1 antallen I 4 6 bonen De een houdt met de ogen dicht zijn hand op. De ander legt er een paar bonen in. Zonder de ogen te openen, moet de eerste raden, hoeveel bonen hij/zij in de hand heeft. De andere hand mag daarbij worden gebruikt. 10 I 5 8 bonen 2 antallen De een houdt met de ogen dicht zijn hand op. De ander legt er een paar bonen in. Nog steeds met de ogen dicht, moet de eerste vervolgens raden hoeveel bonen hij/zij in de hand heeft. Daarna neemt de ander een paar bonen terug. De eerste moet nu nog steeds met de ogen dicht ontdekken hoeveel bonen er teruggenomen werden. 10
antallen I 4 8 bonen De een pakt met de ogen dicht een aantal bonen van de tafel. Hij moet erachter zien te komen hoeveel bonen hij in zijn hand heeft. De ander controleert of het genoemde aantal klopt. 11 I 5 10 bonen 4 antallen De een houdt met de ogen dicht beide handen op. De ander legt in elke hand enkele bonen. De eerste moet nog steeds met de ogen dicht ontdekken hoeveel bonen het in totaal zijn. 11
5 antallen I 4 10 bonen De een heeft de ogen dicht. De ander legt bijvoorbeeld bonen op tafel en 4 bonen in de hand van de eerste. De eerste telt vervolgens met de ogen dicht hoeveel bonen hij in zijn hand houdt. Dan vouwt hij de hand dicht en mag hij zijn ogen opendoen. Hij moet zeggen hoeveel bonen het in totaal zijn. 12 6 I 10 bonen Rollen en aantallen wisselen! antallen De een, de verdeler, pakt enkele bonen en telt ze hardop. De ander luistert met de ogen dicht. Dan geeft de verdeler de ander een paar bonen in de hand en verstopt de overige. De ander moet zeggen hoeveel bonen de verdeler achtergehouden heeft. 12
antallen I 10 bonen De een, de verdeler, neemt een paar bonen en telt ze stilletjes voor zichzelf. De ander houdt de ogen dicht. Dan geeft de verdeler hem of haar wat bonen in de hand en zegt er bij hoeveel bonen hij heeft achtergehouden. De ander moet zeggen hoeveel bonen er in totaal waren. 1 Luisteren, onthouden en tellen 1 De een noemt een kort wachtwoord, bijvoorbeeld oma (of Tom, tafel, enz.). De ander luistert aandachtig. Hij herhaalt het woord en zegt Oma! hoeveel letters het heeft. Jullie moeten met korte woorden beginnen en geleidelijk aan langere woorden kiezen! 1
2 Luisteren, onthouden en tellen De een noemt twee verschillende wachtwoorden, bijvoorbeeld huis, auto (of tulp, aarde, enz.). De ander luistert aandachtig. Hij herhaalt de woorden en zegt hoeveel letters ze in totaal hebben. Jullie moeten geleidelijk aan steeds langere woorden kiezen! 14 Luisteren, onthouden en tellen De een noemt drie niet te lange wachtwoorden, bijvoorbeeld wolf, leeuw, tijger. De ander luistert aandachtig. Hij zegt dan welk woord daarvan de meeste en welk woord de minste letters heeft. ls hij kan, moet hij ook zeggen, hoeveel letters (of hoeveel lettergrepen) het in totaal zijn. 14
4 1 antal onderdelen bepalen ndere dieren en aantallen kiezen! De een zegt: Ik heb een paar goudhamsters. Ze hebben samen 8 oren. De ander moet zeggen, a) hoeveel dieren het zijn. b) hoeveel poten ze in totaal hebben. 15 4 2 antal onderdelen bepalen ndere aantallen kiezen! De een zegt: Ik heb 10 stoelpoten. Hoeveel stoelen met vier poten en krukjes met drie poten kan ik daarmee maken? De ander moet verschillende mogelijkheden nagaan, bijvoorbeeld 2 stoelen en er blijven 2 poten over of 1 stoel en 2 krukjes enz. (De oplossingen kunnen worden opgeschreven.) 15
4 antal onderdelen bepalen De een zegt: Ik heb 10 wielen. Hoeveel auto s en motoren kan ik daarmee in elkaar zetten? De ander moet verschillende mogelijkheden zoeken. (Teken er plaatjes bij!) 16 4 4 ndere aantallen kiezen! antal onderdelen bepalen ndere aantallen kiezen! De een zegt: Op de boerderij zijn kippen en konijnen. Ik zie 10 poten. Hoeveel kippen en hoeveel konijntjes zijn het? De ander moet verschillende mogelijkheden uitproberen. (Teken er plaatjes bij!) 16
1 I 2 partners I 1 luciferdoosje, 1 tafeltennisbal, 1 stift, enz. I 1 grote tas De een stopt één van de voorwerpen in de tas, zonder dat de ander het kan zien. De ander moet met de ogen dicht ontdekken welk voorwerp in de zak zit. Voordat hij het voorwerp noemt, moet hij zoveel mogelijk eigenschappen van het voorwerp beschrijven, bijvoorbeeld: hard, rond, enz. 1 2 I enkele duidelijk verschillende munten De een legt een munt in de hand van de ander, zonder dat hij deze ziet. De tweede moet met de ogen dicht uitvinden wat voor een munt het is. 1
I enkele duidelijk verschillende munten, maar meerdere van dezelfde soort De een kiest twee of drie dezelfde munten en legt ze in de hand van de ander, zonder dat die ze ziet. De ander gaat met de ogen dicht na hoeveel geld het in totaal is. 18 4 I enkele duidelijk verschillende munten, maar meerdere van dezelfde soort De een kiest twee of drie verschillende munten en legt ze in de hand van de ander, zonder dat die ze ziet. De ander gaat met de ogen dicht na hoeveel geld het in totaal is. 18
5 I een aantal kleine voorwerpen, bijvoorbeeld bonen, munten, plaatjes, verschillende blokken, enz. De een kiest meerdere voorwerpen uit en legt ze bij elkaar op tafel, zonder dat de ander dit ziet. De ander moet deze dingen met de ogen dicht sorteren, d.w.z. bij elkaar leggen, wat bij elkaar hoort. (Misschien willen jullie de verschillende indelingen met hun eigenschappen naderhand met de klas vergelijken?) 19 6 I een stel blokken of geometrische figuren (karton of plastic) De een geeft de ander een voorwerp in zijn hand, zonder dat die het ziet. De ander moet met de ogen dicht zoveel mogelijk eigenschappen van het voorwerp beschrijven en, indien mogelijk, vertellen om welke geometrische figuur het gaat. 19
I verschillende doosjes en pakjes De een kiest een voorwerp uit en geeft het de ander, die de ogen gesloten houdt, in de hand. De tweede moet zo nauwkeurig mogelijk beschrijven, welke eigenschappen het voorwerp heeft. 20 5 1 dingen onthouden en eventueel de hele klas Twee kinderen kijken in de klas rond en noemen twee tot vier voorwerpen, bijv. stoel, patroon op Leo s shirt. Dan wijzen ze om de beurt op één van de voorwerpen, noemen het en beschrijven één of meerdere eigenschappen ervan, bijvoorbeeld: De stoel heeft 4 poten, het patroon op Leo s shirt is hoekig, enz. Nu noemt één van de spelers om de beurt één van de voorwerpen en de ander moet met de ogen dicht de bijbehorende eigenschap(pen) noemen. 20
5 2 dingen onthouden De een vraagt welk kind op een bepaalde plek zit, bijvoorbeeld Wie zit links naast Laura? (of Wie zit voor Nilgün? of Wie zit rechts naast Marco? enz.). De ander luistert met de ogen dicht. Hij moet de naam van het kind noemen. Let er vooral op of links en rechts worden verwisseld. Dan zijn extra oefeningen nodig. 21 5 dingen onthouden De een vraagt: Wie van de klas heeft bruin haar? (of Wie heeft een naam, die met S begint? of: Wie heeft geen broers of zussen? enz.). De ander luistert met de ogen dicht. Hij moet de naam van één (of meerdere) van de bedoelde kinderen noemen en zo mogelijk ook hun plaats in de klas beschrijven (bijv. aan de tweede tafel van voren, dichtbij de deur enz.). 21
5 4 dingen onthouden De een vraagt: Waar zit Marcia in de klas? De ander moet met de ogen dicht zo nauwkeurig mogelijk beschrijven, waar het kind zit (bijv. aan de tafel bij de deur of in de tweede rij aan de tafel in het midden of tussen Marie en Jonas, enz.). 22 5 5 I 2 partners dingen onthouden Ga met elkaar met de ogen dicht aan een tafel zitten. Zoek samen uit hoeveel meisjes er in de klas zitten. Wordt het met elkaar eens over een gemeenschappelijk antwoord. edenk vervolgens hoeveel jongens er in de klas zitten. 22