DIESTSEVEST 40 3000 LEUVEN TEL. +32(0)16 28 66 01 FAX +32(0)16 28 66 09 ONDERHOUD MET INFORMATEUR KRIS PEETERS 10 KRACHTLIJNEN VOOR EEN TOEKOMSTGERICHTE EN DUURZAME VLAAMSE LAND- EN TUINBOUW 11 juni 2009 De land- en tuinbouw is een belangrijke economische sector in Vlaanderen en wil als dusdanig erkend worden. De Boerenbond vraagt aan de Vlaamse Regering om bij elk besluitvormingsproces met impact op de land- en tuinbouw rekening te houden met de economie van de sector in zijn geheel en van individuele bedrijven. Om de uitvoering van de doorbraken te verzekeren, lanceert Vlaanderen in Actie het Pact 2020. Alle maatschappelijke partners ondertekenden het Pact en engageerden zich om de 20 doelstellingen uit het Pact te realiseren tegen 2020. Binnen doelstelling 5, Ondernemerschap engageerden de partners zich tot het volgende: In 2020 heeft Vlaanderen een performante landbouw die de vergelijking kan doorstaan met de Europese landbouweconomische topregio s. Tegen 2020 zal in Vlaanderen het landbouwareaal uit het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen juridisch verankerd zijn met het oog op rechtszekerheid inzake exploitatie. en binnen doelstelling 18, Overheid tot het volgende Een efficiënte en kwaliteitsvolle overheid en regelgeving draagt in 2020 op structurele wijze bij tot het welzijn en de welvaart van de bevolking. De beleidssuggesties van de Landelijke Beweging werden gebundeld in het Memorandum van 15 december 2008 voor de Vlaamse Verkiezingen. Dit Memorandum blijft de referentie voor de beleidssuggesties van de Boerenbond Landelijke Beweging (zie bijlage). Voor wat het internationale en Vlaamse Landbouwbeleid betreft wordt de essentie van het Memorandum samen gevat in 10 krachtlijnen. Inhoud 1. Administratieve vereenvoudiging en verlaging van de controledruk 2. Vlaams Landbouwinvesteringsfonds (VLIF) 3. Onderzoek en ontwikkeling 4. Het Europees Gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) 5. Versterking van de concurrentiepositie 6. De uitstroom uit de sector 7. Landbouw en Ruimtelijke ordening 8. Landbouw en Milieu 9. Landbouw en Natuur 10. Landbouw en Waterbeheer
1. Administratieve vereenvoudiging, geïntegreerd controlebeleid en een draagbaar handhavingsbeleid op land- en tuinbouwbedrijven. Ondanks de inspanningen voor vereenvoudiging blijft de administratieve last op de bedrijven zeer groot. Landbouwbedrijven zijn KMO s die niet beschikken over administratieve medewerkers. Met deze realiteit moet rekening gehouden worden. Verdere administratieve vereenvoudiging op land- en tuinbouwbedrijven moet een absolute beleidsprioriteit worden, met duidelijk meetbare doelstellingen en realisaties. De Boerenbond vraagt om de administratieve last op de land- en tuinbouwbedrijven in de komende regeerperiode met 50 % te reduceren. De controledruk op onze bedrijven is zeer groot. Controles zijn nodig maar moeten draagbaar blijven. Land- en tuinbouwbedrijven krijgen controles van de meest uiteenlopende administraties en controlediensten, meestal zonder onderlinge afstemming. De Boerenbond vraagt om een kadaster aan te leggen van alle controles op landbouwbedrijven. Op basis van dit kadaster moeten controleprogramma s geïntegreerd worden en moeten het aantal controles gerationaliseerd worden. De Europese norm moet daarbij de referentie zijn. Ook het handhavingsbeleid moet worden geëvalueerd. Naar aanleiding van soms kleine tekortkomingen worden land- en tuinbouwers geconfronteerd met een opeenvolging van sancties en administratieve boetes. Wat voor de ene dienst geen sanctie waard is, is dat voor de andere wel. Administratieve boetes moeten in verhouding staan tot de draagkracht van bedrijven. Voor bedrijven die door eigen onvermogen in een uitzichtloze situatie terechtkomen moet een bemiddelaar aangesteld worden die bemiddelt de betrokken bedrijven en de overheid. 2. Een krachtig investeringsbeleid. Tijdens de voorbije legislatuur werd een sterk en efficiënt investeringsbeleid gevoerd door de uitbouw van het VLIF. Het bestaande systeem van investeringssteun en rentesubsidie moet behouden blijven en ter beschikking staan van alle aanvragers. De Boerenbond dringt erop aan om de budgettaire inspanning voor het VLIF op hetzelfde peil te behouden. Jonge agrarische ondernemers, groeimogelijkheden voor bedrijven en innovatieve projecten verdienen extra aandacht. De defiscalisering van de VLIF-steun voor onze landbouwondernemingen blijft daarbij een belangrijke prioriteit. 3. Een toekomstgericht R & D- en Innovatiebeleid. Onderzoek en ontwikkeling leggen de basis voor innovatie in de land- en tuinbouwsector. Voor de primaire productie zijn voldoende overheidsinvesteringen in onderzoek en ontwikkeling essentieel. Dat wordt ook internationaal erkend. De specifieke KMO-structuur van onze land- en tuinbouw maken sectorgefinancierd O & O beleid minder evident. De aanwezigheid van voldoende open onderzoek is erg belangrijk. De Boerenbond vraagt om bijkomende middelen te voorzien voor de basisfinanciering van de praktijk- en landbouwcentra en om het aandeel van landbouw voor toegepast onderzoek op te waarderen. Bijkomend zal de Boerenbond zelf een inspanning doen voor financiering vanuit de sector. Innovatie is de basis voor evolutie en verdere diversificatie. Voor wat dit laatste betreft, zal het strategische plan voor de bio-landbouw onverkort uitgevoerd worden.
4. Nood aan een sturend Gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) Om ten alle tijde voedselzekerheid te garanderen en in te spelen op maatschappelijke eisen en verwachtingen aan een redelijke prijs voor de consument, moet de eigenheid van de landbouwsector worden erkend en de land- en tuinbouwer een leefbaar inkomen kunnen verwerven. Het GLB instrumentarium moet een voldoende en stabiel prijsniveau opleveren voor onze landen tuinbouwers. Directe inkomenssteun, actief marktbeheer en een stimulerend plattelandsbeleid vormen daarvoor de geëigende instrumenten. Bovenstaande doelstellingen en middelen dienen als basis en verantwoording om het financieringsniveau van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) minstens op peil te houden op lange termijn (indexatie) met een volwaardige 1ste pijler die Europees gefinancierd wordt zonder bijkomende modulatie of nationale medefinanciering. Het engagement tot 2013 voor bedrijfstoeslagrechten gebaseerd op het historisch model. 5. Versterking van de concurrentiepositie Naast ondersteuning van samenwerkingsverbanden binnen het VLIF, vragen we de uitvoering van het actieplan samenwerking, dat in 2007 door de Vlaamse overheid werd uitgewerkt. Concreet vraagt de Boerenbond dat de overheid coöperatieve afzetstructuren en samenwerkingsverbanden actief ondersteunt en de bestaande discriminaties wegwerkt. De positie van de primaire sector in de keten moet worden gevrijwaard en versterkt. De Boerenbond vraagt een actieve inbreng van de Vlaamse Regering in de zoektocht naar garanties voor een eerlijke prijsvorming in de keten. 6. De uitstroom uit de sector Elke sector heeft nood aan een goede natuurlijke doorstroming, ouderen die hun beroepsloopbaan beëindigen en jongeren die hun plaats innemen. Door de gewijzigde omstandigheden en de zware impact van de economische crisis kunnen sommige land- en tuinbouwbedrijven zodanig in moeilijkheden geraken dat er geen uitzicht meer is op de uitbouw van een rendabel bedrijf. Deze realiteit mag niet langer ontkend worden. Het beleid moet erop gericht zijn om de uittreding te begeleiden. 7. Landbouw en Ruimtelijke Ordening Het ruimtelijke ordeningsbeleid mag de rechtszekerheid van burgers en bedrijven niet systematisch op de helling zetten. Een essentieel punt is het respecteren van de wettelijke termijnen bij het afleveren van de stedenbouwkundige vergunningen. Bijzondere aandacht dient eveneens besteed aan het lopende en het toekomstige afbakeningsproces en aan het vergunningenbeleid. De Boerenbond vraagt garanties voor de uitvoering van het huidige Ruimtelijke Structuurplan Vlaanderen en de afbakening van 750.000 hectaren agrarisch gebied. Indien herbevestigd agrarisch gebied een andere bestemming zou krijgen, dan vraagt de Boerenbond dat de oppervlakte gecompenseerd wordt.
Tenslotte moet het structuurplan voor alle grootschalige projecten (water- en nietwatergebonden), flankerende maatregelen voor de land- en tuinbouw voorzien die bij vookeur decretaal verankerd zijn. Binnen een agrarisch gebied dient de landbouwsector maximale ontwikkelingskansen te krijgen. De Boerenbond vraagt meer rechtszekerheid voor landbouwers in het agrarisch gebied. 8. Landbouw en Milieu Het Vlaamse milieubeleid dient resultaatgericht te zijn, rekening houdend met de sociaaleconomische context en de reeds geleverde inspanningen. Bij implementatie van de Europese milieuregelgeving in de federale of Vlaamse wetgeving moet strengere normering dan EU (zgn. gold plating) worden vermeden. De land- en tuinbouwsector kan een effectieve bijdrage leveren tot een oplossing van de klimaatverandering. De Boerenbond vraagt een billijke verdeling van de inspanning tussen de verschillende maatschappelijke actoren en economische sectoren, waarbij rekening gehouden wordt met de inspanningen uit het verleden. Het huidige mestdecreet en zijn uitvoering zijn dermate ingewikkeld geworden, dat continu vereenvoudiging absoluut noodzakelijk is. De rol van de mestbank moet verder uitgebreid worden in de zin van begeleider en ondersteuner van de land- en tuinbouwer. Het volgende actieplan moet tijdig en in overleg met de sector worden voorbereid en uitgewerkt, waarbij volgende punten essentieel zijn: Behoud perceelsderogatie; Verhoging stikstofbemesting op grasland en erkenning mesteffluent als kunstmest; Ontwikkeling van bemesting in de volle gronds groententeelt. 9. Landbouw en Natuur De landbouwsector wil mee haar verantwoordelijkheid opnemen inzake natuurbeheer. Het realiseren van natuurwaarden in landbouwgebied moet steeds berusten op vrijwilligheid. Deze vrijwilligheid moet o.a. gestimuleerd worden door beheersovereenkomsten. Daarbij moet de landbouw blijvend erkend blijven als hoofdactiviteit. Omdat de implementatie van de instandhoudingsdoelstellingen een grote impact zal hebben op de landbouw in Vlaanderen, wil de Boerenbond daar nauw bij betrokken worden. Voor de Boerenbond is het essentieel dat de uitbreiding van de habitats beperkt blijft tot de speciale beschermingszones. Bijkomende maatregelen buiten de speciale beschermingszones kunnen enkel in afspraak met de betrokken actoren en rekening houdend met de geldende ruimtelijke bestemming. Er dient een afstemming te gebeuren met de ruimtelijke ordening. Buiten de speciale beschermingszones moet bij voorrang gebruik gemaakt worden van de bestaande instrumenten.
10. Landbouw en Waterbeheer Bij het opstellen en concretiseren van de grootschalige beleidsplannen dringt de Boerenbond aan op realistische doelstellingen die de bestaanszekerheid van de land- en tuinbouwbedrijven maximaliseert en de hinder voor de omliggende landbouw minimaliseert. De komende jaren zullen in het kader van een integraal waterbeheer stapsgewijze op het terrein diverse beheersplannen (per deelbekken, bekken en stroomgebied) worden uitgevoerd. Onder verwijzing naar het advies van de SALV dringt de Boerenbond aan op een goede samenwerking met de actoren in een participatieve benadering. Een goede kostenbaten analyse, goede economische onderbouwing moeten de basis vormen voor het beleid. Uit het Sectoraal plan Ruimings- en Baggerspecie blijkt een inhaalbeweging noodzakelijk voor het ruimen van onbevaarbare waterlopen. Een realistisch ruimingsbeleid moet met extra financiële middelen de opgelopen achterstand inhalen. De dalende grondwatertafel leidt tot een stringenter vergunningenbeleid voor het oppompen van grondwater. De overheid dient in probleemgebieden wateraudits te ondersteunen en alternatieve waterwinnings- en bevoorradingsmogelijkheden (bv. een grijswatersysteem) te stimuleren.