden gehaald en dat de provincie daar ook feitelijk nauwelijks invloed op kan uitoefenen. De ontwikkeling van certificaten wordt vooral beïnvloed door de markt, is lastig te voorspellen en nog lastiger te beïnvloeden door de overheid. De provincie heeft eigenlijk alleen de mogelijkheid om dit thema steeds op de agenda te plaatsen in overleg met de sector. 3.4 Werking in de praktijk In de praktijk zijn vrijwel alle gesprekspartners behoorlijk kritisch op het functioneren van de BZV. Dat geldt niet alleen voor veehouders en hun adviseurs, maar ook voor gemeenten en omgevingsdiensten. Het algemene beeld is dat de toegevoegde waarde van de BZV te beperkt is. Vooraf melden we dat we in totaal ongeveer 45 personen (gemeenten, omgevingsdiensten, adviseurs, bewoners, veehouders) hebben uitgenodigd voor deelname aan de groepsgesprekken. Uiteindelijk hebben we gesproken met 12 mensen. Met name het aantal veehouders (ongeveer 20 uitnodigingen) dat deelnam aan de bijeenkomsten was klein. De behoefte van veehouders om hun mening over de BZV te geven is blijkbaar nauwelijks aanwezig. Volgens de aanwezigen zou de verklaring kunnen zijn dat de BZV door veehouders als ingewikkeld wordt ervaren en daarom wordt uitbesteed aan adviseurs. 16

BZV: bijdrage aan duurzame veehouderij of een extra eis vanuit de overheid? De belangrijkste observatie van betrokkenen is dat de BZV vooral als een extra eis vanuit de overheid wordt gezien en niet als instrument dat stimuleert tot verduurzaming van de sector. De eisen die worden gesteld in de Vr ten aanzien van de verplichte omgevingsdialoog en het tegengaan van geurstapeling voldoen volgens betrokkenen al ruimschoots om het omgevingsbewustzijn ten behoeve van een grotere zorgvuldigheid van de veehouder te vergroten; de BZV (als zodanig en de minimumscore van een 7 ) voegt daar in hun ogen inhoudelijk nauwelijks iets aan toe. Er bestaat volgens de betrokkenen een intrinsiek wantrouwen tussen veehouders en de overheid (en burgers), waardoor het instrument BZV door veehouders ook met het nodige wantrouwen wordt bekeken. Daarnaast geven veehouders en adviseurs aan dat de verdiencapaciteit niet per sé toeneemt door een hogere score op de BZV. De BZV wordt in de praktijk door veehouders daarom vooral beleefd als een extra financiële hobbel voor uitbreiding en nauwelijks als incentive voor een duurzame veehouderij. De BZV nodigt uit tot calculerend gedrag In de gesprekken kwam duidelijk het beeld naar voren dat veehouders en adviseurs bij een BZV aanvraag sturen op het halen van (precies) een 7. Kortom: de veehouder en adviseur berekenen welke investeringen precies nodig zijn om te kunnen uitbreiden. Duurzaamheid is daarbij dus veelal niet het leidende motief. Dat blijkt ook wel uit de gemiddelde BZV scores (zie paragraaf 3.5). Belangrijke overwegingen die genoemd worden, zijn: meer investeren is niet economisch rendabel en een hogere score op de BZV maakt dat een veehouder toekomstige ontwikkelruimte op voorhand weggeeft. Dat laatste argument lijkt ongegrond, maar wordt vooral gevoed door wantrouwen richting de overheid. De omgevingsdialoog wordt positief beoordeeld Naast de BZV hebben bedrijven die willen uitbreiden de verplichting om een omgevingsdialoog te houden met betrokkenen in de omgeving van het bedrijf. Die verplichting vloeit voort uit de Vr. Kern van de verplichte dialoog is dat een veehouder zich bewust is van het feit dat het bedrijf rekening moet houden met wensen van omwonenden en draagvlak nodig heeft om zijn bedrijf te runnen. Hoewel betrokkenen zien dat de verplichte omgevingsdialoog door veehouders verschillend wordt ingevuld, zijn betrokken over het algemeen positief over de omgevingsdialoog. Een aantal gemeenten heeft een handreiking gemaakt waaraan de omgevingsdialoog moet voldoen. De ervaringen daarmee worden positief gewaardeerd. Tegelijkertijd signaleren diverse gesprekspartners dat de omgevingsdialoog en de aanvraag voor uitbreiding van het bedrijf (door middel van de BZV) vaak nog gescheiden trajecten zijn. Verbinden van de BZV aanvraag en de omgevingsdialoog gebeurt volgens betrokkenen nog weinig. De BZV is vooral het domein van de adviseurs van veehouders Betrokkenen geven aan dat de uitvoerbaarheid van de BZV lastig is door de ervaren complexe opzet van de regeling. Alleen direct betrokkenen (provincie en advis eurs van veehouders) begrijpen de BZV voldoende. Kennis bij gemeenten over de BZV is beperkt. Veehouders laten de aanvraag vaak over aan de adviseurs. Adviseurs hebben over het algemeen de basishouding om het voor de veehouder zo goed mogelijk te regelen (in termen van bedrijfsvoering). Duurzaamheid en sociale/fysieke inpassing in de leefomgeving is daarbij van ondergeschikt belang. 17

BZV en de bijdrage aan volksgezondheid De BZV is vooral bedoeld als instrument voor duurzame ontwikkeling en mede ingezet vanuit het belang van volksgezondheid. Betrokkenen geven aan dat de eisen die worden gesteld in de Vr aan het tegengaan van geur(stapeling) en fijnstof in de praktijk een grotere betekenis hebben voor de volksgezondheid dan de BZV. De toegevoegde waarde van de BZV (ten opzichte van deze verplichtingen) is volgens deze betrokkenen dan ook beperkt. De BZV zou in de ogen van deze betrokkenen strengere minimumscores moeten bevatten voor de volksgezondheid. Het aantal BZV aanvragen was de afgelopen jaren vrij gering Het aantal BZV-aanvragen is relatief beperkt, mede veroorzaakt door de slechte economische situatie in de veehouderijsector. Ook andere ontwikkelingen in de sector hebben geleid tot het relatief beperkt aantal BZV-aanvragen, zoals nieuwe verplichtingen voor dierenwelzijn en huisvestingseisen voordat de BZV in werking trad. Daarnaast wordt een deel van de bedrijfsuitbreidingen gedaan door overname van vrijkomende bedrijven. Hoewel concrete cijfers op het schaalniveau van de provincie ontbreken, lijkt deze vorm van uitbreiding substantieel en toenemend. Daarvoor geldt dat de bestaande vergunningsituatie blijft bestaan. Maximum omvang bouwblok is positief Betrokkenen geven aan dat de maximale bouwblokomvang van 1,5 ha. positief is. De sector is zich er steeds meer bewust van dat het voor draagvlak voor de veehouderij in de maatschappij nodig is om grenzen te stellen aan bebouwde oppervlakte. Veehouders en adviseurs stellen wel vraagtekens bij de noodzaak om een BZV aanvraag in te dienen bij beperkte aanpassingen aan een bouwblok die betrekking hebben op noodzakelijke aanpassingen voor de bedrijfsvoering. Ook in die gevallen dat uitbreiding (binnen 1,5 Ha) niet wordt gebruikt voor het uitbreiden van de veestapel, is een BZV nodig. Betrokken veehouders en adviseurs geven aan dat de BZV daarin is doorgeschoten. Toename van intrinsieke tegenstrijdigheden in de BZV Een aantal betrokkenen heeft aangegeven dat er intrinsieke tegenstrijdigheden zitten in de berekening van de verschillende maatlatten en certificaten binnen de BZV score. Het is volgens deze betrokkenen onmogelijk om een 10 te scoren op de BZV. Als voorbeeld wordt genoemd dat investeren in dierenwelzijn (door meer m2 per dier beschikbaar te stellen) negatieve gevolgen kan hebben voor de score op emissies en geur. De tegenstrijdigheden in de BZV lijken steeds manifester te worden. Hoe hoger het ambitiecijfer BZV wordt, hoe sterker dit effect zal zijn. Het aanvraagproces van een vergunning is niet optimaal Uit gesprekken met een aantal gemeenten komt het beeld naar voren dat de bekendheid met de BZV relatief gering is. Gemeenten zijn vaak niet goed genoeg op de hoogte van de BZV om een BZV aanvraag adequaat te beoordelen 5. BZV aanvragen worden vaak in twee delen aangevraagd; eerst een aparte milieuvergunning en daarna een aparte bouwvergunning met daaraan gekoppeld een BZV aanvraag. Overweging van veehouders daarbij is om de kosten van de vergunning en de investeringen zo laag mogelijk te houden. In de praktijk leidt dit nogal eens tot hoge administratieve lasten voor overheden. 5 Voor gemeenten die Wabo-brede taken hebben overgedragen aan de omgevingsdienst geldt dat de omgevingsdiensten de BZV aanvraag beoordelen. 18

VTH nog niet doorgesijpeld in dagelijkse handhavingspraktijk Er is een plan van aanpak voor slimmer en efficiënter toezicht dat er op gericht is om alle veehouderijen voor 2020 tenminste éénmaal geïntegreerd te controleren op naleving van het omgevingsrecht (de BZV maakt daar onderdeel van uit). Het plan van aanpak vindt zijn oorsprong in een motie van de Staten (motie 5 13-11-2015). Het toezicht is er op gericht om zogenaamd freerider-gedrag uit te bannen. Vergunningverleners, toezichthouders en handhavers zijn via studiebijeenkomsten geïnformeerd over de BZV. Er is een digitaal platform ingericht waar alle informatie rond Agrofood beschikbaar is. Ook kunnen medewerkers elkaar via het platform op de hoogte houden en ervaringen uitwisselen. De omgevingsdiensten hebben met de provincie een checklist opgesteld om toezichthouders en handhavers te ondersteunen en in een pilot zijn de eerste ervaringen met betrekking tot toezicht en handhaving onderling en met vergunningverleners uitgewisseld. Vanuit het Bestuurlijk Platform Omgevingsrecht (BPO) is toezicht en handhaving op veehouderijbedrijven een speerpunt. De provincie levert hiertoe een financiële bijdrage. Ondanks de beschikbaarheid van hulpmiddelen en kennis, is in de gesprekken aangegeven dat de praktijkervaring van toezicht en handhaving nog een grotendeels onontgonnen gebied is. Door gemeenten (of in opdracht van de gemeenten door de omgevingsdiensten) zullen toezicht- en handhavingstaken een sterkere verankering moeten krijgen in de werkplannen. Voor een effectieve BZV zal de beleidsmatige inzet de komende periode moeten doorsijpelen richting de dagelijkse handhavingspraktijk. 3.5 Bereikte resultaten met de BZV We hebben de kwantitatieve informatie van de provincie over de BZV beoordeeld. Deze analyse draagt bij aan inzicht in de effectiviteit en efficiëntie van de BZV. De analyse van de kwantitatieve informatie van de BZV en de mate waarin de gestelde doelen van de BZV worden bereikt, worden in dit hoofdstuk ingedeeld langs verschillende lijnen. Allereerst gaan we in op het aantal aanvragen, de status van de aanvragen en de betrokkenheid van gemeenten. Vervolgens wordt de impact van de BZV op de huidige veehouderijsector onderzocht. Aantal aanvragen BZV In onderstaande tabel 1 is het aantal aanvragen BZV weergegeven vanaf de inwerkingtreding in februari 2014 tot juni 2016 (in totaal ongeveer 28 maanden). Daarbij is onderscheid gemaakt in aanvragen die zijn ingediend onder de werking van de BZV 1.0 en 1.1. Daarnaast maken we onderscheid tussen aanvragen die definitief zijn ingediend en aanvragen die zijn behandeld door de gemeente en zijn goedgekeurd. Binnen de goedgekeurde aanvragen maken we onderscheid tussen actieve en inactieve goedgekeurde BZV aanvragen. Bij actieve aanvragen is daadwerkelijk sprake van uitbreiding van een veehouderij onder het regime van de BZV. Een aanvraag is inactief als er ondertussen een nieuwere BZV aanvraag is goedgekeurd. In totaal zijn er tot juni 2016 224 BZV aanvragen ingediend, waarvan er 21 zijn afgewezen. 203 aanvragen zijn definitief ingediend of goedgekeurd. Opvallend is dat er relatief veel aanvragen definitief zijn ingediend, maar nog niet goedgekeurd. Het betreft ongeveer 75% van het totaal. De oorzaak is dat de aanvragen nog deels in behandeling zijn, binnen de daartoe gestelde wettelijke termijnen (maximaal 26 weken; dat kan één keer met maximaal 26 weken verlengd worden). Bovendien hebben nog niet alle gemeenten toegang tot de webapplicatie. 19

Een deel van de vergunning is mogelijk al verleend, maar dit kan de provincie nog niet vaststellen met de webapplicatie. Status BZV 1.0 BZV 1.1 Totaal Definitief 80 73 153 Goedgekeurd (actief) 34 7 41 Goedgekeurd (inactief) 7 2 9 Totaal 121 82 203 Tabel 1. Overzicht aantal aanvragen BZV en status (peildatum 1 juni 2016) Daarnaast valt op dat bijna 20% van de goedgekeurde aanvragen inactief zijn (9 van de 50). In dit geval is de aanvraag goedgekeurd, maar de veehouder heeft meerdere goedgekeurde aanvragen. Dit is bijvoorbeeld wanneer: a. Een bedrijf een óf/óf vergunning heeft (voor bijvoorbeeld vleeskuikens of kalkoenen). b. Een bedrijf een vergunning voor een stal heeft aangevraagd en tegelijkertijd een aanvraag voor bijvoorbeeld een loods. c. Een bedrijf een recentere goedgekeurde aanvraag heeft gedaan en de onderhavige aanvraag niet meer actueel is. De daadwerkelijke impact van de BZV ligt in de goedgekeurde en actieve aanvragen onder de BZV (41 BZV-aanvragen). De goedgekeurde, maar inactieve BZV-aanvragen hebben geen invloed op de zorgvuldigheid. Het grootste deel van de definitieve BZVaanvragen heeft op dit moment geen invloed, maar dat kan in de (nabije) toekomst veranderen (153 BZV-aanvragen). Gebruik webapplicatie door gemeenten Gemeenten zijn als bevoegd gezag verantwoordelijk voor het beoordelen van een BZV aanvraag. Voor de vergunningaanvraag is de webapplicatie verplicht. De provincie houdt bij in welke mate gemeenten toegang hebben tot de webapplicatie. In onderstaande tabel zijn de bevindingen weergegeven. Aantal gemeente met toegang tot de webapplicatie Aantal gemeenten zonder toegang tot de webapplicatie 41 25 66 Gemeenten die BZVaanvragen hebben goedgekeurd. Gemeenten met definitieve aanvra(a)g(en), maar die niets hebben goedgekeurd. Gemeenten die nog geen BZVaanvragen hebben gehad. Gemeenten met definitieve aanvra(a)g(en), maar die niets hebben goedgekeurd. Gemeenten die nog geen BZVaanvragen hebben gehad. 24 14 3 14 11 66 Tabel 2. Overzicht gebruik webapplicatie door gemeenten (peildatum 1 juni 2016). Totaal Uit de tabel blijkt dat 41 van de 66 gemeenten toegang hebben tot de webapplicatie BZV. Van de 41 gemeenten zijn er 24 die één of meer BZV-aanvra(a)gen hebben goedgekeurd, 14 gemeenten die wel één (of meer) definitieve aanvra(a)gen hebben ontvangen, maar nog geen aanvraag hebben goedgekeurd en 3 gemeenten die nog geen BZV aanvraag hebben ontvangen. 20

Er zijn 25 gemeenten die nog geen toegang hebben tot de webapplicatie BZV 6. Daarvan hebben 14 gemeenten wel BZV aanvragen ontvangen en 11 gemeenten nog geen BZV aanvragen ontvangen. De gemeenten zonder toegang kunnen de BZV wel beoordelen, maar zonder toegang is er geen inzicht in de scores en/of goedkeuring. Invloed BZV per sector In onderstaande tabel 3 is het aantal definitieve BZV aanvragen, het aantal goedgekeurde BZV aanvragen en de gemiddelde score per sector weergegeven. Sector Definitieve aanvragen Vergunde locaties Percentage Gemiddelde BZV score Melkvee 92 4.550 2,0% 7,10 Varkens 58 2.128 2,7% 7,28 Vleeskuikens 15 328 4,6% 7,14 Leghennen 7 206 3,4% 7,05 Geiten 17 129 13,2% 7,11 Vleesvee 11 699 1,6% 7,07 Nertsen 2 94 2,1% 7,03 Paarden 1 1.532 0,1% 7,05 Schapen 1 232 0,4% 7,84 Totaal 204 9.898 2,0% 7,12 (gewogen) Tabel 3. Aanvragen per sector en score per sector (peildatum 1 juni 2016). De gemiddelde gewogen BZV score bedraagt 7,12 (1,12 procentpunt boven het wettelijke vereiste). Het totaal aantal definitieve (inclusief goedgekeurde) BZV - aanvragen op het totaal aantal vergunde locaties bedraagt 2%. In absolute zin gaat het dan om ongeveer 200 bedrijven. Het aantal goedgekeurde actieve BZV aanvragen op het totaal aantal vergunde locaties bedraagt 0,4%. In absolute cijfers gaat het om 41 bedrijven. De impact van de BZV is daarmee in absolute zin klein. Het effect is eigenlijk nog beperkter wanneer rekening wordt gehouden met de wijze waarop de BZV is ingesteld. De helft van de veehouderijen moest al kunnen voldoen aan een 7. Dat betekent dat de BZV op dit moment voor de helft van de aanvragen die zijn ingediend (ongeveer 100 van de 200) feitelijk niet heeft geleid tot verduurzaming. Dezelfde redenering geldt voor de goedgekeurde en actieve BZV aanvragen (20 van de 41). Van de 1,12 procentpunt boven het wettelijke vereiste is gemiddeld 0,25 procentpunt toe te rekenen aan certificaten en 0,87 procentpunt aan de maatlatten. In onderstaande figuur 1 is het relatieve aandeel in de BZV-score per sector aangegeven. Uit de figuur blijkt dat bij varkens met name gescoord wordt op terugbrengen van geur (0,41 procentpunt) en bij vleeskuikens op certificaten (0,35 procentpunt). De grootste impact heeft de BZV op de geitensector. In totaal zijn er 129 vergunde geitenhouderijen in Brabant. Vanwege de Q-koorts is enkele jaren een bouwstop geweest. Nadat de bouwstop is vervallen en de melkprijs is gestegen is er een wens om uit te breiden. Voor 17 geitenhouderijen is een uitbreiding ingediend onder een BZV-aanvraag (13,2%). 6 Er zijn diverse redenen waarom gemeenten nog geen toegang hebben tot de applicatie. Daarover zijn de Staten geïnformeerd op 30 juni 2016. 21

De kleinste impact heeft de BZV op de paardenbedrijven. Paarden zijn vrijgesteld van de BZV; ze worden niet als veehouderij bestempeld. Gemeenten zijn vrij om een BZV te vragen bij uitbreiding van paardenbedrijven. In deze sector zijn er 1.532 bedrijfslocaties en is 1 aanvraag gedaan voor uitbreiding onder de BZV. Figuur 1: scores BZV per sector (peildatum 1 juni 2016) De kosten van de BZV De kosten van de BZV vallen uiteen in grofweg twee categorieën: ontwikkelkosten en inzet van capaciteit. De kosten zijn weergegeven in onderstaande tabel 4. Omschrijving Out-ofpocketkosten ( ) Ontwikkelkosten BZV 1.0 690.000 Ontwikkelkosten BZV 1.1 145.000 Ontwikkelkosten BZV 1.2 30.000 Inzet panel zorgvuldige veehouderij 7 30.000 Ontwikkeling aanpassing en hosting (ca.) 75.000 Inzet/jaar (fte) Inzet cumulatief t/m 2016 webapplicatie 8 Inzet projectteamleden 0,4 1,6 Inzet ambtelijk projectleiders 1 4,0 Inzet functioneel beheer applicatie 0,5 1,5 ICT ontwikkelingen 9 0,5 1,5 Totaal 970.000 2,4 8,6 Tabel 4: kosten en inzet BZV (peildatum 1 juni 2016) 7 Taxatie op basis van de kosten in 2014 en 2015 8 Deze uren zijn vergoed vanuit de middelen die voor het Urgentieteam beschikbaar waren, daarmee zijn ze dubbel opgenomen (ook bij het Urgentieteam). De genoemde uren zijn gebaseerd op een urenschatting uit een intern projectplan. De gerealiseerde uren ligg en lager. 9 De webapplicatie is pas medio 2014 ontwikkeld. De uren zijn dus alleen in 2014, 2015 en 2016 gerealiseerd. 22