Pag 1 van 5. Beantwoording vragen Skydive Rhoon Augustus 2012

Vergelijkbare documenten
Analyse vluchten over Ede Bennekom periode t/m

Inzet Aalsmeerbaan als startbaan

Naleving milieuregels gebruiksjaar Verantwoording Regeling milieu-informatie luchthaven Schiphol

Gevolgen voor het baangebruik op Schiphol

LUCHTVERKEERSCOMMISSIE

Naleving milieuregels Verantwoording Regeling milieu-informatie luchthaven Schiphol

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Ontwikkeling Lelystad Airport

LUCHTVERKEERSCOMMISSIE

Luchthaven Twente. Presentatie Gemeenteraad Oldenzaal. Luchtzijdige Bereikbaarheid. 28 oktober 2013

DE MINISTER VAN DEFENSIE, het verzoek van de commandant van de vliegbasis Leeuwarden van 12 januari 2013;

Quick scan Vluchten over Wageningen 2012 t/m mei 2018

bijlage(n): faxnummer:

BIJLAGE 1: Benodigde uitspraken en aanvullende informatie voor vervolgstappen...8

DE MINISTER VAN DEFENSIE, in overeenstemming met de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu;

Factsheet aansluitroutes Lelystad Airport. Aansluitingen tussen de B+ vliegroutes en de snelwegen in het hogere luchtruim

Oostroute Lelystad Airport

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Inzet Schiphol- Oostbaan

Amsterdam, 28 oktober 2010.

Project Luchtruimherziening

Naleving milieuregels 2010 Verantwoording Regeling milieu-informatie luchthaven Schiphol. Luchtverkeersleiding Nederland

1. Kent u het bericht Amsterdam klaagt over geluidsoverlast Schiphol?

Quick Scan nieuw voorstel voor hinderbeperking Voorstel optimalisatie startroutes Casus BERGI

DE MINISTER VAN DEFENSIE, het verzoek van de commandant van de vliegbasis Leeuwarden van 31 augustus 2012;

Gelet op artikel 5.10, eerste lid, van de Wet luchtvaart en artikel 1a, derde lid, van het Luchtverkeersreglement;

Surveyvluchten aanvragen in de Amsterdam FIR

DE MINISTER VAN DEFENSIE, het verzoek van de commandant van de vliegbasis Leeuwarden van 21 december 2015;

Naleving milieuregels 2013 Verantwoording Regeling milieu-informatie luchthaven Schiphol. Luchtverkeersleiding Nederland

Analyse belasting ACC sectoren t.b.v. voorstudie luchthaven Lelystad

Schiphol en omgeving. Aanpassing vertrekroutes Zwanenburgbaan. Regionale beelden. Inleiding. Achtergrond. Vliegverkeer boven de regio

Luchtruim Lelystad. En de gevolgen voor Overijssel en de Aero Club Salland in het bijzonder.

Dashboard inzake het baangebruik op Brussels Airport in 2016

Naleving milieuregels 2012 Verantwoording Regeling milieu-informatie luchthaven Schiphol. Luchtverkeersleiding Nederland

VLIEGTUIGOVERLAST LUCHTRUIM ZUIDELIJK ZUID- LIMBURG

DE MINISTER VAN DEFENSIE, het verzoek van de commandant van de vliegbasis Leeuwarden van 18 oktober 2012;

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu en de Minister van Defensie,

Lelystad Airport. Aansluitingen tussen de B+ routes en het hogere luchtruim

Tweede Kamer der Staten-Generaal

In 2007 is onderzocht of deze route verder geoptimaliseerd kon worden. Het resultaat van die optimalisatie vindt u onderaan als route 2.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu en de Minister van Defensie, Gelet op artikel 1a, derde lid, van het Luchtverkeersreglement;

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Aanwijzing bijzonder luchtverkeersgebied BVG Schiphol, BVG Lelystad en BVG Hilversum

Maatregelen parallel starten

Ministerie van Infrastructuur en Milieu t.a.v. mevrouw W.J. Mansveld Postbus EX S-GRAVENHAGE

Factsheet Lelystad Airport. Toekomstige vliegroutes Lelystad Airport

Factsheet Lelystad Airport. Toekomstige vliegroutes Lelystad Airport

Samenvatting studietraject tbv MER Lelystad

Quick Scan nieuw voorstel voor hinderbeperking Voorstel optimalisatie startroutes Casus BERGI

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG

April Effecten van salderen tussen handhavingspunten

FABEC 1117 CV Schiphol-Oost. Luchtverkeersleiding Nederland. Air Traffic Control the Netherlands. Ministerie van Infrastructuur en Milieu

Belgocontrol statistieken: bewegingen december 2010

Deelen-CTR, -ATZ en de Terlet-sectoren

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG

Resultaten na correctie appendices

Impactanalyse Raadsman bij politieverhoor

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG

College van burgemeester en wethouders gemeente Haarlemmermeer

Statistieken 2010: heropleving van het verkeer in zicht

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Gelezen het verzoek van het Korps commandotroepen van 30 augustus 2011;

Luchtruimwijziging grensregio april Aanpak negatieve gevolgen voor de regio Eijsden- Margraten

Surveyvluchten aanvragen in de Amsterdam FIR

Gebruik Buitenveldertbaan in 2011

BAS rapportage gebruiksjaar 2013

De leefomgeving en toekomstige

Presentatie: woensdag 17 oktober Schiphol

Beoordeling. h2>klacht

Programma Luchtruimherziening. CRO Rotterdam 27 Juni 2019

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG

Bijlage 2. Reactie op voorstellen internetconsultatie en bewonersdelegatie Lelystad Airport

Wijziging Regeling luchtverkeersdienstverlening en Regeling belasten LVNL met luchtverkeersdienstverlening

Word luchtverkeersleider. Aan deze presentatie kunnen geen rechten worden ontleend. Wijzigingen voorbehouden.

Kunt u mij de weg naar vertellen meneer?

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Zweefvliegen in de omgeving van De Kooy CTR

De weer gegevens haal je uit de ATIS van de controller. Mocht die niet aanwezig zijn dan staat de METAR ook in FSInn onder het Weather Menu.

Luchtverkeer boven IJmond

Notitie nieuwe voorstellen hinderbeperking 2016 Regioforum 3 maart 2017

Beschikking van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, houdende aanwijzing van een bijzonder luchtverkeersgebied TT Assen

Luchtvaart = 1x Systeem....nog NIET in Nederland

Toelichting microklimaat Zaanstad Presentatie voor bestuurders en bewoners

/XFKWYHUNHHUVOHLGLQJ1HGHUODQG 0DDWUHJHOHQSDUDOOHOOHSURFHGXUHV MDQXDUL

TENNET R380 KV AANVULLENDE ANALYSE BOTSINGSRISICO

vra2004vw-01 Lijst van vragen totaal Kamerstuknummer: Vragen aan: Regering Commissie: Verkeer en Waterstaat

Luchtvaart = 1x Systeem....nog NIET in Nederland

VOORKOM LUCHTRUIMSCHENDINGEN

Hierbij stuur ik u een kopie van een schrijven mijnerzijds aan de Minister van Infrastructuur en Milieu.

Gezien het verzoek van de gemeente Utrecht en de beslissing op bezwaar van de reclamesleepvliegbranche;

Het LVNL surveillance systeem, nu en in de toekomst. Henri Wijnbergen Afdeling Surveillance LVNL ATM/S&I/SUR/2006/8966

Toespraak Evelyne Huytebroeck Geluidskadaster voor vliegtuigen

Het probleem van de dalende laagvliegers: de situatie Smirnoffstraat, Sassenheim rapport 8 Dr.W.Dechering

BP-42 Beste Piloten: FMC, Geavanceerde Fixen en koersen 19

ANALYSE MELDINGEN ROTTERDAM THE HAGUE AIRPORT

Expertmeeting Luchtruimgebruik. 23 november 2017

Bijlage 1. Reactie op voorstellen luchtruimgebruikers 5.11 stakeholderconsultatie Lelystad Airport

DHR. S. VAN DONKELAAR (VAN RIEZEN & PARTNERS) J.HAVEMAN (BVA VERKEERSADVIEZEN) ONDERWERP ONTSLUITING MEET INN DATUM 29 AUGUSTUS 2016

Werkwijze DutchMil en Amsterdam Radar

Uitleg over vliegverkeer van en naar Schiphol

STAATSCOURANT. Nr Instelling BVGs TFZ zweefvliegen. 26 maart Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Transcriptie:

Pag 1 van 5 Beantwoording vragen Skydive Rhoon Augustus 2012 De paraclub Skydive Rotterdam heeft een tweetal vragen gesteld aan LVNL. Hieronder wordt een antwoord geformuleerd op deze vragen, en een capaciteitseffect aangegeven wanneer de paravluchten met een hogere mate van zekerheid afgehandeld moet worden. Vraag 1: zijn er tijden aan het einde van de dag, met name op woensdagen en in het weekend waarop met enige garantie zonder vertraging naar FL120 geklommen kon worden door de paravlucht? De periode van de dag tussen 18:00 [lokale zomertijd) en 19:40 is een inbound piek. De periode véér 18:00 [vanaf ca. 15:40) en de periode na 19:40 zijn outbound pieken waarbij het inbound aanbod naar Schiphol lager is. Wanneer het aanbod voor inbounds lager is, wordt echter veelal meer outbound gevlogen waardoor de beschikbare capaciteit benut wordt en er niet gesproken kan worden over een periode waarin een vorm van garantie kan worden gegeven. Zie voor een uitgebreidere toelichting de volgende pagina s. Vraag 2: is het mogelijk om de paravlucht met een lang klimmend been naar het zuiden gevolgd door een lang klimmend been terug naar hetnoorden (en het springgebied) te laten klimmen?doordeklim niet binnen het officiële klimgebied te doen kan efficiënter (lees: sneller) worden geklommen en heeft de verkeersleider wellicht meer mogelijkheden om conflicten op te lossen. Antwoord: Dat gebeurt al (wanneer nodig). De ACC verkeersleider laat de paravlucht niet altijd gebruikmaken van het klimgebied. De verkeersleider kan met vectors sturen met de paravlucht en doet dat ook wanneer nodig. Wanneer het verkeersbeeld zo is dat de paravlucht toestemming krijgt om naar eigen inzicht te klimmen, dan is de paravlieger wat LVNL betreft gehouden om binnen het klimgebied te blijven zodat de paravlucht voorspelbaar vliegt. De reden dat deze oplossing geen soelaas biedt is het karakter van het verkeer in de sector. Het voor het tactische conflict met de paravlucht relevante verkeer vliegt inbound RIVER vanaf de gehele zuidelijke landsgrens, of outbound richting België over LEKKO en parallel westelijk van LEKKO [dit laatste vanwege performanceverschillen van vliegtuigen en de inbounds Brussel die aan de oostzijde van LEKKO in de CTA South 2 vliegen). De verkeersleider laat verkeer inbound RIVER om reden van veiligheid nooit onder het niveau van de paravlucht zakken. Wanneer de paravlucht is geklaard naar FL120 worden de inbounds dus naar FL130 of hoger geklaard. Dit is alleen mogelijk wanneer de inbounds nog voldoende ver van RIVER zijn verwijderd om achter de paravlucht aan te dalen naar FL100, de overdrachtshoogte aan Schiphol Approach op RIVER. Wanneer een vlucht boven FL100 wordt overgedragen levert dit problemen in de Schiphol TMA op (bv: bij landen 06 op Schiphol kan een vlucht vanaf RIVER boven FL100 niet voldoende hoogte kwijtraken om veilig de eindnadering te intercepten).

Pag 2 van 5 Onderzoek naar mogelijkheden voor accommodatie Naar aanleiding van de vragen van Skydive heeft LVNL een aantal mogelijkheden onderzocht om de paravlucht met hogere prioriteit (en dus hogere bedrijfszekerheid, hoewel garantie op een ongestoord klimprofiel niet kan worden gegeven) in de sector te accommoderen, Om dat te kunnen doen binnen de marges van veiligheid en acceptabele werklast, moet de capaciteit van de sector worden herbeschouvd. Bovendien zijn er vanuit safety-perspectief inherente gevaren verbonden aan de para-operatie, die adequaat moeten worden gemitigeerd. Toelichting werkwijze capaciteitsbepaling De canaciteit voor sector 3 heeft het voleende verloon (bron: ORC67 Werkdagen Weekenddagen Periode (UTC) Uurcapaciteit Periode (UTC) Uurcapaciteit 0000 0440 36 0000 0440 36 0440 0700 42 0440 0700 39 0700 0820 36 0700 0800 36 0820 0920 42 0800 0920 42 0920 1020 36 0920 1020 39 1020 1140 42 1020 1140 42 1140 1240 36 1140 1240 39 1240 1340 42 1240 1340 42 1340 1600 36 1340 1500 39 1600 1740 42 1500 1600 36 1740 0000 36 1600 1740 39 1740 0000 36 Deze cijfers geven het aantal IFR-vluchten dat per uur kan worden afgehandeld in de sector. De capaciteit van de sector is vastgesteld door de eigenschappen van de verkeersstromen en de effecten hiervan op de werklast van de verkeersleider te beoordelen in een capaciteitsmodel (zie de volgende paragraaf voor een toelichting). Het gaat dan dus om inbounds en outbounds Schiphol, maar ook verkeer van en naar Eindhoven, Rotterdam en overvliegers (denk aan verkeer van en naar Brussel, Antwerpen, Oostende). Het verschil in capaciteit tijdens de outboundpiek tussen werk- en weekenddagen komt door de beschikbaarheid van de TMA-D in het weekend. Er kan op weekenddagen ook naar het zuidoosten (LOPIK-BROGY op de N852) gevlogen worden. Dit is op werkdagen niet mogelijk. In het capaciteitsbeheersingssysteem van Eurocontrol wordt op basis van ingediende IFR-vliegplannen het aanbod voor de sector per tijdsperiode bepaald. Wanneer het aanbod boven de capaciteit dreigt te komen, worden vluchten vertraagd (later opstijgen vanaf vertrekhaven, langzamer vliegen, omvliegen). Bij bijzondere omstandigheden (slecht weer, operationele problemen etc.) kan de ACC Supervisor een regulatie afgeven waardoor de capaciteit van de sector tijdelijk wordt verlaagd en er dus eerder en meer vertraging optreedt. De paravlucht vanaf Rhoon wordt nog niet meegeteld bij de berekening van de sectorcapaciteit, en wordt door Eurocontrol niet meegenomen in de voorspelling van het verwachte aanbod. De paravlucht wordt dus als extra vlucht bij het aanbod geaccepteerd door LVNL. Om dat met acceptabele werklast te kunnen doen is afgesproken dat wanneer het door Eurocontrol berekende aanbod boven 90% van de sectorcapaciteit komt, de paravlucht niet boven FL050 mag vliegen. De Supervisor kan het verwachte aanbod ca. 2 uur van tevoren met enige zekerheid zien. Een voorbeeld: wanneer aan het einde van een zaterdagmiddag, tijdens de inboundpiek die om 18:00 lokale tijd begint, het uuraanbod gedurende de gehele piek onder de 35 blijft, zal de paravlucht in de sector worden geaccepteerd om naar FL120 te klimmen om de valschermspringers te droppen. Wanneer voorafgaand aan de piek op enig moment in de betreffende periode een aanbod van 36 of meer vluchten wordt verwacht, dan moet de Supervisor besluiten om de paravlucht niet in de sector toe te laten. In de tactische situatie moet de operationele verkeersleider de paravlucht afhandelen in relatie met de overige vluchten die op dat moment vliegen. Wanneer er net een wat dichtere stroom (een bunch ) richting RIVER vliegt, kan dat betekenen dat er met de paravlucht gestuurd moet worden, of dat de paravlucht tijdelijk lager wordt gehouden, tot er voldoende ruimte is om de paravlucht verder zijn vlucht te laten voortzetten.

Pag 3 van S Wat is het effect van valschermspringgebied Rhoon op de sectorcapaciteit? Stel dat het beleid zo wordt dat de paravlucht altijd moet kunnen vliegen naar FL120. Dat heeft een aantal effecten in de wijze waarop het verkeer in de sector moet worden afgehandeld. Zo zijnde flightlevels onder FL130 geblokkeerd voor vluchten inbound Schiphol vanaf het moment dat de paravlucht naar FL120 is geklaard tot het moment dat de paravlucht FL120 verlaat, dalend terug naar Rotterdam. Dit betekent voor de vluchten inbound Schiphol extra mijlen vliegen in de CTA en/of TMA om hoogte te verliezen. De vluchten vanaf RIVER interfereren daarbij met het overige verkeer in de sector en in de TMA. Om veilig en ordelijk naar Schiphol te kunnen blijven vliegen zal de inboundcapaciteit op RIVER verlaagd moeten worden. Outbounds Schiphol via LEKKO naar het zuiden kunnen niet parallel op heading worden gezet omdat de vluchten dan niet conflictvrij zijn met de paravlucht Dit houdt in dat de outboundcapaciteit naar het zuiden van Schiphol beperkt wordt; er zal met meer afstand tussen de vliegtuigen gestart moeten worden. Om dergelijke effecten (ook in andere sectoren) te kunnen kwantificeren en sectorcapaciteiten te berekenen heeft LVNL een capaciteitsmodel ontwikkeld. Met dit model wordt op basis van de karakteristieken van de verkeersstromen en het verwachte verkeersaanbod de werklast van een sector berekend. Operationele expertise wordt gebruikt om de zwaarte van ieder conflict tussen twee stromen aan te geven. Door vervolgens het verwachte aanbod in te voeren in het model wordt de totale werklast berekend. Uit de dagelijkse operatie zijn ervaringsgetallen vastgesteld die als grens worden gehanteerd van een acceptabele werklast. Wanneer de totale werklast boven deze waarde uitkomt, moet de capaciteit van de sector worden bijgesteld. Deze werkwijze is toegepast op sector 3. Zoals hierboven reeds aangegeven houden de huidige capaciteitscijfers nog geen rekening met de paravlucht. De paravlucht komt dus bovenop het aanbod en om te voorkomen dat de totale werklast niet boven de grenswaarde komt, mag de paravlucht alleen vliegen bij een sectoraanbod dat onder de 90% van de capaciteit ligt. Voor dit onderzoek is in het werklastmodel de paravlucht opgenomen als reguliere verkeersstroom. De conflicten met de overige stromen in de sector zijn gewogen en in het model verwerkt. Vervolgens is de capaciteit bepaald waarbij de sector nog onder de grenswaarde voor acceptabele werklast blijft. Scenario s in het werklastmodel (bron: Efficiency Effect Analyse - Valschermspringen Rhoon) Er zijn drie scenario s beschouwd: 1. De paravlucht wordt altijd [mn. op werkdagen) geaccornmodeerd, 2. De paravlucht wordt op weekenddagen gedurende de gehele dag geaccommodeerd 3. De paravlucht wordt op alle dagen van de week geaccommodeerd in een specifiek tijdvak. Voor ieder scenario wordt het effect op de werklast beoordeeld, wat vertaald wordt naar een verlaging van de sectorcapaciteit voor commercieel luchtverkeer. Ter referentie: het gemiddeld aantal vertragingsirlinuten per dag voor en-route verkeer in Nederland is op dit moment 180 minuten. Scenario 1: paravlucht altijd accommoderen Om de paravlucht altijd te accommoderen wordt de aanwezigheid van de paravlucht voor de capaciteitsberekeningen als een gegeven beschouwd. Om dit te kunnen doen wordt de sectorcapaciteit voor het grote commerciële verkeer met S verlaagd tijdens inboundpieken en met 4 tijdens outbound pieken. In de huidige en verwachte verkeerssituatie betekent dit dat in de ochtend en middag het aanbod voor sector 3 de beschikbare capaciteit zal overstijgen, met vertraging tot gevolg. De totale vertraging per werkdag voor sector 3 komt dan uit op ca. 680 vertragingsminuten. Scenario 2: para vlu cht accommoderen op weekenddagen In dit scenario wordt de capaciteit voor weekenddagen zo bijgesteld dat de paravlucht de gehele dag kan worden geaccommodeerd. De totale vertraging per weekenddag voor sector 3 wordt dan ca. 270 vertragingsminuten. Scenario 3: para vlucht accommoderen in een specifiek tijdvak Een derde mogelijkheid is dat de capaciteit voor sector 3 op een relatief rustig moment in de dag wordt teruggeschroefd, bv. in de middaguren vanaf 11:40 UTC tot 16:00 UTC. De extra vertraging valt dan mee

- Kans Pag4van 5 omdat het aanbod in die periode van de dag minder hoog is. De totale vertraging per dag voor dit scenario komt uit op ca. 50 vertragingsminuten. Bij alle scenario s geldt dat er een beleidskeuze moet worden gemaakt die de Supervisor hanteert in geval het aanbod de sectorcapaciteit overstijgt. Normaliter wordt door middel van een regulatie afgedwongen dat het aanbod wordt beperkt. De regulatie zou ook op de paravlucht kunnen worden toegepast, zodat een piekaanbod toch kan worden afgehandeld. Dit scheelt aanzienlijk in vertragingsminuten maar betekent dat de paravlucht toch wordt beperkt in zijn inzetbaarheid. De beleidskeuze die hieraan ten grondslag ligt is niet aan LVNL. Bovendien houdt deze aanpak niet in dat de paravlucht gegarandeerd ongestoord kan opereren. De paravlucht wordt behandeld als een normale vlucht binnen de sector, wat inhoudt dat de paravlucht door de verkeersleider kan worden gestuurd als dat nodig is vanwege de tactische verkeerssituatie. Effecten op het ATM-systeem Bovenstaande capaciteitscijfers wekken de indruk dat op basis van een selectieve verlaging van de sectorcapaciteit de accommodatie van de paravlucht verbeterd kan worden. De volgende aspecten hebben een nuancerend effect op de haalbaarheid hiervan: - Tactische situatie - Voorspelbaarheid op fouten - Gevaren Tactische situatie Ondanks de lagere capaciteit per uur is het mogelijk (en zelfs waarschijnlijk) dat het verkeer niet gelijk verdeeld over het uur wordt aangeboden. Er ontstaan bunches van inbound verkeer naar Schiphol, en voor outbounds geldt dat door performanceverschillen vaak vluchten op heading westelijk van de ATS route LEKKO-WOODY worden gezet zodat ze elkaar kunnen inhalen. Dit, eventueel in combinatie met Rotterdam-verkeer en verkeer van en naar Eindhoven, kan ervoor zorgen dat er met de paravlucht gestuurd moet worden (en de klim moet worden onderbroken), ondanks de capaciteitsbeperking in de sector. Voorspelbaarheid Eenduidigheid en voorspelbaarheid zijn eigenschappen van het ATM-systeem die de efficiency en de veiligheid ten goede komen. Wanneer de paravlucht altijd vliegt, dan is er in de planning rekening mee te houden (wat tot vertraging voor de commerciële vluchten leidt, dat is een beleidskeuze) en houdt iedereen er rekening mee dat de vlucht er is. In de praktijk is dit niet het geval. De paravlucht vliegt niet altijd door weersinvloeden, technische storing, te weinig valschermspringers aanwezig of (mn. in de winter) omdat de UDP kort is. Dit heeft tot gevolg dat er onzekerheid in het ATM-systeem ontstaat. Komt de paravlucht wel? Er is in de capaciteit rekening mee gehouden, maar is dat vandaag wel nodig? De Supervisor moet beoordelen of hij extra verkeer kan accommoderen om vertraging te voorkomen. Er kunnen afspraken gemaakt worden dat de paravlucht per telefoon meldt of hij wel of niet komt. Maar wat te doen als de paravlucht zich (te) laat afmeldt, of meldt te komen dat hij niet komt, en op het laatste moment toch wil vliegen? Indien de capaciteit altijd zo wordt gepland dat de paravlucht kan worden geaccommodeerd, dan wordt het commerciële verkeer op momenten dat de paravlucht niet vliegt onnodig beperkt. Dat heeft onnodige vertraging tot gevolg en de operationele verkeersleider heeft een te rustige sector. Ook bij de aanleverende sectoren en Eurocontrol ontstaat onzekerheid. LVNL zal als de paravlucht niet vliegt aangeven dat sector 3 extra verkeer kan afhandelen. Wanneer dit een aantal dagen zo gaat (door bv. weersomstandigheden) gaan sectorpartijen erop anticiperen en extra verkeer standaard aanbieden. Wanneer de paravlucht dan onverwacht wel actief wordt, moet dit extra verkeer weer worden beperkt en zal de paravlucht hinder ondervinden van de hogere verkeersdruk. Zuiver volgens de procedures zou dit niet mogen voorkomen, maar de natuurlijke neiging van ATS units is om de beschikbare capaciteit te willen benutten. Wanneer de capaciteit die normaliter door de paravlucht

Pag5van5 wordt gebruikt Vrij valt, zal dat worden gevuld met overig verkeer. Deze dynamiek bergt risico s in zich, die in de volgende punten worden uitgewerkt. Kans op fouten Mede door bovenstaande kan het voorkomen dat er overloadsituaties ontstaan. Betrokkenen in het proces, medewerkers van CFMU, adjacent centers, de supervisor van LVNL, de operationele verkeersleiders, maar ook de planners en vliegers van Skydive en vliegers van andere operators, kunnen fouten maken. De mate van voorspelbaarheid is van invloed op de kans op fouten en de ernst van het gevolg. De actoren in het ATM-proces anticiperen op de ontwikkeling van het verkeersbeeld. De onzekerheid over de aanwezigheid van de paravlucht in dat beeld zorgt voor een onstabiliteit die negatief uitpakt op het gebied van voorspelbaarheid, wat de kans op fouten vergroot. Gevaren Aan de operatie met de paravlucht zijn gevaren verbonden. De kans op optreden van een aantal hazards is met een verlaging van de werklast (lees: sectorcapaciteit) te verkleinen, maar een volledig wegnemen van alle hazards is onmogelijk. De volgende hazards zijn met een lagere sectorcapaciteit niet tot een acceptabel niveau (kans x gevolg) terug te brengen: Paravlucht komt in conflict met inbound RIVER (door level bust, niet opvolgen instructie, loss of comms) Inbound RIVER kom in conflict met paravlucht (door level bust, vermijden van significant weer) Scenario 4: prioriteit voor paravlucht Om de paravlucht een vrijwel volledige garantie op onbeperkt vliegen te kunnen bieden moet een BVG achtige operatie worden ingericht. Dat houdt in dat er een kolom met straal 5NM om de valschermspringlocatie wordt ingericht. LVNL separeert alle verkeer ten opzichte van het BVG (dat wil zeggen SNM, 1000 ft), Om dit te kunnen doen zijn de volgende maatregelen in het ATM-systeem benodigd: 1. Voor starts vanaf Schiphol naar het zuiden moet een startinterval worden ingesteld zodat het niet mogelijk is voor vertrekkende vluchten om elkaar in te halen. Daarmee wordt voorkomen dat vluchten parallel op heading moeten worden gezet. 2. De afspraken met Belgocontrol en MUAC moeten worden herzien zodat de aanlevering van inbounds Schiphol aan de zuidgrens van de sector via de ATS-routes gebeurt, longitudinaal gesepareerd met tenminste 1ONM. 3. Het gebruik van de RIVER-stack is niet mogelijk wanneer het BVG actief is. Er kan in dat geval dus niet gehold worden. 4. De huidige SIDs naar het zuiden vanaf Rotterdam Airport zijn niet vliegbaar wanneer het BVG actief is. Outbounds naar het zuiden moeten worden getimed in relatie tot de paravlucht en met outbounds Schiphol. S. De huidige STARs vanuit het zuiden naar Rotterdam Airport zijn niet vliegbaar wanneer het BVG actief is. Inbounds Rotterdam worden beperkt wanneer het BVG actief is. Deze maatregelen hebben tot gevolg dat de capaciteit verder wordt teruggebracht en dat de vertraging verder oploopt ten opzichte van scenario 1. Rotterdam wordt slecht bereikbaar wanneer het paragebied actief is. Tot slot: hands-on ervaring opdoen met werklast-effecten De gestelde vragen tonen aan dat Skydive Rotterdam tracht om te begrijpen wat het probleem precies is, en vervolgens probeert om met oplossingen te komen. Om de problematiek van de paravlucht in combinatie met het overige verkeer in de sector goed te kunnen beoordelen is inzicht nodig in wat verkeersleiding precies is. Daarvoor is een trainingssessie op een simulator nodig, bijv. in de vorm van de SIMNOP training bij NLR, aangevuld met een ronde meekijken met de ACC-verkeersleider op sector 3 tijdens een inboundpiek, bij voorkeur wanneer de paravlucht zelf ook vliegt. LVNL biedt aan dit laatste te accommoderen.