De nieuwe uitdagingen bij het sparen voor de oude dag



Vergelijkbare documenten
Risicoverdeling en ambitieniveau in bestaande pensioencontracten

OEFENOPGAVEN Voorzieningen en pensioenen (toets 2)

Mag ik dan nooit meer stoppen met werken?

Welkom. Informatiebijeenkomst Unisys Combi Pensioen

Van gegarandeerd pensioen naar een pensioenspaarpot

ALV CDAV Brabant 3 oktober 2015

AANVULLENDE PENSIOENREGELING

De drie manieren van pensioen sparen noemen we de 3 pijlers van het pensioensysteem.

NPR 2005 Stichting Algemeen Pensioenfonds Aruba

RBS pensioen update. Van premie tot pensioen

Uw pensioen en Flexioen. Flexibel Individueel Pensioen

EXCEDENT REGELINGEN BIED UW WERKNEMERS EEN HOGER PENSIOEN. In deze brochure

EXCEDENT REGELINGEN BIED UW WERKNEMERS EEN HOGER PENSIOEN. In deze brochure

Uw pensioen en Flexioen. Flexibel Individueel Pensioen

Wanneer ga jij met pensioen?

1 Inleiding. Wanneer ga jij met pensioen Versie: Pagina: 3 van 7

Sparen of lenen Waarom?

Studiedag Economie. Pensioen. A presentation to Guido de Bres by Willem Eikelboom. 15 November Towers Watson. All rights reserved.

Overzicht van voor- en nadelen van pensioenopbouw in eigen beheer

WELKE PENSIOENREGELING IS TOEKOMSTBESTENDIG? Huidige regelingen & recente ontwikkelingen Stacey René & Hans Kennis.

De beschikbare premieregeling: de feiten op een rij

Pensioen Informatie sessie

Toelichting Uniform Pensioenoverzicht

Geef elke Nederlander een persoonlijke pensioenrekening. Position paper: Toekomst pensioenstelsel

WOORD VOORAF. Beste deelnemers,

Pensioenen Oktober 2015

Veelgestelde vragen nettopensioenregeling

15 vragen en antwoorden over de veranderingen in de pensioenregeling

Een nieuwe pensioenregeling

Het Garantie pensioen met vaste collectieve premie

Pensioenbijeenkomst voor werknemers en werkgevers. 29 juni 2016

Robeco Flexioen FLEXIBEL INDIVIDUEEL PENSIOEN

3.4. Verplichtstelling en maximale hoogte van het pensioen

Waardeoverdracht. bij indiensttreding. Wat is waardeoverdracht? Is waardeoverdracht. verstandig? Goed om te weten. Een nieuwe baan.

Een nieuwe pensioenregeling

datum onze referentie uw referentie doorkiesnummer

Verkort jaarverslag 2017 Pensioenfonds Cargill

Bijlage bij lesbrief Pensioenworkshop Mañana

Ballast Nedam Pensioenfonds. Deelnemersvergadering. Theo Bruijninckx 22 september 2004

Wat krijgt u in onze pensioenregeling?

ONDERDEEL VAN EEN GEOLIEDE MACHINE

OWASE Pensioenforum 26 juni juli 2013 OWASE. Welkom. bij

Stichting Pensioenfonds Unisys Nederland

Toelichting Uniform Pensioenoverzicht

Wat krijgt u in onze pensioenregeling?

Verlenging van uw pensioencontract: wat verandert er voor u en voor uw werknemers?

Extra uitgave nieuwe pensioenregeling

Stichting Pensioenfonds RBS Nederland

Presentatie met uitleg per slide

Ballast Nedam Pensioenfonds. Informatiebijeenkomst Premievrijen en gepensioneerden. Theo Bruijninckx 1 november 2004

Te behalen uitkering varieert bij DC-pensioen sterker dan bij DB

Gelden de kortingen op het pensioen per en voor beide regelingen?

Veelgestelde vragen nettopensioenregeling

Pensioenaanspraken in beeld

Wat krijgt u in onze pensioenregeling?

Toelichting Uniform Pensioenoverzicht

Presentatie voor de PVGE Best Roel Fonville Best, 10 maart 2017

Hoe is uw pensioen geregeld?

Het bestuur van de Stichting Pensioenfonds Fluor Nederland (het Fonds) wil u via deze brief informeren over een aanpassing van de pensioenregeling.

Je bouwt partnerpensioen op met de pensioenregeling van Pensioenfonds Detailhandel. Voor je kinderen is er wezenpensioen.

Allianz Nederland Levensverzekering N.V. Allianz. Netto Pensioen. Dé pensioenoplossing voor werknemers die meer dan 100.

Wat krijgt u in onze pensioenregeling?

Pensioenfonds Robeco. Populair Jaarverslag 2014

ONDERWERP PRESENTATIE IS EEN STELSELWIJZIGING IN BELANG VAN U ALS DEELNEMER? GENOEMDE ONTWIKKELINGEN / PROBLEMEN OM ONS PENSIOEN STELSEL TE WIJZIGEN

Deelnemersvergadering Stichting Pensioenfonds TBI

Wat krijgt u in onze pensioenregeling?

Wat krijgt u in onze pensioenregeling?

Welkom bij de informatiemiddag van PGB

Algemene Ledenvergadering Vereniging (VeLP) 17 februari 2011

Wat krijgt u in onze pensioenregeling?

Uw persoonlijke gegevens De heer X. Deelnemer Geboren op: 2 januari 1972 Deelnemersnummer: Uw partner Y. Partner Geboren op: 5 februari 1975

Wat krijgt u in onze pensioenregeling?

Wat krijgt u in onze pensioenregeling?

Bulletin Informatie voor kaderleden

Wat krijgt u in onze pensioenregeling?

Toelichting Uniform Pensioenoverzicht

Verlenging van uw pensioencontract: wat verandert er voor u en voor uw werknemers?

Hoe is jouw pensioen geregeld?

Eén nieuw pensioen voor de Techniek

Wat krijg je in onze pensioenregeling?

PENSIOEN IN BEWEGING! KLAAR VOOR DE TOEKOMST? SAMEN DELEN, EEN STERKE KEUZE

Verslag Mandema Update mei 2014

Wat krijgt u in onze pensioenregeling?

Toelichting Pensioen Akkoord Regeling 2015

Deelnemersbijeenkomst

Inleiding. Keuzemogelijkheden

Je bouwt partnerpensioen op met de pensioenregeling van Pensioenfonds Detailhandel. Voor je kinderen is er wezenpensioen.

Huidige systematiek oudedagsvoorzieningen

14 december Pensioenen in Vandena van der Meer

Reglement. Compensatieregeling pensioen RTL Nederland

Uw werknemers en hun pensioen in de Metaal en Techniek

PSL. Wat krijgt u in onze pensioenregeling? Hoe is uw pensioen geregeld?

De hoogte van het totale partnerpensioen staat vermeld op uw Uniform Pensioenoverzicht (UPO) en op

Aanpassing pensioenregeling een must. Presentatie: Marcel Brussee / voorzitter SPH Kees Lekkerkerker / directeur HRM

Wat krijgt u in onze pensioenregeling?

Wat krijgt u in onze pensioenregeling?

Jouw Delta Lloyd Pensioen in het kort

Uw pensioen goed geregeld

Transcriptie:

De nieuwe uitdagingen bij het sparen voor de oude dag 1.Inleiding Net als in vele andere landen speelt er in de Antillen een discussie over de inrichting van het pensioengebouw. Het belangrijkste thema rond het pensioengebouw is de discussie over de financiering ervan. In dit stuk geven we een korte uitleg onder wat een pensioen verstaan moet worden. Bovendien schetsen we mogelijke bedreigingen voor het pensioen door te verwachten toekomstige ontwikkelingen. In de volgende paragraaf gaan we in op het pensioenbegrip en de verschillende soorten van pensioenstelsels. In paragraaf drie belichten we de twee meest gangbare pensioenvormen en de effecten van de vergrijzing op de overheidspensioenen (AOV). Aan de hand van twee eenvoudige rekenexercities laten we zien hoe de keuze van een bepaald financieringsstelsel van invloed is op het pensioeninkomen en welke risico s deelnemers lopen indien gekozen wordt voor een bepaald pensioenplan. Paragraaf vier gaat in op mogelijke bedreigingen voor een goede financiering van de pensioenen, zoals de renteontwikkeling op de wereldkapitaalmarkt, de toenemende vergrijzing van de wereldbevolking en financiële problemen van de overheid. We sluiten dit stuk af met een samenvatting van onze bevindingen. 2.De pensioenstelsels Een pensioen kan gezien worden als uitgesteld loon en is bedoeld voor de periode dat een persoon wegens ouderdom niet meer werkzaam is. Populair gezegd heet dit sparen voor de oude dag. Sparen voor de oude dag is in veel landen geen verplichting. In landen waar verplichte pensioenen niet geregeld zijn komen ouderen, wanneer ze de pensioengerechtigde leeftijd bereiken, geregeld in financiële moeilijkheden. Gedwongen door een grote terugval in inkomen moeten ouderen dan ook na de pensioensgerechtigde leeftijd doorwerken om in hun levensbehoefte te kunnen voorzien. Ook in ons land is het beeld van gepensioneerden die (noodgedwongen) werken niet ongebruikelijk. Pensioenstelsels zijn sterk afhankelijk van de sociaal-economische situatie van een land en verschillen dan ook per land. Zo zullen de voorzieningen voor de oude dag van de bevolking in westerse landen beter geregeld zijn dan in Afrika, het Caribische gebied en Zuid Amerika. In de literatuur spreekt men over de drie pijlers van de pensioenvoorzieningen. De eerste pijler is een pensioen dat door de overheid, de staat, geregeld wordt vandaar de benaming overheids- of staatspensioen. De tweede pijler wordt gevormd door pensioenfondsen. Deelname aan een pensioenfonds is veelal gerelateerd aan een arbeidsverhouding. De pensioenpremie wordt betaald door werkgever en/of werknemers, meestal door beide. De pensioenrechten worden in de loop van de dienstbetrekking opgebouwd, en zijn gerelateerd aan het verdiende salaris en de duur van de dienstbetrekking. Er vindt wel fondsvorming plaats. Deelname aan een pensioenfonds is meestal voor de betrokken werknemers verplicht. De derde pijler wordt gevormd door pensioenvoorzieningen op vrijwillige basis, vaak ondergebracht bij een verzekeringsmaatschappij. Deze vorm is in het bijzonder bedoeld voor personen die niet in dienstbetrekking werkzaam zijn, en voor personen wier pensioen anders ontoereikend zou zijn, en dit op deze wijze willen verbeteren. In de Nederlandse Antillen kennen we, net als in Nederland, als basispensioen of staatspensioen (de eerste pijler van het pensioengebouw in onze samenleving) een Algemene Ouderdomsvoorziening (AOV) die recht geeft op een uitkering wanneer iemand de leeftijd van 60 jaar bereikt. Het bedrag van de AOV uitkering is op dit moment 554 gulden. Per 1 januari 1

2007 zal de uitkering worden verhoogd naar 569 gulden 1. Ook is vanaf 1 januari 2007 de Staten van de Nederlandse Antillen akkoord gegaan met een verhoging van de AOV uitkering met 100 gulden per maand. De tweede pijler is zoals eerder gesteld de pensioentoezegging van een werkgever aan haar werknemers. Deze toezegging wordt vaak in de vorm gegoten van een pensioenovereenkomst. In deze overeenkomst zegt een werkgever aan haar werknemers toe een pensioen te regelen om bij het bereiken van de pensioenleeftijd, in de Nederlandse Antillen vaak tussen de 60 en 62, van een uitkering te gaan genieten. De manier waarop de pensioenovereenkomst wordt geregeld is dat deze hetzij uitbesteed wordt aan professionele verzekeraars/pensioenfondsen of dat het in een aparte stichtingsvorm of andere rechtspersoon wordt ondergebracht. Voor de financiering ten behoeve van de derde genoemde pijler zal de persoon/werknemer zelf zorg moeten dragen. Dit kan gebeuren in de vorm van een lijfrenteverzekering, een spaarfonds, aandelen- of huizenbezit of door andere vormen van bezittingen. In de volgende paragraaf staan we stil bij twee specifieke pensioenfinancieringsvormen. Bovendien geven we antwoord op de vraag hoe de toenemende vergrijzing van invloed is op financiering en de hoogte van de premie bij pensioenverzekeringen. 3. Pensioentoezegging, pensioenfinanciering en vergrijzing 2. Zoals eerder gesteld gaat het bij de tweede pijler van pensioenen om een toezegging van een werkgever aan haar werknemers/personeel om bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd een uitkering te doen. De pensioentoezegging wordt vastgelegd in een pensioenovereenkomst. In deze pensioenovereenkomst wordt tevens een verzekering tegen het risico van (vroeg)overlijden en arbeidsongeschiktheid meegenomen. Er zijn twee belangrijke financieringsvormen om deze pensioentoezegging mogelijk te maken te weten: de definedcontribution regeling en de defined-benefit regeling. Een financiering gebaseerd op een combinatie van deze vormen komt ook vaak voor. 3.1 Defined-contribution regeling. In de eerste plaats kennen wij de defined-contribution (DC) regeling die primair een toezegging door de werkgever omvat aan haar personeel waarbij, voor de berekening en opbouw van het pensioeninkomen, de premie als basis dient. Het wordt daarom ook het beschikbare premie systeem genoemd. Onder dit systeem sparen de werkgever en werknemer samen in de loop van de arbeidsjaren premies op die in de toekomst zullen resulteren in een pensioenuitkering. Bij vroegtijdig overlijden zal er een bedrag worden uitgekeerd aan de nabestaanden. Kenmerkend voor dit stelsel is dus dat de premies 3 die betaald moeten worden in de loop van de arbeidzame jaren bekend en vast zijn. De pensioenuitkering is echter variabel omdat deze afhankelijk is van de (onbekende) invloed van toekomstige factoren zoals het rendement op het gespaarde vermogen, de levensrisico dekking waarvoor gekozen wordt, de pensioengrondslag (en wijzigingen hierin) en de duur van de arbeidsjaren en de levensverwachting van de werknemer. Deze regeling kent 1 Referentie: Brochures Sociale Verzekeringsbank (SVB) over de AOV van 2006 en 2007. Krant Amigoe van 17 november 2006: De Staten van de Nederlandse Antillen zijn op 17 november akkoord gegaan met een verhoging van de AOV uitkering met 100 gulden per maand. De AOV premie zal ook moeten stijgen met 1,5 %. 2 Voor de volledigheid moeten wij vermelden dat bij de berekeningen in deze paragraaf puur formeel wel rekening moet worden gehouden met de AOV uitkering bij de bepaling van het pensioeninkomen in beide pensioenregelingen. Maar om de voorbeelden eenvoudig te houden wordt hiervan geabstraheerd. 3 De premie wordt berekend als percentage van het basisinkomen. 2

veel flexibiliteit ten aanzien van de risicodekking van een werknemer. Een lagere risicodekking vertaalt zich direct in een hoger spaarvermogen omdat er dan bewust door de deelnemers gekozen wordt om niet alle risico s mee te verzekeren. Met een eenvoudig rekenvoorbeeld kunnen we de DC regeling uitleggen. Stel dat de partijen in een pensioenafspraak overeenkomen dat de werkgever een vaste premie van 7% van het basisinkomen betaalt en de werknemer 5%, dan zal de totale vaste premie 12% bedragen van het basissalaris of de pensioengrondslag. Met deze opgespaarde premies wordt het pensioenvermogen in de tijd opgebouwd terwijl tegelijkertijd een risicodekking wordt geboden tegen (vroeg) overlijden c.q. invaliditeit van de deelnemer. Naarmate de totale premie hoger is zal het opgebouwde pensioenvermogen hoger uitvallen. Hetzelfde geldt voor de periode waarover gespaard wordt. Hoe langer de werknemer en werkgever premies opsparen hoe gunstiger dat is voor het pensioenvermogen. Neem als voorbeeld een werknemer met een pensioengrondslag van 30.000 gulden per jaar. De grondslag blijft bovendien gedurende de 40 jaar dat de werknemer in de DC-regeling deelneemt, gelijk. Deze werknemer bouwt dan een pensioenvermogen op van bijna 435 duizend gulden. 4 Uit deze pensioenpot zal het pensioenplan, na correctie voor betaalde premies voor risicoverzekeringen van bijvoorbeeld 40.000 gulden en uitgaande van een rendement na pensionering van 4%, aan de werknemer een maandelijks bedrag kunnen uitkeren van 2320 gulden 5, 25 jaar lang. Bij een langere levensverwachting wordt de uitkering navenant lager. Dit voorbeeld toont dus aan hoe ingewikkeld het is om het correcte pensioenvermogen te berekenen omdat er in de toekomst (te veel) onzekere factoren een rol spelen. Leeft een deelnemer bijvoorbeeld langer dan 25 jaar of is het rendement op het pensioenvermogen lager dan de 5% waarop de oorspronkelijke berekeningen zijn gedaan dan zal er minder pensioenvermogen opgebouwd worden en zal het maandelijks te betalen pensioen lager uitvallen. Kenmerkend dus voor de DC-regeling is dat het opgebouwde pensioenvermogen achteraf onvoldoende kan blijken te zijn om het gewenste bedrag aan pensioenuitkeringen veilig te stellen. Dit is het risico dat de deelnemers lopen bij het opbouwen van een pensioen volgens de DC regeling. 3.2 Defined-benenfit regeling. Bij de defined-benefit regeling ( DB-regeling) staat de toezegging ten aanzien van de pensioenuitkering vast maar is de te betalen premie in de tijd variabel. Onder de noemer van een DB-regeling valt ook de eindloonregeling of een middelloon regeling. Bij de eindloonregeling wordt het pensioeninkomen berekend op basis van het genoten basissalaris van bijvoorbeeld de laatste twee jaar voor pensionering. In deze regeling komt het vaak voor dat, in de beginperiode dat een deelnemer participeert in het pensioenplan, een te laag vermogen wordt gespaard waardoor aan het einde van de arbeidzame periode van de werknemer nog verplichtingen aan het fonds openstaan (z.g. back service betalingen). Dit betekent de facto dat onder deze DBregeling het risico sterk aanwezig is dat er te weinig wordt gespaard voor de oude dag terwijl de werkgever wel een pensioentoezegging heeft gedaan op basis van het laatste inkomen (eindloon). Van groot belang voor een goed begrip van de backservice verplichting is dat de pensioenuitkering gebaseerd is op het laatst genoten basissalaris terwijl de financiering van de 4 Ervan uitgaande dat het gereserveerde premiebedrag van 3600 gulden (12% van 30.000 gulden) elk jaar op de spaarrekening wordt gestort tegen een rentepercentage van 5% dan kan dit bedrag in 40 jaar 40 t 1 aangroeien tot 434.879 gulden. De formule voor de eindwaarde in dit voorbeeld is: 3600 * 1.05 t= 1 waarbij t de looptijd tot pensionering is.. 5 (434.879 40.000) De formule van contante waarde in dit voorbeeld is 12 = 2320 gulden. 25 t t = 1 1.04 3

pensioenregeling (dus de premiebetaling) over de hele arbeidsperiode van de werknemer heeft plaatsgevonden; dus ook in die periode waarin de werknemer mogelijk een lager basissalaris genoot. Een voorbeeld kan de financieringsproblematiek verduidelijken. In de praktijk wordt de financiering van de DB-regeling gedaan op basis van een voorschot premiebetaling. Stel dat een deelnemer in een fonds op basis van zijn/haar huidige inkomen van 30.000 gulden (dit is de pensioengrondslag) een voorschotpremie betaald van 12%. Dus is de jaarlijkse premie 12% van 30.000 gulden, wat gelijk is aan 3600 gulden. In de eerste vijf jaar blijft deze situatie onveranderd, maar in jaar zes krijgt de persoon een loonsverhoging waardoor de voorschotpremie ook mee moeten stijgen naar bijvoorbeeld 14% om in de toekomst een gegarandeerd pensioeninkomen veilig te stellen. Vaak wordt de wijziging in de voorschotpremie te laat doorgevoerd waardoor voor de betrokken deelnemer een verschil ontstaat tussen de betaalde voorschotpremie en de werkelijk te betalen premie. In de loop van een arbeidzaam leven komt het vaker voor dat aanpassing in de pensioengrondslag niet direct gevolgd wordt door een aanpassing in de voorschotpremies, waardoor er steeds sprake is van een in te halen financieringsgat. In dit geval werd in het zesde jaar het premie verschil van 2% niet direct afgerekend. Het financieringsgat dat hierdoor ontstaat, moet in de loop van de tijd worden ingehaald. Zolang dat niet direct het geval is blijft er aan het einde van de arbeidzame periode van de deelnemer aan nog te financieren premies openstaan. Hiermee wordt het begrip backservice financiering duidelijker. Verder is het belangrijk te vermelden dat het pensioenvermogen niet alleen wordt opgebouwd door de premiebetalingen maar in belangrijke mate afhankelijk is van de beleggingsresultaten van het pensioenfonds. In paragraaf 4 komen wij hierop terug. Bij een middelloon regeling is het probleem van de financiering van de backservice minder nijpend, maar zolang de periode waarover het pensioen wordt berekend ( pensioengrondslag) niet gelijk loopt met de ontwikkeling van het basissalaris (en de wijzigingen hierin) over de hele arbeidsperiode, blijft het probleem van een niet-afgefinancierde pensioenregeling en backservice verplichtingen een groot probleem vormen. Ergo, er zal altijd een verschil blijven bestaan tussen enerzijds de toegezegde vaste uitkeringen en anderzijds de financiering hiervan middels variabele premiebetalingen verspreid in de tijd. Kenmerkend voor de DB-regeling is dat de deelnemers wel een pensioentoezegging hebben op basis van bijvoorbeeld het laatst verdiende inkomen maar dat de regeling nog niet helemaal afgefinancierd is. Dus hier ligt het risico bij het pensioenfonds. Laten wij weer wat voorbeelden geven van DB-regelingen. Stel dat een werkgever aan haar werknemers een toezegging heeft gedaan voor een pensioenuitkering op basis van het laatst genoten basissalaris (eindloon regeling). Deze regeling houdt in dat een werknemer in de loop van 35 dienstjaren een volle pensioenuitkering kan opbouwen van 70% van het laatst genoten salaris. Deze 70% betekent dat er per arbeidsjaar een pensioeninkomen van 2% (70%: 35 jaar) wordt opgebouwd 6. Indien we weer uitgaan van een werknemer die van zijn 25 e jaar tot aan de pensionering op 60 jarige leeftijd een pensioeninkomen heeft opgebouwd dan heeft deze werknemer recht op een vol pensioen van 70% van het laatste inkomen. Hij/zij heeft dus gedurende 35 jaar elk jaar 2% van het basissalaris opgebouwd voor zijn/haar pensioeninkomen. In onderstaande tabel 1 worden de gegevens van deze modelwerknemer weergegeven. 6 Er zijn ook andere opbouwpercentage mogelijk bijvoorbeeld 1.75% bij een opbouwperiode van 40 jaar in combinatie met 2% (opbouwperiode 35 jaar) en 2.3% ( opbouwperiode 30 jaar). 4

Tabel 1.Kerngegevens model werknemer Leeftijd werknemer bij indiensttreding 25 jaar Pensioengrondslag bij indiensttreding 20.000 gulden Pensioengrondslag verhoging op 35 jaar 30.000 gulden Pensioengrondslag verhoging op 45 jaar 35.000 gulden Pensioenleeftijd 60 jaar Opbouwpercentage per dienstjaar 2% Bij een eindloonregeling zou deze modelwerknemer een pensioeninkomen hebben opgebouwd van 35jaar x 2% x 35.000 gulden, wat neerkomt op 24.500 gulden per jaar of 70% van het laatst genoten basisinkomen. Hier is duidelijk te zien hoe het probleem van de backservice en de financiering onder deze specifieke regeling een grote rol speelt. De werknemer heeft gedurende zijn hele loopbaan verschillende verhogingen in het basisinkomen ( pensioengrondslag) gehad waarvoor (mogelijk onvoldoende) premies zijn opgespaard en betaald, terwijl de uiteindelijke uitkering wel is gebaseerd op het laatst genoten (hogere) inkomen. Hierdoor ontstaat er tussen het pensioeninkomen en de opgespaarde premies bij verschillende inkomensniveau s een financieringsgat dat moet worden gedicht.dit is het bekende probleem van een backservice financiering. Uitgaande van dezelfde kerngegevens uit tabel 1 zou bij een middelloon regeling de werknemer telkens als hij in een andere inkomensgroep terecht komt zijn pensioengrondslag navenant hoger worden. Het hiervoor geschetste probleem van backservice financiering speelt dus hier een minder grote rol omdat de premiebasis en de pensioengrondslag met elkaar meestijgen. In dit voorbeeld zou de werknemer gedurende de eerst 10 jaar op basis van het opbouwpercentage van 2%, een pensioenvermogen opbouwen van 10 jaar x 2% x 20.000 = 4000 gulden. In de volgende periode van 10 jaar waarin de pensioengrondslag sinds zijn 35 e is verhoogd tot 30.000 gulden een pensioeninkomen opbouwen van 10 jaar x 2% x 30.000 gulden = 6000 gulden. Vanaf zijn 45 e jaar tot aan zijn pensionering op zijn 60 e zou deze werknemer weer een pensioeninkomen opsparen van 15 jaar x 2% x 35.000 gulden = 10.500 gulden. In totaal heeft dus deze modelwerknemer een pensioeninkomen opgebouwd van 4000 + 6000 + 10.500 gulden wat neerkomt op 20.500 gulden per jaar. Vergeleken met de situatie van de eindloon regeling is er een behoorlijk verschil in het opgebouwde pensioeninkomen per jaar volgens de eindloon regeling ( 24.500 gulden) en de middelloon regeling (20.500 gulden). Dit komt omdat volgens de eindloon regeling alleen wordt gekeken naar het laatst genoten basisinkomen zonder rekening te houden met de eventuele wijzigingen van het inkomen in de loop van de jaren. Door dit verschil in uitkering is het duidelijk dat de premies die worden gespaard bij de eindloonregeling, vooral in de beginjaren waarin het basisinkomen relatief laag is, achteraf onvoldoende blijken te zijn. De hiervoor beschreven DC en DB-regelingen of combinaties van de twee regelingen komen veelvuldig voor in de praktijk als het gaat om de 2 e pijler van het pensioengebouw in ons land. Van belang is verder te vermelden dat zowel de DC als de DB- regelingen uitgaan van het sparen voor oude dag op basis van opbouw van een spaarvermogen in de tijd. Er worden dus premiegelden en andere inkomsten van het pensioenfonds gereserveerd en belegd om na verloop van tijd een voldoende groot pensioenvermogen op te bouwen waaruit uitkeringen kunnen worden gedaan. Deze vorm van sparen wordt het kapitaaldekkingstelsel genoemd. 3.3 Vergrijzing en pensioenuitkeringen. We hebben al gezien dat de eerste pijler (de overheid of staatspensioen) gefinancierd wordt via een zogenaamd omslagstelsel. Dit betekent dat de werkenden van nu de pensioenen betalen van 5

de personen die op dit ogenblik met pensioen zijn. De uitgaven die verband houden met de oudedag van de huidige gepensioneerden worden omgeslagen op de werkende bevolking van vandaag. Dit omslagstelsel levert problemen op als het percentage van het aantal gepensioneerden op het aantal werkenden stijgt. Dus als minder werkenden het pensioen van meer gepensioneerden moeten opbrengen. In Nederland staan op dit ogenblik tegenover elke gepensioneerde vier tot vijf werkenden. In 2040 verwacht men dat de verhouding actieven (werkenden) en de inactieven (gepensioneerden) terug zal lopen naar 2,5 op 1. In 2050 zal naar verwachting de verhouding tussen het aantal werkende en het aantal gepensioneerden gelijk zijn, nl. 1 op 1. In de V.S. wordt verwacht dat de genoemde ratio zal teruglopen van 4,8 : 1 in 2000 naar 2,7 : 1 in 2030 7. Voor de Nederlandse Antillen was de actieven en inactieven ( 60+) verhouding in 2001 2,3 : 1 en deze zal in 2017 teruglopen naar 2,1 : 1 8. Daarbovenop is de Staten van de Nederlandse Antillen op 17 november jl. akkoord gegaan met een verhoging van de AOV uitkering met 100 gulden per maand. Vóór de goedkeuring van de Staten van het initiatief voorstel is er een lange discussie vooraf gegaan over de mogelijke financiële consequenties van een verhoging van de AOV uitkering en de financiering hiervan. De grote vraag is hoe de overheid het huidige omslagstelsel van de AOV uitkeringen kan blijven financieren daarbij rekening houdend met toekomstige ontwikkelingen zoals vergrijzing? Een aantal mogelijke oplossingen voor de financiering worden hieronder kort beschreven. De financiering kan sluitend gemaakt worden door: 1. een verhoging van de AOV-premie voor de werkende met 1,5% punt; 2. te zorgen dat de groep werkenden (actieve beroepsbevolking) groter wordt. Hierdoor zullen de premie opbrengsten stijgen waardoor de verhoging gefinancierd kan worden. Het actief vergroten van de werkende beroepsbevolking kan bijvoorbeeld geschieden door te streven naar een hogere participatie in het arbeidsproces of door meer banen te creëren voor (jonge) werkelozen. Ook door deze oplossing wordt de premiebasis verbreed waardoor de uitkeringen financierbaar worden; 3. vermogende ouderen mee laten betalen door een (hogere) premie. Ouderen met alleen een AOV uitkering hoeven geen premie te betalen terwijl vermogende ouderen (ouderen met een aanvullend pensioen) een bijdrage leveren aan de financiering van hun eigen pensioenuitkering; 4. een verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd. Hierdoor wordt de groep uitkeringsgerechtigden kleiner. In Nederland is de pensioengerechtigde leeftijd al jaren 65 jaar, terwijl die bij ons nog steeds 60 jaar is. Naast deze maatregelen die uitgaan van het vinden van oplossingen binnen het huidige stelsel van omslagfinanciering kan bijvoorbeeld het hele stelsel worden omgevormd in een kapitaaldekkingstelsel. Dit brengt eenmalige transitiekosten met zich mee. Voor de wijziging van het stelsel in de Nederlandse Antillen zijn deze kosten becijferd op 900 miljoen 9. Dit bedrag moet, als er gekozen wordt voor dit alternatief, worden opgebracht door de overheid, via belastingen, een speciale heffing of een combinatie van deze drie. Gezien de huidige financiële problemen waarmee de overheid (overheden) worden geconfronteerd is dit geen gemakkelijk, noch realistisch alternatief. 7 World Economic Forum Pension Readiness Initiative uit 2004. 8 Presentatie: Maatregelen ter versterking van de financiële positie AOV. Drs E.Calmes 9 Rapport: Op weg naar een pensioenbeleid voor de Nederlandse Antillen, Contourendocument Commissie Pensioenen van 26 november 1997, pag. 78. 6

4. Toekomstige trends en uitdagingen voor een goede financiering van het pensioenstelsel In deze paragraaf gaan we dieper in op een aantal verwachtte ontwikkelingen die van invloed kunnen zijn op de financiering van het huidige pensioenstelsel. 4.1 Lagere kapitaalmarktrente. De eerste belangrijke trend, die wordt voorzien, is dat de rendementen op het belegde vermogen lager zullen uitvallen door een lagere rente op de wereldkapitaalmarkt. Deze lagere rente wordt veroorzaakt doordat meer mensen en bedrijven het belang van een goede pensioenvoorziening inzien en dat ook naar buiten toe zullen promoten. Dit resulteert in een hogere deelnemingsgraad van personen in spaarplannen wat een rente drukkend effect tot gevolg heeft aangezien de (gedwongen) besparingen zullen stijgen. Dit rente dempende effect is op de Nederlandse Antillen al merkbaar 10. Hiernaast zullen de uitkomsten van de politieke discussies rond de staatkundige structuur en de (gedeeltelijke) kwijtschelding van de schulden van de eilanden van de Nederlandse Antillen effect hebben op de lange rente in de toekomst. Genoemde factoren zullen resulteren in lagere renteniveau s en in lagere rendementen voor pensioenfondsen. Hierdoor wordt het toekomstige interne groeipotentieel van deze pensioenfondsen minder en zullen de toekomstige beleggingsresultaten onder druk komen te staan. 4.2 Effecten van vergrijzing. Een tweede trend die wordt voorzien is dat door de vergrijzing- en ervan uitgaande dat de AOV in de toekomst gefinancierd blijft worden via het omslagstelsel- de druk op de werkende bevolking steeds groter wordt om de benodigde hogere premieopbrengsten te genereren. Dit zal resulteren in een hogere premiedruk binnen het AOV stelsel waardoor de concurrentie positie van het bedrijfsleven wordt aangetast en de koopkracht van de beroepsbevolking onder druk komt te staan. Andere alternatieven om de financiering van de effecten van de vergrijzing op het AOV fonds te garanderen zijn hogere belastingen. Alle eerder genoemde oplossingen brengen het risico met zich mee dat op termijn de economie van de eilanden een lager dan trendmatige groei gaat vertonen. Bovendien resulteert dit proces via een indexatie en/of afwenteling van de premies in de lonen dat de factor arbeid duurder wordt. En hoe vang je dit op? Een andere oplossing voor het vergrijzingsprobleem, zoals eerder aangegeven, is het stimuleren van een hogere participatiegraad van bijvoorbeeld jongeren in het arbeidsproces. 4.3 Automatische indexering. Een derde trend die zichtbaar is vormt de discussie over de automatische indexering van pensioenen. Bij een scenario zoals hier eerder beschreven van een daling in de kapitaalmarktrente en hiermee gepaard gaande druk op de rendementen van pensioenfondsen is het de vraag of automatische indexering van pensioenen aan de ontwikkeling van bijvoorbeeld de lonen (welvaartvaste pensioenen) of indexatie van de pensioenen ter compensatie van inflatie (waardevaste pensioenen) wel financierbaar zal blijven. In onze eerdere voorbeelden hebben wij voor de modelwerknemer uitgerekend dat hij een bedrag van circa 395 (435 min 40) duizend gulden heeft opgebouwd aan pensioenvermogen. Indien voor deze werknemer nog jaarlijkse een indexering van de pensioenuitkering met 1% had moeten plaatsvinden dan kunnen wij uitrekenen dat het spaarvermogen onvoldoende is om de extra uitkering in verband met indexatie te kunnen financieren omdat simpelweg te weinig is gereserveerd voor de indexering in de loop van de jaren. In feite komt dit erop neer dat deze 10 Zie artikel: Lenen en het renteniveau in de Makelaar van november 2006. 7

werknemer circa 3.950 gulden te weinig in zijn /haar pensioenpot heeft gespaard om de extra indexering uit zijn/haar pensioenpot 11 te kunnen financieren. 4.4 keuze van de beleggingsmix. Het vierde belangrijke punt waar in pensioenland rekening wordt gehouden is de keuze van een goede beleggingsmix als het gaat om veilige en verantwoorde beleggingen van de spaarmiddelen van pensioenfondsen. Over een langere periode bekeken is het rendement dat fondsen kunnen behalen uit beleggingen in aandelen hoger dan beleggingen in uitsluitend vast rentende waarden (obligaties). Een hoger rendement gaat in het algemeen gepaard met een hoger risico en de hoogte van de te behalen rendementen is sterk afhankelijke van de beleggingsmix (cash, aandelen en obligaties) waarvoor een persoon of een fonds kiest. De keuze van een goede beleggingsmix heeft dus grote invloed op het risico/rendement profiel en dat kunnen wij aan de hand van het volgende rekenvoorbeeld verduidelijken. Uitgaande van een fonds dat 100 miljoen gulden te beleggen heeft en de fondsbestuurders de keuze hebben uit drie portefeuille mixen, Portefeuille I: een mix van 50% cash en 50% in aandelen ( Standaard & Poor 500), Portefeuille II: een mix van 20% cash, 40% obligaties en 40% aandelen of; Portefeuille III: een mix van 0% cash, 20% obligaties en 80% aandelen, dan zouden deze verschillende portefeuilles het volgende risico en rendement profiel hebben vertoond in de periode 1992-2006: Portefeuille I: 6,87% risico tegenover 7,67% rendement. Portefeuille II: 5,66% risico tegenover 8 % rendement. Portefeuille III: 10,93% risico tegenover 10,29% rendement. Hieruit blijkt dat de meer riskante portefeuille ook het hoogste rendement met zich meebrengt en dat deze keuze ook van invloed is op het resultaat van de fondsen. Dit leert dat ook voor de financiële toezichthouders grenzen moeten worden gesteld aan de keuze van een meer of minder riskante portefeuille en hoe deze keuze zich zou moeten vertalen in hogere of lagere solvabiliteitseisen. In de toekomst verwachten wij dat hierover wereldwijd nadere richtlijnen zullen worden ontwikkeld. 4.5 Verschuiving van de DB naar de DC regelingen. Een ander tendens die nu duidelijk merkbaar is behelst dat steeds meer bestaande en nieuwe pensioenovereenkomsten de vorm krijgen van een combinatie van een DB en een DC regeling. De traditionele defined-benefit regeling kent, zoals we dat hebben laten zien in paragraaf 3.2, het risico dat nog teveel backservice financiering open staat waardoor de beheerders van het pensioenfonds opgescheept blijven met een groot financieel risico.om dit risico beter beheersbaar te maken gaan steeds meer fondsen over tot een combinatie van een basis pensioeninkomen gefinancierd volgens een defined benefit regeling en boven dit basis pensioeninkomen wordt een additioneel pensioeninkomen opgebouwd door middel van de defined contribution regeling waar het financiële risico van onvoldoende fondsvermogen verschoven wordt naar de deelnemers. 11 Contante waarde berekening 395.000 gulden : Σ t 25 (1.04) t = 25.285 per jaar. Bij een indexatie van dit bedrag met 1% (1% van 25.285) komt dit neer dat de uitkering 252, 85 gulden per jaar hoger dient te liggen, dus op 25.537,85 gulden. Voor de berekening dient de contante waarde van een bedrag Y : Σ t 25 (1.04) t = 25.537,85 te worden uitgerekend. Dit bedrag Y is gelijk aan 398.949,99 gulden. Er is dus 3.949,99 ( circa 3950 gulden) gulden te weinig gespaard. 8

4.6 Premie holidays. Gedurende de jaren 90 ging het heel erg goed ging met de beleggingsresultaten van verschillende pensioenfondsen. Hierdoor werden er door de pensioenfondsen grote reserves opgebouwd. Door de grootte van deze reserves werd er geopperd om de premiebetalingen aan de pensioenfondsen tijdelijk op te schorten (premie holidays). Veel pensioenfondsen hebben aan dat verzoek gehoor gegeven, maar door de volatiliteit van de beleggingen en de terugval op de internationale beurzen na 2003 bleken de opgebouwde (beleggings)reserves heel erg snel verdwenen te zijn. Dit ontlokte bij vooral pensioenbestuurders en toezichthouders de vraag of dit beleid van het toekennen van premie-holidays in de toekomst verboden diende te worden. 5. Conclusie/samenvatting. Waar hebben we in dit artikel aandacht aan besteed? Er is een korte uitleg gegeven van enkele pensioenbegrippen en een schets van de Antilliaanse situatie. Hierin is aandacht geschonken aan de drie pijlers van het pensioeninkomen als een soort verzekering voor de oude dag. Verder werd aangegeven dat de inrichting van het pensioengebouw in de wereld per land verschilt en sterk afhankelijk is van de sociaal-economische situatie in dat land. Twee pensioenvormen, t.w. de defined-benefit en de defined-contribution regelingen, zijn nader uitgelegd aan de hand van twee rekenvoorbeelden. Duidelijk is dat de hoogte van het pensioeninkomen afhankelijk is van het gekozen stelsel van pensioenopbouw en de risico s waarmee fondsen geconfronteerd worden. Enkele te verwachten ontwikkelingen zijn geschetst waarmee de pensioensector de komende jaren hoogstwaarschijnlijk mee wordt geconfronteerd.een van deze ontwikkelingen is de verwachting ten aanzien van de renteontwikkeling en de effecten hiervan op de resultaten van pensioenfondsen. Een tweede belangrijke verwachting is de verschuiving van de defined-benefit naar de defined-contribution regeling als antwoord op de verhoogde financiele risico s waarmee pensioenfondsen te maken krijgen als gevolg van onder meer de sterk fluctuerende beleggingsresultaten. Van groot belang voor de financiële resultaten van pensioenfondsen is de keuze uit een beleggingsmix als methode om risico s te spreiden en de sterke fluctuatie van deze resultaten te mitigeren. Drs.A.Romero Directeur Bank van de Nederlandse Antillen 25 januari 2006. 9