Over de volmaakte plicht van mensen om altijd de waarheid te spreken

Vergelijkbare documenten
VWO 4 FILOSOFIE Wat is ethiek en het utilisme

De (on)mogelijkheid van een rationele ethiek

Aristoteles: Oh ja? Maar ik heb ook wel eens gehoord van utilitarisme, wat is dat dan?

Het Basisboek Filosofie H2 Goed en Kwaad / Ethiek / Moraalfilosofie

Ethische optiek = hoe is de benadering dat mensen het uiteindelijk goede behoren te doen.

Opgave 3 De gewapende overval

Filosofie VWO 4 periode 1 Dikgedrukt: betekent dat dit woord in de woordenlijst staat

Eindexamen filosofie vwo II

Samenvatting Filosofie Wijsgerige ethiek

Ethiek (ethos = gewoonte/zede) wil nadenken over en zich bezinnen op de levenshouding, het handelen en de gewoonte.

Hoofdstuk 3. Geloof, waarden, ervaringen

Sessie 1 De eudaimonistische ethiek van Aristoteles

Over Plantinga s argument voor de existentie van een noodzakelijk bestaand individueel ding. G.J.E. Rutten

WANNEER VERTEL JE HET AAN JE KINDEREN? Als de beslissing om te gaan scheiden eenmaal genomen is, dan kun je dit het beste zo snel mogelijk aan de

filosofie havo 2015-I

Tussen vrijheid en determinisme: voorwaarden voor autonomie bij Descartes, Spinoza en Kant

Opgave 2 Doen wat je denkt

filosofie havo 2018-II

Leren Filosoferen. Zesde avond

Eindexamen Filosofie vwo I

Opdracht Levensbeschouwing Doodstraf

Wat is realiteit? (interactie: vraagstelling wie er niet gelooft en wie wel)

Levenskunst en ethiek 13 Bouwstenen voor iedereen 14 Zestien filosofen 14 De hoofdstukken 15

Samenvatting Filosofie Wij denken over ethiek

Dit artikel uit Netherlands Journal of Legal Philosophy is gepubliceerd door Boom juridisch en is bestemd voor anonieme bezoeker

Nederlands (nieuwe stijl) en Nederlands, leesvaardigheid (oude stijl)

6.7. Boekverslag door Z woorden 23 juni keer beoordeeld. Filosofie Het oog in de storm. Filosofie, Hoofdstuk 5: Ethiek, Samenvatting.

Vraag Antwoord Scores. Opgave 1 Een sceptische schnauzer en een sceptische arts

Het laboratorium in je hoofd. Pim Lemmens

Toelichting bij de Korte Verhandeling van Spinoza Nummer 1

Filosofie en actualiteit. Tweede bijeenkomst

Luisteren: Elke taaluiting is relevant

Consequentialisme (Gevolgenethiek)

Zelftraining Waarden. Herman en Ernie Beuker

Immanuel Kant Kritiek van het oordeelsvermogen

Openingstoespraak Debat Godsargument VU Faculteit der Wijsbegeerte 11 April Emanuel Rutten

Een ander domein is de wetenschap. Wetenschap kan men als volgt omschrijven:

Een pilletje als oplossing?

Grenzen verleggen. Amsterdam, februari Beste Julian Baggini,

pagina 2 van 5 Laten we maar weer eens een willekeurige groep voorwerpen nemen. Er bestaan bijvoorbeeld -- om maar iets te noemen -- allerlei verschil

4.De vierde Edele Waarheid is de waarheid van de weg, die leidt naar het beëindigen van het lijden.

EO Grootnieuws 24 januari 2015 Ds. J. Ezinga

Spinoza s Visie. Dag 3. Hoe verhoudt de mens zich tot de Natuur?

Waarom welzijn? Over de ethiek van diergebruik en de waarde van welzijn

Essay. Norbert Vogel* Morele feiten bestaan niet

Dit artikel uit Netherlands Journal of Legal Philosophy is gepubliceerd door Boom juridisch en is bestemd voor anonieme bezoeker

Examen VWO. Nederlands. tijdvak 1 woensdag 16 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Spinoza s Visie. Dag 2. Over God en de Natuur

Zeven praktische tips voor academische beroepsbeoefenaars

Eindexamen filosofie havo I

(NEALE) Maar ik heb zoveel mensen pijn gedaan, in de steek gelaten...

GODSBEELDEN BIJBELSTUDIE VGSU BLOK

Heeft God het Kwaad geschapen?

LIEGEN. Deze folder is een hulpmiddel voor jou en je kind om meer te leren over liegen en hoe je het kan stoppen.

5 Dit is de boodschap die we van Hem gehoord hebben en u bekend maken: dat God licht is en in Hem totaal geen duisternis is.

BEÏNVLOEDINGSSTIJLEN. Tegenbewegende stijlen. Meebewegende stijlen. = duwen = trekken. evalueren aansporen en onder druk zetten

26 oktober 2014 Nationale Bijbelzondag. Echt geluk is voor.. Bij de zaligsprekingen uit de Bijbel in Gewone Taal Mattheüs 5 : 1-12

PROFESSIONEEL INTEGER DIENSTBAAR. Nederlands Compliance Instituut

VTOI De Dag van het Toezicht 17 april 2015

Opgave 3 De troost van muziek

Oefening baart ethiek Neurobiologie, boeddhisme en ethiek

Ouder zijn en blijven na een moeilijke echtscheiding

Het normatieve, het subjectieve en het objectieve.

The Consumer Benchmarks in the Unfair Commercial Practices Directive B.B. Duivenvoorde

De wens een goede moeder te zijn

Kritisch Denken met Rationale

Eindexamen vwo filosofie II

Luisteren naar de Heilige Geest

Kennismakingsvragen:

naar: Jed McKenna, Jed McKenna s theorie van alles, Samsara, 2014

Willen sterven. Wie anders dan ik zelf zou het recht hebben om te beslissen over mijn leven? Moment voor religieuze bezinning en waardevol leven

Opgave 1 Vrije wil op de weg

VOORBEELD / CASUS. Een socratisch gesprek volledig uitgeschreven

Eindexamen filosofie vwo I

Ethiek bij dementie. Wat is ethiek? Ethiek bij dementie. Wat is ethiek? Wat is ethiek? Bespreekbaar maken ethische vraagstukken.

Mag ik jou een vraag stellen?

Aurelius Augustinus. Liegen en leugens. vertaald door Vincent Hunink ingeleid door Paul van Geest

Student Jolien van der Lee Studentnummer Specialisatie content design Vak Seminar Blok D Docent Madris Duric Inleverdatum

LES 2: Ontwikkel een mindset voor groei PRESENTATIE 2: Waar komt een fixed mindset vandaan?

Boekverslag Nederlands Il visconte dimezzato door Italo Calvino

2.1 Exploreren, verkennen en integreren van waarden

Vrijheid van de een is voorwaarde voor die van de ander

Test je zelfvertrouwen

Correctievoorschrift. Voorbeeld van een goed antwoord: Nagel volgt Kant door op te merken dat het vreemd en onwenselijk is

~aam.e Regering ~ door de toezichthouder met betrekking tot de toewijzing van de woning gelegen naast zich neer te leggen.

The Good Ones. The Good Ones. Ten Crucial Qualities of High-Character Employees Bruce Weinstein ISBN , Amacon 2015

De (on)rechtmatigheid van humanitaire interventie:

Geluk & wijsheid. Zevende avond

Inhoud. Wenken voor een evenwichtig leven 7. Over Epictetus 69. Nawoord De filosofie van de stoa 73. Bibliografische notitie 83 [5]

Samenvatting Filosofie Berkely, Hume, Kant

Inge Test

Opgave 1 Hebben kinderen een vrije wil?

E-BOOK FEEDBACK GEVEN IS EEN KUNST EXPRESS YOUR INNER POWER

Laag Vaardigheden Leerdoelen Formulering van vragen /opdrachten

Doorbreek je belemmerende overtuigingen!

filosofie havo 2015-II

S PINOZA. Brieven over het kwaad. De correspondentie tussen Spinoza en Van Blijenbergh. hertaald en ingeleid door miriam van reijen

6.1. Samenvatting door E woorden 2 april keer beoordeeld. Filosofie. Filosofie: Wijsgerige ethiek. Paragraaf 1: Het morele goede

IEDER MENS IS HEEL WORKSHOP IN HET KADER VAN DE VOORJAARSWORKSHOPS VGCT, ZWOLLE, 2019 JACQUELINE A-TJAK

Transcriptie:

Over de volmaakte plicht van mensen om altijd de waarheid te spreken Kant s Fundering voor de metafysica van de zeden Naam : Thom Versteeg (5873525) Opleiding : Bèta-Gamma (2008 2012) Instituut Docent: :Universiteit van Amsterdam : Prof. Dr. B. Roessler Datum : 29 juni, 2012 1

Inhoud Inleiding:... 3 Plichten, de goede wil en de Categorische Imperatief... 5 De algemene wet... 6 Mens-zijn als doel op zich... 8 Autonomie en het rijk der doelen... 9 De onvoorwaardelijkheid van plichten... 11 Absolute plichten en morele dilemma s... 11 Waarheidstrouw als volmaakte plicht... 12 Casus:... 15 Conclusie... 17 Literatuur... 19 2

Inleiding: In het begin van Politeia (Plato, vert. 1993, p. 8) stelt Socrates dat het een plicht is om waarheidsgetrouw en eerlijk te handelen. Vervolgens stelt hij zijn publiek de vraag of dat altijd het geval is, of dat handelingen die in deze categorieën vallen soms goed en soms slecht kunnen zijn. Stel je voor, zegt Socrates, dat je een wapen leent van een vriend die op dat moment nog volledig bij zinnen is. Wanneer hij echter de volgende week in een geesteszieke toestand bij je terug komt en om zijn wapen vraagt, moet je dan als moreel persoon je woord houden en het wapen terug geven? Voor Socrates (of Plato) spreekt het voor zich dat het belangrijker is om je vriend in bescherming te nemen van zichzelf. Het teruggeven van dat wat geleend is zou een slechte daad zijn, evenals het vertellen van de volledige waarheid aan een persoon in deze toestand (Plato, p. 8). In Fundering voor de Metafysica van de Zeden dat Immanuel Kant in 1785 heeft uitgebracht presenteert hij een compleet andere visie op hoe de moraliteit in elkaar zit dan de visie hierboven. Kant gelooft niet dat er omstandigheden voor mogelijk te houden zijn waarin het juist is om een belofte te breken of een leugen te vertellen (1785, p. 430, 1797, p. 346). Bepaalde handelingen worden verboden door een absolute plicht ze niet te doen, en liegen is er één van. Naast het feit dat bepaalde plichten absoluut en onvoorwaardelijk zijn, zijn plichten volgens Kant consistent (Williams; Atkinson, 1965, p. 137). In andere woorden, het is uitgesloten dat voor een actor een handeling door één plicht wordt voorgeschreven en tegelijk door een ander wordt verboden Wanneer het dus lijkt alsof een plicht in conflict is met de plicht om niet te liegen, kan dat alleen maar betekenen dat deze plicht niet echt een morele plicht is. Een veel besproken voorbeeld hiervan is het volgende: een man verschuilt zich bij jou op zolder voor een moordenaar die inmiddels bij je aanklopt. Je doet open en de moordenaar vraagt je of zijn potentiële slachtoffer bij jou binnen is. Vertel je hem de waarheid dan zal de persoon op zolder zeker sterven (Kant, 1797, p. 346). Is het dan toegestaan te liegen tegen de moordenaar om de man op zolder te beschermen? Volgens Kant niet en veel van zijn lezers zien dat als bewijs van de verschrikkelijke conclusies waar het Kantiaanse ethische systeem toe kan leiden. De gevolgtrekking van deze lezers is dat het Kantiaanse systeem niet werkt, of dat Kant zich vergist in dit specifieke voorbeeld en zijn eigen principes verkeert heeft toegepast (Korsgaard, 1986, p. 326). In dit voorbeeld is het een slecht, immoreel persoon die een moreel persoon in een penibele situatie dwingt. Ethische theorieën schetsen vaak een ideaal beeld dat niet veel rekening houdt met interacties met immorele personen. Het gevolg is dat in dergelijke situaties de morele persoon als passief en 3

als slachtoffer wordt voorgesteld. Toch wordt een minder passieve houding jegens de slechteriken, vuur met vuur bestrijden, gezien als het verlagen van het niveau tot dat van de antagonist. Om deze reden zie ik voorbeelden waarin een schurk wordt aangehaald om een morele theorie te ontkrachten niet als overtuigend. In deze scriptie zal ik aan de hand van een casus illustreren dat de opvatting van Kant dat bepaalde plichten absoluut zijn en plichten niet kunnen conflicteren niet klopt. In tegenstelling tot de bovengenoemde voorbeelden zal er in de casus geen sprake van interacties met een immoreel persoon of met een persoon die niet bij zinnen is. De casus komt uit de film Goodbye Lenin uit 2002, van Wolfgang Becker. Hier betreft het een jongen die geconfronteerd wordt met een situatie waarin de gezondheid van zijn moeder dermate slecht is dat om haar leven te behouden hij op veel punten de waarheid voor haar moet verbergen. In veel van zijn werken, waaronder in Fundering van de Metafysica van de Zeden en Over het Vermeende Recht om te Liegen vanuit Humanitaire Motieven (1797), heeft Kant het specifiek over de plicht om niet te liegen. Deze twee teksten staan centraal in deze scriptie. Om te kunnen beschouwen of plichten van één actor kunnen conflicteren, moet eerst worden vastgesteld wat precies een plicht is. Over het algemeen is een plicht dat wat wordt voorgeschreven door de moraal. Om te begrijpen wat Kant ziet als plicht moeten we dus weten wat zijn morele theorie voorschrijft. De onderbouwing van Kant s conclusie dat liegen onder alle omstandigheden verboden is zal uiteengezet worden en vervolgens zal ik aan de hand van de casus aantonen dat de plicht om niet te liegen of niet onvoorwaardelijk is, of geschonden moet worden in een conflict met andere plichten. Beide mogelijkheden zijn in contrast met de opvattingen van Kant. 4

Plichten, de goede wil en de Categorische Imperatief Kant verwerpt het idee dat geluk of welzijn het ultieme goed is, en breekt daarmee met de Consequentialistische en de deugdethische traditie. Andere dingen die over het algemeen voor goed worden gehouden, zoals geluk, kunnen dat niet zonder restrictie gehouden worden. Talenten van de geest, zoals verstand en humor, kunnen slecht worden ingezet en gaven van geluk, zoals macht, rijkdom en algemene tevredenheid leiden tot moed en ook tot overmoed. Het enige intrinsieke goed, dat wat nooit kwaad kan zijn, is de goede wil (Kant, 1985, p. 393). De goede wil heeft twee delen: ten eerste de eigenschap om met zekerheid te kunnen weten wat de plicht is en ten tweede de dispositie om naar de plicht te handelen (Rawls, 2000, p.158). De plicht is hier de handeling die wordt voorgeschreven door de praktische rede (het deel van de rede dat zich ontfermt over moraliteit). De goede wil is dus een wil tot handelen op basis van de rede in tegenstelling tot neigingen en emoties. De goede wil werkt altijd via een handelingsprincipe, oftewel een maxime. De exacte definitie van een maxime is het subjectieve principe van willen (Kant, p. 400). Een maxime drukt twee dingen uit: Ten eerste wat je van plan bent te doen met je handeling (en hoe je het gaat doen) en ten tweede waarom je het doet. Iedere (bewuste) handeling heeft een maxime aan de basis (Kant, p. 401). Kant onderscheidt twee soorten handelprincipes: De eerste het principe a priori, dat louter formeel is, en de tweede, a posteriori, de drijfveer (Kant, p. 400). Een drijfveer is een materieel principe en altijd doelgericht. Kant stelt dat de morele waarde van een handeling niet ligt in de bedoeling die ermee bereikt moet worden ligt, maar in de maxine op grond waarvan tot die handeling besloten is. Hiermee is uitgesloten dat drijfveren morele waarden kunnen bevatten. De morele waarde van een handeling kan zich dus alleen in het formele principe van de wil bevinden. Nu kunnen we concluderen dat het de morele plicht is om te handelen vanuit het formele principe van de wil is. Hoe ziet een formeel principe van de wil er dan uit? Kant stelt dat het maar één ding kan zijn. Een handelsprincipe dat geheel los staat van iedere aandrift is een wet. De definitie van plicht die hieruit volgt is dat plicht de noodzaak van een handeling is omwille van achting voor deze wet (Kant, p. 400). Kant definieert achting als het besef dat deze wet direct onze wil bepaald zonder enige afhankelijkheid van neigingen, en de motieverende werking dat dit besef heeft. Deze wet die morele handelingen voortbrengt, de morele wet, noemt Kant de Categorische Imperatief en deze wordt op verschillende manieren geformuleerd. In de Fundering voor de Metafysica van de Zeden formuleert Kant ze als de een aantal praktische principes van de wil. Expliciet zegt hij dat het er drie zijn die allemaal op hetzelfde principe neerkomen (Kant, pp. 431, 436). Ze worden echter op heel veel 5

verschillende manieren geformuleerd. Aangezien het in deze scriptie vooral om de praktische toepassing van de categorische imperatief gaat zal ik ze niet allemaal behandelen. De algemene wet De formulering die het meeste gebruikt wordt is de algemene wet formulering. Deze luidt dat ik nooit anders moet willen handelen dan zo dat ik ook kan willen dat mijn maxine een algemene wet zou worden (Kant, p. 402). De toepassing van de Categorische Imperatief in morele deliberatie gaat volgens een proces wat Kant de Categorische Imperatief procedure (hierna de CI-procedure) noemt. In zijn Metafysica van de Zeden (aangehaald in Rawls, 2000, p. 165) neemt Kant aan dat de toepassing van deze procedure noodzakelijk vooraf gaat aan een zekere morele verstandigheid en een capaciteit om morele oordelen te maken. Bij ideaal redelijke en morele wezens (vrij van neigingen) zal de CI-procedure automatisch het gedrag bepalen, zonder dat de stappen expliciet gevolgd en uitgewerkt moeten worden. Voor ons, normale mensen van wie de rationaliteit begrensd is, is een gestructureerde procedure nodig. De eerste stap van de procedure is het formuleren van een maxime. Deze maxime is een specifieke hypothetisch handelingsvoorschrift met de standaard vorm ik moet X doen in situatie S om Y tot stand te brengen, tenzij Z (Rawls, 2000, p. 168). De tweede stap van de procedure veralgemeniseert de maxime van de eerste stap. Wat volgt is een universeel voorschift om te handelen: Iedereen moet X doen in situatie S om Y tot stand te brengen, tenzij Z (Rawls, p.168). De derde stap is om een wereld voor te stellen waar deze universele maxime een natuurwet is: iedereen doet altijd X in situatie S om Y tot stand te brengen (Rawls, p.168). Als universele natuurwet komen er volgens Rawls twee speciale eigenschappen bij deze maxime kijken: De natuurwet is algemeen bekend en alsof de natuurwet altijd al heeft bestaan houdt ieder er rekening mee (2000, p. 171). Wanneer men in deze wereld in staat zou zijn om Y tot stand te brengen en, zoals de Categorische Imperatief stelt, men de wereld waarin het een natuurwet is kan willen, dan is het toegestaan te handelen volgens de maxime (Rawls, p.169). Er zijn dus twee voorwaarden die aan een maxime worden gesteld voordat het toegestaan is te handelen volgens deze maxime. Kant geeft in het tweede hoofdstuk van zijn Fundering voor de Metafysica van de Zeden een aantal voorbeelden van hoe de Categorische Imperatief bepaalde handelingen verbiedt. Het eerste voorbeeld gaat over een man die ten gevolge van een serie kwalen een diepe afkeer voor het leven ervaart zonder de hoop daar ooit van te herstellen (Kant, 1785, pp. 421 422). Wel is deze persoon nog zover in het bezit van zijn zinnigheid dat hij zich af kan 6

vragen of hij in strijd met zijn plichten handelt wanneer hij zichzelf van zijn leven zou beroven. De maxime die hij hier wil testen luidt als volgt: Uit eigenliefde bekort ik mijn leven wanneer het op de lange termijn meer leiden dan genoegen belooft. Kan deze maxime veralgemeniseerd worden? Volgens Kant niet. Hij stelt dat het doel van de natuur bevordering van het leven is. Een natuurwet gericht op het beëindigen van leven zou de hele natuur tegen spreken en dus niet bestaan. Volgens Kant is het dus immoreel om volgens deze maxime te handelen. De onderbouwing van deze conclusie gaat echter uit van teleologische opvattingen en is daarmee niet zo overtuigend. Het standpunt komt echter beter naar voren bij de bespreking van de tweede formulering van de categorische imperatief. Het tweede voorbeeld betreft een persoon met de maxime geld te lenen, zonder de mogelijkheid of intentie het terug te betalen, wanneer hij in geldnood is om zijn eigen situatie te verbeteren (Kant, 1785, p. 422). De veralgemenisering van deze wet luidt dat iedereen een valse belofte zal maken in de genoemde omstandigheden. Als universele natuurwet komen er volgens Rawls twee speciale eigenschappen bij deze maxime kijken: de natuurwet is algemeen bekend en alsof de natuurwet altijd al heeft bestaan houdt men er rekening mee (2000, p. 171). Het gevolg is dat in de wereld waarin deze wet zou gelden niemand meer geld zou uitlenen. Aangezien de maxime zichzelf als natuurwet tegenwerkt is het immoreel. Een derde persoon bezit een talent dat hij met enige inzet en oefening in kan zetten om zichzelf een nuttig persoon te maken. Toch is hij tevreden met de situatie waarin hij zich bevond voordat hij kennis kreeg van zijn talent. Hij kiest vervolgens de maxime om in achtervolging van genot zijn talent te verwaarlozen. Volgens Kant is het echter onmogelijk een wereld te wensen waar het een natuurwet is dat mensen alleen maar naar genot en plezier te streven en de ontwikkeling van zichzelf en de soort geheel verwaarlozen (Kant, pp. 422 423). Deze wereld zou echter wel kunnen bestaan. Het antwoord is dus niet zo concreet dat de maxime als natuurwet het doel van de maxime onbereikbaar maakt. Het is dan ook, hoewel het slecht zou zijn om je talenten te verwaarlozen, onduidelijk hoeveel tijd en moeite je moet steken in het ontwikkelen van deze talenten. Het laatste voorbeeld dat Kant hier geeft is dat van een over het algemeen gelukkig persoon dat anderen in nood of behoevend van hulp ziet, maar ze niet wil helpen. Een wereld waarin het in de menselijke natuur zou zitten dat mensen elkaar nooit zouden helpen, is moeilijk voor te stellen. Mogelijk zou de mensheid dan helemaal niet kunnen bestaan. Misschien ook wel, maar dat is geen wereld die een redelijk mens zich zou kunnen willen. 7

Een wil die voor dit principe zou kiezen zou zichzelf schaden wanneer hij zelf behoevend is van hulp of sympathie (1785, p.423). Er zijn een aantal onderscheidende verschillen tussen deze voorbeelden. Van sommigen (de voorbeelden van zelfmoord en de valse belofte) is het onmogelijk ook maar een wereld te denken waarin de doeleinden van de maxime, wanneer het geldt als natuurwet, bereikt kunnen worden. Deze noemt Kant de strenge, onverbiddelijke oftewel volmaakte plichten. Deze staan in tegenstelling tot plichten die voortkomen uit het verbod op maximes die wel gedacht maar niet gewild kunnen worden (zoals de maximes je talenten te verwaarlozen of nooit iemand te helpen), welke Kant de onvolmaakte plichten noemt (1785, pp. 421, 424). Het onderscheidt tussen volmaakt en onvolmaakt houdt in dat de volmaakte plichten onder geen beding uitzonderingen toestaan ten voordele van de neiging (Kant, p. 421). Mens-zijn als doel op zich De tweede formulering die Kant geeft van de Categorische Imperatief luidt als volgt: handel zo dat je het mens-zijn, zowel in eigen persoon als in ieder ander, nooit louter als middel maar altijd als doel gebruikt (1785, p.429). Met betrekking tot handelingen jegens andere mensen wil dit zeggen dat de ander altijd in zou moeten kunnen stemmen met hoe jij van plan bent te handelen. Een tweede manier om deze formulering te interpreteren is datje altijd zo moet handelen dat de ander het doel van jouw maximes in zichzelf bevat (Kant, p. 430). Het mens-zijn staat voor de eigenschapen van redelijke wezens om vrij los van neigingen te handelen, oftewel autonomie. Wat dit inhoudt illustreert Kant aan de hand van dezelfde voorbeelden als bij de eerste formulering van de Categorische Imperatief. Neem de maxime van de suïcidale man uit het eerste voorbeeld: uit eigenliefde bekort ik mijn leven wanneer het op de lange termijn voor mij meer leiden dan genoegen belooft. In de handeling die beschreven wordt is het mens-zijn slechts een middel tot het verkrijgen van geluk. Wanneer het leven geen geluk meer te bieden heeft, wordt het leven, en daarmee het mens-zijn beëindigd. De tweede formulering van de Categorische Imperatief dicteert, duidelijker dan de eerste, dat deze daad niet uitgesloten is. Het tweede voorbeeld is interessanter. Wanneer ik handel volgens de maxime om een belofte te doen zonder de intentie te hebben me eraan te houden, handel ik dan zo dat ik de ander ook als doel op zich gebruik? Dit is alleen het geval als de ander in kan stemmen met mijn maxime. Kant stelt dat het vanzelfsprekend is dat de ander dit niet kan, en laat de 8

onderbouwing achterwege (1785, pp. 429 430). Maar stel je nu eens voor dat de ander bewust is van de financiële problemen die ik heb en mij graag het geld zou schenken? Dan zou hij toch instemmen met mijn maxime om tegen hem te liegen en zou het toegestaan zijn. Volgens Christine Korsgaard (1986, pp. 333 334) kan de ander zelfs dan niet instemmen met mijn bedoelingen. Het is dat zijn doel toevallig overeenstemt met mijn doel. Dit zorgt ervoor dat hij mijn leugen negeert en handelt op zijn eigen maxime om mij het geld te geven. Het hele idee achter een valse belofte is dat de ander er door misleidt wordt en wanneer de ander niet op de hoogte is van de maxime kan hij er onmogelijk mee instemmen. Het derde voorbeeld is niet direct in strijd met de tweede formulering van de Categorische Imperatief, maar de maxime in achtervolging van genot verwaarloos ik een potentieel nuttig talent dat ik heb is ook niet in overeenstemming met het principe dat het mens-zijn in mijn persoon een doel op zichzelf is. Volgens Kant is een aanleg tot grotere volmaaktheid een onderdeel van ons mens-zijn. Deze aanleg verwaarlozen is niet in strijd met het behoud van ons mens-zijn, maar om het mens-zijn als doel te hebben moeten we het ook bevorderen (1785, p. 430). Het vierde voorbeeld, de maxime dat ik nooit anderen zal helpen om mijn eigen geluk te bevorderen zonder dat van anderen te schaden, faalt op hetzelfde aspect als het vorige voorbeeld. Het is niet in strijd met het behoud van het mens-zijn van anderen, maar het bevordert het ook niet. De conclusies die men vindt zijn volgens Kant bij toepassing van de verschillende formuleringen van de Categorische Imperatief hetzelfde. Ook het onderscheidt tussen de volmaakte plichten, waarin de maxime om niet volgens de plicht te handelen in direct conflict is met de Categorische Imperatief, en onvolmaakte plichten, waarin de maxime niet in direct conflict is met de morele wet maar er ook niet mee overeenstemt, is behouden. Autonomie en het rijk der doelen De derde definitie van de morele wet die Kant geeft luidt als volgt: handel volgens maximes die met de eigen wetgeving van iedere andere wil overeen kan stemmen (1785, p. 431). Nu verhouden de drie formuleringen van de categorische imperatief zich als volgt: de eerste staat voor de vorm die onze maximes moeten hebben, namelijk dat van een algemene natuurwet. De tweede formuleringen staat voor de materie van onze maximes, namelijk het doel: het mens-zijn. De autonomieformulering is een complete bepaling van het praktische principe van de wil, namelijk een combinatie van de voorgaande formuleringen (Kant, p. 436). Om dit toe te lichten stelt Kant een rijk der doelen voor als een analogie met het rijk der natuur. Het 9

rijk der doelen is de verzameling van alle redelijke wezens die zowel lid als wetgever zijn in het rijk. De gevolgen hiervan zijn dat je als lid rekening moet houden met de anderen leden, in het vormen van je maximes. De wet die door de wil wordt voorgeschreven geldt in het rijk der doelen zoals natuurwetten in het rijk der natuur en ieder lid als doel (Kant, pp. 436 437). Het praktische principe van de wil wordt aan de hand van het rijk der doelen als volgt geformuleerd: handel zo, alsof je maxime tegelijk zou moeten dienen tot algemene wet van alle redelijke wezens. Aangezien redelijke wezens autonoom zijn, in andere woorden zichzelf de wet voor schrijven, moeten je maximes zo zijn dat alle andere redelijke wezens er mee in kunnen stemmen. Nu hebben we gezien hoe kant invulling geeft aan plichten, maar hieruit blijkt nog niet dat er handelingen zijn die absoluut en onder alle omstandigheden zijn uitgesloten. Dat de volmaakte plichten geen uitzonderingen toestaan ten voordele van de neiging wil niet zeggen dat ze niet kunnen conflicteren met andere plichten. Het voorbeeld van de volmaakte plicht waar Kant meestal naar verwijst is de plicht om niet te liegen. Op deze plicht zullen we ons in het vervolg vooral richten. 10

De onvoorwaardelijkheid van plichten Absolute plichten en morele dilemma s Dat Kant stelt dat er geen uitzonderingen zijn op plichten is velen een struikelpunt in de theorie van Kant. De klacht is dat en theorie die geen uitzonderingen toe staat te streng is. Russ Shafer-Landau (2010, p. 156) is een van deze mensen en hij ziet ook niet in waarom Kant stelt dat uitzonderingen niet mogelijk zijn. Volgens Shafer-Landau vereist Kant s theorie niet dat plichten onvoorwaardelijk zijn. De enige onderbouwing die Kant geeft voor deze opvatting is dat niets belangrijker is dan morele overwegingen. In een conflict tussen morele en andere belangen, is het duidelijk dat niets kan opwegen tegen het morele belang. Hoe zit het dan wanneer morele belangen conflicteren? De situatie waarin een actor met iedere mogelijke handeling immoreel zou handelen vanwege externe factoren is natuurlijk vreemd. Velen, waaronder W.A. Hart, interpreteren Kant zo dat wanneer er een conflict van plichten lijkt te zijn er slechts één een echte plicht kan zijn (1998, p. 610). Een eigenschap van plichten die Kant (aangehaald in Hart, p. 611) pas in latere werken expliciet maakte is dat voor handeling om een plicht te zijn je wel in staat moet zijn om deze te doen (ought implies can). Wanneer het je plicht is om X te doen en het ook je plicht om Y te doen, maar het onmogelijk is om X en Y te doen, dan is één van deze handelingen niet echt een plicht. Bernard Williams is het echter niet eens met deze toepassing van het ought-implies-can principe (1965, p. 112). Hij stelt dat dit principe niet plicht A of plicht B seponeert wanneer ze niet allebei kunnen. Slechts de plicht om X en Y te doen is uitgesloten. Dat zowel X en Y plichten zijn en niet slechts Prima Facie plichten wordt ook bevestigd door het feit dat zelfs na een weloverwogen keuze voor één van de plichten de actor nog te maken heeft met moreel spijt of schuldgevoel met betrekking tot de plicht die geschonden is (Williams; Atkinson, p. 112). Dat mensen schuldgevoel of spijt overhouden na het maken van een moeilijke morele beslissing is volgens mij geen bewijs dat er een conflict van plichten was. Men kan ook spijt hebben van het feit dat ze niet op bepaalde verlangens zijn ingegaan, hoewel dit geen plicht is. Het punt van W.A. Hart dat wanneer X en Y twee handelingen zijn die in aanmerking komen om moreel te zijn, maar er maar één van de twee gedaan kan worden, er toch een juiste beslissing moet zijn. Dit verzwakt echter wel Kant s opvatting van absolute plichten, want wanneer handeling X normaal een plicht is maar conflicteert met plicht Y, de handeling X in deze situatie geen plicht meer is. Zou dit ook kunnen gelden voor de plicht om niet te liegen? 11

In het werk Over het Vermeende Recht om te Liegen vanuit Humanitaire Motieven uit 1797 bespreekt Kant direct het geval dat de volmaakte plicht om niet te liegen in conflict lijkt te staan met een andere plicht. Waarheidstrouw als volmaakte plicht De Franse filosoof Benjamin Constant (aangehaald in Kant, 1797, pp. 346 348) heeft in het tijdschrift Frankreich im Jahre 1797 een artikel gepubliceerd waarin hij Kant bekritiseerd op diens conclusie dat het een plicht is om altijd waarheidsgetrouw te zijn. Volgens Constant zou deze plicht, wanneer die als onvoorwaardelijk wordt genomen, iedere samenleving onmogelijk maken. Constant stelt namelijk dat het noodzakelijk is om in bepaalde situaties te liegen om een ander te beschermen (Kant, p. 346). De kritiek van Constant focust zich op het voorbeeld Kant van de moordenaar die bij je aanklopt opzoek naar zijn slachtoffer bij jou in huis (zoals besproken in de inleiding). Kant stelt dat eerlijkheid in uitspraken die niet vermeden kunnen worden voor iedereen een formele plicht is. Dit ondanks het ongemak dat het kan betekenen voor de actor of andere betrokken, zelfs als het voor diegene waar tegen gelogen zou worden geen enkel nadeel zou betekenen. Dit standpunt onderbouwt hij door te stellen dat men door te liegen misdoet aan plicht in het algemeen (Kant, 1797, p. 346). Dit is omdat diegene voor wie het niet een absolute, onvoorwaardelijke plicht is niet te liegen, diegene die zich in bepaalde situaties afvraagt of het toegestaan is om te liegen, diegene is al (potentieel) een leugenaar (Kant, p. 348). Daarmee ontbreekt het alle uitspraken van deze persoon aan geloofwaardigheid en verliezen alle contracten die deze persoon heeft gesloten hun waarde. Dit, stelt Kant, is een misdaad jegens de mensheid en plicht in het algemeen. De plicht om waarheidstrouw te zijn is namelijk een plicht die gezien moet worden als de basis van alle plichten die in contract zijn vastgelegd. Of een leugen een ander persoon schaadt is helemaal niet van belang, want een leugen schaadt altijd een ander. Als het niet een ander persoon schaadt, dan schaadt het de mensheid in zijn algemeen (Kant, p. 346). Kant stelt nog een belangrijk gevolg voor van het vertellen van een leugen. Het maakt je niet alleen verantwoordelijk voor de leugen, maar ook voor alle gevolgen die het voortbrengt (Kant, 1797, p. 347). Stel je eens voor dat terwijl je de moordenaar vertelt dat zijn doelwit niet bij jou in huis is en het doelwit, die er vanuit gaat dat je als een eerlijk persoon de waarheid vertelt tegen de man aan de deur, via de achterdeur het pand verlaat. De man aan de deur gelooft je op je woord en vertrekt. Wanneer hij de hoek van de straat omloopt komt hij echter net zijn doelwit tegen en vermoord hem. Was je nu eerlijk geweest dan was de moordenaar binnen gaan kijken en zou hij zijn doelwit niet aantreffen. Juist omdat je de waarheid vertelde 12

is er een slachtoffer gevallen en nu ben jij verantwoordelijk voor de dood van deze man. Iedereen die een leugen vertelt, hoe goed deze ook bedoeld is, moet verantwoording afleggen voor de consequenties die de leugen voortbrengt. De verwarring die plaats vindt bij Constant en alle eensgezinde, stelt Kant, is dat er geen onderscheid wordt gemaakt tussen iemand schaden door de waarheid te vertellen en iemand kwaad doen door te liegen. De tegenstand heeft een puur Consequentialistische opvatting dat de handeling die het minste schade doet de morele keuze is, maar volgens Kant ligt het niet zo simpel. Het is slechts een ongeluk dat het vertellen van de waarheid in het voorbeeld schade doet, maar deze schade is niet het gevolg van een vrije handeling van de persoon die de waarheid vertelt. De kritiek van Shafer-Landau is dat al deze conclusies niet alleen onintuïtief zijn, maar ook dat ze helemaal niet volgen uit de theorie van Kant (2010, p. 156). Bij toepassing van de CI-procedure worden de conclusies van Kant echter bevestigd. Als het een wet van de natuur zou zijn dat mensen liegen tegen moordenaars dan zou de moordenaar weten dat er tegen hem gelogen wordt en werkt de veralgemeniseerde maxime zichzelf tegen. Christine Korsgaard (1986, p. 330) stelt zich echter niet voor dat de moordenaar zichzelf voorstelt als zodanig, maar eerder misleidend zal zijn over zijn bedoelingen. In dit geval zou een maxime om te liegen tegen moordenaars als natuurwet zichzelf in deze situatie niet tegen werken. De moordenaar zou er niet van op de hoogte zijn dat de actor ervan bewust is dat hij zich in een situatie bevindt waarin mensen liegen en dus verwacht de moordenaar ook niet voorgelogen te worden. In dit geval lijkt de maxime om te liegen de CI-procedure te doorstaan. Toch is Kant ervan overtuigd dat het nooit is toegestaan om te liegen. Korsgaard wijt dit aan de procedures van de andere formuleringen van de Categorische Imperatief (p. 328). Volgens het principe van het mens-zijn als doel op zichzelf moeten anderen altijd kunnen instemmen met onze maxime of het doel van onze maxime zelf kunnen bevatten. Het is absoluut onmogelijk voor iemand om in te stemmen met de maxime van een ander als de handeling betreft dat er tegen ze gelogen wordt. Dit is zo omdat het hele principe van deceptie is dat de ander er niet van op de hoogte is dat ze bedrogen worden. Dat liegen hier uitgesloten is lijkt te volgen uit het feit dat de moordenaar zelf nooit in zou kunnen stemmen met de maxime die er toe leidt dat hij voorgelogen wordt. Maar hoe zit het met de radicale opvatting van Kant dat wanneer men een leugen vertelt tegen de moordenaar die persoon verantwoordelijk is voor de gevolgen van de daden van de moordenaar na de leugen? Korsgaard legt dit uit aan de hand van het rijk der doelen (1986, p. 335 356). Een autonoom persoon is een eerste oorzaak in het rijk der doelen. Ieder middel is alleen een schakel in de ketting van oorzaken 13

die hier op volgt. Wanneer men een leugen vertelt aan een ander wordt deze persoon louter als middel gebruikt en is deze persoon slechts een schakel in de ketting van oorzaken die jij in gang hebt gezet en die jouw verantwoordelijkheid is. Confrontaties tussen morele en immorele personen zijn altijd problematisch. Men heeft snel de neiging om uitzonderingen te maken in de morele principes in dergelijke situaties, maar dit kan mogelijk gezien worden als het verlagen van het niveau tot het niveau van de immorele persoon. Dat zou geen morele handeling zijn. Om een goed argument te leveren tegen de opvatting van Kant dat het een onvoorwaardelijke plicht is om niet te liegen moeten we een tegenvoorbeeld hebben waarin het niet een slechterik of een geesteszieke betreft. 14

Casus: Een voorbeeld waarin geen sprake is van een immorele actor of iemand die beperkt is in zijn rationele capaciteiten komt uit de film Goodbye Lenin (2002) van regisseur Wolfgang Becker. De film Goodbye Lenin vertelt het verhaal van de Oost-Berlijnse familie Kerner ten tijden van het vallen van het IJzeren Gordijn. Dit gezin bestaat uit een moeder, Christiane, en twee kinderen, Alexander en Ariane. Christiane is een fervente socialist en lid van de communistische partij. Vlak voor het vallen van de muur krijgt ze een hartaanval en raakt in een coma. Wanneer Christiane weer ontwaakt is alles veranderd in Berlijn en volgens de dokter zou de confrontatie met dit feit voor haar de dood kunnen betekenen. Dit leidt Ariane en met name Alexander ertoe een uitgebreide illusie op te zetten om hun te behoeden van de realiteit. Dit gaat zover als het overgieten van West-Duitse supermarkt producten in oude, Oost-Duitse verpakkingen en zelfs het namaken van de Oost-Duitse televisieprogramma s. Nu is het standpunt van Kant met betrekking tot liegen bekend, maar hoe zit het met de plicht van Alexander om voor zijn moeder te zorgen? Dat het een plicht is om mensen te helpen en hun mens-zijn als doel te hebben heeft Kant ook aangetoond in Fundering voor de Metafysica van de Zeden (1785, p. 424). Dan lijkt hier toch een conflict tussen plichten te zijn. We hadden echter vastgesteld dat plichten niet in conflict kunnen zijn, aangezien uiteindelijk maar één gerealiseerd kan en moet worden. Dit betekent dus dat of de plicht van Alexander om voor zijn moeder te zorgen, of de plicht om niet tegen zijn moeder te liegen geen echte plicht is in dit geval. Laten we de volgende maxime testen: Alexander liegt tegen zijn moeder om te voorkomen dat de waarheid haar een hartaanval bezorgt. Zou deze maxime een universele natuurwet zijn, dan zou iedereen liegen tegen personen bij wie de waarheid een hartaanval zou betekenen. Dit lijkt niet een wereld die men niet zou kunnen wensen. Is het echter mogelijk nog te handelen volgens de maxime wanneer het algemeen bekend is dat iedereen liegt in die situatie? Eerder hebben we gezien dat het verschil maakt of de persoon waar tegen gelogen zou worden weet dat ze zich in de situatie van de universele wet bevindt of niet. Het lijkt me echter dat of de moeder van Alexander weet of niet weet dat ze zich in de situatie bevindt waarin mensen tegen haar zouden liegen, de maxime nog gewoon zou werken. Als ze niet op de hoogte is van haar situatie dan weet ze niet dat er tegen haar gelogen zal worden, en als ze wel op de hoogte is van de situatie dan weet ze dat wat haar verteld wordt gelogen is, maar ook dat het is omdat ze anders zou sterven van de schok die de confrontatie met de realiteit zou veroorzaken. Er is dus geen contradictie hier. 15

Bij de andere voorbeelden van leugens was het ook de tweede formulering van de Categorische Imperatief die geschonden werd. Het lijkt me echter duidelijk dat een maxime gericht op het behouden van de gezondheid en het leven van je moeder haar zeker als doel heeft, zoals de morele wet het voorschrijft. Een andere interpretatie van dit principe was echter dat de ander in moet kunnen stemmen met de handeling die mijn maxime voorschrijft. Wanneer deze handeling deceptie betreft, kan de ander er niet mee instemmen omdat ze er niet van op de hoogte is. Hier lijkt de maxime dus te falen. Andersom is het conflict tussen de tweede formulering van de morele wet en de maxime veel groter. Wanneer de maxime zou luiden: Alexander vertelt zijn moeder de waarheid, ook al betekent het dat ze dood zal gaan dan zou er helemaal niet zo gehandeld worden dat het mens-zijn van de moeder een doel is. Deze wordt namelijk beëindigd. Tevens is het onwaarschijnlijk dat de moeder ooit in zou willen stemmen met deze maxime. Op basis hiervan zou ik concluderen dat de schijnbare plicht om niet te liegen het aflegt tegen de daadwerkelijke plicht om voor anderen te zorgen. Kant zou zijn standpunt echter kunnen verdedigen door te stellen dat het overlijden van de moeder bij het horen van de waarheid niet een vrije handeling zou zijn van Alexander. De maxime van Alexander om de waarheid te spreken zou niet het doel hebben om zijn moeder te doden en dit gevolg moet niet meegenomen worden in de CI-procedure. Een dergelijke verwaarlozing van empirische kennis over de gevolgen van je daden zou in ieder geval niet in overeenstemming zijn met de morele intuïties die de meeste mensen hebben. 16

Conclusie We hebben de opvatting van Kant dat er onvoorwaardelijke plichten zijn die niet in conflict kunnen zijn met andere plichten beschouwd. Het voornaamste voorbeeld van een onvoorwaardelijke plicht is de plicht om niet te liegen. In het voorbeeld dat Kant geeft van foute beloftes blijkt het inderdaad een plicht te zijn, en in het voorbeeld van liegen tegen een moordenaar lijkt deze opvatting in overeenkomst te zijn met het ethische systeem van Kant. In de casus, waarin een man de keuze heeft om de waarheid te achterhouden en zodanig het leven van zijn moeder te behouden, lijkt de Categorische imperatief procedure echter iets anders aan te wijzen. In dit voorbeeld is de leugen in het voordeel van de gene die voorgelogen wordt en is in principe geen sprake van eigenbelang. Dit lijkt het vertellen van een leugen te rechtvaardigen. Door een plausibel voorbeeld te geven waarin waarheidsgetrouw handelen niet de morele optie is heb ik aangetoond dat de opvatting dat plichten niet conflicteren en dat liegen onvoorwaardelijk is verworpen. Als het een absolute plicht is om niet te liegen dan is deze plicht in de casus in conflict met de plicht om voor anderen te zorgen. Wanneer we vasthouden aan de claim dat plichten niet kunnen conflicteren, dan is het niet een absolute plicht om niet te liegen. Deze tweede situatie lijkt me de meer plausibele van de twee: wanneer er een conflict lijkt te zijn waarin het de ene plicht of de ander is zal er toch een keuze gemaakt moeten worden en ik ben het met Kant eens dat er altijd een juiste keuze is. Die keuze moet dan de enige echte plicht in de situatie zijn. Shafer-Landau (2010, p. 156) merkte op dat het nergens uit de theorie van Kant volgt dat bepaalde plichten absoluut zijn. Toch is het een opvatting die hij verkondigde. Het gegeven dat de opvatting van Kant over absolute plichten niet klopt is hierdoor ver van een fundamentele weerlegging van Kant s theorie. 17

Hoewel in Kant in zijn werk Fundering voor de Metafysica van de Zeden met veel voorbeelden laat zien dat zijn theorie het meestal verbiedt om te liegen, zijn er toch situaties denkbaar waarin het is toegestaan om te liegen. Hierin bevestigt zijn ethische systeem wel de intuïties die de meeste mensen zullen hebben in de desbetreffende voorbeelden. Het voorbeeld van Socrates dat in de inleiding is besproken is misschien ook niet in contrast met deontologie van Kant. 18

Literatuur Kant, I. (1785). Fundering voor de metafysica van de zeden. Vertaling van T. Mertens (2008). Uitgeverij Boom: Amsterdam, Nederland. Originele titel: Grundlegung zur Metaphysik der Sitten. (Verwijzingen in de tekst zijn met het paginanummer van de Akadamie Ausgabe). Kant, I. (1797). On a Supposed Right to Lie from Altruistic Motives. In L. W. Beck (Ed, Trans) (1949). Critique of Practical Reason and Other Writings in Moral Philosophy. pp. 346 350. University of Chicago press: Chicago, IL. Originele title: Über ein vermeintes Recht aus Menschenliebe zu lügen Korsgaard, C. M. (1986). The right to lie: Kant on dealing with evil. Philosophy and Public Affairs 15, no. 4: 325-349. Princeton University Press: Princeton, NY. Plato. Republic. Vertaling van R. Waterfield (1992), Oxford University Press: New York, NY. Originele titel: Politeia. Rawls, J. (2000). Lectures on the History of Moral Philosophy. Herman, B. (ed). Harvard University Press: Cambridge, MA. Shafer-Landau, R. (2010). The Fundamentals of Ethics. Oxford University Press: New York, NY. Williams, B. A. O., Atkinson, W. F. (1965). Symposium: Ethical Consistency. Proceedings of the Aristotelian Society, Vol. 39, pp. 103 138. Blackwell Publishing: Malden, MA. 19