Observatie-instrument Basisbekwaam handelen Zicht op de vaardigheden van leerkrachten in de ontwikkeling van start- naar basisbekwaam Samengesteld door Marie-Louise van Lieshout in opdracht van Brigit van Rossum, projectleider Versterken Samenwerken van het Partnerschap Opleiden in de School In samenwerking met Anje Ros, lector FHKE en Linda Keuvelaar, hoofdocent Fontys OSO Oktober 2016 1
1. Inleiding Dit observatie-instrument is een onderdeel van de begeleiding van startende leerkrachten zoals het die voor zich ziet. Het gebruik van een gevalideerd observatie-instrument is verplicht bij het vaststellen van de basisbekwaamheid van een leerkracht. De keuze voor het instrument Na overleg met de PO-raad is in opdracht van het POS en in samenwerking met Anje Ros, lector Fontys Hogeschool Kind en Educatie en Linda Keuvelaar, hoofddocent Fontys Opleidingscentrum Speciale Onderwijszorg gekozen voor het ICALT observatie-instrument 1. Het observatie-instrument heeft een plek gekregen in de aanpak van het traject van leerkracht startbekwaam naar leerkracht basisbekwaam. Er is voor dit observatie-instrument gekozen omdat het instrument inmiddels al valide verklaard was, het gratis tot de beschikking staat, het eenvoudig in te voeren is en een aantal besturen al gebruiken. Daardoor is het voor starters die voor meerdere besturen werken goed mee te nemen en ontstaat een doorgaande lijn. Over de inductiefase De periode die de startende leerkracht nodig heeft om zich te professionaliseren van leerkracht startbekwaam naar leerkracht basisbekwaam wordt inductiefase genoemd. De inductiefase heeft een tweeledig doel: 1. Voor de starter is het een natuurlijke voortzetting van eigen professionele ontwikkeling van startbekwaam naar basisbekwaam. Daarnaast krijgt de starter door het volgen van het aangeboden traject een plaats binnen het competentiemanagement van ieder willekeurig schoolbestuur, waar de starter mogelijkerwijs in dienst is of komt; 2. Voor het schoolbestuur is het een duurzame aanpak om te komen tot een formalisering van basisbekwaamheid door het integraal personeelsbeleid met het instrument competentiemanagement vorm te geven (zie: cao-po convenant 24 maart 2015). 2. Doel, mogelijkheden, inhoud en gebruik van het observatie-instrument Basisbekwaam 2.1 Doel Het gebruiken van een observatie-instrument bij het vaststellen van basisbekwaamheid is door de PO-raad verplicht gesteld 2. Het observatie-instrument moet door een gecertificeerde assessor worden gebruikt om te beoordelen of de leerkracht op basisbekwaam niveau pedagogisch en didactisch handelt. Het observatie-instrument kan tevens worden gebruikt om de vaardigheden van de startende leerkrachten in beeld te krijgen, zodat de leerkracht gericht kan werken aan zijn professionele ontwikkeling en er afspraken gemaakt kunnen worden over verdere professionalisering van startbekwaam naar basisbekwaam. 1 http://www.klaar-voor-de-starter.nl/wp-content/uploads/2015/09/het-icalt-observatieinstrument.pdf 2 Zie: https://www.poraad.nl/themas/werkgeverszaken/hrm/professionalisering 2
2.2 Mogelijkheden en inhoud van het observatie-instrument Na studie van de lijst met gevalideerde observatie-instrumenten 3 is gekozen voor een bewerking van het ICALT observatie-instrument. Het ICALT observatie-instrument is voor het POS zodanig bewerkt dat het een directe relatie heeft met essentiële onderdelen van het competentieprofiel dat, opgebouwd vanuit de vier kritische handelingen 4, het niveau basisbekwaam aangeeft. De observatie richt zich op het pedagogisch handelen in klassensituaties en het omgaan met verschillen tussen de leerlingen; twee kritische handelingen die tijdens een lessituatie door de leerkracht getoond kunnen worden 5. 2.3 de gebruiksmogelijkheden van het observatie-instrument Het observatie-instrument wordt ontwikkelingsgericht en beoordelingsgericht ingezet. Ontwikkelingsgericht De observatie met het observatie-instrument laat zowel aan schoolleiders en betrokken begeleiders, als aan collega s, experts en starterscoach zien wat er in de praktijk gebeurt, zodat over deze praktijk een dialoog kan worden gevoerd. Daarnaast kan het instrument ook worden gebruikt voor een zelfscan en/of voor intercollegiale consultatie. Het observatie-instrument is bij uitstek geschikt om samen in verbinding en dialoog tot een professionele ontwikkeling te komen. Het versterkt de gezamenlijke gerichtheid naar de professionalisering van de startende leerkracht. Beoordelingsgericht Om als leerkracht de inductiefase af te sluiten en leerkracht basisbekwaam te worden is een formele afsluiting noodzakelijk. Deze afsluiting bestaat uit een assessment. De beoordeling met behulp van het observatie-instrument door een gecertificeerde assessor is een verplicht onderdeel van het assessment. Door deze aanpak is het mogelijk het observatie-instrument op te nemen in het standaard IPB/HRM instrumentarium van de school en/of de stichting. Het observatie-instrument heeft een betekenis in ieder van de vier pijlers van de inductiefase, zoals het deze fase heeft ingericht, te weten: 1 het competentieprofiel Basisbekwaam, 2 de starter, 3 de begeleiding rondom de starter tijdens de inductiefase en 4) de beoordeling van de starter. 1. Het competentieprofiel Basisbekwaam Twee van de vier kritische handelingen van waaruit het competentieprofiel Basisbekwaam is opgebouwd vormen de kapstokken voor het observatie-instrument. De indicatoren van deze twee kritische handelingen, pedagogisch handelen in klassensituaties en het omgaan met verschillen tussen leerlingen, zijn in het observatie-instrument opgenomen en waar nodig verduidelijkt. 2. De starter 3 Zie: https://www.poraad.nl/files/werkgeverszaken/wijzer_over_zien_en_kijken.pdf 4 Zie: Zie: projectverslag: De doorgaande lijn van leraar startbekwaam naar leraar basisbekwaam, M.Louise van Lieshout. In opdracht van Brigit van Rossum Projectleider Versterken Samenwerken "Opleiden in de School 3
Van belang voor de starter is dat hij met behulp van het observatie-instrument zijn ontwikkeling in twee van de vier kritische handelingen in kaart kan brengen. Daarnaast is het voor de starter duidelijk welke eisen aan zijn handelingen worden gesteld en dat de vaststelling daarvan intersubjectief gebeurt. De observatie is een verplicht onderdeel van het assessment dat de starter aanvraagt als hij vindt dat hij zijn basisbekwaamheid kan aantonen. 3. De begeleiding van de starter tijdens de inductiefase Om de professionalisering van de starter mogelijk te maken adviseert de projectgroep naar aanleiding van ervaringen en onderzoek het observatie-instrument als ontwikkelingsgericht instrument in te zetten. Om het observatie-instrument ontwikkelingsgericht te kunnen inzetten, zijn vijf extra indicatoren opgenomen. Deze indicatoren geven de richting van de ontwikkeling van de geobserveerde leerkracht naar vakbekwaam. Kritische handeling 1: Pedagogisch handelen in klassensituaties: Indicator: De leerlingen: Betrokkenheid van 33... zijn betrokken bij de les. leerlingen 34... tonen zich geïnteresseerd. 35... zijn actief op leren gericht. Kritische handeling 2: Omgaan met verschillen Indicator: De leerkracht: Aanleren van leer strategieën 31... vraagt leerlingen na te denken over strategieën bij de aanpak. Indicator: Afstemmen van instructie en verwerking op verschillen tussen leerlingen De leerkracht: 32... stemt de verwerking van de leerstof af op relevante verschillen tussen leerlingen. 4. De beoordeling van de starter De starter bouwt in de loop van de jaren een bekwaamheidsdossier op dat tijdens een assessment aanleiding en/of onderwerp van het criteriumgericht interview is. Een verplicht onderdeel van het assessment basisbekwaam is een gevalideerde observatie. De observatie is gevalideerd als de observatie door een gecertificeerde assessor (opleiding, werkveld of directeur) en met behulp van het observatie-instrument Basisbekwaam handelen of een van de door de PO-raad aangewezen observatie-instrumenten 6 wordt uitgevoerd. Bij de gevalideerde observatie wordt gedrag gemeten. Nadat de startende leerkracht bij de directeur van de school een assessment heeft aangevraagd wordt de datum van de observatie vastgelegd. 6 Zie: https://www.poraad.nl/files/werkgeverszaken/wijzer_over_zien_en_kijken.pdf 4
Voorafgaande aan de observatie stuurt de leerkracht de voorbereiding van de les op die de assessor komt observeren. Om de ontwikkeling naar leerkracht basisbekwaam zichtbaar te maken bouwt een startende leerkracht een bekwaamheidsdossier op. In dit bekwaamheidsdossier laat de starter zien de binnen de vier handelingen beschreven competenties op basisbekwaam niveau te beheersen, hoe de basisbekwaamheden onderhouden worden en welke school of scholen daartoe de mogelijkheden en middelen hebben geboden. De starter is verplicht naast een observatie die door een gecertificeerde assessor is uitgevoerd een eigen keuze van de bewijsstukken rondom de vier kritische handelingen én minimaal twee evaluaties van het observatie-instrument in het bekwaamheidsdossier op te nemen. De beoordeling tot leerkracht basisbekwaam wordt door het schoolbestuur vastgesteld. Deze vaststelling vindt plaats op basis van een advies door twee assessoren dat na afname van een assessment wordt gegeven. Het assessment kent twee pijlers: het bekwaamheidsdossier (waarin een gevalideerde observatie) en een criteriumgericht interview. Het behalen van het assessment geeft recht op vermelding in het lerarenregister 7. 7 Zie: https://www.registerleraar.nl/overregisterleraar 5
Bijlage 1 Het observatie-instrument beoordelend gebruikt Beoordeling van de kwaliteit van pedagogisch didactisch handelen De assessor die de observatie uitvoert krijgt voorafgaand aan de observatie de voorbereiding van de lesactiviteit. Na de observatie bespreekt de assessor die kort met de leerkracht en stuurt de schriftelijke beoordeling in pdf naar de leerkracht. De leerkracht plaatst de beoordeling in het bekwaamheidsdossier of portfolio. Naam medewerker Handtekening medewerker Schoolbestuur School Naam assessor Handtekening assessor Groep Datum observatie Beoordeling, per kritische handeling Voorzie de leerkracht middels een woordrapportage van ontwikkelingsgerichte feedback, door bij elke kritische handeling aan te geven welke aspecten de leerkracht al wel goed toepast en welke niet en geef suggesties hoe hij het basisbekwame niveau kan behalen. Ontwikkelingsgerichte feedback is vooral van belang bij de handelingen die nog niet/nauwelijks zichtbaar zijn. Het is voor de leerkracht belangrijk te weten of de beoordelaar het gedrag niet gezien heeft of van onvoldoende niveau vindt. Betekenis van de beoordeling: 1 betekent: het onderdeel is niet zichtbaar 2 betekent: het onderdeel is overwegend zwak 3 betekent: het onderdeel is meer sterk dan zwak 4 betekent: het onderdeel is overwegend sterk Beoordeling Pedagogisch handelen in klassensituaties : Omgaan met verschillen tussen leerlingen: Uitslag: niet voldaan/ voldaan/ goed 6
Kritische handeling 1: Pedagogisch handelen in klassensituaties De medewerker stimuleert als regisseur over het groepsproces doelgericht het pedagogische klimaat en draagt bij aan de sociale cohesie van de groep. Hij heeft daarbij zicht op randvoorwaarden en creëert een vertrouwensband met zowel individuele leerlingen als de groep als geheel. Daarnaast maakt hij kinderen mede-eigenaar van het leer-, werk- en groepsproces en stimuleert hen hierin initiatieven te nemen 8. Indicator: De leerkracht: Oordeel 1... toont in gedrag en taalgebruik respect voor leerlingen. 1 2 3 4 Veilig en 2... zorgt voor een ontspannen sfeer. 1 2 3 4 stimulerend 3... ondersteunt het zelfvertrouwen van leerlingen. 1 2 3 4 leerklimaat 4... zorgt voor wederzijds respect. 1 2 3 4 Efficiënte lesorganisatie 5... zorgt voor een ordelijk verloop van de les. 1 2 3 4 6... gaat tijdens de verwerking na of leerlingen de 1 2 3 4 opdrachten op een juiste manier uitvoeren. 7... zorgt voor een doelmatig klassenmanagement. 1 2 3 4 8... gebruikt de leertijd efficiënt. 1 2 3 4 Ontwikkelingsgerichte feedback 8 Zie: competentieprofiel kritische beroepssituatie 1: pedagogisch handelen in klassensituaties 7
Kritische handeling 2: Omgaan met verschillen Leerlingen verschillen van elkaar in mogelijkheden, kennis, vaardigheden, attituden en motivatie ten aanzien van de te behalen doelen. Omgaan met verschillen betekent dat de leerkracht zo goed mogelijk aansluit bij de leerbehoeften van individuele leerbehoeften van leerlingen, bij de instructie, verwerking, begeleiding en toetsing. Tijdens de inductiefase versterkt en concretiseert de medewerker de meest gebruikte vorm van omgaan met verschillen door interne differentiatie toe te passen. De medewerker gaat vanuit een positieve motiverende houding te werk. Naast aandacht voor het omgaan met en het ondersteunen van zogeheten risicoleerlingen, heeft hij aandacht voor de beste presteerders, diegenen die excelleren, uitblinken, talentvol of hoog intelligent en begaafd zijn. 9 Indicator: De leerkracht: Oordeel 9... geeft duidelijke uitleg van de leerstof. 1 2 3 4 10... geeft feedback aan de leerlingen. 1 2 3 4 11... betrekt alle leerlingen bij de les. 1 2 3 4 Duidelijke en 12... gaat tijdens de instructie na of leerlingen de leerstof 1 2 3 4 gestructureerde instructie 13 hebben begrepen.... bevordert dat leerlingen hun best doen. 1 2 3 4 14... geeft goed gestructureerd les. 1 2 3 4 15... geeft duidelijke uitleg van het gebruik van didactische 1 2 3 4 hulpmiddelen en opdrachten. 16... hanteert werkvormen die leerlingen activeren. 1 2 3 4 17... stimuleert het zelfvertrouwen van zwakke leerlingen. 1 2 3 4 Intensieve 18... stimuleert leerlingen om over oplossingen na te denken. 1 2 3 4 en activerende les 19... stelt vragen die leerlingen tot denken aanzetten. 1 2 3 4 20... laat leerlingen hardop denken. 1 2 3 4 21... zorgt voor interactieve instructie. 1 2 3 4 22... verduidelijkt bij de aanvang van de les de lesdoelen. 1 2 3 4 Ontwikkelingsgerichte feedback Indicator: De leerkracht: Oordeel Aanleren van 23... leert leerlingen hoe zij complexe problemen kunnen 1 2 3 4 9 Zie: competentieprofiel kritische beroepssituatie 2: Omgaan met verschillen tussen leerlingen 8
leerstrategieën vereenvoudigen. 24... stimuleert het gebruik van controle activiteiten. 1 2 3 4 25... leert leerlingen oplossingen te checken. 1 2 3 4 26... bevordert het toepassen van het geleerde. 1 2 3 4 27... moedigt kritisch denken van leerlingen aan. 1 2 3 4 28... gaat na of de lesdoelen werden bereikt. 1 2 3 4 Afstemmen van instructie en 29... biedt zwakke leerlingen extra leer- en instructietijd. 1 2 3 4 verwerking op verschillen tussen leerlingen 30... stemt de instructie af op relevante verschillen tussen leerlingen. 1 2 3 4 Ontwikkelingsgerichte feedback 9
Bijlage 2 Het observatie-instrument formatief gebruikt (Tussentijdse) evaluaties van de inductiefase Collega of starterscoach ontvangt van de leerkracht een ingevuld exemplaar (zelfevaluatie). De directeur of starterscoach vult de scores eveneens in en geeft feedback als verbetering gewenst is. Naam medewerker Schoolbestuur School Groep Naam Directeur/starterscoach/collega Datum Observaties observatie 1 O observatie 2 O observatie 3 O Evaluatie, overall De ontwikkeling van de medewerker tot basisbekwame leraar: verloopt zeer voorspoedig. verloopt voorspoedig. verloopt zorgwekkend, de medewerker vertoont weinig vooruitgang. verloopt zeer zorgwekkend, twijfel aan geschiktheid voor uitoefening van het beroep. Ontwikkelingsgerichte feedback overall: Evaluatie, per kritische handeling Voorzie de leerkracht middels een woordrapportage van ontwikkelingsgerichte feedback, door bij elke kritische handeling aan te geven welke aspecten de leerkracht al wel goed toepast en welke niet en geef suggesties hoe hij het basisbekwame niveau kan behalen. 10
Ontwikkelingsgerichte feedback is vooral van belang bij de handelingen die nog niet/nauwelijks zichtbaar zijn. Het is voor de medewerker belangrijk te weten of de beoordelaar het gedrag niet gezien heeft of van onvoldoende niveau vindt Betekenis van de beoordeling: 1 betekent: het onderdeel is niet zichtbaar 2 betekent: het onderdeel is overwegend zwak 3 betekent: het onderdeel is meer sterk dan zwak 4 betekent: het onderdeel is overwegend sterk De met * indicatoren zijn niet in het beoordelende observatieformulier opgenomen. Deze indicatoren zijn op de vervolgstappen gericht bedoeld. Zie pag. 4. 11
Kritische handeling 1: Pedagogisch handelen in klassensituaties De medewerker stimuleert als regisseur over het groepsproces doelgericht het pedagogische klimaat en draagt hij bij aan de sociale cohesie van de groep. Hij heeft daarbij zicht op randvoorwaarden en creëert een vertrouwensband met zowel individuele leerlingen als de groep als geheel. Daarnaast maakt hij kinderen mede-eigenaar van het leer-, werk- en groepsproces en stimuleert hen hierin initiatieven te nemen. Indicator: De leerkracht: Oordeel 1... toont in gedrag en taalgebruik respect voor leerlingen. 1 2 3 4 Veilig en 2... zorgt voor een ontspannen sfeer. 1 2 3 4 stimulerend 3... ondersteunt het zelfvertrouwen van leerlingen. 1 2 3 4 leerklimaat 4... zorgt voor wederzijds respect. 1 2 3 4 Efficiënte lesorganisatie 5... zorgt voor een ordelijk verloop van de les. 1 2 3 4 6... gaat tijdens de verwerking na of leerlingen de 1 2 3 4 opdrachten op een juiste manier uitvoeren. 7... zorgt voor een doelmatig klassenmanagement. 1 2 3 4 8... gebruikt de leertijd efficiënt. 1 2 3 4 Indicator: De leerlingen: Oordeel Betrokkenheid van 33*... zijn betrokken bij de les. 1 2 3 4 leerlingen 34*... tonen zich geïnteresseerd. 1 2 3 4 35*... zijn actief op leren gericht. 1 2 3 4 Ontwikkelingsgerichte feedback 12
Kritische handeling 2: Omgaan met verschillen Leerlingen verschillen van elkaar in mogelijkheden, kennis, vaardigheden, attituden en motivatie ten aanzien van de te behalen doelen. Omgaan met verschillen betekent dat de leerkracht zo goed mogelijk aansluit bij de leerbehoeften van individuele leerbehoeften van leerlingen, bij de instructie, verwerking, begeleiding en toetsing. Tijdens de inductiefase versterkt en concretiseert de medewerker de meest gebruikte vorm van omgaan met verschillen door interne differentiatie toe te passen. De medewerker gaat vanuit een positieve motiverende houding te werk. Naast aandacht voor het omgaan met en het ondersteunen van zogeheten risicoleerlingen, heeft hij aandacht voor de beste presteerders, diegenen die excelleren, uitblinken, talentvol of hoog intelligent en begaafd zijn. Indicator: De leerkracht: Oordeel 9... geeft duidelijke uitleg van de leerstof. 1 2 3 4 10... geeft feedback aan de leerlingen. 1 2 3 4 11... betrekt alle leerlingen bij de les. 1 2 3 4 Duidelijke en 12... gaat tijdens de instructie na of leerlingen de leerstof 1 2 3 4 gestructureerde instructie 13 hebben begrepen.... bevordert dat leerlingen hun best doen. 1 2 3 4 14... geeft goed gestructureerd les. 1 2 3 4 15... geeft duidelijke uitleg van het gebruik van didactische hulpmiddelen en opdrachten. 1 2 3 4 16... hanteert werkvormen die leerlingen activeren. 1 2 3 4 17... stimuleert het zelfvertrouwen van zwakke leerlingen. 1 2 3 4 Intensieve 18... stimuleert leerlingen om over oplossingen na te denken. 1 2 3 4 en activerende 19... stelt vragen die leerlingen tot denken aanzetten. 1 2 3 4 les 20... laat leerlingen hardop denken. 1 2 3 4 21... zorgt voor interactieve instructie. 1 2 3 4 22... verduidelijkt bij de aanvang van de les de lesdoelen. 1 2 3 4 Ontwikkelingsgerichte feedback Indicator: De leerkracht: Oordeel 23... leert leerlingen hoe zij complexe problemen kunnen 1 2 3 4 Aanleren van leerstrategieën 24 vereenvoudigen.... stimuleert het gebruik van controle activiteiten. 1 2 3 4 25... leert leerlingen oplossingen te checken. 1 2 3 4 13
Afstemmen van instructie en verwerking op verschillen tussen leerlingen Ontwikkelingsgerichte feedback 26... bevordert het toepassen van het geleerde. 1 2 3 4 27... moedigt kritisch denken van leerlingen aan. 1 2 3 4 31*... vraagt leerlingen na te denken over strategieën bij de aanpak. 1 2 3 4 28... gaat na of de lesdoelen werden bereikt. 1 2 3 4 29... biedt zwakke leerlingen extra leer- en instructietijd. 1 2 3 4 30... stemt de instructie af op relevante verschillen tussen 1 2 3 4 leerlingen. 32*... stemt de verwerking van de leerstof af op relevante 1 2 3 4 verschillen tussen leerlingen. 14