Gezicht op de stad Hoorn HOORN 6 0 0 JAAR STAD. Op 26 maart 1357 hechtte Willem van Beyeren. graaf van Holland en Zeeland, heer van Friesland, zijn zegel aan de oorkonde, waarbij aan Hoorn het stadsrecht werd verleend. Dat betekende, dat de stad uit het Kennemer landrecht werd gelicht en als vrije stad rechtstreeks onder de graaf kwam te staan, die in de stad werd vertegenwoordigd door een door hem benoemde schout. Voorts kreeg de stad het recht zelf keuren (verordeningen) te maken. Hoorn kon dus zijn e.igen economische positie regelen, een belangrijk en fel begeerd voorrecht. Hoe kwam Willem V tot deze beslissing? Daarvoor moet men in de geschiedenis teruggaan tot 1289, in welk jaar Floris V er in slaagde zich als heer van West-Friesland te doen erkennen. West-Friesland bestond toen uit vier delen: Drechterland, Houtwouderambacht (ambacht der Vier Noorder Koggen), Geestmerambacht (Langendijkerambacht) en Nyedorperambacht (Schager en Nyedorper Koggen). Deze kregen elk gelijkluidende handvesten. De Westfriezen moesten nog wel aan de nieuwe toestand wennen. Er volgde een opstand, waarna West-Friesland het Kennemer Landrecht kreeg, dat in 1310 door Willem 1II geheel werd ingevoerd. De vier delen van 21
West-Friesland werden nu in twee baljuwschappen ingedeeld. Drechterland en Houtwouderambacht werden samengevoegd tot het baljuwschap van Medemblik en de andere twee ambachten kregen de naam "Baljuwschap van Friesland." Het aanvaarden van een hoger gezag bleek voor W estjfriesland grote voordelen met zich mee te brengen. De landshe.er had zich namelijk het recht verworven dijken en wegen aan te leggen, voor de graaf strategisch een eerste vereiste. Zo werd W estfriesland tevens tot een, waterstaatkundig gezien, veilig gebied. Dit kwam de agrarische maatschappij enorm ten goede. De bevolking. voor het grootste gedeelte bestaande uit vrije boeren en vissers (immers leenadel, een erfelijke stand van W elgeborenen en een sociaal machtige geesteüjkheid was hier niet aanwezig} kwam nu vrij gauw tot grotere welvaart. Daardoor nam de handel toe. Er ontstonden marktplaatsen. Eén dezer markten ontstond daar, waar het water de Gouw door een sluis in ve.rbinding stond met de Zuiderzee. Deze plaats was wel bijzonder gunstig, daar zij enerzijds centraal in West-Friesland gelegen was, en anderzijds makkelijk tot de grote handel kwam, aangezien de handelsroute, die van Skandinavië naar Vlaanderen liep via de Hollandse binnenwateren, Hoorn spoedig een grotere wereld deed zien. Het duurde dan ook niet lang of handelslieden van verschillende landsaard ontdekten in Hoorn de toegangspoort tot het aan vee en zuivel zo rijke West-Friesland. Denen en Holsteiners, Hamburgers en Bremers waren hier thuis. In het opkomende Hoorn was al spoedig sprake van export en import. Geïmporteerd werden voornamelijk nîjverheidsprodukten en bier, geëxporteerd zuivelprodukten. In de veehandel vormde Hoorn een belangrijke schakel tussen Denemarken en Vlaanderen. Het bier bleek er hier zo goed in te gaan, dat drie Hamburgse brouwers, broers, hier in 1316 twee pakhuizen en een herberg lieten bouwen. Dat de bevolking evenwel haar vrome plichten niet verwaarloosde bewijst de bouw van een kerk zeven jaar later. Hoorn breidde zich uit. De haven werd verbeterd door de aanleg van de Nieuwendam. Deze groei van Hoorn werd behalve door de bovenvermelde factoren ook begunstigd door het evenwichtige beleid van de landsheer, in die tijd graaf Willem III, bijgenaamd de Goede. Hij wist orde te brengen in de financiële chaos en een klimaat t,e scheppen, waarin de handel tot bloei kon komen. In 1337 werd hij evenwel opgevolgd door de onstuimige graaf Willem IV, die zo achteloos met de geldbuidel omsprong, dat hij bij zijn sneuvelen tegen de Friezen zijn landen in een financiële misère achterliet. Ook politiek was de situatie op dat moment allesbehalve gunstig. 22
Aangezien Willem IV geen kinderen naliet, zat men met de opvolging. De oudste zuster van de gesneuvelde graaf. echtgenote van de keizer Lodewijk van Beyeren. volgde hem zonder bezwaar op in het spilleleen Henegouwen. Wel beleende haar echtgenoot haar ook met de graafschappen Holland en Zeeland, die beide als zwaardlenen golden, maar aangezien men hier te lande wel zag, dat Margaretha de meeste tijd bnitenslands zou vertoeven en men een landsheer noodzakelijk achtte ( de koning van Engeland was bijvoorbeeld niet afkerig van Zeeland) drong men hier aan op een andere oplossing. Margaretha besloot nu haar tweede zoon. Willem, als verbeider aan te stellen. Drie jaar later, in 1349. stond Margaretha deze graafschappen aan haar zoon af tegen een bepaalde som ineens en een jaarlijkse uitkering. Willem V kon door grote moeilijkheden op financieel gebied hieraan echter niet voldoe-n. Margaretha. die inmiddels. na de dood van haar man, in Henegouwen was gaan wonen, eiste nu de graafschappen weer op. Haar zoon schikte zich. maar de betrokken gewesten deden dat niet. Daar er echter een partij was. die Margaretha wèl wilde als landsvrouwe, ontstonden er spanningen in de twee graafschappen. die een burgeroorlog tot gevolg hadden. bekend onder de naam van Hoekse en Kabeljauwse twisten. In 1351 boden de Kabeljauwen Willem het graafschap aan. Deze accepteerde het en brak met zijn moeder. Margaretha zocht hierop steun bij haar zuster. de koningin van Engeland. Willem van Beyeren wist evenwel in juli van datzelfde jaar een gecombineerde Hoeks Engelse vloot op de Maas te verslaan. Willem V had zijn plaats nu veroverd. In 1354 stond zijn moeder hem de beide graafschappen officieel af, en twee jaar later volgde hij zijn moeder ook in Henegouwen op. Tot de aanhangers van Willem V behoorde ook Hoorn. Het had ook meegevochten in de zo bloedige slag op de Maas. Velius, de grote Hoornse kroniekschrijver, zegt hierover het volgende: "De tweede (slag) op de Mase te rnids-somer des selven Jaers die hij wan met sulken bloetstortinge dat de Reviere {soa men seyd) in 't ebben en vloeyen drie dagen lang van 't bloed was verandert". De beloning voor de inwoners bleef niet uit. In 1357 kreeg Hoorn het zo fel begeerde handvest, waarbij het zijn stadsrecht verwierf. Waaxom. zo kan men zich afvragen, kreeg Hoorn nu zijn stadsrecht? In 't handvest staat:.,om meneghen trouwen dienst, die.si ons ghedaen hebben". Een beloning dus voor bewezen diensten. Hoorn 24
had de graaf immers krijgsvolk geleverd en ook zal er wel financiële steun zijn verleend. Maar er zaten meer kanten aan. Financieel gezien was een welvarende handelsstad voor de graaf zeer zeker de moeite waard. Daar was om te beginnen het bedrag, waarvoor het stadsrecht werd gekocht. Dan waren er de jaarlijkse belastingen, voorts het recht om beden te heffen, en dan nog de eventueel te vra11en extra beden, zij het dan dat hier een of ander recht voor moest worden gegeven. Ook politiek had het voordelen. Het was natuurlijk nooit kwaad het aantal de graaf gunstig gezinde steden met éên uit te breiden. Bovendien had het strategische waarde in verband met de krijgstochten tegen de Friezen. Het bestuur van Hoorn bestond niet meteen uit burgemeesters en een vroedschap. Aanvankelijk waren wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht geconcentreerd in één hand, namelijk in die van de door de graaf benoemde schout. Deze koos uit de burgerij zeven schepenen die hem moesten bijstaan in zijn werkzaamheden. Al gauw kreeg men naast schout en schepenen de raden. Eind veertiende eeuw zagen de raden kans zich het recht te verwerven om, indien de schout weigerde op de vastgestelde dag (Paasavond) schepenen te kiezen en te beëdigen, dit zelf te doen op Paasmaandag. Later kwamen uit de raden de burgemeesters e.n de vroedschap voort. In de loop van,de tijd zag men zich een splitsing en verdeling van macht voltrek.ken, die tot gevolg had, dat schout en schepenen de uitvoerende macht kwijtraakten aan burgemeesters en vroedschap. Zij behielden echter de rechterlijke macht, terwijl zij de wetgevende macht moesten delen met de burgemeesters. Op 26 maart 1357 kreeg Hoorn dus zijn stadsrecht, en wel het stadsrecht van Medemblik, dat op zijn beurt van Alkmaar afkomstig was. Alkmaar had weer hetzelfde stadsrecht als Haarlem, dat dus beschouwd mag worden als de Noordnederlandse moederstad. Dit verschijnsel, filiatie genaamd, zien we ook later optreden als Schellinkhout. ook een dochterstad van Medemblik, op haar beurt "moeder" wordt van vele Westfriese steden als Westwoude, Hem en Spanbroek, om er maar een paar te noemen. Op een gegeven ogenblik was het immers zo, dat heel West-Friesland slechts uit steden bestond. Behalve het handvest van Medemblik., kreeg Hoorn ook nog geheel eigen rechten en bepalingen. Wanneer we het Hoornse handvest, aanwezig op het gemeentearchief, nader bekijken, zien we dat het duidelijk bestaat uit twee delen. De speciaal op Hoorn slaande bepallngen zijn in het middelnederlands gesteld, het afschrift van het Medemblikker handvest in het Latijn. Het zegel is helaas verloren gegaan. 25
01! zeet onm vao Hoorn Het handvest vangt als volgt aan: Hertoghe Williaem van Beyeren, Grave van Holland, van Zeeland, Here van Vriesland ende Verbeider der graefscap Henegouwen. doen cant allen luden, dat wi gbegheven hebben ende gheven onsen goede luden van Hoerne in Vriesland om meneghen trouwen dienst. dien si ons ghedaen hebben, ende noch doen zullen, alzulke vrihede ende poertrecht als onse ghoede lude van Medemblijk hebben van Grave Florens, daer hoer recht ende hantfeste van woerde te woerde in latine hier nae in dese.r bantfesten ghescreven staet. Dan volgt er een opso=ing van verschillende bepalingen. Er mogen geen burgers opgenomen worden - tot ghenen daghen -, afkomstig uit de baljuwschappen van Kennemerland, Vriesland ( dit laatste bestaande uit de twee westelijke ambachten van West-Friesland) en uit het baljuwschap van Medemblik (de twee oostelijke 26
ambachten). In 1383 werd deze bepaling door Albrecht van Beyeren ingetrokken. Voorts wordt er vastgesteld, dat men door huwelijk of erfenis poorter kon worden. Indien men echter een overtreding had begaan, moest men eerst de "broke" gebeterd hebben, alvorens men van de "vrihede" kon genieten. Vervolgens bepaalde de graaf. dat hij aan zich wilde houden "tol, tijns. wissel, waghe, mate en anders alle onse ghoede binnen Hoerne". Dit betreft dus de inkomsten, die de graaf uit verschillende belastingen en heffingen genoot. Een,gunstige en hoogstwaarschijnlijk zeer gewaardeerde uitzondering was het feit. dat de poorters mochten tappen zonder "tollen of tijns te gheven". Hierop volgt een bepaling van militaire aard; twaalf mannen dienden de graaf te worden geleverd in de heervaart. Dan komt de omschrijving van de ban van Hoorn. Na de opsomming van deze punten volgt het afschrift van het Medemblikker handvest. Dit houdt een reeks van bepalingen in, die betrekking hebben op vrijstelling van tollen, het instellen van een jaarmarkt, straffen op verschillende overtredinçren en misdriiven, en - dit is natuurlijk zeer belangrijk - het recht, dat de schepenen krijgen. om zelf verordeningen te maken, zij het met raad van de schout. Ook werden de verschillende çrelegenheden genoemd, waarbij de graaf gerechtiçrd was beden te heffen. Van gewicht was ook de bépalinçr. dat in de " vrijheid " der stad geen sprake kon zijn van dienstbaarheid. Het handvest eindigt weer in het middennederlands; vermeld wordt, dat de oorkonde is gegeven in Haarlem,,,int jaer ons Here dusent driehondert ses ende vijftig des Zonnendaghes nae onser Vrouwen Daghe Annuntiatio". De oorkonde is dus gedateerd op de zondag na Maria Boodschap, 1356. In werkelijkheid vond de afkondiging echter plaats in 1357. Op de kanselarij van de graaf van Holland was in die tijd namelijk voor de datering de zogenaamde Paasstijl in gebruik. Dit wil zeggen, dat men toen het jaar liet beginnen op de eerste Paasdag. Het jaar 1356 was dus begonnen op de 21e april 1356 en liep tot Pasen 1357, dit viel op 29 april. Maria Boodschap, dat op de 25e maart wordt qevierd, viel dus vóór Pasen 1357. nog in het toen geldende 1356. En aangezien wij het jaar laten beçiinnen op de eerste januari, vond dit gewichtige feit dus plaats in 1357. Maria Boodschap viel in dat jaar op een zaterdag, de zondag daarop was dus de 26e maart. Een bijzonderheid van deze oorkonde is, dat men hiermee zou kunnen bewijzen, dat Willem V inderdaad er naar streefde boven de partijen te staan en te regeren als vorst voor allen en niet als hoofdman der Kabeljauwen. Onder de handtekeningen van de getui gen vinden we namelijk die van Brederode, die zoals men wellicht weet, tijdens de twisten tot de Hoeken behoorde. 27
Aan dit handvest gingen in de zomer van 1356 nog twee belangrijke oorkonden vooraf. waaruit men gevoeglijk kan opmaken. dat de inwoners van Hoorn druk in de weer waren zich hun stadsrecht te verwerven. De ene houdt namelijk o.a. in. dat de graaf oude privileges bevestigt en verloren gegane privileges opnieuw geeft, zonder dat de stad hiervoor behoeft te betalen. Een royaal gebaar van de landsheer, zou men dus zeggen. Een en ander wordt evenwel duidelijker, wanneer we de andere oorkonde bekijken, die op de zelfde dag staat gedateerd. en zien, dat het hier een kwitantie betreft. Wiilem V verklaart hierin 1550 schilden (gouden munt} te hebben ontvangen van die van Hoorn voor het poortrecht door hen gekocht. Het duurde toen nog ongeveer driekwart jaar, voordat Hoorn dus zijn officiële handvest kreeg. De graaf had zijn redenen om rustig aan te doen, en daarbij komt dan nog, dat de administratie waarschijnlijk ook niet 'n uitzonderlijk snel werkend lichaam zal zijn geweest. Zelfs in onze toch in vele opzichten zo efficiënt werkende maatschappij kan men deze klacht ook nog wd beluisteren. Hoe dan ook, de inwoners van Hoorn zullen zeer verlangend naar hun handvest hebben uitgekeken, temeer daar Enkhuizen zijn handvest reeds in januari 1356 had gekregen. Zeshonderd jaar heeft Hoorn zich nu weten te handhaven. Het heeft tijden van voorspoed gekend en perioden van teruggang. Ook in de tijden, die voor ons liggen, zal deze stad zich haar plaats waardig tonen, als centrum van West-Friesland, of, zoals het in een der lofzangen op Velius, de Hoornse kroniekschrijver, staat: WESTFRISIAE METROPOLIS. /?. J. Mulder 28 Hiernaast... De,lag op de Ziuderzee ( 1573) waarbij de Sp3anse admiraal, graof vno BoHu, gevangen genomen en naar Hoorn gebracht werd,