Formulier ten behoeve van het indienen van schriftelijke vragen als bedoeld in artikel 37 van het Reglement van Orde Verenigde Vergadering Delfland Peilbeheer en weidevogels Aanleiding De Algemene Waterschapspartij (AWP) Delfland vindt dat de zorg voor waterkwantiteit, waterkwaliteit en natuur samen horen te gaan. Vanzelfsprekend in- en om de sloten, maar ook in de weilanden tussen die sloten. Middels het vastgestelde peilbesluit beïnvloedt Delfland ook het grondwaterpeil in de weilanden, en daarmee de beschikbaarheid van wormen etc. als voedselbron voor weidevogels. Een hoog grondwaterpeil is vooral van belang tijdens de broedperiode in het vroege voorjaar. Later in het voorjaar heeft het waterpeil in de sloten om de weilanden invloed op het voedselzoeken door de kuikens. De AWP Delfland heeft de portefeuillehouder Voldoende Water, de heer Van den Berg, gevraagd of Delfland een afwegingskader heeft bij peilbesluiten, waarbij de belangen van weidevogels wordt meegewogen. Het schriftelijke antwoord uit het verzamelformulier voor de commissies van 5 november 2013, is hieronder geciteerd: Delfland heeft met de Delflandse Beleidsnota Peilbesluiten een afwegingskader voor de belangen van weidevogels in relatie tot de grondwaterstand. In de structuurvisie van de provincie Zuid-Holland zijn in Delfland (vooral in Mldden-Delfland) weidevogelgebieden aangewezen. Deze moeten worden beschermd. Bij plannen met significante negatieve effecten moeten deze effecten worden gecompenseerd. Voor specifieke situaties is een MERplicht. Bij de Delflandse peilbesluiten van de afgelopen jaren is - in samenspraak met natuurbeheerders - vooral bij natuurgebieden het belang van weide-vogels meegewogen in de afweging voor het peilenvoorstel. Bijvoorbeeld bij de peilbesluiten Ackerdijkse Plassen, Aalkeetbuitenpolder en de polder Noord-Kethel. Voor de overige polders die tevens weidevogel-gebieden zijn, is het belang van weidevogels indirect meegewogen in de peilafwegingen vanuit met name de agrarische natuurbeheerfunctie. Van significante negatieve effecten en compensatie daarvan is geen sprake geweest. De AWP Delfland heeft hierover de volgende vragen: Vragen 1. In het antwoord wordt gesteld dat: 'Delfland heeft met de Delflandse Beleidsnota Peilbesluiten een afwegingskader voor de belangen van weidevogels in relatie tot de grondwaterstand a. Klopt het, dat weidevogels en weidevogelproblematiek in relatie tot grondwaterpeil niet worden benoemd in de Beleidsnota Peilbesluiten? In de Beleidsnota Peilbesluiten is opgenomen dat een MER-plicht geldt wanneer: een peilverlaging van 16 cm of meer plaatsvindt in een gevoelig gebied of een weidevogelgebied dat groter is dan 200 ha. Deze situatie heeft zich in de peilbesluiten van de afgelopen jaren niet voorgedaan. Sinds 2011 is Delfland verplicht voor elke peilverlaging een vormvrije MER uit te voeren, waarin wordt nagegaan of er nadelige milieugevolgen zijn. In de toelichting worden de verschillende belangen en consequenties afgewogen. De toelichting geldt als een vormvrije MER. In de beleidsnota zijn wel beleidsuitgangspunten opgenomen om functies te faciliteren. De functie Weidevogels zoals benoemd in het 1
provinciale beleid vormt evenals natuur en ecologie één van deze functies. In beleidsuitgangspunt 1 staat dat bij de afweging van het peilvoorstel rekening wordt gehouden met ruimtelijke ontwikkelingen. Beleidsuitgangspunt 11 zegt dat aspecten met betrekking tot waterkwaliteit en ecologie een duidelijke plaats hebben in de afweging van het peilbesluit. Ook drooglegging voor de agrarische functie is één van de uitgangspunten (beleidsuitgangspunt 4). b. De AWP Delfland kan in de genoemde beleidsnota geen afwegingskader vinden, zoals aangegeven. Wél is er een afwegingskader voor flexibel peilbeheer. Wordt dit afwegingskader bedoeld? Zo nee, welk afwegingskader wordt dan bedoeld? Behalve het onder 1a genoemde kader, zijn in de beleidsnota geen uitgangspunten opgenomen ten aanzien van weidevogels. Het afwegingskader dat wordt bedoeld, is de in de beleidsnota opgenomen wijze waarop belangen worden geïnventariseerd, knelpunten worden bepaald en oplossingen voor het peilbeheer worden uitgewerkt. In (de toelichting op) het peilbesluit is deze belangenafweging opgenomen. Het belang van weidevogels komt hierin naar voren vanuit het provinciale beleid en de belangen die worden aangegeven vanuit het agrarische natuurbeheer of het terreinbeheer. Flexibel peilbeheer is niet primair bedoeld voor weidevogels, maar voor bijvoorbeeld waterkwaliteit. Flexibel peilbeheer wordt in elk gebied afgewogen als bijdrage aan waterkwaliteit- en waterkwantiteitsdoelstellingen van dat gebied (beleidsuitgangspunt 3). In voorkomende gevallen kan flexibel peilbeheer een nuttig instrument zijn, maar het voeren van een passend zomer- en winterpeil zou hier ook in voldoende mate aan kunnen bijdragen. c. Ook inde Evaluatie Beleidsnota Peilbesluiten zoals die op 3 december 2013 aan de commissie Waterveiligheid werd gepresenteerd kan de AWP Delfland geen afwegingskader voor de belangen van weidevogels vinden. Hoe zijn deze belangen in de evaluatie meegenomen? De Evaluatie Beleidsnota Peilbesluiten ziet op de inhoud van de beleidsnota zelf. Daarin zijn weidevogels niet specifiek benoemd. Wel is geëvalueerd hoe de provinciale belangen (waaronder weidevogels) zijn meegenomen in peilbesluiten. d. Door welke organisatie(s) wordt bewaakt, in het proces voorafgaand aan het vaststellen van het peilbeheer in een graslandpolder, dat voor weidevogels voldoende natte weilanden beschikbaar zijn in het vroege voorjaar? Delfland heeft geen taak in het beschikbaar maken van voldoende natte weilanden in het vroege voorjaar. Delfland weegt dit belang wel mee in het vaststellen van de peilen indien deze wens leeft vanuit het agrarisch natuurbeheer of de natuurterreinbeheerders. Delfland faciliteert middels het peilbeheer de functies in het gebied. 2. In de Beleidsnota Peilbesluiten is vastgelegd dat Delfland streeft naar flexibel peilbeheer, binnen een vooraf vastgestelde boven- en ondergrens. a. In welke graslandpolders is met het oog op weidevogelbeheer een flexibel peil ingesteld? En in welke graslandpolders niet, en wat is daarvan de reden? In de Aalkeet-Buitenpolder en NoordKethelpolder in speciale weidevogelreservaten, daarnaast is er in de Polder van Biesland een weidevogeldoelstelling naast een aangepaste vorm van landbouw. In de overige graslandpolders wordt een vast peil of zomer- en winterpeil gehanteerd. De reden is dat het belang van weidevogels in die gebieden gecombineerd moet worden met ande- 2
re functies en belangen zoals landbouw, oude bebouwing, wegen, tegengaan van maaivelddaling, bergingstekorten. Deze belangen leiden tot tegenstellingen met de introductie van flexibel peilbeheer. b. Wat is in de polders met flexibel peil ten behoeve van weidevogelbeheer gemiddeld het verschil tussen de boven- en ondergrens van het peil? In de Noord-Kethelpolder 25 cm In de Aalkeet-Buitenpolder 20 cm Natuurbeheerder Natuurmonumenten geeft aan dat het voorjaarspeil bepalend is voor de weidevogels. Mocht het peil in het voorjaar niet hoog genoeg zijn, zou er desnoods water ingelaten mogen worden. Het peil in de zomer en winter is minder van belang. Flexibel peil zoals door Delfland gedefinieerd, dat wil zeggen met een natuurlijke fluctuatie van het peil tussen een vastgestelde onder- en bovengrens, is voor weidevogels minder van belang. c. Is het verschil in boven- en ondergrens van het peil in de genoemde graslandpolders met flexibel peilbeheer voldoende om tot vernatting van de weilanden te komen in het vroege voorjaar (februari-april)? Zo ja, waarop baseert u deze veronderstelling? Zo nee, welke (beleids)maatregelen overweegt u om voor voldoende vernatting te komen in weidevogelgebieden in het voorjaar? In de winterperiode is het neerslagoverschot doorgaans voldoende om het peil tot de bovengrens van het flexibele peil te laten stijgen. Of de vernatting op de percelen ten gevolge van het gevoerde peilbeheer voldoende is voor een goede weidevogelstand is niet bekend. Evaluatie van het gevoerde peilbeheer zal in samenspraak met de natuurbeheerder (in ieder geval) plaatsvinden bij de herziening van de peilbesluiten. In zijn algemeenheid wordt ervan uitgegaan dat weidevogels gebaat zijn bij voldoende natte plekken in een gebied en dat daarom de wens is voor een zo hoog mogelijk peil. Een goede weidevogelstand is echter niet alleen afhankelijk van het oppervlaktewaterpeil maar van veel factoren die per gebied en locatie sterk kunnen verschillen. Natuurbeherende verenigingen of instanties kunnen met hun kennis over de lokale omstandigheden het beste aangeven welk peil gewenst is voor een goede weidevogelstand. 3. De provincie Zuid-Holland heeft in de structuurvisie een aantal weidevogelgebieden aangewezen. a. Op welke wijze is Delfland betrokken bij het aanwijzen van de weidevogelgebieden door de provincie Zuid-Holland? Zo ja, wat was de inbreng van Delfland? Zo nee, waarom werd Delfland niet betrokken? Delfland is betrokken geweest bij het opstellen van de provinciale Structuurvisie. Delfland is niet specifiek betrokken geweest bij of heeft inbreng geleverd op het aanwijzen van weidevogelgebieden. Delfland is vanuit het waterbeheer volgend op de functies die worden aangewezen. b. In welke polders liggen die weidevogelgebieden? Komen deze gebieden overeen met de polders genoemd in het antwoord op vraag 2a? Zo nee, kunt u de afwijkingen toelichten? In paragraaf 4.8.4 van de provinciale structuurvisie zijn de aangewezen weidevogelgebieden opgenomen. Zie het kaartje hieronder. 3
Hans Middendorp AWP Delfland c. Op welke andere wijze bevordert Delfland de weidevogelstand in de weidevogelgebieden? Het bevorderen van de weidevogelstand is geen opgave voor Delfland. Middels peilbesluiten wordt de functie weidevogels gefaciliteerd. Delfland heeft bij een aantal peilbesluiten met het peilbeheer de weidevogelfunctie gefaciliteerd, dit in samenspraak met de terreinbeheerder. Het verhogen van de waterstand heeft samen met het door de natuurbeheerder gevoerd beheerregime - een positief effect op de weidevogelstand. Uit tellingen van Natuurmonumenten in 2011 in gebieden van Natuurmonumenten in Delfland, blijkt dat de stand van de weidevogels met 52% is toegenomen. In de Aalkeetbuitenpolder bijvoorbeeld laten tellingen zien dat er een verdubbeling in aantallen is opgetreden ten opzichte van het jaar daarvoor. Het weidevogelgebied in de Noord- Kethelpolder liet een stijging van 68% zien. Ook ten aanzien van de inrichting van de bergboezem Berkel staat Delfland positief tegenover het faciliteren van weidevogels. Dit formulier per email richten aan de voorzitter van de Verenigde Vergadering van Delfland mvanhaersmabuma@hhdelfland.nl met afschrift aan de griffier hhoogweg@hhdelfland.nl 4
Datum en tijdstip ontvangst: 19 december 2013 8.50 uur DMS nr.: 1107014 5