De verheerlijking van lopende zaken tegen het licht gehouden 2 juni 2013 Tijdens de jaren 2010 en 2011 was er in België geen volwaardige federale regering. In 2012 leverde België wel de nodige structurele inspanningen. Je zou kunnen zeggen dat België in blessuretijd ging en scoorde. Dat waren de woorden van Olli Rehn, Europees Commissaris voor Economische en Monetaire Zaken afgelopen woensdag tijdens de persconferentie over het Europees Semester. Hij bevestigde hiermee de analyse dat ons land pas structureel orde op zaken kon stellen toen eind 2011 een volwaardige regering het roer overnam na meer dan anderhalf jaar lopende zaken. De conclusie van Olli Rehn staat in schril contrast met de lofzang op lopende zaken die Bart De Wever en Steven Vandeput dit weekend in de krant De Tijd hielden (01/06/2013). We waren beter af met lopende zaken, klonk het, een stelling die spijtig genoeg gebaseerd is op onjuiste en misleidende cijfers. 1. Belangrijk verschil in economische conjunctuur Een pure vergelijking van nominale cijfers houdt geen rekening met het verschil in economische conjunctuur tussen de periode van lopende zaken en daarna. Lopende zaken (2010-2011) kende een periode van economische heropleving na de crisis van 2009 met groeicijfers van 2,4% in 2010 en 1,8% in 2011. De huidige federale regering werd en wordt geconfronteerd met een nieuwe Europese economische crisis waarbij dient opgemerkt dat ons land het licht beter doet dan de rest van de eurozone. Concreet bedroeg de groei in 2012-0,2% in 2012. De verwachte groei in 2013 wordt geraamd op 0 tot 0,2%. De totale groei tijdens lopende zaken was dus 4.2%, terwijl die in 2012-2013 0% bedraagt. Dat verschil in economische groei heeft een belangrijke impact op de sociaaleconomische parameters en begrotingscijfers. Elke procent groeiverslechtering heeft immers een negatieve begrotingsimpact van 0,54% of in dit geval bijna 8 miljard euro in totaal. 2. Meer jobs, niet minder In tegenstelling tot wat de opiniebijdrage in De Tijd beweert, daalde het aantal jobs sinds eind 2011 niet met 16.000. Volgens de laatste cijfers van de Nationale Bank van België (NBB) en het Federaal Planbureau (FPB) was er een aangroei van de binnenlandse werkgelegenheid met 7.600 jobs in 2012 en wordt in 2013 een lichte groei met 1.200 jobs verwacht. Tabel 1: Binnenlandse werkgelegenheid (NBB, FPB) 2009 2010 2011 2012 2013 (x1000) 4.452,6 4.483,3 4.544,9 4.552,5 4.553,7 verschil (x1000) 30,7 61,6 7,6 1,2
3. Structureel begrotingssaldo verbetert met 1,5% in 2012-2013 De Europese Commissie kijkt vandaag in hoofdzaak naar de structurele begrotingsinspanningen die lidstaten leveren. Dat bleek vorige woensdag eens te meer toen Europees Commissaris Rehn toelichting gaf bij de evaluatie van de lidstaten in het kader van het Europees Semester. Met dit in het achterhoofd zou het ons land zuur opbreken om terug te gaan naar de periode van lopende zaken. In 2010-2011 werd namelijk een structurele begrotingsinspanning gerealiseerd van 0,4%. Een inspanning die door de huidige federale regering opgedreven is tot 1,5% in de periode 2012-2013. De structurele begrotingsinspanning die ons land vandaag levert, ligt dus bijna vier keer hoger dan in lopende zaken. Tabel 2: begrotingssaldi 2009-2013 (bronnen: Europese Commissie, Hoge Raad voor Financiën, NBB, FPB) %BBP 2009 2010 2011 2012 2013 nominaal saldo -5,6-3,8-3,7-3,9-2,7 nominaal saldo zonder Dexia -5,6-3,8-3,7-3,1-2,7 evolutie nominaal saldo zonder Dexia -4,6 1,8 0,1 0,6 0,4 1,9 1,0 structureel saldo -3,9-3,4-3,5-3,0-2,0 evolutie structureel saldo -1,8 0,5-0,1 0,5 1,0 0,4 1,5 BBP-groei -2,8 2,4 1,8-0,2 0 4,2-0,2 Elke begrotingskenner weet dat de impact van de economische conjunctuur een sterke impact heeft op de overheidsfinanciën. Daardoor is de nominale verbetering in periode 2010-2011 inderdaad beter omdat de economische groei een stuk hoger lag door de heropleving na de crisis van 2009. Tabel 3: Conjunctuurimpact 2008-2014 %BBP 2008 2009 2010 2011 2012 2013** 2014 BBP 1,0-2,8 2,4 1,8-0,2 0 1,2 nominaal saldo -1,0-5,6-3,8-3,7-3,9-2,9-3,1 waarvan conjunctuurimpact 1,0-1,1-0,4 0,0-0,6-1,0-0,8 structureel saldo -2,1-3,9-3,4-3,5-3,0-2,25-2,3 mio euro 2008 2009 2010 2011 2012 2013** 2014 BBP 346.375 340.777 356.125 369.836 376.983 384.365 394.625 nominaal saldo -3.464-19.084-13.533-13.684-14.702-11.147-12.233 waarvan conjunctuurimpact 3.554-3.680-1.538 0-2.239-3.944-3.196 structureel saldo -7.272-13.290-12.108-12.944-11.332-8.664-9.037 ** structurele verbetering 2013 is volgens EUCOM vandaag 0,75% maar federale regering engageert zich voor 1% 2
De conjunctuurimpact op de begrotingssaldi evolueerde als volgt (tabel 3): 2010: +2,14 mia (van -3,68 mia naar -1,54 mia 2011: +1,54 mia (van -1,54 mia naar 0) 2012: -2,24 mia (van 0 naar -2,24 mia) 2013: -1,71 mia (van -2,24 mia naar -3,95 mia) In de periode van lopende zaken (2010-2011) was er dus een positieve conjunctuur-impact op het begrotingssaldo van 3,68 miljard terwijl de huidige federale regering af te rekenen heeft met een negatieve conjunctuurimpact van 3,95 miljard op het saldo. Gecumuleerd is dat een verschil van bijna 8 miljard euro als gevolg van de internationale economische crisis en de lagere economische groei in de begrotingsjaren 2012-213. Het negeren van deze basisbegrotingsregel om daarna de prestaties van lopende zaken te verheerlijken getuigt van bijzonder grote onwetendheid of kwade trouw. 4. Historische saneringsinspanning met minder dan één derde fiscale ontvangsten De federale regering heeft op anderhalf jaar tijd de belangrijkste saneringsinspanning van de voorbije decennia doorgevoerd. Het zwaartepunt lag daarbij niet bij belastingmaatregelen zoals de oppositie bij herhaling verkeerdelijk aanvoert. Van bij het aantreden van de huidige federale regering tot aan de laatste begrotingscontrole (maart, 2013) werd 19,977 miljard gesaneerd. Minder dan één derde van deze historische saneringsinspanning gebeurde via fiscale inkomsten (29%), meer dan twee derde via besparingen (42%) en niet-fiscale inkomsten (29%) die op geen enkele manier het economisch weefsel aantasten. 3
De voornaamste besparingen gebeurden op de primaire uitgaven van de federale overheid (3,7 miljard) waarbij 1,7 miljard werd bespaard op de departementen en instellingen van openbaar nut, 500 miljoen op de overheidsbedrijven zoals NMBS en Bpost en 1,5 miljard op verschillende andere posten. In de gezondheidszorg werd tot dusver een besparingsinspanning van 3,4 miljard geleverd door de verlaging van de wettelijke groeinorm en nog eens 1,4 miljard extra besparingen door bijvoorbeeld het aanmoedigen van het gebruik van goedkopere geneesmiddelen. In de sociale zekerheid werd 1,4 miljard bespaard. Iets meer dan 200 miljoen aan besparingen werd gerealiseerd op de verschillende instellingen die in de sociale zekerheid actief zijn (bijv. mutualiteiten), meer dan 700 miljoen via een reeks hervormingen van de pensioenen en de arbeidsmarkt, denk aan het afbouwen in de tijd van werkloosheidsuitkeringen, het beperken van tijdskrediet en wachtuitkeringen, het verstrengen van het vroegere brugpensioen en het optrekken van de vervroegde pensioenleeftijd. Wat betreft de fiscale ontvangsten dient opgemerkt dat een groot deel van de federale ontvangsten doorgestort wordt naar de andere overheden: in 2013 wordt er 4% BBP doorgestort naar de sociale zekerheid en 8,7% BBP naar de gemeenschappen en gewesten. Belangrijk is ook dat de federale overheid nog steeds een factuur van bijna zes miljard euro (1,6% BBP) betaalt voor de pensioenen van de statutaire ambtenaren van de deelstaten. De gemeenschappen en gewesten zijn namelijk de enige overheden in ons land die de factuur van hun eigen statutaire ambtenaren doorschuiven naar het federale niveau. 5. Lopende zaken kende hogere reële groei van de uitgaven Een overzicht van de finale primaire uitgaven van elk overheidsniveau in 2013 aangeleverd door het Federaal Planbureau en gecorrigeerd voor overdrachten naar andere overheden, leert dat de federale overheid voor de uitvoering van haar kerntaken zoals politie en justitie evenveel budgettaire ruimte tot haar beschikking heeft dan de deelstaten. Federale overheid: 9,9% BBP Sociale Zekerheid: 22,4% BBP Gemeenschappen en Gewesten: 9,9% BBP Lokale overheden: 6,3% BBP Bij de zesde staatshervorming zal de budgettaire ruimte van de deelstaten nog eens met zo n twintig miljard worden uitgebreid. Ook de Nationale Bank heeft de reële groei van de uitgaven berekend, daarbij rekening houdend met de inflatie. Daaruit blijkt dat in de periode van lopende zaken de reële uitgavengroei van de gezamenlijke overheden in ons land 2,6% in 2010 en 2,7% in 2011 bedroeg. Vorig jaar, het eerste regeringsjaar van de huidige federale regering, kende de uitgaven een veel zwakkere groei van 0,8%. 4
6. Hogere uitgavengroei bij de deelstaten Interessant is bovendien de verdeling van de uitgavengroei van de verschillende overheden waartoe de Nationale Bank komt wanneer ze de uitgaven corrigeert voor de overdrachten van de federale overheid naar de andere overheidsniveaus. Tabel 4: Gecorrigeerde primaire uitgaven per deelsector van de overheid (bron: NBB) % tgo. voorgaande jaar 2008 2009 2010 2011 2012 Entiteit I 3,9 4,4 3,0 3,0 0,4 federale overheid 4,5 3,9 4,0 2,7-3,9 sociale zekerheid 3,6 4,6 2,6 3,2 2,2 Entiteit II 2,0 3,5 1,9 2,1 1,5 gemeenschappen en gewesten 2,5 3,7 1,8 1,9 1,3 lokale overheid 1,0 3,1 2,2 2,6 2,0 totaal 3,1 4,1 2,6 2,7 0,8 Uit deze vergelijking blijkt dat de primaire uitgaven van de federale overheid tijdens de periode van lopende zaken stegen met 2,7% in 2011 en met 4% in 2010. In 2012 daarentegen daalden de primaire uitgaven van de federale overheid met 3,9%, terwijl de primaire uitgaven van de deelstaten stegen met 1,3%. De uitgaven van de sociale zekerheid blijven stijgen als gevolg van de vergrijzingskosten en de impact van de economische crisis. Ook de Hoge Raad voor Financiën (HRF) heeft in haar laatste advies een raming gemaakt van de reële groei van de overheidsuitgaven gecorrigeerd voor onder meer inflatie en overdrachten. Hun conclusies sluiten aan bij deze van de NBB. Overigens, voor de periode 2000-2012 stegen de finale primaire uitgaven van de federale overheid volgens de HRF gemiddeld met 2,4%, terwijl bij de deelstaten de uitgaven met 2,7% stegen. Voor de periode 2013-2016 raamt de HRF dat de finale primaire uitgaven van de federale overheid zullen stijgen met 0,7% gemiddeld, terwijl voor de deelstaten een stijging van 0,8% gemiddeld wordt voorzien. Kortom, de stijging van de werkelijke uitgaven ligt hoger bij de deelstaten dan bij de federale overheid. 5
Conclusie Je hoeft geen grondwetspecialist te zijn om te weten dat enkel een regering met volheid van bevoegdheid de budgettaire en sociaaleconomische uitdagingen met de nodige slagkracht kan aanpakken. Ook de cijfers geven dat aan: de huidige federale regering levert in veel moeilijkere economische omstandigheden een structurele begrotingsinspanning die bijna vier keer hoger ligt dan tijdens lopende zaken en realiseert daarbij in tegenstelling tot de deelstaten een verlaging van de primaire uitgaven. Bovendien kwam pas op het moment dat een volwaardige federale regering aantrad een echte hervormingsdynamiek op gang: de pensioenhervorming werd op de rails gezet, de asielcrisis opgelost en de hervorming van justitie na jaren van praten in de praktijk gebracht. Het was niet de regering van lopende zaken maar de huidige federale regering die de meest verregaande arbeidsmarkthervorming van de laatste decennia doorvoerde met onder meer het afbouwen van de werkloosheidsuitkeringen in de tijd, het beperken van het tijdskrediet en het verstrengen van de wachtuitkeringen. Ook al kon dat werk door anderhalf jaar politieke crisis pas starten in de blessuretijd. 6