I Inleiding. 2 \iloon- en leefklimaat. 3 Geluidsnormen en afstanden

Vergelijkbare documenten
Van 24 naar 12 varianten voor de opstelling van windturbines in de A16-zone

Zienswijze van het Bewonersplatform VOOR DE WIND West-Brabant op de concept Notitie Reikwijdte en Detailniveau

L.S. Wij adviseren nogmaals de heroverweging van de plaatsing van windturbines op zee. Met vriendelijke groet namens de BHWP

2 e bijeenkomst klankbordgroep 20 december

Eerste officiële inspraak Windenergie A16

HSL REGIO BREDA. 1 Inleiding

Bescherming van de omwonenden tegen de geluidsoverlast van de HSL-Zuid

Windpark de Hoevensche Beemden te Halderberge Toetsingsadvies over het milieueffectrapport

Proactieve aanwijzing Windpark Kabeljauwbeek, Woensdrecht

ADVIES ONTWERP PIP WINDENERGIE A16

Buitenschoolse opvang aan de Van Ruysdaellaan 97. Memorandum

Windenergie in de Wieringermeer

Betreft: Zienswijze op Startdocument planmer Windenergielocatie No. 45 A12, De Balij

Nota zienswijzen, ontheffing hogere grenswaarden Wet geluidhinder Briellaerd Noord Onderwerp Voornemen Procedure Zienswijzen

Windinitiatief AkzoNobel. Bijeenkomst klankbordgroep 5 10 januari 2018 Sikkens Experience Center, Sassenheim

Bijlage 1. NOTA VAN BEANTWOORDING ZIENSWIJZEN Uitwerkingsplan Zevenhuizen-Zuid, fase 1

Waarom windenergie op land?

Nieuwsbrief Windenergie A16. Uitgave 11 April 2017

Nota van beantwoording zienswijzen NRD planmer behorende bij Energievisie

Bij brief van 13 december 2016, ingekomen op 13 december 2016, heeft u namens de GroenLinks fractie schriftelijke vragen gesteld.

Herstructurering Wind op Land provincie Noord-Holland

Bestemmingsplan Buitengebied Midden-Drenthe

Waarom dit windpark? Windplan Blauw. Energieakkoord 2020: Megawatt (MW) aan windenergie op land in 11 provincies

BELEIDSREGELS HOGERE WAARDE WET GELUIDSHINDER GEMEENTE HEUMEN

Ontwerp-structuurvisie, vastgesteld door Gedeputeerde Staten op

Geluid. De norm: 47 db L den

Raadsvoorstel. Agendapunt: 12b. Onderwerp: Bestemmingsplan Windturbines Netterden-Azewijn. Portefeuillehouder: wethouder F.S.A.

Antwoord Toelichting Antwoord Toelichting Antwoord Toelichting. instrumentarium geeft om goed op de windmolens om zo in %

Maatschappelijke Kosten- en Baten Analyse: energie uit wind en zon

Rapportage publieksbijeenkomsten

gemeente Steenbergen De Heen Dinteloord Kruisland Nieuw-Vossemeer Steenbergen Welberg

Besluit tot het vaststellen van een hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting (Wet geluidhinder)

Windenergie met beleid. Brief aan de raadsleden. Pl atform DUURZAME E N ERGIE W e st Br ab ant - 1 -

REACTIENOTA ZIENSWIJZEN BESTEMMINGSPLAN "CORRECTIEVE HERZIENING OP HERZIENING 4 - GEBIED TEN ZUIDEN VAN OOSTEIND (GOOTHOOGTE GLASTUINBOUW)"

Windmolens in de Beekbergsebroek

Nummer 3, juni 2011 Conclusies geluidsonderzoek: meer geluidsschermen langs Extra Gouwekruising

vastgesteld Wijziging Verordening ruimte ivm plan Sportpark Zegenwerp, Sint-Michielsgestel

Startbijeenkomst Klankbordgroep 21 november

REACTIENOTA ZIENSWIJZEN BESTEMMINGSPLAN ANDEREN DORP, NIJEND 18 (ZAAGWERKZAAMHEDEN)

Het college van burgemeesters en wethouders van Delft Ruimte & Economie Advies Postbus 78, 2600ME, Delft

Locatie: De ligging van het plangebied is weergegeven in onderstaande figuur.

Beantwoording technische vragen van dhr. Lathouwers (SP) over het bestemmingsplan Weginfrastructuur omgeving Eindhoven-Noordwest, Oirschot en Best.

Resultaat Windmolenenquête Wakker Emmen

Ontwerp Besluit Hogere waarden Wet geluidhinder 7 bouwkavels Tiendzone te Papendrecht

Nieuwsbrief over Windplan Groen

Windmolens in de Beekbergsebroek Draagvlak en betrokkenheid

Nota van Zienswijzen behorende bij het Bestemmingsplan Buitengebied Rucphen 2012, De Leijkens

Ontwerp-Besluit Hogere waarde Wet geluidhinder VLK: Verbindingsweg Ladonk-Kapelweg, Boxtel Aanvraag

Ontwerpbesluit tot vaststelling van hogere grenswaarden in Frankrijk en omgeving Glindweg ex artikel 110a van de Wet geluidhinder

Vragen bijeenkomst Windmolens 6 maart 2014

Nota zienswijzen vaststelling hogere waarden, Wet Geluidhinder, Oud Gastel Noord

Structuurvisie Windenergie gemeente Dordrecht

Afwijking van het bestemmingsplan

Onderwerp: Vaststelling Bestemmingsplan Windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding

Windenergie in Winterswijk

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG

Bestemmingsplan Bedrijventerrein Oosterhorn (Industrieterrein Delfzijl)

Dossiernr (Olo nr )

BESLUIT WET GELUIDHINDER

REACTIENOTA ZIENSWIJZEN BESTEMMINGSPLAN ANDEREN DORP, NIJEND 18 (ZAAGWERKZAAMHEDEN)

Zienswijze ontwerp-bestemmingsplan Molenweg 5-5a Hoogeloon

BESLUIT HOGERE WAARDEN WET GELUIDHINDER. Kenmerk Z

Beleidsregels t.b.v. het nemen van besluiten inzake hogere geluidsgrenswaarden als bedoeld in hoofdstuk VIIIA van de Wet Geluidhinder

Entiteit: Energiecoöperatie Dordrecht Datum: Project: Windturbine Krabbegors Versie: 1.0 Auteur: E. van den Berg Status: Concept

(Geluids-)overlast evenementen

1 Inleiding. Verslag. HaskoningDHV Nederland B.V. Transport & Planning

Nota Samenvatting en beantwoording zienswijzen. Bestemmingsplan Ambachtsschool

In de samenwerkingsovereenkomst (SOK) wordt de bestuurlijke voorkeur voor het Heemskerkalternatief uitgesproken.

mer windenergie Leeswijzer

MKBA Windenergie Lage Weide Samenvatting

Laagfrequent geluid van windturbines

Het vertrekpunt. 2016: Kennisontwikkeling college en raad. Twee themasessies. Voorbereiding Koersdocument.

Nota van Antwoord. Antwoorden op de inspraak op het. Voornemen om een milieueffectrapport (MER) op te stellen. Verbreding A58 St. Annabosch - Galder

REACTIENOTA ZIENSWIJZEN BESTEMMINGSPLAN ANDEREN DORP, NIJEND 18 (ZAAGWERKZAAMHEDEN)

Ontwikkelingsplan Hogewegzone Amersfoort

Op 31 januari 2017 heeft uw raad een aantal moties aangenomen. Met deze brief berichten wij u over de wijze waarop de afhandeling plaats zal vinden.

Windenergie Lage Weide.

Vragen Provincie Partij Hoe belangrijk vindt u dat er draagvlak van omwonenden is bij het plaatsen van windturbines?

Verruimde geluidsregels veroorzaken onaanvaardbaar veel hinder

De wind in de zeilen voor Dilbeek

Nota inspraak en vooroverleg Bestemmingsplan Bebouwde kom Hoogerheide Woensdrecht, 1 e herziening: Dorpsstraat 87

Registratienummer: Z / Vaststelling Reikwijdte en Detailniveau Windpark Haringvliet GO

Reactie op visie gemeente Venlo inzake Windturbinepark Greenport GvL/GvL/KS/OA BR

Datum 23 april 2014 Betreft reactie op analyse nut en noodzaak windenergie van de heer Lukkes

Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai

Waarom windenergie? Steeds meer schone energie Het Rijk kiest voor een betrouwbare en steeds schonere energieopwekking voor de samenleving.

behorende bij het besluit vaststelling Notitie Reikwijdte en Detailniveau Windplan Groen van 30 januari 2018, DGETM-EO/

Windenergie en geluid:

Tegen tenzij : de argumenten?

Voorkeursvariant Windpark Industrieterrein Moerdijk. Raadsinformatieavond 10 maart 2016

Windpark Wieringermeer

RAADSINFORMATIEBRIEF met beantwoording artikel 42 vragen 19R.00299

Windenergie in Wijk bij Duurstede

Gemeente Boekel AB/ Z/

Inspraak- en overlegnotitie crematorium Ter Borch

BIJLAGE 13 VERWERKING ADVIES COMMISSIE VOOR DE M.E.R.

Windturbinepark Hogezandse Polder, gemeente Cromstrijen

Van: Martijn Messing, zelfstandig adviseur, in samenspraak met deelnemers van de klankbordgroep.

Besluit hogere grenswaarden Wet Geluidshinder bestemmingsplan Partiele herziening bestemmingsplan Monnikenberg

Conclusie De zienswijze is ongegrond en leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.

Transcriptie:

Commentaar op de reactie van Gedeputeerde Staten op de zienswijze van het Bewonersplatform VOOR DE WIND West-Brabant Aan: Van: Contactpersoon: Datum: Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant Bewonersplatform VOOR DE WIND West-Brabant 18 januari2}lt I Inleiding De provincie Noord-Brabant heeft het plan om in2020langs de 416 30 tot 50 windturbines te plaatsen. Daartoe heeft zij in juli 2016 de concept Notitie Reitauijdte en Detailniueaz Q.trRD) gepubliceerd, waarop instellingen en bewoners hun zienswijze konden geven. Vervolgens heeft de provincie in december 2016 de Nota van Zienswijzen Q\vZ) gepubliceerd, waarin zij op overzichtelijk wijze en met precisie haar reactie geeft op de ingezonden zienswijzen. De onderhavige notitie becommentarieert de NvZ, voor zover deze nota een reactie geeft op de zienswij ze vaîhet Bewonersplatform VOOR DE WIND Ilest-Brabant. Dit commentaar bevat tevens andere provinciale reacties op de zienswijze van het bewonersplatform. 2 \iloon- en leefklimaat De NRD vermeldt op p. 5 (alinea onder de gemarkeerde tekst): "Naast het milieubelang weegt de provincie Noord-Brabant het belang van ruimtelijke aspecten, de landschaps- en energievisie, de maatschappelijke meerwaarde, aansluiting op elektriciteitsnet etc. mee in de besluitvorming." Het bewonersplatform miste in deze opsomming het facet woon- en leefklimaat. In de NvZ ($ A5) wordt daarop aldus gereageerd: "Het woon- en leefklimaat wordt in het MER (milieueffectrapport) vertaald naar de milieuaspecten die getoetst worden, met name: geluid, slagschaduw, veiligheid, gezondheid en landschap." Het zijn inderdaad deze gevolgen van de windturbines, die van grote invloed zijnop het woon- en leefklimaat van de bewoners. De NvZ geeft ons aanleiding om niet alleen het geluid, de slagschaduw, de horizonvervuiling en het landschap maar ook de sociale participatie, de maatschappelijke afweging en de planning van het windturbineplan in beschouwing te nemen. 3 Geluidsnormen en afstanden Het bewonersplatform bepleit inzlnzienswijze (p. 2) een minimaal aan te houden afstand van 1000 m tussen de windturbines en de woningen.deze afstand vloeit voort uit de berekeningen, die Nieuwenhuizen &, Köhl (2015) op basis van de Duitse en Deense geluidsnormen ten behoeve van de International EuroNoise 2015 Conference te Maastricht hebben gemaakt. Deze berekeningen zijn gebaseerd op een lijn van vijf windturbines met een tiphoogte van 148 m. Mocht de afstand van 1000 m in de Al6-zone niet haalbaar zijn, darr zien wij twee mogelijkheden: een verruiming van het onderzoeksgebied of het volgen van de geluidsnormen van Vlaanderen, dat dichter bevolkt is dan Nederland. De laatstgenoemde mogelijkheid komt neer op een aßtand van 850 m bij dezelfde uitgangspunten alsvoor Duitsland en Denemarken is aangehouden. Het bewonersplatform beschouwt de afstand van 850 m als een absoluut minimum.

2 De NvZ ($ F5) reageert op deze gedachtegang aldus: "Er is in Nederland geen algemene norm voor de afstand tussen windmolens en woningen. Vaste afstanden hebben het nadeel dat dit geen bescherming geeft tegen geluidsbelasting. Immers, er zijn veel verschillende windturbines met verschillende geluidsproducties. " Het bewonersplatform bepleit geenszins het hanteren van vaste afstanden. De wettelijke geluidsnormen alsmede de opstelling en de tiphoogte van de windturbines en de grondsituatie zijn bepalend voor de minimale aßtand tussen de windturbines en de woningen. Daarom hebben wij in onze zienswijze duidelijk de uitgangspunten voor onze stellingname aangegeven. De uit de Duitse, Deense en Vlaamse geluidsnormen afgeleide afstanden van 1000 en 850 m zijn gebaseerd op een lijnopstelling van vijf windturbines met een tiphoogte van 148 m in een bebouwd gebied. Zou de tiphoogte bijvoorbeeld 196 m zijn onder overig gelijkblijvende omstandigheden, dan zouden de afstanden 1500 enl275 m bedragen. Het bewonersplatform waagt slechts minimale afstanden aante houden, gegeven de opstelling en de hoogte van de windturbines en de grondsituatie. Uiteraard dient men zich aan de Nederlandse geluidsnormen te houden. Wij kunnen aantonen, dat dit het geval zal zijnbij de door ons bepleite afstanden. Zoals wij in onze zienswüze (p. 2) hebben aangegeven, heeft de Nederlandse geluidsnorrn van 47 db L.n het grote bezwaar, dat het op een jaargemiddelde is gebaseerd. Dit betekent bijvoorbeeld, dat de windturbines in een periode met veel wind geluid van meer dan 47 db L s mogen genereren, zolang dat in een andere periode met weinig wind gecompenseerd wordt met geluid van minder dan 4ldB L s. Dit bezwaar wordt nog vergroot door de mededeling van het Kennisbericht Windturbines (2015) van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu, dat om ernstige geluidshinder en slaapverstoring te voorkomen de geluidsnorm ongeveer 40 db L6e Ítoet zijn. De noffn van 47 db L.n kent nog een extra geluidsnorrn voor de nacht, namelijk 41 db L g 1 gemiddeld per jaar. Deze extra norm lijkt extra bescherming te bieden, maar dat is slechts schijn, omdat een overschrijding van deze nachtnorm met een overschrijding van 47 db L g, gepaard gaat. De bewoners kunnen dus door de Nederlandse normstelling langdurig aan ernstige geluidsoverlast bloot worden gesteld. De NvZ ($ F5) acht (vaste) afstanden een nadeel voor de bescherming van de bewoners, maar het bewonersplatform acht daarentegen juist de Nederlandse geluidsnortnen een nadeel voor de bescherming van de bewoners. Het is in dit verband opvallend, dat de Duitse, Deense en Vlaamse geluidsnormen geen jaargemiddelden zijn maar harde grenswaarden, die niet overschreden mogen worden, zodatzij de bewoners ook uit dien hoofde een betere bescherming bieden. Op de bijeenkomst over de NvZ op 14 december 2016 werd van provinciale zijde de juistheid van de afstanden in twijfel getrokken, zoals zij door Nieuwenhuizen & Köhl voor Duitsland, Denemarken en Vlaanderen berekend zijn.daarbij werd verwezen naar het Kennisbericht Windturbines (2015) van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu, dat ook de steun van de Nederlandse Vereniging Omwonenden I(indturbines (NLVOW) zou hebben. Minister Schultz schreef namelijk op grond van dit kennisbericht aan de Tweede Kamer in juli 2015, dat de Nederlandse geluidsnorm "niet duidelijk afwijkend is van norrnen in andere Europese landen" en dat die "geen wijzigingen behoeft" (NRC vant september 2015).Deze mededeling gaf de NRC aanleiding om het Ministerie met de afwijkende conclusies in het artikel van Nieuwenhuizen & Köhl te confronteren. De woordvoerster van het Ministerie reageerde daarop door te stellen, dat de berekeningen van Nieuwenhuizen & Köhl over de

J afstand van windmolens tot woningen "bij het vaststellen van het kennisbericht nog niet gereed" waren en dus niet zijn meegenomen. Het Kennisbericht l4/indturbines vermeldt, dat de NLVOW hieraan heeft meegewerkt. De NLVOW heeft ons echter laten weten, dat zij zich uit de organisatie van het kennisbericht heeft teruggetrokken, omdat het Ministerie weigerde de geluidsnorrnen in de Europese landen uit te werken. Een correcte uitwerking zou onder meer de bevindingen van Nieuwenhuizen & Köhl hebben opgeleverd. De afhoudende houding van het Ministerie heeft ons aanleiding gegeven om hier meer inhoudelijk op de kwestie in te gaan. Het Kennisbericht Windturbines deelt mede: "Er is in Europese landen een grote variatie aan welk geluidniveau wordt beoordeeld en waar de grenswaarden liggen, maar meestal liggen deze 's nachts op ongeveer 35 tot 45 db(a)." Hieruit volgt geenszins, dat de Nederlandse geluidsnorm "niet duidelijk afwijkend is van norrnen in andere Europese landen", zoals minister Schultz stelt. Het maak wel degelijk uit, of de geluidsnorln een harde grenswaarde (Duitsland, Denemarken en Vlaanderen) is dan wel een jaargemiddelde (Nederland). De range van 35 tot 45 db(a) duidt op grote verschillen in grenswaarde, waarbij bedacht moet worden, dat een verhoging van 3 db(a) een verdubbeling van de geluidsenergie impliceert. Volledigheidshalve zij opgemerkt, dat de samenvatting van het kennisbericht stelt: "De Nederlandse norm is niet duidelijk afwijkend van norrnen elders in Europa." In de paragraaf "Grenswaarden elders in Europa" wordt deze conclusie terecht niet getrokken. De samenvatting dekt derhalve niet de eigenlijke tekst van het kennisbericht. Het kennisbericht stelt terecht, dat voor een goede vergelijking van de geluidsnormen niet alleen de grenswaarden maar ook de rekenmethode in beschouwing moet worden genomen. Het kennisbericht geeft echter over de rekenmethode geen informatie; daarvoor kan men wel terecht bij het artikel van Nieuwenhuizen & Köhl (een Nederlandse en een Duitse akoesticus). Bovendien geeft dit artikel een preciezer inzicht in de geluidsnormering dan het kennisbericht. De fractie Lokaal Brabant van Provinciale Staten van Noord-Brabant heeft in de Statenvergadering van 16 december 2076 eenmotie ingediend, waarin Gedeputeerde Staten verzocht wordt om: o in de MER V/indenergie 416-zone als minimaal afstandscriterium de waarde van 850 m op te nemen indien de tiphoogte van de te plaatsen windmolens 150 m is; o in de MER Windenergie 416-zone als minimaal afstandscriterium de waarde van l2l5 m op te nemen indien de tiphoogte van de te plaatsen windmolens 200 m is;. de variant zoals aangedragen door de centrale commissie MER op de te nemen in de MER studie. De vermelde afstanden zijn gebaseerd op de genoemde studie van Nieuwenhuizen & Köhl. Gedeputeerde Van Merrienboer (PvdA) ontraadde de motie, omdat de normen voor de afstand uit de MER-studie zouden volgen en daarmee situatiespecifiek zouden zijn. Het bewonersplatform is het met de zienswijze van de gedeputeerde niet eens. De MER-studie levert afstanden op, maar er zijn nonnen nodig om ze op hun aanvaardbaarheid te kunnen beoordelen. Later heeft de gedeputeerde zich ook op dezewijze tegenover het bewonersplatform geuit.

4 De wettelijke geluidsnorm is een jaargemiddelde van 47 db L6.n en daarmee kan de aanvaardbaarheid van de afstanden worden beoordeeld. Zoals is opgemerkt, geeft deze norm onvoldoende bescherming. Daarom vraagt het bewonersplatform om daarnaast minimale afstanden aan te houden op basis van de Duitse, Deense en Vlaamse geluidsnormen, rekening houdend met de opstelling en de hoogte van de windturbines en de grondsituatie. Dit verwoordt de toelichting op de motie van Lokaal Brabant. Indiener heeft de motie aangehouden. Het bovenstaande samenvattend stelt het bewonersplatform vast, dat de Nederlandse geluidsnormen weliswaar ten volle gerespecteerd dienen te worden, maar dat binnen deze wetgeving het gewenst en mogelijk is minimale afstanden als aanvullende nortnen aan te houden. De minimale aßtandenzijn geen vaste afstanden maar aftrankelijk van de opstelling en de tiphoogte van de windturbines en de grondsituatie. Het bewonersplatform fundeert kwantitatief de minimaal aante houden afstanden op de studie van Nieuwenhuizen & Köhl (2015) ten behoeve van International EuroNoise 2015 Conference te Maastricht. 4 Cumulatie van geluid De NvZ ($ Fl) concludeert: "Cumulatie van windturbinegeluid met andere geluidsbronnen wordt voor alle te onderzoeken alternatieven inzichtelijk gemaakt in het MER." Het bewonersplatform kanzichgeheel in deze conclusie vinden. Terecht deelt de NvZ ($ Fl) mede, dat de Nederlandse wetgeving geen specifieke norlnen kent voor de gecumuleerde geluidsbelasting van verschillende geluidsbronnen. De wet- en regelgeving van de overheid voorziet echter wel in kwalificaties van de cumulatieve geluidsbelasting ter beoordeling van de aanvaardbaarheid; zie onderstaande tabel. van de cumulatieve Geluidsbelasting (etmaalwaarde) Kwalihcatie < s0 db(a) Goed s0 - ss db(a) Redelijk ss - 60 db(a) Matig 60-6s db(a) Tamelijk slecht 6s -70 db(a) Slecht > 70 db(a) Zeer slecht In de 416-zone doen zich drie geluidsbronnen voor: Al6 (geluidsnorm 50 db L.n gemiddeld per jaar), de HSL (geluidsnorm 55 db L g gemiddeld per jaar) en de windturbines (geluidsnorm 47 db L s gemiddeld per jaar). Zou de werkelijke geluidsbelasting precies met de geluidsnortnen overeenkomen, dan zou de cumulatieve geluidsbelasting tussen 55 en 60 db(a) uitkomen en dus de kwalificatie "matig" worden toegekend. Gezien de huidige overschrijding van de geluidsnorm door de HSL op T2locaties in West- Brabant (Movares, 2014) en gezien de kwalificaties "tamelijk slecht", "slecht" efi"zeet slecht" van de cumulatieve geluidsbelasting van 152 woningen in de gemeente Breda ten gevolge van de 416 en de HSL (Akoestisch rapport, 1998), is de berekening van de cumulatieve geluidsbelasting van de 416, de HSL en de windturbines alleszins gerechtvaardigd. De vraag stelt zich, op welke wijze de provincie beleidsmatige conclusies zal trekken uit de berekende cumulatieve geluidsbelasting van diverse locaties.

5 5 Geluidsmeting en handhaving De NvZ ($ Fl) stelt: "Indien in de praktijk blijkt dat de gerealiseerde windmolens niet aan de norrnen voldoen kan een handhavingstraject worden opgestart en zullen maatregelen moeten worden getrotfen om alsnog te voldoen aan de wettelijk vastgestelde normen." Het bewonersplatform is van oordeel, dat na het in werking treden van de windturbines de provincie geluidsmetingen moet laten verrichten. Dit is nodig, omdat de bewoners zelf niet kunnen controleren, of de geluidsnormen daadwerkelijk gerespecteerd worden. Zouuit metingen blijken, dat de geluidsnormen worden overschreden, dan dient tot handhaving te worden overgegaan. Indien minimale afstanden tussen de windturbines en de woningen worden aangehouden, zoals het bewonersplatform voorstaat, kunnen de bewoners de afstanden zelf controleren. Dit geeft een betrouwbare indicatie, of de geluidsnormen worden gerespecteerd. 6 Slagschaduw, horizonvervuiling en landschap De afstand tussen de windturbines en de woningen is van wezenlijke invloed op het ervaren van slagschaduw en horizonvervuiling. Immers een grotere afstand betekent minder slagschaduw bij de woningen en verzacht de horizonvervuiling voor de bewoners. Uit dien hoofde is het van groot belang, dat de door het bewonersplatform bepleite afstanden worden aangehouden. De NvZ ($ F6) steltr "In de Verordening Ruimte 2014 geeft de provincie Noord-Brabant aan dat zij het bouwen van windmolens in de kleinschalige cultuurlandschappen van Brabant niet wenselijk acht en uitsluit. In de grootschalige landschappen zijn windmolens wel passend." Het bewonersplatform merkt in dit verband op, dat de A,l6-zone in hoge mate kleinschalig van karakter is, zodat op grond van de stellingname van de provincie daar nauwelijks windturbines geplaatst kunnen worden. Daar komt nog bij, dat het negatieve effect van windturbines op vogels en vleermuizen zich vooral in kleinschalige landschappen voordoet. De NvZ ($ H) stelt: "In het stedelijke gebied zorgt de bebouwing er voor dat slechts op bepaalde plekken zicht is op de windmolens en zelden het gehele windpark in beeld is." Het bewonersplatform vreest, dat deze verwachting een geflatteerde weergave van de toekomstige werkelijkheid geeft, omdat de windturbines met tiphoogtes van 150 tot200 m ver boven de bebouwing uitkomen en dientengevolge een allesoverheersend beeld zullen geven. 7 Sociale participatie en maatschappelijke afweging De NvZ ($ El) stelt: "De provincie en de 4 gemeenten zijnvan mening dat 'sociale participatie' niet alleen "idealisten" aanspreekt ) maar veel grotere groepen omwonenden en inwoners, omdat bij de organisatie van de stichting en de uitvoering van projecten de lokale gemeenschap per definitie betrokken is." Het bewonersplatform is van oordeel, dat de sociale participatie enkel de omwonenden moet betreffen, omdat zij de lasten van de windturbines dragen. Het is voor andere bewoners aantrekkelijk de voordelen in ontvangst te nemen zonder de lasten te dragen. Het aanbieden van voordelen aan een lokale gemeenschap, waarvan het merendeel van de inwoners de lasten van de windturbines niet ondervindt, kan ontaarden in

6 het omkopen van deze gemeenschap. Dat kan de sociale cohesie van de gemeenschap ernstig aantasten. Het bewonersplatform bepleit in zijn zienswijze (p. 5) het opstellen van een maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA). Het gaat immers om een groot project met hoge maatschappelijke kosten, niet alleen in hnanciel e zin, maar ook in termen van geluid, slagschaduw, veiligheid, gezondheid en landschap. Daar staan maatschappelijke baten tegenover, zoals financiële opbrengsten. Het voordeel van windenergie is, dat de kostenpost " COz-uitstoot" niet van toepassing is, zoals bij elektriciteitscentrales op steenkool of gas. Een complicatie van windenergie is de benodigde reservecapaciteit van centrales op steenkool of gas, die bij lage windsnelheden moet worden ingezet om in de elektriciteitsbehoefte te voorzien. Dit gaat gepaard met COz-uitstoot. Een andere mogelijkheid is de import van duurzaam opgewekte elektriciteit uit het buitenland. Een MKBA heeft op de toekomst betrekking, zodat ook de toekomstige windsnelheid in beschouwing moet worden genomen. De publicaties van het CBS (2012) en het Vlaams Instituut voor de Zee (2011) wijzen op een trendmatig dalende gemiddelde windsnelheid op land. Daar komt nog bij, dat volgens het Algemeen Dagblad van 14 november 201 6 de helft van alle windturbines binnenkort hun subsidie zullen verliezen, datze daarom niet meer rendabel zijn en dat bijna de helft van die helft gesloopt zal worden. De NvZ ($ E2) stelt met betrekking tot de MKBA: "Het instrument MKBA wordt vooral ingezet door het rijk om de financiële haalbaarheid van grote projecten af te wegen." Dit is een misvatting. Een MKBA heeft, zoals de M in MKBA aangeeft, op de maatschappelijke kosten en baten betrekking en niet op definanciële haalbaarheid. De maatschappelijke kosten en baten omvatten immers ook de kosten en baten buiten de financiële sfeer. In het licht van de energietransitie is het maatschappelijke aspect van wezenlijke betekenis. Het opstellen van een MKBA voor de opstellingsalternatieven van de windturbines kan dan ook niet gemist worden. Het kan tevens een hulpmiddel zijn bij het selecteren van het voorkeursalternatief. De NvZ ($ E2) stelt verder: "In een MER wordt veelal een veel gedetailleerdere effectbepaling en afweging gemaakt (dan in een MKBA). Uiteraard zullen de kosten van de verschillende alternatieven ook betrokken worden bij de afiveging in een MER." Het grote voordeel van een MKBA is, dat van de opstellingsalternatieven van de windturbines het maatschappelijke rendement is te berekenen, wat bij een MER niet mogelijk is. De NvZ zegt, dat wel de kosten van de alternatieven in de afweging betrokken worden, maar dat betreft enkel de financiële kosten. Hieruit blijkt wederom, dat een MKBA in aanvulling op het MER niet gemist kan worden. I Planning De NvZ ($ G) meldt, dat het in2016 aangevangen vleermuisonderzoek in het voorjaar en de zomer van2017 met een veldonderzoekzal worden aangevuld. Voorts is een onderzoek naar watervogels in de winter van20l7 gepland. Wij vragen ons af, hoe de resultaten van deze onderzoeken in het MER opgenomen kunnen worden, dat volgens de planning op l juli 2017 wordt gepubliceerd. De NvZ ($ G) meldt tevens: "'Wanneer de voorkeurslocaties bekend zijn, wordt tot slot nog een veldonderzoek in het kader van de flora- en faunawet uitgevoerd op locatieniveau." Op 1

7 juli2017 wordt een besluit over het voorkeursalternatief genomen. Dat betekent, dat de resultaten van dit veldonderzoek niet in het op 1 juli uit te brengen MER opgenomen kunnen worden. Er is echter gepland, dat het concepñoorkeursalternatief half april2}l7 wordt vastgesteld. Indien dit concept leidend is voor het veldonderzoek, zijn hiervoor 2/z maand beschikbaar, voordat het MER op I juli 2017 wordt gepubliceerd. 9 Afsluiting Zoals wij in de inleiding hebben opgemerkt, geeft de Nota van Zienswijzen de reactie van de provincie op de ingezonden zienswijzen op overzichtelijk wijze en met precisie weer. Nochtans hebben wij kritische opmerkingen gemaakt inzake de geluidsnoñnen en afstand, de cumulatieve geluidsbelasting, de geluidsmeting en handhaving, de slagschaduw, horizonvervuiling en landschap, de sociale participatie en maatschappelijke afweging, alsmede de planning van het windturbineplan. Het bewonersplatform verwacht, dat de provincie met deze opmerkingen rekening zal houden bij het opstellen van het MER, de selectie van het voorkeursalternatiefen de concrete invulling van andere relevante onderwerpen voor het windturbineplan. Daartoe werkt het bewonersplatform graag samen met de provincie. Referenties Algemeen Dagblad, 1 4 novemb er 2016. CBS (2012), Hernieuwbare energie in Nederland 2012,pp.42-43. Eynde, van den D. (2011), En wat met de stormen, worden die talrijker ervof krachtiger?, De Grote Rede 30, Vlaams Instituut voor de Zee, pp. 10-1 1. Gemeente Breda (1998), Akoestisch Onderzoek Tracébesluit HSL-Zuid, Al6, A58. Ministerie van Infrastructuur en Milieu (2015), Kennisberich [4rindturbines, pp. 1, 8 en 9 alsmede bijlagen A en B. Movares (2014), HSL-Zuid Eindanalyse. Doelmatíge moøtregelen,pp.87 en 91. Nieuwenhuizen,E. & M. Köhl (2015), Differences in noise regulations for wind turbines in four European countries,international EuroNoise 2015 Conference, Maastricht, pp. 333-338. -t.vr ljrr""

LEESWIJZER u Commentaar op de reactie van Gedeputeerde Staten op de zienswijze van het Bewonersplatform VOOR DE WIND West-Brabant Geachte lezer, Gedeputeerde Staten hebben hun reactie op de ingediende zienswijzen in de Notq van Zienswijzen verwoord. Een aantal fracties van Provinciale Staten heeft ons gevraagd commentaar te geven op de provinciale reactie op de zienswijze van het bewonersplatform. Aan dit verzoek voldoen wij graag. Wij achten het van belang dit commentaar aan Gedeputeerde Staten te richten. Tevens wordt het commentaar aanprovinciale Staten, wethouders en gemeenteraden, wijk- en dorpsraden en de pers toegezonden. Het commentaar van het bewonersplatform betreft geen eenvoudige materie. Dat komt, doordat het betrekking heeft op gecompliceerde zaken, die relevant zijn voor een beoordeling van het provinciale windturbineplan in de 416-zone. Het verdient daarom aanbeveling het commentaar zorgvuldig te lezen en er niet met hoge snelheid doorheen te racen. De volgende onderwerpen komen aan de orde:. woon- en leefklimaat (g 2); o geluidsnorrnen en afstand ($ 3); o cumulatie van geluid ($ a); o geluidsmeting en handhaving ($ 5);. slagschaduw, horizonvervuiling en landschap ($ 6); o sociale participatie en maatschappelijke afweging ($7); o planning ($ 8). Deze onderwerpen worden in principe steeds op dezelfde wijze behandeld. Er wordt eerst uit de Nota van Zienswijzen geciteerd. Vervolgens wordt aangetoond, waarom de provinciale reactie naar onze mening niet juist is. Tenslotte volgt een conclusie. In enkele gevallen wordt van dit grondpatroon omwille van de duidelijkheid afgeweken. Het belangrijkste onderwerp is "geluidsnorrnen en afstand" ($ 3). Het belang van dit onderwerp is hierin gelegen, dat het van grote invloed is op de kwaliteit van het woon- en leefklimaat. Doordat in het commentaar de relevante gedeelten van de Nota van Zienswijzen letterlijk worden aangehaald (met verwij zing naar de desbetreffende paragraaf), kan het commentaar zonder raadpleging van de Nota van Zienswijzen gelezenworden. Het bewonersplatform houdt zich aanbevolen voor op- en aanmerkingen naar aanleiding van het commentaar. Daartoe kan men zichtot de contactpersoon richten, wiens gegevens aan het einde van het commentaar vermeld staan. Met vriendelijke groet, Voorzitter Bewonersplatform VOOR DE WIND V/est-Brabant