Onderzoek Hoogsensitiviteit onder VSO-leerlingen

Vergelijkbare documenten
BRIEF. Vragenlijst executieve functies voor 5- tot 18-jarigen. HTS Report. Julia de Vries ID Datum

BRIEF. Vragenlijst executieve functies voor 5- tot 18-jarigen. HTS Report. Otto Peterszoon ID icode TE9Q Datum

Red cheeks, sweaty palms, and coy-smiles: The role of emotional and sociocognitive disturbances in child social anxiety M. Nikolić

BRIEF. Vragenlijst executieve functies voor 5- tot 18-jarigen. HTS Report. Julia de Vries ID Datum Zelfrapportageversie

K I N D E R E N O N D E R Z O E K : J A A R

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation

BRIEF-A. Vragenlijst executieve functies voor volwassenen. HTS Report. Elizabeth Smit ID Datum Zelfrapportageversie

We hopen. ouders. bedankt. nogmaals. Allen. hartelijk. drs. Anke. Scheeren. Autism. Research. Amsterdam. aan dit onderzoek.

BRIEF-A. Vragenlijst executieve functies voor volwassenen. HTS Report. Jeroen de Vries ID Datum

EFFECTIVITEIT VAN DE GEEF ME DE 5 BASISCURSUS

Onderzoek naar het cluster 4 onderwijs: kinderen en hulpverlening. Drs. R. Stoutjesdijk & Prof. Dr. E.M. Scholte M.m.v. drs. H.

BRIEF-P. Vragenlijst executieve functies voor 2- tot 5-jarigen. HTS Report. Julia de Vries ID Datum

BRIEF Executieve Functies Gedragsvragenlijst

Hooggevoeligheid: fictie of feit?

Emotieregulatie bij kinderen en jongeren met ADHD

Prof. dr. A. M. T. Bosman. Radboud Universiteit Nijmegen Sectie Orthopedagogiek van Leren en Ontwikkeling

Prikkelverwerking bij Gedragsstoornissen

Nieuwsbrief voor ouders. Universiteit van Amsterdam. De sociale ontwikkeling van kinderen. Amsterdam, april 2012, jaargang 5, nr.

SI= Sensorische informatieverwerking. Sensorische Informatieverwerking en intelligentie SENSORY PROCESSING. Psychologie is de kunst van het verstaan

BRIEF-A. Vragenlijst executieve functies voor volwassenen. HTS Report. Jeroen de Vries ID Datum Zelfrapportageversie

Gedrag in goede banen leiden: over de rol van executieve functies bij kinderen en pubers

TSCYC Ouderversie. Vragenlijst over traumasymptomen bij jonge kinderen. Jeroen de Groot. ID Datum Informant:

Vrouwen en autisme. Lezing 26 mei 2016 bij autismecafé i.o.v Carrefour NOP Emmeloord. Mariëlle Witteveen Mieke Bellinga.

Introductie. Inhoud. 1. Relatie HSP en HB? 2. Definitie HSP 3. Definities HB 4. Onderzoek 5. Waarom is dit belangrijk te weten?

HOOGSENSITIVITEIT BIJ KINDEREN

Omdat uit eerdere studies is gebleken dat de prevalentie, ontwikkeling en manifestatie van gedragsproblemen samenhangt met persoonskenmerken zoals

Sport en de persoonlijke ontwikkeling van kwetsbare jongeren

Je brein breken over prikkels

Samenvatting (Summary in Dutch) Het Belang van Leeftijdsgenoten: Sociale Problemen in de Kleuterklas en de Ontwikkeling van Psychische Problemen

Samenvatting (Summary in Dutch)

6 e Nieuwsbrief EPISCA onderzoek maart 2015

Deel VI Verstandelijke beperking en autisme

WELKOM. Voorstellen Kim Oude Egberink Het Sensitieve Brein Hooggevoeligheel gewoon Care & Able (evaluatie)

Nederlandse Samenvatting

De sociale psychologie van waargenomen rechtvaardigheid en de rol van onzekerheid

De SDQ: invulgedrag van ouders en leerkrachten een vergelijking tussen bevolkingsgroepen

Bijlage 25: Autismespectrumstoornis in DSM-5 (voorlopige Nederlandse vertaling) 1

Obsessieve-compulsieve symptomen in eetstoornissen en autisme spectrumstoornissen

AD(H)D bespreken. BEN/LO/ADHD/14/0003a April 2014

Exposure to Parents Negative Emotions in Early Life as a Developmental Pathway in the Intergenerational Transmission of Depression and Anxiety E.

Welkom! Hooggevoeligheid herkennen, erkennen & in de praktijk brengen

Nederlandse samenvatting. (summary in Dutch)

GEEF ME DE 5- METHODIEK IN DE ZORG

TSCYC. Vragenlijst over traumasymptomen bij jonge kinderen. HTS Report. Julia de Vries ID Datum Ouderversie

Aandachtsklachten en aandachtsstoornissen worden geobserveerd in verschillende volwassen

Theorie! Cognitive Bias Modification! Resultaten onderzoek!

OMGAAN MET HOOGSENSITIVITEIT

Handycard Zorgmonitor 1 SDQ en KIDSCREEN-27

Informatie over de deelnemers

Nederlandse Samenvatting

Een onderzoek naar visuele en verbale denkvoorkeuren en vaardigheden bij leerlingen van groep 6 en 7

Emotieherkenning bij CI kinderen en kinderen met ESM

Vroegdetectie van een autismespectrumstoornis bij jonge kinderen. Dr. Jo Wellens, kinder- en jeugdpsychiater TheA

6 Psychische problemen

Neurofeedback: een geschikte behandeling voor autisme?

Veelgestelde vragen en antwoorden

BEPERKING ONDERWIJSPARTICIPATIE

Autisme bij Ouderen: Een vergeten differentiaal diagnose bij verdenking op dementie.!

Sensorische informatieverwerking bij jongeren met een autisme spectrum stoornis

Richtlijn Gezonde slaap en slaapproblemen bij kinderen (2017)

Ontwikkelingsrisico s bij meisjes met een extra X chromosoom

Overzicht Autisme net ff anders. Herkennen van autisme in contact. Autisme Specifieke Communicatie. Vragen

Sensorische prikkelverwerking: Wat betekent het voor de schoolsituatie? Celeste Meijs. Overzicht

Diagnostiek van executieve functies bij adolescenten

ReAttach een nieuwe schema therapie voor autisme PERSPECTIEF EN IMPLICATIES VOOR ONDERWIJS

Dutch summary (Samenvatting van hoofdstukken)

Het stimuleren van sociaalcommunicatieve vaardigheden bij jonge kinderen met een autismespectrumstoornis

Totaal screening vo2 West-Brabant. 10 % % heeft soms

Neurocognitive Processes and the Prediction of Addictive Behaviors in Late Adolescence O. Korucuoğlu

Nederlandse samenvatting

Heeft positieve affectregulatie invloed op emotionele problemen na ingrijpende gebeurtenissen?

recidiverende en aanhoudende dwanggedachten (obsessies) die duidelijke angst

Block 1: Basic emotions, Brain structures and Stress.

Cerebrale parese en de overgang naar de adolescentie. Beloop van het functioneren, zelfwaardering en kwaliteit van leven.

2.10 Resultaten van het ITS onderzoek naar leerlingen met autisme in het primair en voortgezet onderwijs in het schooljaar

Samenvatting. Samenvatting

Kennis en aanpak van ouders met een verstandelijke en/of psychiatrische beperking. Esther Glas & Sandra Segers 10 November 2016

Leef je in! Een sociaal cognitieve vaardigheidstraining voor jongeren met een licht verstandelijke beperking en gedragsproblemen

Zorgpad Autisme Spectrum Stoornissen

Perseverative cognition: The impact of worry on health. Nederlandse samenvatting

Executieve functies en emotieregulatie. Annelies Spek Klinisch psycholoog/senior onderzoeker Centrum autisme volwassenen, GGZ Eindhoven

ADHD Recente inzichten

Ieder kind is uniek, maar vooral dat van mij. Kinderen en psychiatrie Dr. Pieter De Kimpe Kinder- en Jeugdpscychiater

Vragenlijst voor de leerkracht

Op naar de DSM 5! Autismespectrumstoornis. J. Wolthaus, GZ-psycholoog en C. Schoenmakers, GZ-psycholoog

Zelfsturend leren met een puberbrein

Cover Page. Author: Netten, Anouk Title: The link between hearing loss, language, and social functioning in childhood Issue Date:

Overleg van tevoren altijd met de ouders over de aanpak voor het kind en tips voor de omgang.

ADHD. Aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit. Hoe wordt de diagnose bij kinderen gesteld? ADHD poli

hoofdstuk 2-4 hoofdstuk 2

Sensorische prikkelverwerking: Wat betekent het voor de schoolsituatie? Celeste Meijs

The Development of Personality and Problem Behaviour in Adolescence - J. Akse SAMENVATTING. (Summary in Dutch)

Hersenstichting Nederland. Autismespectrumstoornissen

Hoogsensitiviteit bij Kinderen in het Speciaal (Basis)Onderwijs

SAMENVATTING bijlage Hoofdstuk 1 104

Op naar DSM 5. Mariken van Onna Klinisch psycholoog-psychotherapeut Supervisor VGCt Karakter Nijmegen Universitair Centrum Kinder- en jeugdpsychiatrie

Omgaan met verschillen, passend onderwijzen!

EEN NIEUW BEGIN OP EEN SPECIALE SCHOOL

GEWOON ANDERS ASS BIJ JONGE KINDEREN. AutismeTeam Noord-Nederland, Jonx Lentis

SRS-2. Screeningslijst voor autismespectrumstoornissen. HTS Report. Julia de Vries ID Datum

Transcriptie:

Onderzoek Hoogsensitiviteit onder VSO-leerlingen Marjo Brinkman, Aloysius Stichting sector Zuid Samenvatting Op de Aloysius scholen VSO de Korenaer en VSO De Ortolaan heeft de Radboud Universiteit onderzoek gedaan naar hoogsensitiviteit onder de leerlingen. Naast het invullen van vragenlijsten is ook de hartslag als objectieve maat bij de leerlingen gemeten. De belangrijkste bevindingen uit dit onderzoek zijn dat hoe de leraar de sensitiviteit bij een leerling inschat, niet overeenkomt met hoe de leerling zijn eigen sensitiviteit beoordeelt. Echter, als gekeken wordt naar de hartslagmetingen, dan blijkt dat deze hartslagmetingen wel overeenkomen met de beoordeling van sensitiviteit door de leerling, maar niet met die door de leerkracht. Hoe de leerlingen zelf oordelen over hun gevoeligheid gaat dus samen met hoe zij lichamelijk reageren op negatieve en positieve dingen. Maar hoe de leerkracht de vragenlijst hoogsensitiviteit invult niet. Ook is gebleken dat gevoelige leerlingen meer problemen ervaren, met name op het gebied van hun sociaal-emotionele ontwikkeling. Verder is er een grote kans dat leerlingen die veel sociaal-emotionele problemen hebben, ook hoogsensitieve leerlingen zijn. Deze bevinding kan dienen als signaalfunctie, maar biedt geen garanties. Tenslotte, zeer gevoelige leerlingen reageren sterk op positieve informatie (zowel als het van een mens afkomstig is als van een ding/dier/omgeving). Het is dus belangrijk gevoelige leerlingen vooral positief te benaderen. Inleiding In het schooljaar van 2015-2016 heeft de Radboud Universiteit Nijmegen op de Aloysius scholen VSO De Korenaer Strausslaan en VSO De Ortolaan Heythuysen (nu Heibloem) een onderzoek verricht naar sensorische verwerkingsgevoeligheid onder de leerlingen. Dit artikel is een weergave van de bevindingen zoals aangeleverd door de onderzoekster van de Radboud Universiteit. Sensorische verwerkingsgevoeligheid wordt ook wel hoog gevoeligheid of hoog sensitiviteit genoemd. Het doel van dit onderzoek was om na te gaan in hoeverre leerlingen hoog sensitief zijn. Een tweede doel bestond eruit om te onderzoeken of er een verband bestaat tussen gemeten hoog sensitiviteit en eventuele (gedragsmatige) problemen die leerlingen ervaren. Veruit de meeste leerlingen die deelnamen aan het onderzoek hadden een ASS (Autisme Spectrum Stoornis)-diagnose. Volgens de DSM-5 (American Psychiatric Association, 2013), bestaat Autisme Spectrum Stoornis (ASS) uit twee hoofdsymptomen: problematiek met betrekking tot de sociale communicatie en beperkt gedrag of interesses (inclusief overmatig vasthouden aan 1

routine en het ontwikkelen van obsessies). Hoewel de diagnose ASS gebaseerd wordt op gedrag, laat recent wetenschappelijk onderzoek zien dat de wijze van sensorische verwerking mogelijk een verklaring kan zijn voor deze twee ASS hoofdsymptomen. Een andere verwerking van sensorische informatie en een gevoeliger zenuwstelsel zorgen waarschijnlijk voor een mismatch tussen een persoon met ASS en zijn omgeving. Bij ASS is sensorische over- of ondergevoeligheid een optioneel symptoom in de DSM-5, maar niet een essentieel symptoom voor het krijgen van een ASS diagnose. Diverse onderzoekers hebben gespeculeerd over de rol van sensorische informatieverwerking bij autisme. Het vertonen van afwijkende reacties op sensorische informatie is een vroege indicator en mogelijk een essentieel kenmerk van ASS (Baranek, 1999; O Neill & Jones, 1997). Mensen met autisme rapporteren zelf zowel onder- als overgevoeligheid voor sensorische informatie en dit kan per zintuig verschillen of zelfs binnen een individu per zintuig fluctueren. Op deze manier kan één persoon tegelijkertijd hoog scoren op "ondergevoeligheid" en op "overgevoeligheid". Buiten een andere sensorische informatieverwerking is bij ASS vaak sprake van moeite met het starten, stopzetten en switchen tussen gedachten, emoties en gedrag (Donnellan, Hill, & Leary, 2012), met andere woorden een verminderd executief functioneren. Volgens Donnellan, Hill en Leary (2012) komt dit mogelijk door het ervaren van veel stress (zowel positieve als negatieve stress). De totstandkoming van deze stress kan gebaseerd zijn op vele factoren, inclusief de sensorische informatieverwerking zelf. Hoewel sensorische gevoeligheid (zoals gevoeligheid voor harde geluiden of een bepaald type geluid) niet hetzelfde is als een algemene gevoeligheid van het zenuwstelsel (een bredere eigenschap, ook wel aangeduid met hoogsensitiviteit of sensorische verwerkingsgevoeligheid ), is het waarschijnlijk dat ze samenhangen. Aron en Aron (1997) stellen dat de mensheid opgesplitst kan worden in mensen die impulsief en weinig angstig zijn (de meerderheid) en mensen die gedragsmatig behoedzaam zijn (een afkeer hebbend van risico's). Dit verschil, is de theorie, wordt veroorzaakt door een verschil in gevoeligheid van het zenuwstelsel. Ieder organisme zoekt naar een optimaal niveau van sensorische informatie. Mensen met een hoge sensorische verwerkingsgevoeligheid (regelmatig "hoogsensitiviteit" genoemd) hebben een lage neurologische grens voor het waarnemen van stimuli, wat inhoudt dat een omgeving of situatie minder stimulerend moet zijn voor hen om dit optimale stimulatieniveau te ervaren. Indien te veel stimulatie aanwezig is, wordt het zenuwstelsel overladen (Dunn, 2001), wat samengaat met gevoelens van angst en stress. 2

Als sensorische verwerkingsgevoeligheid in extreme mate aanwezig is, leidt dit mogelijk tot een vervormde manier van informatieverwerking. Frequente overprikkeling leidt tot verminderd functioneren en verminderd herstel, waardoor iemand minder ervaring opdoet met (sociale) situaties en er minder leermomenten zijn. Een hoge gevoeligheid kan zelfs de ontwikkeling vroeg verstoren, omdat bijvoorbeeld oogcontact (het ooggebied heeft veel sociale informatie) vermeden wordt. Markram et al. (2007) bespreken dit in het kader van hun Intense World Theory, die gebaseerd is op een rattenmodel van autisme. Neurologische onderzoekers suggereren dat er bij autisme sprake is van sensitieve hersenen, wat ertoe leidt dat de wereld als te intens en eng ervaren wordt. Er wordt gesteld dat mensen met autisme verhoogd sensitief zijn voor sensorische informatie en, om hiermee om te kunnen gaan, zich op jonge leeftijd afsluiten, met alle gevolgen voor sociale communicatie en (pragmatische) taalontwikkeling van dien. Er moet echter meer onderzoek plaatsvinden om te weten of dit bij mensen met autisme ook zo werkt en welke gevolgen dit precies heeft voor hoe iemand functioneert. Mogelijk gaat het bijvoorbeeld om een subgroep. Hoewel hoge gevoeligheid (deels door toename in stress) voor verminderd functioneren kan zorgen, blijkt dat juist ondergevoeligheid samen lijkt te gaan met minder goed sociaal en adaptief functioneren (Liss, Saulnier, Fein, & Kinsbourne, 2006). Uitgaande van het bovenstaande heeft dit onderzoek antwoord proberen te vinden op de volgende onderzoeksvragen: 1. Hoe sensitief zijn de leerlingen die deelnemen aan dit onderzoek? Kunnen clusters sensorische verwerking en bijkomend gedrag, zoals sensation seeking of vermijdend gedrag, worden onderscheiden? 2. Hoe groot is de angstdispositie van de deelnemende leerlingen en hangt deze samen met hun sensitiviteit? 3. Hoe stressgevoelig zijn de deelnemende leerlingen en komen hun fysiologische reacties overeen met hun sensitiviteit? 4. Hoe is het executief functioneren van deze leerlingen en hangt deze samen met de sensorische informatieverwerking? 5. Hoeveel prosociaal en storend sociaal gedrag laten deze leerlingen zien en hangt dit samen met hun sensitiviteit? 3

Methode/procedure Om de onderzoeksvragen te kunnen beantwoorden zijn er, voorafgaand aan de fysiologische meting, diverse vragenlijsten bij leerlingen en leerkrachten afgenomen, namelijk voor het bepalen van de: Hoogsensitiviteit: een vragenlijst bestaande uit 27 stellingen die op een schaal van 1 (helemaal niet mee eens) tot 7 (in extreme mate) kunnen worden gescoord. De vragenlijst meet sensorische verwerkingsgevoeligheid/hoogsensitiviteit op een continuüm en is ingevuld door leerling en leerkracht. De minimale score (helemaal niet gevoelig) is 38 en de maximale score is 190 (heel erg gevoelig). Onderzoek laat zien dat hoge scores samenhangen met autistische symptomen (in een populatie van mensen zonder autisme; Liss et al., 2008). Patronen sensorische verwerking: de Nederlandse versie van de Adolescent/Adult Sensory Profile meet vier kwadranten van sensorische verwerking. Twee kwadranten worden gekenmerkt door een lage neurologische drempelwaarde: sensorische gevoeligheid (passieve reactie) en prikkelvermijding (actief gedrag). De overige kwadranten passen bij een hoge neurologische drempelwaarde: lage registratie (passieve reactie) en prikkels zoeken (actief gedrag). Onderzoek heeft aangetoond dat mensen met autisme vaak extreem hoog scoren op minstens één kwadrant (Crane et al., 2012). Subjectieve angst/stress: de Nederlandse versie van de STAI (State-Trait Anxiety Scale) omvat 20 stellingen en meet de hoeveelheid onrust/angstgevoelens die iemand ervaart in het dagelijks leven. Deze lijst is alleen door de leerlingen ingevuld. Executief functioneren: de BRIEF is een vragenlijst die meet hoeveel problemen iemand ervaart op het gebied van het executief functioneren van kinderen en jongeren. Verschillende schalen worden gemeten: de gedragsregulatie index (emotieregulatie, cognitieve flexibiliteit en inhibitie) en metacognitie (gedragsevaluatie, initiatief nemen, ordelijkheid en netheid, werkgeheugen en plannen en organiseren). Daarnaast vormt de totaalscore een algemene indruk van het niveau van executief functioneren. Deze vragenlijst is door de leerkracht ingevuld. Vragenlijst SDQ (Strengths and difficulties questionnaire): meet de mate van emotionele problemen, gedragsproblemen, problemen met aandacht en hyperactiviteit/impulsiviteit (AD(H)D symptomen), problemen met leeftijdsgenoten, prosociaal gedrag en totale problematiek. Deze vragenlijst heeft de leerling over zichzelf ingevuld. Sociaal-emotioneel functioneren: vragenlijst die een globale inschatting geeft van het 4

sociaal- emotionele functioneren en de hoeveelheid gedragsproblemen van de leerling. Deze lijst is door de leerkracht ingevuld. Vervolgens hebben er fysiologische metingen (hartslag en huidgeleiding) plaatsgevonden om het lichamelijk stressniveau (arousal) te meten. Aangezien de metingen van de huidgeleiding geen bruikbare gegevens hebben opgeleverd, zullen deze niet verder worden besproken. Hartslagmetingen: meten het lichamelijke stressniveau (arousal). Eerst wordt gemeten hoe hoog de hartslag is tijdens het kijken naar een computerscherm. Er wordt een baseline gemeten (rust) en vervolgens worden neutrale, negatieve en positieve foto s getoond op het beeldscherm. De afbeeldingen zijn onderdeel van het International Affective Picture System, een gestandaardiseerde verzameling foto s die al veel gebruikt is in wetenschappelijk onderzoek. Er waren zes categorieën foto s: sociaal positief (lachende baby), sociaal neutraal (man zonder gezichtsuitdrukking), sociaal negatief (huilend jongetje), niet-sociaal positief (strand), niet-sociaal neutraal (regenton) en nietsociaal negatief (ziekenhuisgang). De leerling kon na elke foto aangeven hoe positief of negatief ze de foto vonden, en hoe intens. Op deze manier kon worden nagegaan of de leerling op de foto s reageerde zoals verwacht. Schrikken van een foto of een foto juist erg leuk of mooi vinden beïnvloedde het lichamelijk stressniveau en was een indicatie voor de reactiviteit. De reactiviteit wordt verwacht hoger te zijn bij leerlingen die hoog scoren op sensorische verwerkingsgevoeligheid. Het experiment werd individueel afgenomen in een aparte kamer met een onderzoeker. Hier was een laptop aanwezig waaraan een Arduino gekoppeld was (een handzaam, geprogrammeerd apparaatje dat de input van de plaksensoren registreerde en synchroniseerde met de laptop). De plaatsing van de sensoren was voor de hartslagmeting aan beide polsen en aan een elleboog (als neutraal punt). De Arduino en hoe de plaatsing van de sensoren eruit ziet staan op de foto weergegeven. Resultaten vragenlijsten en fysiologische metingen Eerst zullen de bevindingen uit de vragenlijsten worden weergegeven. Vervolgens zullen deze resultaten in relatie worden gebracht met de lichamelijke metingen. 5

Er deden in totaal 59 leerlingen aan het onderzoek mee. Hiervan hadden 38 leerlingen een diagnose autisme spectrum stoornis, en 13 leerlingen zowel een autisme spectrum stoornis als AD(H)D. Bij de overige leerlingen was er geen of een onbekende diagnose. Diagnose Aantal deelnemende leerlingen ASS 38 ASS plus AD(H)D 13 Overig 8 Totaal 59 Resultaten vragenlijsten ASS met/zonder AD(H)D Qua hooggevoeligheid waren er geen verschillen tussen de groep zonder en de groep met AD(H)D. Ook verschilden de twee groepen niet op sensorische gevoeligheid, lage registratie, prikkelzoekend en prikkelvermijdend gedrag. Ook waren er geen verschillen met betrekking tot de mate van emotionele problemen, gedragsproblemen, problemen met leeftijdsgenoten, prosociaal gedrag en angsten. Het enige verschil, en dat was te verwachten, was dat er bij de groep met AD(H)D meer hyperactiviteit, impulsiviteit en onoplettendheid werd gemeten dan bij de leerlingen met alleen de diagnose autisme. Hoogsensitiviteit Op de vragenlijst voor leerlingen is een gemiddelde score van 107,1 gehaald (range 61-151). De leerkrachten gaven een gemiddelde score van 109,2 (range 68-145). Meisjes schatten zichzelf gevoeliger in dan jongens. Dit is een bekend fenomeen. Opvallend is dat er weinig overeenstemming is tussen wat een leerkracht zegt over de gevoeligheid van een leerling en wat een leerling daar zelf over zegt. Hoogsensitiviteit en patronen sensorische verwerking Hoogsensitiviteit volgens de leerkracht hangt niet sterk samen met een van de zintuiglijke verwerkingsprofielen (lage registratie, sensorische gevoeligheid, prikkelzoekend gedrag en prikkelvermijdend gedrag). Hoogsensitiviteit volgens de leerling gaat wel samen met alle zintuiglijke verwerkingsprofielen. Dit lijkt tegenstrijdig, maar kan verklaard worden op verschillende manieren, waarbij niet bekend is wat hier domineert: 1) overprikkeling, waarbij iemand die heel gevoelig is zich soms/vaak afsluit, wat leidt tot hoge scores op zowel gevoeligheid als ondergevoeligheid; 2) ongelijk verdeelde gevoeligheid (soms, of wat sommige zintuigen betreft, heel ondergevoelig, andere momenten, of wat andere zintuigen betreft, heel gevoelig); 6

3) sommige leerlingen die erg gevoelig zijn vermijden prikkels sterk en sluiten zich af voor de omgeving, terwijl anderen van de gevoeligheid genieten en juist meer op zoek gaan naar deze ervaringen. Hoogsensitiviteit en executief functioneren Hooggevoeligheid volgens de leerkracht gaat samen met meer problemen in het executief functioneren (totaalscore) en specifiek binnen de gedragsregulatie index. Er is geen verschil met betrekking tot de metacognitie index (vaardigheden zoals plannen en organiseren). Hooggevoeligheid volgens de leerling leidt niet tot meer of minder problemen met betrekking tot het executief functioneren. Hoogsensitiviteit en sociaal-emotionele ontwikkeling Hoogsensitiviteit zoals aangegeven door de leerkracht vergroot de kans op verschillende problemen zoals aangegeven door de leerling, namelijk sociaal-emotionele problemen, angst, AD(H)D symptomen en totaal ervaren problemen. Hoogsensitiviteit volgens de leerling gaat samen met sociaal-emotionele problemen, angst, gedragsproblemen en totaal ervaren problemen. Opvallend hierbij is dat volgens de leerkracht hoogsensitiviteit samengaat met AD(H)D symptomen, dat dit volgens de leerling niet zo is, maar dat volgens de leerling hoogsensitiviteit samen gaat met gedragsproblemen. Het ziet er dus naar uit dat hooggevoelige leerlingen regelmatig degenen zijn die zich niet goed kunnen concentreren en zich moeilijk beheerst en positief gedragen. Ook opvallend is dat hoogsensitiviteit volgens zowel leerkracht als leerling niet samen gaat met prosociaal gedrag. Het lijkt erop dat moeilijkheden in de sociaal-emotionele ontwikkeling prosociaal gedrag (ook al zijn de intenties er misschien wel) in de weg zitten. Dat sociaal-emotionele problemen hierbij belemmerend werken kan niet met zekerheid worden gezegd, maar lijkt een logische aanname. Over het algemeen wordt er namelijk wel vanuit gegaan dat hoogsensitiviteit samengaat met o.a. veel rekening houden met andere mensen en dit gedrag zou misschien meer tot uiting komen als de draaglast bij de leerlingen minder groot was (oftewel, wanneer iemand minder sociale problemen heeft en beter om leert gaan met de eigen emoties en overprikkeling). Conclusie vragenlijsten Onder de deelnemende VSO-leerlingen valt op dat gevoelige leerlingen meer problemen ervaren, met name op het gebied van hun sociaal-emotionele ontwikkeling. Andersom is het ook zo dat er een grote kans is dat leerlingen die zichtbaar veel sociaal-emotionele problemen hebben, ook hoogsensitieve leerlingen zijn. Deze kennis biedt geen garanties (een leerling kan heel gevoelig zijn, en geen sociaal-emotionele problemen ervaren, of veel sociaal-emotionele problemen hebben en toch niet gevoelig zijn), maar kan helpen leerlingen te signaleren die (mogelijk) extra ondersteuning nodig hebben op dit gebied. 7

Resultaten fysiologische metingen Beoordeling positiviteit, negativiteit en intensiteit van de verschillende typen foto s Om te zien of de foto s door de deelnemende leerlingen ook zijn beoordeeld zoals verwacht, is eerst gekeken naar de zelf ervaren positiviteit/negativiteit en intensiteit van de foto s. Overall kan geconcludeerd worden dat de foto s hebben gewerkt. Ze waren positief en negatief genoeg om milde reacties op te roepen in het lichaam. Als we naar de groep in zijn totaliteit kijken, blijken de leerlingen lichamelijk even gevoelig te reageren op zowel de positieve als de negatieve foto s, en op zowel de sociale als de niet-sociale foto s. Qua intensiteit waren er geen verschillen in beleving tussen de meer en minder gevoelige leerlingen. De hele groep vond de sociaal negatieve, niet-sociaal negatieve en niet-sociaal positieve foto s het meest intens, en de sociaal neutrale en niet-sociaal neutrale foto s het minst intens, terwijl de sociaal positieve foto s qua intensiteitsbeleving hier tussenin zaten. Als de groep echter verdeeld wordt in meer en minder gevoelige leerlingen, dan blijkt dat de positieve sociale en niet-sociale foto s positiever beoordeeld worden door de gevoelige leerlingen, terwijl de sociaal neutrale foto s door hen als negatiever worden gezien. Het lijkt erop dat de leerlingen die aangeven (erg) gevoelig te zijn, positiever reageren op duidelijk positieve informatie (het zien van positieve gezichten en het zien van leuke en mooie dingen, zoals een strand). Neutrale gezichten van mensen lijken dan juist weer neutraler te worden beoordeeld. Dit wijst mogelijk op een gevoeligheid voor de afwezigheid van beloning; het niet zien/ervaren van positieve dingen kan als negatief worden ervaren. Lichamelijke reacties (hartslag) per type foto Om goed te kunnen differentiëren qua hartslagversnelling tussen de verschillende typen foto s zijn alleen de twee sterkste positief sociale, positief niet-sociale, negatief sociale en negatief niet-sociale foto s meegenomen in de analyse. Zoals verwacht bleek de hartslag meer te versnellen bij de positieve en negatieve foto s in vergelijking tot de neutrale foto s. Medicatie kan invloed hebben op de hartslag. Het bleek dat de groep leerlingen die medicatie gebruikte weliswaar hetzelfde reactiepatroon qua hartslag op de foto s liet zien als de groep leerlingen zonder medicatie, maar dat dit patroon zwakker was. Vandaar dat voor de verdere analyses alleen de gegevens zijn gebruikt van leerlingen die géén medicatie gebruiken. 8

De 33% hoogst scorende leerlingen qua gevoeligheid reageerde qua hartslag het sterkst op de verschillende typen foto s (rode lijn), gevolgd qua reactie door de middengroep (groene lijn). De 33% laagst scorende leerlingen reageerde het minst op de verschillende typen foto s (blauwe lijn). Dit is zichtbaar in onderstaande grafiek. Soort foto: 1 = sociaal positief 2 = sociaal neutraal 3 = sociaal negatief 4 = niet-sociaal positief 5 = niet-sociaal neutraal 6 = niet-sociaal negatief De mate van hooggevoeligheid (zoals aangegeven door leerling zelf) blijkt te bepalen hoe sterk de hartslag versnelt. Conform verwachting blijkt dit sterker te zijn bij de zeer gevoelige leerlingen. Zij reageren vooral sterk op positieve sociale foto s, positieve nietsociale foto s en negatieve niet-sociale foto s. Ze zijn dus opvallend gevoelig voor positieve gezichten, en voor positieve en negatieve afbeeldingen van dieren, omgeving en dingen zoals een ziekenhuis, strand en slang. Ze zijn niet extra gevoelig voor negatieve sociale foto s, zoals een huilende baby. Opvallend genoeg worden deze effecten niet gevonden als er gekeken wordt naar hooggevoeligheid zoals aangegeven door de leerkracht. Hoe de leerlingen zelf oordelen over hun gevoeligheid gaat dus samen met hoe zij lichamelijk reageren op negatieve en positieve dingen. Maar hoe de leerkracht deze vragenlijst invult niet. Conclusie fysiologische metingen 9

Het doel van de lichamelijke metingen was om te kijken hoe leerlingen reageren op bepaalde sociale of niet-sociale indrukken die ze krijgen. Als naar de hele groep wordt gekeken, dan wekken de positieve en negatieve sociale en niet-sociale foto s sterkere reacties op in het lichaam dan de neutrale foto s. Hoe sterk gereageerd wordt op negatieve en positieve foto s verschilt niet. Dit komt overeen met hoe mensen zonder ontwikkelingsproblemen, gedragsproblemen of emotionele problemen reageren op diverse foto s. Zeer gevoelige leerlingen reageren sterk op positieve informatie (zowel als het van een mens komt als van een ding/dier/omgeving). Op neutrale gezichten wordt daarentegen amper gereageerd. Het is dus belangrijk gevoelige leerlingen positief te benaderen. Hoe gevoeliger leerlingen aangeven te zijn, hoe sterker hun hartslag reageert op verschillende typen foto s (oftewel: de positieve en negatieve sociale en niet-sociale foto s wekken sterkere reacties op dan de neutrale foto s). Leerlingen kunnen hun gevoeligheid dus inschatten op zo n manier dat dit samengaat met hoe sterk ze lichamelijk reageren op prikkels. Dat is belangrijke kennis. Hoe leerkrachten de hooggevoeligheid van de leerling inschatten, gaat niet samen met hoe sterk de leerling reageert op verschillende foto s. Het gaat echter, zoals blijkt uit het vorige verslag, wel samen met bepaalde problemen die leerlingen kunnen hebben. Eindconclusie Als eindconclusie kunnen we stellen dat het nuttig kan zijn om de gevoeligheid van een leerling in kaart te brengen (zeker via de leerling), omdat deze samengaat met bepaalde gevoeligheden voor problemen (zoals sociaal-emotionele problemen), en sociale prikkels (mogelijk hebben ze een meer positieve benadering nodig). Referenties Aron, E. N., & Aron, A. (1997). Sensory-processing sensitivity and its relation to introversion and emotionality. Journal of Personality and Social Psychology, 73, 345-368. doi:10.1037/0022-3514.73.2.345 Baranek, G. T. (1999). Autism during infancy: A retrospective video analysis of sensory motor and social behaviors at 9 12 months of age. Journal of Autism and Developmental Disorders, 29, 213 224. Verkregen van: http://infantlab.fiu.edu/articles/baranek_1999_jadd_autism%20during%20infantcy.pdf Crane, L., Goddard, L., & Pring, L. (2009). Sensory processing in adults with autism spectrum disorders. Autism, 13, 215-228. doi: 10.1177/1362361309103794 10

Donnellan, A. M., Hill, D. A., & Leary, M. R. (2012). Rethinking autism: implications of sensory and movement differences for understanding and support. Frontiers in Integrative Neuroscience, 6, 124. doi: 10.3389/fnint.2012.00124. Dunn, W. (2001). The sensations of everyday life: empirical, theoretical, and pragmatic considerations. American Journal of Occupational Therapy, 55 (6), 608-620. Liss, M., Mailloux, J, & Erchull, M. J. (2008). The relationship between sensory processing sensitivity, alexithymia, autism, depression, and anxiety. Personality and Individual Differences, 45(3), 255-259. Liss, M., Saulnier, C., Fein, D., & Kinsbourne, M. (2006). Sensory and attention abnormalities in autistic spectrum disorders. Autism, 10, 155 172. Markram, H., Rinaldi, T., & Markram, K. (2007). The intense world syndrome: An alternative hypothesis for autism. Frontiers in Neuroscience, 1, 77 96. doi: 10.3389/neuro.01.1.1.006.2007 O Neill, M., & Jones, R.S.P. (1997) Sensory-perceptual abnormalities in autism: A case for more research? Journal of Autism and Developmental Disorders, 27, 283 293. doi: 10.1023/A:1025850431170 11