KENNISPROJECT ONTWERP EN ONDERZOEK VOOR DE NAOORLOGSE STAD. Verslag 2 e bijeenkomst 5 november 2004 Sociologie en ontwerp

Vergelijkbare documenten
Hollands glorie in Turkije. Identiteit & Branding van gebieden. Willem Sulsters, HRO kenniskring Transurban, Ontwerp & Sociologie, 5 november 2004

Gebiedsontwikkeling. The Missing Link. Een gebied op de kaart zetten met identiteit

Wij bundelen onze kennis en krachten om mensen met een woonwens én locaties met elkaar te verbinden.

Communicatie vastgoedbeleid. Studiedag Implementatie vastgoedbeleid corporaties 17 januari 2008

Reputaties op drift. Corpovenista 18 oktober Willem Sulsters

Opgave en. toekomstperspectief EEN NIEUWE TOEKOMST

16 april Schetsdag Zwarte Hond Kristal project Loevesteinlaan II

wijkontwikkelingsvisie ubach over worms

Participatie Oost Boswinkel versie

Bijlage 8.8: Professionele leergemeenschappen (Verbiest, 2012)

Handleiding Cultuur Canvas

Beleidsplan cultuureducatie OBS de Driepas

PRACTICUM PROCESMANAGEMENT. Open inschrijving

Piter Jelles Strategisch Perspectief

Op zoek naar ruimtelijke interventies ter verbetering van de ruimtelijke en sociale structuur van

Aan de raad AGENDAPUNT 4. Doetinchem, 30 mei 2007 ALDUS VASTGESTELD 7 JUNI Dynamische woningmarktscan

Naslagwerk KOERS. Producten van dit documenten zijn:

WHITEPAPER Nl-ANALYSE

Proces- en onderzoeksinstrumenten programma OV-knooppunten

December De WoonTafel. Visie delen voor verbetering tijdens AWB Woontafel. De kansen van ketensamenwerking. Mede mogelijk gemaakt door

Onderzoek Van regels naar relaties

CALL#2 GEZONDE WONINGMARKT

Wijkontwikkelingsplan Transvaal, Den Haag. Bezoek projectorganisatie Leon, Nicaragua 26 september 2006 Presentatie Willem Sulsters

Blauwhoed en Juli grijpen kans historische vesting Brielle te completeren :03

Onderzoeksvraag Uitkomst

NEDERLAND WORDT ANDERS LEARNING FROM LOWLANDS

De burgemeester, Mr. J.H.C. van Zanen

Hieronder per onderdeel een korte omschrijving, een foto en reacties van deelnemers over dat onderdeel.

Wonen naar leefstijl. André Ouwehand Onderzoeksinstituut OTB, TU Delft Challenge the future. Delft University of Technology

M3H Werkwijzer Het bouwen

Cultureel opdrachtgeverschap

De woonbeleving en -wensen van de bewoners in Zuid Holland (DGOT 2018)

Dutch Coastline Challenge. Op weg naar 2 e Bijeenkomst 22 juni 2017

De Strip. Fris je geheugen op.

De interne communicatieadviseur

Profielschets Raad van Commissarissen stichting TBV Vastgesteld op

VESTIGINGSVISIES. Dak Huis Thuis Open Huis Icoon. open huis JOUW VOORKOMEN MAAKT DE PLEK, MAAR DE PLEK MAAKT OOK JE VOORKOMEN

Tijd rijp voor verplichte scheidingsbemiddeling

DIGITALE GESPREKSHULP.

Werkconferentie woensdagmiddag 24 april Erfgoednota Leiden Startdocument voor hoofdthema Stad van (internationale) kennis en collecties

COMMUNICATIE LAB WEST Nr. 2 #GEDEELDEBUURT

Zingeving & Psychische Gezondheidszorg

COMMUNICEREN VANUIT JE KERN

10 Principes 29 september 2015

Duiden, verbinden en vakmanschap

Visie en werkwijze participatie van ouderen in het Ben Sajetcentrum

Startnotitie Visie winkelcentra Heemstede- fase 2

Programma Zelfbouw Rotterdam

Over sociale media, positieve psychologie en gezondheid: een impressie

Communiceren en Improviseren. Omgaan met dynamiek en complexiteit bij de ontwikkeling en implementatie van een gezondheidsinterventie W.M.A.

SKPO Profielschets Lid College van Bestuur

De kracht van een goede opdracht

Welkom. Workshop Thuis in portiek of flat

10 Innovatielessen uit de praktijk 1

Gezamenlijk doel participatie:

waar is ruimte in de stad?

IDENTITEIT als KATALYSATOR

Bloemkoolwijken Onderzoek >>>

STIJLEN VAN BEÏNVLOEDING. Inleiding

Wisselwerking sociale en technische aspecten in lokale collectieve initiatieven. Stellingen:

Van beleid naar uitvoering Van beleidsplannen en de dingen die voorbij gaan

Ouderen, als basis voor stedelijke vernieuwing

Onderzoeksopzet. Marktonderzoek Klantbeleving

Zin en betekenis van (kennis)valorisatie belicht en toegelicht (av)

Digibiz en Stevens Van Dijck realiseren dynamische en aansprekende website

10 onmisbare vaardigheden voor. de ambtenaar van de toekomst. 10 vaardigheden. Netwerken. Presenteren. Argumenteren 10. Verbinden.

Internetpanel Dienst Regelingen

Showcase. Jouke de Jong Lageweg PA Noordlaren mobiel Wat doe je

MVO-Control Panel. Instrumenten voor integraal MVO-management. Intern MVO-management. Verbetering van motivatie, performance en integriteit

De zomerschool als campus. Inleiding

Cultureel Perspectief in Rijswijk

Verslag #FusieDialogen NUOVO Schoonoord

Themabijeenkomst Stedelijke kavelruil. Stedelijke herstructurering Gerard Rodewijk 16 maart 2017

DE MELKFABRIEK ONZE MISSIE IN 10 PRINCIPES

In opdracht van Multi Vastgoed, Johan Matser en Bam Vastgoed. Leidse Rijn Centrumplan, Utrecht

Bijlagen: ontwerpbesluit (het rapport Omgevingsonderzoek provincie Noord- Holland is u al in december '97 toegestuurd).

Visie Iedereen inspireren om hun ultieme geluk te bereiken.

Geven en ontvangen van steun in de context van een chronische ziekte.

Pedagogisch beleid in Brede School de Waterlelie, Prinsenhof te Leidschendam

Verduidelijkende nota van de beoordelingscommissie sociaal-artistiek werk

Integraal waarderen. Een (blijvende) discussie. Maartje de Boer. Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed

Coöperatie en communicatie:

De focusgroepen gaven ons in het verleden al een antwoord op volgende kernvragen:

Leerling Gezel Meester Feedback. Zet in een kortcyclisch proces creatieve ideeën, specificaties en concepten om tot werkende prototypes

Ketenintegratie in de bouw: beter, sneller en goedkoper

DE BUSINESS CASE VAN PLACEMAKING

NAGELE. programmaboekje

Re-Job E-Book Take-Off

Wie doet er mee en hoe zit het met ICT? Energie besparen in het hoger onderwijs

De Netwerkvitaliteitsmeter Een korte toelichting op het meten van de netwerkvitaliteit

Profielschets. Directeur-bestuurder Woningbouwvereniging Compaen

Programma Regionaal Platform 20 april 2016 Locatie: Van der Valk Hotel, Aalsterweg 322 te Eindhoven

Duurzaamheidbalans en RFSC Ervaringen Tilburg. Wordt Tilburg daarmee duurzamer?

Gezondheidsachterstanden. Gelijke kansen voor iedereen

Bijlage 4. Procesvoorstel samenspraak Voorweg-Noord

Zelfdiagnostische vragenlijst verandercompetenties

We houden van de constant veranderende stad, ze fascineert ons. We willen haar mooier maken. Duurzaam. Stoer. Eigenzinnig.

INTERNATIONAAL MAATSCHAPPELIJK VERANTWOORD ONDERNEMEN: ONDERZOEK

Profielschets van de omvang en samenstelling van de Raad van Commissarissen en zijn leden

Presentatie evaluatie RAP

Transcriptie:

KENNISPROJECT ONTWERP EN ONDERZOEK VOOR DE NAOORLOGSE STAD Verslag 2 e bijeenkomst 5 november 2004 Sociologie en ontwerp

SOCIOLOGISCH ONDERZOEK BIEDT ZICHT OP SUBJECTIEVE WAARDES IN TE VERNIEUWEN WIJKEN Sociologisch onderzoek in naoorlogse wijken kan op verschillende schaalniveaus en op verschillende momenten in het proces plaatsvinden. Nieuwe vormen van onderzoek als het leefstijlenonderzoek en branding kunnen daarbij inzicht bieden in welke subjectieve waardes in een wijk van belang zijn. De vertaalslag van deze noties in concrete stedenbouwkundige ontwerpen is echter niet eenvoudig te maken. Dat werd duidelijk tijdens de tweede bijeenkomst van de reeks expertmeetings, die de Kenniskring TransUrban van de Hogeschool Rotterdam hield over de relatie tussen ontwerp en onderzoek in de naoorlogse stad. Dat er geen eenduidige schakel is tussen sociologisch onderzoek en ontwerp, komt omdat de plek in het proces en het type opgave (beleidsniveau of project) verschillende vormen van onderzoek vereisen. Zo is het moment waarop het onderzoek wordt verricht, van groot belang. Een opdrachtgever zou idealiter met een gebiedsanalyse zijn programma moeten definiëren. Te vaak echter vindt in de herstructurering het onderzoek pas plaats na bestuurlijke vaststelling van de opgave. Een tweede oorzaak voor de moeizame schakel is dat het onderzoek op het gebied van stedenbouwkundige en architectonische productinnovatie nog verder ontwikkeld kan worden. Op dit niveau dient sociologisch onderzoek vooral sociaal-ruimtelijk onderzoek te zijn. De wisselwerking tussen sociologisch onderzoek en ontwerp kan dan zowel interdisciplinair als volgtijdelijk zijn. De deelnemers aan de expertmeeting concludeerden verder dat onderzoek en ontwerp in de herstructurering een continu karakter moeten hebben, waarbij voortdurend de op het moment zelf aanwezige kwaliteiten centraal staan. Endry van Velzen, initiatiefnemer van de expertmeetings, benadrukte ter introductie van de tweede bijeenkomst in de reeks dat de wisselwerking tussen ontwerpers en onderzoekers met name in de stedelijke vernieuwing zeer aan de orde is. Ontwerpers werken hier in een interessante omgeving met veel krachten. Bij de bepaling van de opgave zijn vele disciplines betrokken en ook de ontwerpers zelf kunnen hier een inbreng leveren. In tweegesprekken met ontwerpers en onderzoekers proberen we hun onderlinge relatie scherper te krijgen. Dat doen we aan de hand van concrete cases uit de Rotterdamse regio. Niet toevallig zijn dit steeds naoorlogse gebieden. Hier vindt de komende jaren immers de grootste vernieuwing plaats. Reputatie versterken André Ouwehand, onderzoeker bij OTB Delft, presenteerde de eerste case. Hij deed sociologisch onderzoek in Holy- Zuidoost in Vlaardingen. Hieruit kwam naar voren dat de identiteit en reputatie van de wijk een sleutelrol spelen in de herstructurering, ook in de uitvoering. Omdat identiteit niet zomaar even kan worden gemaakt, moet de aanpak aansluiting zoeken bij de aanwezige kwaliteiten in Holy-Zuidoost. Daarbij is expliciet aandacht nodig voor de sociale samenhang en structuren. Met name voorzieningen kunnen een wijk versterken en op de kaart zetten. Andere conclusie was dat de diversiteit in de bevolkingssamenstelling als gegeven moet worden beschouwd. Maak van deze dynamiek juist je kracht, zoals is gebeurd in de Bijlmer dat zich heeft gepresenteerd als de wijk voor de zwarte middenklasse, stelde Ouwehand. De aanpak in Holy-Zuidoost bestaat uit een bloksgewijze aanpak met een stevige sociale inzet. Er is een grote participatie van bewoners, waarbij de traditionele huurdersvereniging weinig aandacht krijgt. Verder is gekozen voor extra beheer en is er veel aandacht voor de collectieve ruimten. Ouwehand stelde desgevraagd dat zijn onderzoek hieraan niet zozeer heeft bijgedragen, maar dat het wel een duidelijke uiting was een andere benadering bij de opdrachtgever. Aanvankelijk was er een sterke top-down benadering vanuit het strategisch voorraadbeleid. Vervolgens heeft de opdrachtgever zich gerealiseerd dat hij sterk moest inzetten op de bewoners. Het onderzoek is daar een gevolg van. Er was in Holy-Zuidoost overigens geen interdisciplinaire aanpak waarbij onderzoekers en ontwerpers samenwerkten. De stedenbouwkundige studies vonden in aparte sessies plaats. Branding Willem Sulsters van WSA procesarchitectuur & management ging in op de methodiek van identiteit en branding van gebieden. Deze wordt momenteel toegepast in vier pilotprojecten in de Zuidvleugel van de Randstad. De projecten bestaan uit vier fasen: een historische analyse van de gebiedseigen identiteit, het formuleren van de kernwaarden (of het merk ) door middel van branding, het doen van woningmarktonderzoek en het opstellen van een gebiedsvisie. Eén van de pilotprojecten vindt plaats in Hoogvliet. Hier is de identiteit vastgesteld en is een brandbook gemaakt met kernwaardes, die onder meer wordt uitgedrukt in beelden van wie zijn wij en wie zijn wij niet. Deze verwijzen naar wat de stakeholders waarderen in de wijk en hoe men met elkaar omgaat. In de marktanalyse door The SmartAgent Company zijn de kernwaardes omgezet in kansrijke woonmilieus in Hoogvliet. Hiermee ontstaat, aldus

Sulsters, een vloeiende en toetsende overgang van onderzoek naar ontwerp of de randvoorwaarden voor het ontwerp. De marktanalyse leverde zes kansrijke leefarrangementen op: drie basisarrangementen (beschermde collectiviteit, convenience en thuis in de stad) en drie arrangementen die geëtaleerd moeten worden omdat ze een niche in de markt vertegenwoordigen (private woonwijk, woonplein en vrijstaat). Uit de analyse bleek ook dat de belangstelling voor het wonen in Hoogvliet, door het aanbod van de zes leefarrangementen, opeens twee keer zo groot werd dan voorheen. De methode verruimt dus het marktpotentieel. De laatste schakel in het proces is het omzetten van de leefarrangementen in (ontwerpen voor) woonmilieus en de koppeling aan concrete locaties in de wijk. Omdat de herstructurering al aan de gang was, is er tevens een match gemaakt tussen al lopende projecten en leefarrangementen. De toegevoegde waarde van het onderzoek in Hoogvliet is volgens Sulsters dat daarmee immateriële waarden naar boven zijn gekomen die een belangrijke inspiratiebron kunnen vormen voor het ontwerp. De herstructurering vindt ook plaats in een bestaande situatie, wat grenzen stelt aan de maakbaarheid. De aanpak zou zich daarom moeten richten op het profileren van al bestaande lokale samenlevingspatronen. Ook bieden de geformuleerde kernwaardes, aldus Sulsters, aanknopingspunten voor bijvoorbeeld het welzijnsprogramma of het onderwijs. Interessante vraag in Hoogvliet is overigens of de al opgeleverde projecten en de bewoners daarvan passen in het later gemaakte schema van de leefarrangementen. Vaak blijken tussen de woonvoorkeuren van mensen en hun uiteindelijke vestigingsgedrag grote verschillen te kunnen bestaan. Metaforen uitwisselen Na de twee presentaties gaf gespreksleider Maurits Klaren een nadere toelichting op het thema van de middag. Hij ging in op een Amerikaanse publicatie, getiteld Exchanging Metaphores, met essays over de relatie tussen architectuur en wetenschap. Volgens deze publicatie zijn de twee zeer afhankelijk van elkaar. Ze beïnvloeden elkaar wederzijds maar komen desondanks nauwelijks tot elkaar. Van hun haat-liefdeverhouding hebben ze lang geprofiteerd. Architecten en wetenschappers lenen schaamteloos elkaars metaforen, waarmee ze hun wederzijdse afhankelijkheid verder versterken. Volgens de publicatie staat architectonisch onderzoek lichtjaren af van wetenschappelijk onderzoek. De uitwisseling tussen de twee beperkt zich tot metaforen. Toch kan dit heel inspirerend zijn, aldus Klaren. En misschien is dit ook een goede manier om met elkaar de discussie aan te gaan. Klaren formuleerde twee stellingen met betrekking tot de relatie tussen onderzoek en ontwerp: als de herstructurering uit moet gaan van het bestaande, maar tevens ruimte moet scheppen voor dynamiek, is een interdisciplinaire aanpak nodig om hiervoor de benodigde kennis te verwerven. In de vorige bijeenkomst was er een zekere consensus dat onderzoekers en ontwerpers met elkaar moeten samenwerken, maar een volgtijdelijke aanpak (ontwerp volgt na onderzoek) is ook mogelijk; onderzoeksresultaten kunnen voor ontwerpers de werking hebben van inspiratiebron, achtergrondinformatie of dwangbevel. Op basis hiervan kwam Klaren tot vier gespreksthema s: wat is de betekenis en het nut van sociologisch onderzoek in het ontwerpproces; om wat voor soort onderzoek en op welk schaalniveau gaat het bij de relatie tussen onderzoek en ontwerp; hoe om te gaan met subjectieve elementen (opvattingen en ideologieën) bij onderzoekers en ontwerpers; hoe hard is de invloed van onderzoek op het ontwerp? Is het bijvoorbeeld een onderdeel van het programma van eisen? Te veel productontwerp De deelnemers aan de expertmeeting gaven een eerste reactie op de geformuleerde thema s en de twee presentaties. Leeke Reinders van het OTB in Delft beet de spits af. Hij stelde dat tussen sociologie en ontwerp een soort tweespalt bestaat. De architectuur verhoudt zich slecht tot de samenleving. Architectuur is namelijk statisch en de samenleving is dynamisch. Een gebouw krijgt daardoor een tweede leven, dat door de bewoners of gebruikers zelf wordt bepaald. Architecten moeten daar meer rekening mee houden. Ze moeten meer aandacht hebben voor de alledaagse ruimten en de sociale dimensie in hun ontwerpen. Het architectuuronderwijs besteedt hieraan te weinig aandacht. Volgens Reinders vergelijken architecten hun product vaak met kunst, maar anders dan een schilderij kun je het niet weghangen. Architecten moeten daarom heel zorgvuldig omgaan met hun verantwoordelijkheid naar de samenleving. Dat je met architectuur de sociale en mentale huishouding van de samenleving kunt bepalen, zoals sommigen menen, vind ik bijvoorbeeld ronduit een belachelijk idee.

Zelfstandig onderzoeker Arnold Reijndorp stelde dat de verhouding tussen sociologie en de gebouwde omgeving in Nederland eigenlijk nog nooit goed is onderzocht. Nieuwe onderzoeksmethodes zoals toegepast in Hoogvliet, zijn in dit opzicht interessant omdat ze greep proberen te krijgen op verschillen die zich in de samenleving ontwikkelen. In de praktijk worden ze echter vooral ingezet als middel om tot productontwerpen te komen. Daar komen woonmilieus uit met bepaalde kenmerken die behoren bij bepaalde groepen. Het zijn marketingstrategieën om het imago van de wijk te bevorderen en andere mensen in de wijk te krijgen. In het onderzoek mis ik ook wat de wijk gaat doen met de uitkomsten van de branding. Hoe moet het nu verder met het samenleven in die wijk? Vooral daarover maak ik me zorgen. Wat schiet een wijk als Hoogvliet nu op met een gated community? Reijndorp omschreef de kernactiviteit van stedenbouw en architectuur als het creëren van de voorwaarden voor heterogeniteit. Stedenbouw en architectuur moeten vorm geven aan veranderingen. Ze zijn nu echter vooral bezig met productontwerp, marketing en identiteit. Dat is prima, maar waar blijft de stedenbouw van het dagelijks leven? Mij fascineert bijvoorbeeld hoe in de grote Spaanse steden plaza s zijn gemaakt om grote ruimtes te creëren voor nieuwe stadspatronen. Reijndorp stelde ook dat onderzoekers veel nauwkeuriger moeten zoeken naar de precieze ruimtelijke elementen. Als het om productinnovatie en marketing gaat, lopen stedenbouwkundigen en architecten achter. Daar zou men meer kennis van moeten hebben. Wat doet er het meest toe in een woonmilieu? Zo werd de reputatie van de wijk Pendrecht bijvoorbeeld een stuk slechter toen de gemeente de rozenstruiken weghaalde. Salad bowl Karen van Vliet, stedenbouwkundige bij BGSV Bureau voor Stedebouw, vergeleek herstructurering met het werken aan een draaiende motor. Zeker als er niet wordt gesloopt, kan een stedenbouwkundige weinig uitrichten. Het gaat dan vooral om kleine ingrepen, die echter grote gevolgen kunnen hebben. Van Vliet vertelde over twee projecten waarbij haar bureau is betrokken. De aanpak in deze projecten is heel verschillend. In de Babberspolder is sprake van een top-down, in IJsselstein van een bottom-up strategie. In IJsselstein zijn voor branding-sessies allerlei mensen uitgenodigd die kunnen vertellen wie er in de wijk wonen en wie er zouden willen wonen. Verder is er veel nagedacht door de betrokkenen in de wijk en is er draagvlak gecreëerd bij de bevolking. Al die ingebrachte elementen zijn door elkaar gehusseld en daar kwam een aanpak uit. Opvallend is nu dat die veel dezelfde elementen en thema s heeft als de aanpak in de Babberspolder, die veel meer top-down tot stand kwam. In de Babberspolder werd geen enkele uitspraak gedaan over huidige en nieuwe bewoners. Dat vond men niet nodig want die mensen gaan toch allemaal weg. Gert-Jan Hagen van The SmartAgent Company werkte mee aan het onderzoek in Hoogvliet. Hij was het met Reijndorp eens dat onderzoek verder moet gaan dan marketing en het vinden van producten. Het gaat om de ontwikkelingen in de samenleving en de gebouwde omgeving als spiegel daarvan. Men voegt woonproducten toe, gestoeld op een bepaalde visie op de maatschappij. Daarover wordt echter te weinig nagedacht. Wat speelt zich nu eigenlijk af bij de consument en wat betekent dat voor de gebouwde omgeving? Dat vergt een diepgaander onderzoek dan louter marketing. De samenleving in de toekomst kan op verschillende manieren verlopen, als de salad bowl met verschillende groepen met een eigen identiteit, als een smeltkroes of als een multi-culturaliteit. Dat moet worden onderzocht, en ook welke gevolgen dat heeft voor de gebouwde omgeving. Volgens Hagen is onderzoek geen dwangbevel maar een inspiratiebron. Onderzoek moet vooral procesmatig worden ingezet. Het gaat om interactieprocessen waarbij ontwerp- en onderzoeksprocessen samen oplopen en van elkaar leren. Om dat goed te laten verlopen moet de band met consumentengroepen worden gewaarborgd. Onderzoek als legitimatie Wouter Veldhuis van MUST zei niet te geloven in een splitsing tussen onderzoek en ontwerp. In de stedelijke vernieuwing is onderzoek geen wetenschap en ontwerpen geen kunst. Herstructurering is een ervaringsmoment waarin je mensen bij elkaar brengt om samen een goed project te maken. Cruciaal is dat dit samen met bewoners gebeurt, op het concrete niveau van een project. Veldhuis stoorde zich aan de aanpak in Hoogvliet, waar eerst een sloopbesluit is genomen en daarna pas onderzoek is gedaan. Het onderzoek wordt dan gebruikt als legitimatie om al lopende projecten in de markt te zetten. Voorafgaand aan een sloopbesluit moet men eerst met bewoners praten. Storend aan veel onderzoek vind ik ook dat het op basis van kengetallen zegt dat een wijk slecht presteert ten opzichte van het stedelijk gemiddelde. Maar misschien is dat juist de kwaliteit van een wijk. Mensen kunnen heel gelukkig zijn in een achterstandswijk. Het is daarom goed om niet overal te streven naar het maken van middenstandswijken. Een interessante onderzoeksvraag is dan hoe we fatsoenlijke milieus kunnen maken voor lagere inkomensgroepen. Harmen van de Wal van Krill is eveneens actief in Hoogvliet. Zijn bureau onderzoekt hoe vier maisonnetteflats

geschikt kunnen worden gemaakt als wooncollectieven voor de onderkant van de markt. We zijn daarbij niet geïnteresseerd in het creëren van nieuwe identiteit, maar in het ontwikkelen van methodes waarmee mensen hun gebouwen opnieuw kunnen koloniseren. De naoorlogse gebieden laten weinig toe voor het in bezit nemen van de woonomgeving. Mensen kunnen rond de woning nauwelijks invloedssferen bouwen. Ik geef Reinders daarin gelijk. De alledaagse ruimte is heel belangrijk. Mensen moeten de architectuur kunnen gebruiken, aanpassen en koloniseren. Ik geloof echter niet dat architectuur geen sociale processen kan beïnvloeden. Architecten kunnen ze frustreren door ruimtes zodanig te ontwerpen dat deze sociale processen niet mogelijk zijn. Architecten denken te veel in typologieën, die gekoppeld zijn aan functies. De gebouwen schieten daar bij in, omdat niet tegemoet wordt gekomen aan de toekomstige wensen van de gebruikers. In de prullenbak Willem Sulsters benadrukte nogmaals het belang van een goede procesarchitectuur in de herstructurering. Een omvangrijke opgave wordt volgens hem door de partijen soms te snel geformuleerd. Fusion cooking zoals in IJsselstein door zomaar allerlei partijen bij het proces te betrekken, leidt niet automatisch tot een goed product. De grootste winst is te halen door de juiste zaken op het juiste moment in het proces te plaatsen. Onderzoek en ontwerp zijn beide te zien als interim-fases in dit proces. Het programma speelt daarin een heel wezenlijke rol. De kwaliteit van het opdrachtgeverschap is dan ook cruciaal. De opdrachtgever moet met behulp van onderzoek het programma goed definiëren. Voor de ontwerper zijn de kwalitatieve condities waarbinnen hij moet werken van doorslaggevend belang. In de praktijk komt er vaak te veel op zijn bordje terecht. De ontwerper moet dan eigenlijk zeggen dat hij meer en duidelijker randvoorwaarden nodig heeft. Beeldend kunstenaar Jeanne van Heeswijk bevindt zich naar eigen zeggen in de prullenbak van het onderzoek en ontwerp. Ze werkte onder meer in de Westwijk in Vlaardingen en Nieuw Crooswijk in Rotterdam. Van Heeswijk stelde dat in veel herstructureringsgebieden na het sloopbesluit alles lijkt op te houden. Dat is een grote vergissing. Herstructurering is een continu proces, waarin je in de fysieke omgeving continu actief blijft en continu moet blijven ontwerpen en onderzoeken. Daarvoor is durf en lef nodig. Ik zie nu dat de stedenbouw te veel van een afstand wordt bezien. Zodra het ontwerp en onderzoek gereed zijn, wordt de zaak losgelaten. En dat terwijl een wijk in een periode van tien, vijftien jaar dramatisch wordt aangepakt. In Nieuw Crooswijk lijkt alleen onderzoek gedaan te worden naar wat de politieke stellingname bevestigt. De politieke beslissing om een wenselijk middenklassenmilieu te realiseren, wordt voetstoots aangenomen als een bepalend criterium voor een ontwerp en zelfs een onderzoeksproces. Vandaar dat we met het project Dwaallicht een onafhankelijke nieuwe geschiedenis van het gebied proberen te schrijven. Van Heeswijk vertelde over haar ervaringen in de Westwijk. Het masterplan stamt al uit begin jaren negentig en voorzag in het tot stand brengen van een buurt met een duidelijk centrum waarin de zittende bewoners een wooncarrière kunnen maken. In de uitvoering van dat plan vallen vervolgens gaten. Het te bouwen nieuwe centrum wordt jaren uitgesteld, terwijl er al wel begonnen is met het ontmantelen van de bestaande winkelstrips. Er ontstaat dus langdurige leegstand, maar de stedenbouwer is intussen al met andere opdrachten bezig. Van Heeswijk introduceerde in de vervallen winkelstrip in de Westwijk een nieuw gebruik, waardoor in de wijk nieuwe waarde werd gebracht. Door een andere organisatie bleek de strip toch goed te functioneren, een bewijs dat je met kleine ingrepen kunt interveniëren in het functioneren van een wijk. Herstructurering is dus ook kijken naar hoe je kunt ingrijpen in een situatie die je op het moment zelf aantreft, aldus Van Heeswijk. Je moet in die situatie blijven ontwerpen en onderzoeken op basis van wat je op dat moment in een wijk aantreft. Maria-verschijningen Hans Kars van Kars Advies heeft veel ervaring met de toepassing van marktstrategieën zoals branding. Volgens hem zijn deze strategieën zeer geschikt om de stagnatie in de stedelijke vernieuwing op te heffen. En als je processen met branding interdisciplinair onderneemt, kom je tot mooie gemeenschappelijke uitgangspunten. Bij branding zoek je de emotionele waarden op. Ik noem dat het literaire verhaal van de wijk. Cruciaal is de schakel tussen dit verhaal en datgene wat je maakt. In het proces zijn die verbindingen soms Maria-verschijningen. De kenmerkende waardes in een wijk zijn het uitgangspunt voor het Programma van Eisen. Na de branding- en programmasessie volgt dan de communicatie en marketing. Belangrijk daarbij is om meteen al op sommige plekken in de wijk in te grijpen, zodat de identiteit vanaf het begin wordt versterkt. In Schiedam, waar de methode is toegepast, heeft dat niet direct consequenties gehad voor leefarrangementen en de herstructurering, maar voor de aanpak van voorzieningen en het organiseren van activiteiten. Het mooie aan branding is volgens Kars de combinatie van top-down en bottom-up. Er is een inbreng van zowel bestuurders als bewoners. En door waardes te onderzoeken, breng je andere zaken naar boven dan in een

beleidsmatige aanpak van bovenaf. In het definiëren van identiteit zitten ook meerdere lagen. Zo kunnen met deze methode ook de subjectieve dimensie van het ontwerpen en allerlei emotionele waardes boven tafel worden gebracht. Stedenbouwkundigen hanteren subjectieve waardes als uitgangspunt voor hun ontwerpen. In de branding-sessies moeten ze die eigen vooronderstellingen zichtbaar maken. Daardoor kunnen partijen beter met elkaar communiceren. Twee gescheiden opgaven Endry van Velzen spitste de discussie na de eerste reacties wat nader toe. Over welk ontwerp hebben we het nu eigenlijk en wat is de rol van het ontwerp in de twee cases? Van Velzen vond met name het ontwerp op projectniveau interessant. Het ontwerp is een voorstel voor interventie op een bepaalde plek. Omdat stedelijke vernieuwing een complex proces is, komt het aan op een goede samenwerking tussen de disciplines. Wat betekent dit dan voor het ontwerp op projectniveau? Ik hoor hier dat de ontwerpopgave het sluitstuk is van het proces, maar is de ontwerper niet ook zelf onderdeel van het proces? Productontwikkeling koppel ik aan het architectonisch ontwerp. In Hoogvliet lijkt het ontwerp meer een illustratieve rol te spelen. Wat bepaalt nu precies de ontwerpopgave op projectniveau? Is dat inderdaad het onderzoek? Volgens Reijndorp is de opgave in herstructureringswijken vaak in heel andere termen gedefinieerd dan stedenbouwkundige of architectonische. Het gaat veel meer om sociale, strategische of politieke doelstellingen, bijvoorbeeld het versterken van de identiteit van een wijk of het meer differentiëren van de bevolkingssamenstelling. Cruciaal is hoe ontwerpers dergelijke doelstellingen kunnen vertalen in een ontwerp. Dit is vaak zeer complex, ook omdat opdrachtgevers vaak zelf geen duidelijk beeld hebben van wat ze willen. Rotterdam wil graag middengroepen naar de stad trekken, maar ze kan geen profielen maken van wie die groepen precies zijn. Hoe kun je dan weten wat die groepen precies willen? Volgens Sulsters wordt de ontwerpopgave beïnvloed door het schaalniveau. Koppel je de opgave aan een te traceren projectniveau of gaat het om een grotere gebiedsontwikkeling? In het eerste geval is sprake van een private opgave in een publieke omgeving. In het tweede geval is er een publieke opgave in een situatie met verdeelde belangen. Van Velzen zag de ontwerpopgave op twee niveaus: het beleidsmatige niveau (waar het ontwerp een zekere strategische dimensie moet hebben) en het projectniveau (waar programma en financiering helder zijn bepaald, het ontwerp is hier een duidelijk ruimtelijk voorstel). Ik zie dit als twee gescheiden opgave. De crux is de twee ontwerpniveaus aan elkaar te verbinden, zodat er een soort lange termijnzekerheid ontstaat, alsmede draagvlak waarbij de beslissers op één lijn worden gebracht. De kunst is te ontdekken hoe het onderzoek de twee niveaus kan verbinden, maar misschien is dat te hoog gegrepen en moet ook het onderzoek zich op twee niveaus afspelen. Het onderzoek in Hoogvliet lijkt niettemin een poging om tussen de twee ontwerpniveaus een link te leggen. Lineair en cyclisch Ouwehand stelde dat onderzoek tot meerdere interventies kan leiden, meer in elk geval dan alleen de ruimtelijke vormen op wat grotere schaal. Onderzoek kan ook aanleiding geven tot kleinschaliger maatregelen zoals beheer. Je kunt daardoor de verschillende terreinen naast elkaar zetten waardoor je op wijk- en op projectniveau tot keuzes kunt komen. Onderzoek maakt het dus mogelijk te kiezen. Dat het onderzoeksproces in Holy-Zuidoost volledig was gescheiden van het ontwerpproces vond Ouwehand jammer, maar niet onoverkomelijk. Ik zie het meer in fasen, waarbij het onderzoek zich in de analysefase afspeelt. In die fase is ook stedenbouwkundig en bouwtechnisch onderzoek uitgevoerd. Al dit onderzoek geeft een beter inzicht in de problematiek en op basis van de uitkomsten kunnen keuzes worden gemaakt voor de volgende fasen van het proces. Ouwehand legde uit waarom de opdrachtgever in Holy-Zuidoost niet heeft gekozen voor de methode van branding. Men wilde de bewoners intensief betrekken bij een aanpak op een laag schaalniveau en dat lukt niet met branding. Deze aanpak met bewoners heeft bijgedragen aan de keuze om de wijk bloksgewijs aan te pakken. Al moet je dan wel de samenhang op wijkniveau bewaken. Van de Wal wees erop dat het onderzoek in Holy-Zuidoost als een lineair proces is uitgevoerd. Onderzoek kan ook in een cyclisch proces plaatsvinden. De input van het onderzoek van Ouwehand zal veranderen als er ook andere analyses worden uitgevoerd. Dan zouden ook de uitkomsten wel eens anders hebben kunnen uitvallen. Ouwehand bevestigde dit. Volgens hem had meer samenwerking en terugkoppeling van resultaten het onderzoek inderdaad kunnen verrijken en interessanter kunnen maken. Kars voegde hieraan toe dat de corporatie nu wel gaat kijken hoe Holy-Zuidoost past binnen een stedenbouwkundig verhaal. De corporatie wil scherper definiëren wat voor type woonmilieu het uiteindelijk moet worden en voor welke doelgroepen.

Onderzoek als laboratorium Wat is het doel van onderzoek en ontwerp? Volgens Veldhuis sturen beide teveel aan op een soort eindbeeld. Mij stoort dat al heel snel wordt gezegd dat onderzoek en ontwerp uiteindelijk tot een visie moeten leiden. Onderzoek levert dan de cijfers aan die gehaald moeten worden. Ouwehand bestreed dit. Mijn onderzoek was juist in hoge mate een zichzelf opnieuw uitvindend proces. Hoe kom je dan tot concrete actiepunten, vroeg Veldhuis. Door het combineren van elementen uit de verschillende onderzoeken is men tot concrete interventies gekomen. Daar zijn de besluiten op gebaseerd, aldus Ouwehand. Maar dan ontbreekt de totaalvisie waarover Hans Kars nu moet nadenken, reageerde Veldhuis. Ik ben bang dat de totaalvisie de uitkomsten van jouw onderzoek uiteindelijk weer wegdrukt. Ouwehand: Het kan ook een zichzelf herhalend proces zijn. Andere deelnemers deelden de angst van Veldhuis voor het bevriezen van eindbeelden. Reijndorp pleitte er daarom voor het onderzoek te zien als een soort laboratoriumsituatie waarbij men nagaat of vooronderstellingen kloppen. Je moet steeds bezig zijn om te zien of je slimmer wordt. Het ontwerp gebruik je ook als lerende situatie en processen van tijdelijk gebruik zie je als testcase. Dat kan ook via een project als de Strip in Westwijk, dat men eens gewoon uittest. Want stedelijke vernieuwing is bij uitstek een planningsproces waar veel gaten in vallen. Sulsters vond het bevriezen van eindbeelden niet zo interessant. Mij intrigeert vooral wat op welke momenten in het proces gebeurt. Wanneer ontstaat een collectief inzicht en draagvlak, in welke mate moet je dat bevriezen en welke instrumenten zet je daarvoor in? Onderzoek is een mogelijk instrument om kennis en inzicht te vergaren, ervan uitgaande dat het ontwerp iets heeft aan de resultaten van het onderzoek. Het gaat mij om de instrumentaliteit van het onderzoek. Vertaalslag onderzoek naar ontwerp Klaren vroeg Gert-Jan Hagen naar zijn ervaringen in Hoogvliet. Hier lijkt een grote wisselwerking te bestaan tussen ontwerp en onderzoek. De aanpak is interdisciplinair en er is een beeldtaal om met elkaar te communiceren. Hagen stelde dat er een grote relatie bestaat tussen de onderzoeksmethodieken en datgene wat naar boven komt. Met andere methodieken krijg je andere uitkomsten. In Hoogvliet hebben we de consument tot onderdeel van een onderzoek gemaakt. Consumentengroepen zijn samengebracht om hen te laten vertellen wie ze zijn, niet wat ze willen. Daarna is het aan de ontwerper om de antwoorden te interpreteren. Er is daardoor ook een directe confrontatie tussen het onderzoek en het ontwerp. Veldhuis was met zijn bureau MUST betrokken bij het verbeelden van de waardes die in de brandingsessies in Hoogvliet naar boven kwamen. De gesprekken met bewoners zijn gekneed en geduwd om bij hen hele tastbare dingen naar boven te halen. Wat vinden ze van een balkon of een tuin? De beelden van de leefarrangementen hebben wij daarna opnieuw voorgelegd aan de bewoners. Die terugkoppeling is heel interessant. Van Velzen stelde dat hiermee een goede opstap is gemaakt naar het Programma van Eisen. Het is niet gericht op interventie, maar op het programma. Het leidt tot inzicht in wat je moet maken. Er is nog geen vertaalslag naar het blokniveau. Je weet wat een aantal consumentengroepen willen, zoals woningoppervlakte, wel of geen balkon, hoe groot. Je kunt er geld onderhangen. Je moet alleen nog een plek zoeken. Ouwehand: In Hoogvliet staan de uitkomsten los van de praktische situatie. Over wat er moet gebeuren in de wijk is op een eerder moment beslist. Daar is niet met bewoners over gesproken. Het onderzoek zit hier meer in de fase van we hebben een programma en we willen niet alleen op basis van twee-onder-een-kappers aan de gang gaan, maar specifieker kijken naar wat we in de markt kunnen bouwen. Volgens Hagen leidt het onderzoek ook tot bruikbare informatie voor ontwerpers. We hebben eerst de identiteit benoemd aan de hand van kernwaardes. Deze zijn verbonden met groepen die de waardes belangrijk vinden. Uit die groepen hebben we representatieve vertegenwoordigers geworven en daar hebben we gesprekken mee gevoerd. Hier zijn noties uitgekomen over stedenbouw, architectuur en samenlevingsvormen. Het gaat veel verder dan alleen het balkon. Kars voegde toe dat met name de formulering van leefarrangementen in Hoogvliet zorgt voor een schakel tussen onderzoek en ontwerp. Alhoewel uit Reinders onderzoek naar branding is gebleken dat van een vertaalslag vooralsnog geen sprake is, kunnen de uitkomsten van branding wel worden vertaald naar een concreet ontwerp. Van de Wal vroeg zich af of onderzoek niet ook wordt gebruikt om de betrokkenheid bij wijken te vergroten. Bij het proces van branding is dat zo, aldus Kars. De juiste afstand bepalen

Reijndorp vond dat onderzoek uitspraken moet doen waar men op stedenbouwkundig niveau iets mee kan. Hij stelde dat stedenbouw vooral gaat om het bepalen van de juiste afstand. Daar kan men zowel ruimtelijk als sociaal iets mee doen. In de stedelijke vernieuwing gaat het om het definiëren van woonmilieus. Dat heeft ook te maken met de omvang van milieus, de afstand tot elkaar en de mate waarin ze elkaar overlappen. Dat is essentiëler dan de vraag of ze een balkon hebben of niet. Sommige milieus worden bijvoorbeeld te klein gemaakt. Kan het onderzoek die informatie leveren of laten jullie dat over aan de opdrachtgever, die uit andere motieven werkt? Komt het antwoord op de vraag naar de afstand uit jullie onderzoek naar boven? Hagen antwoordde dat zijn bureau momenteel onderzoek doet naar communities in een scala van groepen. Daarbij gaat het onder meer om de schaal en aard van de gemeenschappen en de wijze waarop men samenleeft. Dit is uiterst essentieel onderzoek voor zowel de nieuwbouw als de herstructurering. Uit dit onderzoek komen de antwoorden naar de vragen die Reijndorp stelt, aldus Hagen. Reijndorp: Ik probeer begrippen te vinden die het sociale en ruimtelijke onderzoek aan elkaar verbinden. Dus we hebben dan niet verschillende metaforen, maar we gebruiken dezelfde metaforen met verschillende betekenissen. Dan gaat het erom in hoeverre die betekenissen op elkaar aansluiten. Volgens Reijndorp kan juist op dit punt de verbinding worden gevonden tussen sociaal en ruimtelijk onderzoek. Reijndorp refereerde aan onderzoek in de Parkstad in Rotterdam, waarbij hoogopgeleide bewoners op de Kop van Zuid zich tevreden toonden dat ze in een buurtje bij elkaar woonden. Maar men vond hun gebiedje en sfeer ook te klein. Ze vonden het een soort eilandje en wilden eigenlijk dat er meer van hun soort mensen in de andere wijken komen wonen. Dat werd meteen vertaald in bepaalde stedenbouwkundige noties. Tegelijkertijd zag je dat dezelfde soort mensen in het Liskwartier, met zijn grote lanen, hun gebied wel groot genoeg vonden, terwijl daar in de tussenstraatjes andere mensen wonen. Hun soort en hun sfeer domineert dan in de lanen. Blijkbaar kan een heterogeen milieu de ene keer dus de uitstraling geven van een hoog echelon, en de andere keer van een laag echelon. Geen sluitende uitspraken De door Reijndorp aangedragen voorbeelden deden bij Van Velzen opnieuw de vraag rijzen naar de schakeling tussen de twee ontwerpniveaus van beleid en project. Ik vraag me af of het toegepaste onderzoek kans van slagen heeft. Het vraagt om geduld door de tijd heen. Het is in de gebiedsontwikkeling heel moeilijk instrumenteel te maken. Voor een deel komt dat doordat tegenwoordig het meeste wordt geproduceerd door de markt. Als je bijvoorbeeld een nieuw lanenkwartier wilt maken of bestaande lanen uitbouwen, heb je een ontwerpstrategie. Maar deze vraagt geduld over een hele lange termijn. Wat gebeurt als de markt tegenzit en je als ontwerper langs de lanen grote stadswoningen of appartementen wil? De markt kan wat anders vragen. Vraag blijft dus hoe je tussen de twee niveaus schakelt. Kan onderzoek daarin een rol spelen? Volgens Ouwehand kom je met onderzoek niet tot sluitende conclusies. Wij hebben ook Vreewijk, Ommoord en Pendrecht onderzocht. De mentale perceptie van deze wijken verschilt niet zo erg, terwijl ze toch heel anders zijn. De botsing van leefstijlen vindt in de praktijk plaats in de collectieve ruimten. Mensen kunnen echter een heel irreëel beeld hebben van wat dichtbij is en wat veraf. Onderzoek leidt dus niet tot eenduidige uitspraken. Klaren vroeg zich naar aanleiding hiervan af of er wel een relatie bestaat tussen de wijze waarop mensen hun sociale milieu definiëren en ruimtelijke typologieën. Er kan een vervuiling ontstaan als de sociale stratificatie een zwaarte krijgt die weinig te maken heeft met een ontwerpopgave waarbij een stedenbouwkundige of woningtypologie wordt ingezet. De verschijningsvormen van buurten kunnen overeenkomen, terwijl het sociale leven erg kan verschillen. Ruimtelijke relevantie Heeft onderzoek dan helemaal geen ruimtelijke relevantie? Zo ver wilden de deelnemers niet gaan. Volgens Van Vliet gaf de branding in IJsselstein haar als ontwerper een veel breder beeld van onder meer de overgang tussen privé en openbaar. Het verwijdt dus de blik. Als ontwerper moet je altijd zo breed mogelijk de condities inventariseren zoals de mensen het zelf gebruiken en ervaren. Onderzoek doorbreekt preoccupaties, aldus Van de Wal. Mensen bleken Holy-Zuidoost bijvoorbeeld een leuke wijk te vinden, terwijl de beleidsmakers alleen maar problemen zagen. Van Velzen: Maar wat doe je daar dan mee als ontwerper? Reijndorp stelde dat zijn onderzoek inzicht geeft in wat de bewoners zelf belangrijk vinden in de omgeving en hoe ze daar hun weg in vinden. Onderzoek kan duidelijk maken welke emotionele waardes zijn verbonden aan plekken. Dat geeft aanknopingspunten voor het beheer en ontwerp. Onderzoek kan duidelijk maken welke plekken in de stad je goed moet beheren. Dat zijn vaak andere dan die de beleidsmakers bedenken. Sociaal-ruimtelijk onderzoek is vaak ook ruimtelijk onderzoek. Het stelt niet alleen de vraag wie de bewoners zijn en wat ze willen, maar ook hoe die bewoners kijken naar hun omgeving, welke plekken belangrijk zijn en welke eenheden ze daarin onderscheiden en op welk niveau. Dat zijn belangrijke informatiebronnen voor ontwerpers. Huidige bewoners kunnen dus veel informatie

bieden over de wijk en het is heel raar dat je een wijk zou vernieuwen zonder met hen te praten. Door de sociale analyse wordt de ruimtelijk-morfologische analyse verrijkt, vervolgde Reijndorp. Op basis van beide analyses kom je op belangrijke plekken uit. Daar zit een overlap in, maar er kunnen ook grote verschillen uit komen. Er zijn hoofdassen in steden die niemand ziet, of door stedenbouwkundigen benoemde barrières die mensen zelf niet voelen. Je krijgt een beter idee welke elementen betekenis geven aan plekken. Van Velzen stelde dat dit soort analyses voor opdrachtgevers al snel te ingewikkeld worden. Je kunt onderzoek doen naar de gebiedskenmerken, maar zodra het eerste project op stapel staat, wordt het onderzoek gericht op het programma. Hoe koppel je bijvoorbeeld de woonmilieus in Hoogvliet die in de etalage worden gezet, met de gebiedsanalyse die de basis is voor een strategie op de lange termijn? Volgens Sulsters is de kernvraag inderdaad hoe je greep krijgt op de lange termijndragers als ontwikkelingsstrategie voor een gebied. Waar stuur je op aan? Als dat geen eindbeeld is, wat is dan de samenhang daarin en waar enten we die samenhang dan op? De verschillende projecten kunnen en moeten daarvan een uitkomst zijn. Vraag is of de verschillende documenten die bij die gebiedsanalyse horen, dan toetsend of sturend zijn. Branding biedt in elk geval de mogelijkheid om met verschillende partijen nog een geaccepteerde regie te voeren zodat je binnen de lijnen op lange termijn kunt blijven werken. Sociaal-ruimtelijk onderzoek Welke ervaringen hadden Reijndorp en Van Velzen tot slot, toen zij met elkaar samenwerkten? Reijndorp: Wij kijken misschien op eenzelfde manier naar een wijk, maar wel vanuit twee verschillende disciplines. Als een ontwerper en een onderzoeker volstrekt andere ideeën hebben, kan dat hooguit productief zijn in een beginfase. Daarom benadruk ik dat sociaal-ruimtelijk onderzoek ook ruimtelijk onderzoek is. Als je alleen maar sociaal onderzoek verricht, kan dat prachtige verhalen opleveren over de identiteit van de bewoners. Een ontwerper zal echter zeggen: hartstikke inspirerend, maar ik vind geen directe aanknopingspunten. Onderzoekers hebben de taak aanknopingspunten te bieden. Aan de andere kant dienen ontwerpers aan onderzoekers ook de juiste vragen te stellen. Ontwerpers moeten weten welke informatie ze in handen moeten hebben om iets te kunnen doen. Van Velzen: Reijndorp heeft het over sociaal-ruimtelijk onderzoek. Wat in Hoogvliet is gedaan, is sociaalprogrammatisch onderzoek. Dit onderzoek heeft wel een stukje ruimtelijke vertaling in het benoemen van de ruimtelijke elementen die bij een programma horen. Maar het gaat in Hoogvliet niet over ruimtelijk-fysieke structuren en over vorm. En dat is nu eenmaal iets anders dan programma.

Deelnemers tweede bijeenkomst Kenniskring TransUrban Gespreksleider Maurits Klaren Deelnemers Gert-Jan Hagen, The SmartAgent Company Jeanne van Heeswijk, beeldend kunstenaar Hans Kars, Kars Advies André Ouwehand, OTB Arnold Reijndorp, Reijndorp BV Leeke Reinders, OTB Willem Sulsters, WSA procesarchitectuur & management Wouter Veldhuis, MUST Karen van Vliet, BGSV Bureau voor Stedebouw Harmen van de Wal, Krill Verslag John Cüsters, Cüsters Teksten