Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Project-MER-Verslag Goedkeuring milieueffectrapport Project: Coca-Cola Enterprises te Gent in het kader van de hervergunning van de siroop- en frisdrankenfabriek Initiatiefnemer: Coca-Cola Enterprises Belgium Zwijnaardsesteenweg 811 9000 Gent 29 juni 2007 PRMER-0185-GK
1 Inleiding Dit milieueffectrapport wordt opgemaakt met het oog op de hernieuwing van de milieuvergunning voor Coca-Cola Enterprises Belgium (CCEB). Het bedrijf beschikt over een basismilieuvergunning met als einddatum 2 maart 2008. CCEB beoogt geen nieuwe inrichtingen te exploiteren, noch uitbreidingen door te voeren die onderworpen zijn aan de Mer-plicht. Het gaat dus om de voortzetting van de bestaande activiteit. Men beoogt wel 8 kleinere aanpassingen door te voeren op de site zelf. De site te Gent strekt zich uit over een totale oppervlakte van ongeveer 16,5 ha, volgens het gewestplan gelegen in industriegebied. Ten noorden en ten westen wordt CCEB begrensd door woongebied. CCEB is gespecialiseerd in het produceren en afvullen van specifieke dranken. CCEB beschikt over 10 productielijnen die instaan voor een botteling van 37 200 000 verpakkingseenheden (2005). Het is één van de meest complexe productiesites in Europa. Het is de enige site die een dergelijke mix van verpakkingen en smaken aankan en is daardoor uniek. Overeenkomstig de huidige inzichten is deze activiteit onderworpen aan de mer-plicht volgens rubriek 7 e) van bijlage II van het besluit van de Vlaamse Regering van 10/12/2004 (BS 17/02/2005) met name: Siroop- of frisdrankenfabrieken met een productiecapaciteit van 75 miljoen liter per jaar of meer Gezien het project valt onder bijlage II van het bovenvermelde besluit kan de initiatiefnemer een gemotiveerd verzoek tot ontheffing indienen op grond waarvan de administratie geval per geval kan beslissen of een milieueffectrapport al dan niet moet opgesteld worden. De initiatiefnemer heeft er echter voor gekozen om een milieueffectrapport op te stellen. Het kennisgevingsdossier is door de Dienst Mer van de Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid volledig verklaard op 27 maart 2006. De terinzagelegging bij het stadsbestuur van Gent liep van 14 april 2006 tot en met 13 mei 2006. Door de Dienst Mer werden richtlijnen geschreven die de inhoudelijke aanpak van het project-mer weergeven, deze richtlijnen werden betekend op 15 juni 2006. Het kennisgevingsdossier en het ontwerprapport werden naar verschillende administraties rondgestuurd voor adviezen en opmerkingen. Aan de hand van de criteria die vooropgesteld werden in de eerder betekende richtlijnen werd dit goedkeuringsverslag opgesteld. Het milieueffectrapport heeft voldoende invulling gegeven aan de richtlijnen die overeenkomstig artikel 4.3.5 1 van het decreet betreffende de milieueffect - en veiligheidsrapportage van 18 december 2002 (BS 13 februari 2003) werden vastgesteld. Het MER bevat voldoende informatie om het aspect milieu een volwaardige plaats te geven bij de besluitvorming. Het definitieve milieueffectrapport werd ontvangen op 4 juni 2007 en de goedkeuring ervan wordt met dit goedkeuringsverslag uiterlijk betekend op 14 juli 2007. Dienst Mer 2
2 Vorm en presentatie Het voorliggende milieueffectenrapport is naar vorm en presentatie een verzorgd document geworden. In de inleiding wordt kort de milieueffectrapportageprocedure besproken en de te volgen stappen en inspraakmomenten. 3 Doelstelling, verantwoording en besluitvorming art.4.3.7. 1,1, a en b De doelstelling zoals beschreven in het MER bestaat erin de effecten op het omliggende milieu aan te tonen van de hervergunning van de activiteiten van het frisdrankenbedrijf. 4 Voorgenomen project en alternatieven art.4.3.7. 1,1,c, d en e Het rapport beschrijft in hoofdstuk 2 het project op een voldoende wijze. Naast de hervergunning van de site, wil CCEB ook enkele aanpassingen doorvoeren op de site zelf, die allen mee in dit MER opgenomen werden. De tabel van de timing van deze acht aanpassingen is geactualiseerd en consequent toegepast in het MER. Twee aanpassingen zijn voor onbepaalde tijd uitgesteld. Het gaat om de nuttige aanwending van het biogas van de waterzuiveringsinstallatie en de uitbreiding van de bestaande gekoelde opslag van concentraten en fruitsappen. De aanleg van de nieuwe personeelsparking, de uitbreiding van de leeggoedopslag en de installatie van de blaasmachine zijn ondertussen reeds uitgevoerd. Daarnaast werd een schema opgenomen in het MER die de planning van uitvoering aangeeft van alle geplande acht wijzigingen. Er werd ook een administratieve voorgeschiedenis opgenomen die een chronologisch overzicht geeft van de milieu- en uitbatingsvergunningen en de stedenbouwkundige vergunningen. Er werd ook een oplijsting opgenomen in het MER van alle relevante voorstudies, uitgevoerd in opdracht van CCEB. Uitvoerings- en locatiealternatieven worden in dit MER niet onderzocht. Gezien het voorliggende MER niet opgesteld wordt vanuit een projectoogpunt, doch eerder vanuit een hervergunningsvereiste voor de verdere exploitatie van de site, is het weinig relevant om uitvoeringsalternatieven te bespreken. De acht voorgestelde wijzigingen op de site zijn opgenomen als inrichtingsalternatieven. 5 Juridische en beleidsmatige context art.4.3.7. 1,f Het rapport geeft een volledig overzicht van de juridische en beleidsmatige randvoorwaarden onder de vorm van een matrix. De matrix geeft aan welke randvoorwaarden relevant zijn voor Dienst Mer 3
dit project en waar deze relevante randvoorwaarden verder behandeld worden. Het Natuurdecreet in de juridische en beleidsmatige randvoorwaarden werd als wel van toepassing opgenomen in de lijst. Het Bosdecreet wordt als niet van toepassing beschouwd voor CCEB omdat de bossen in de nabijheid van het bedrijf privé-bossen zijn. Er werd een afzonderlijk hoofdstuk aan het MER toegevoegd omtrent de watertoets. 6 Algemene methodologische aspecten De ingreep-effectmatrix vormt een duidelijk schema waarbij per fase en verder per discipline aangegeven wordt of er significante effecten te verwachten zijn. Per discipline wordt een goede beschrijving gegeven van de te volgen methodologie om de effecten van het project in te schatten. De effectbeoordeling gebeurt niet voor alle disciplines op dezelfde wijze door middel van een set van criteria van significantie. Deze criteria ontbreken voor de discipline lucht, fauna & flora en landschap, bouwkundig erfgoed& archeologie, maar worden wel gebruikt voor de beoordeling van de effecten van de discipline water, geluid, bodem & grondwater en de discipline mens-gezondheid. 7 Bestaande toestand en milieueffecten In wat volgt, wordt vermeld in hoeverre door de opstellers van het MER gevolg werd gegeven aan de belangrijkste opmerkingen, geformuleerd op de ontwerpversie van het MER en rekening houdend met de algemene projectspecifieke richtlijnen zoals opgesteld door de Dienst Mer. Bovendien worden een aantal aandachtspunten uit het MER gelicht die van belang kunnen zijn voor de doorwerking van dit MER bij de verdere besluitvorming. Onderstaande bespreking vormt echter geen exhaustieve samenvatting van de conclusies van het MER. Hiervoor wordt naar het eigenlijke document verwezen. CCEB is een voedingsbedrijf. De emissies voor de discipline lucht zijn dan ook voornamelijk beperkt tot emissies die te wijten zijn aan verbrandingsprocessen (verwarmings- en stoomketels, verkeer en fakkelinstallatie van de waterzuivering). Wat de totale emissies betreft, is er geen significante invloed van de activiteiten van CCEB op de luchtkwaliteit in de omgeving. Het is waarschijnlijk dat de emissie van fijn stof wel een weinig significante bijdrage levert tot de totale hoeveelheid in de omgevingslucht. De exacte bijdrage ervan kon evenwel niet berekend worden. Het gebruikte model, CAR-Vlaanderen, toonde geen coherent resultaat. Deze emissies van fijn stof zijn bijna uitsluitend te wijten aan het transport op de site. Er worden geen geuremissies verwacht. Er werden in het verleden geen relevante geurklachten geregistreerd. De discipline water werd in dit MER uitvoerig onderzocht. CCEB beschikt over een eigen afvalwaterzuiveringsinstallatie. Het influent omvat proceswater, afgekeurde frisdrank, een deel van het huishoudelijk afvalwater via een septische put en een deel van het regenwater. Er wordt gebruik gemaakt van een anaërobe zuivering en een nagekoppelde aërobe zuivering om de slibproductie drastisch te verminderen. Deze moet volgens Vlarem II een stikstofverwijderingsrendement halen van minstens 80%. Sinds de tweede helft van 2006 is een positieve tendens waar te nemen met rendementen ruim hoger dan 80%. Uit de metingen Dienst Mer 4
van VMM blijkt dat de gemiddelde waarden van de gemeten parameters globaal genomen onder de lozingsnormen liggen. Slechts incidenteel werd een overschrijding van de normen vastgesteld. De debieten van de ringvaart zijn niet gekend. Daarom kon slechts gebruik gemaakt worden van ramingen om de impact van de CCEB-lozingen op de Ringvaart in te schatten. Met een conservatieve schatting van de debieten van de ringvaart zijn geen significante effecten vastgesteld op de kwaliteit van de Ringvaart. Inzake grondwater is er een dalende trend waar te nemen van de stijghoogte van de ontgonnen grondwaterlaag. Bovendien is het werkelijke debiet dat de afgelopen jaren opgepompt wordt door CCEB lager dan het vergunde debiet van 200 000 m 3 /jaar. De deskundige stelt dat het vergunde debiet daarom niet gehandhaafd kan worden als maximaal jaardebiet bij de verlenging van de bestaande vergunning. Door een gebrek aan monitoringsgegevens kan echter geen uitspraak gedaan worden over de grootte-orde van debiet dat in de nieuwe grondwinningsvergunning zou opgenomen moeten worden. Op het gebied van de discipline geluid werd een eindbesluit toegevoegd aan het betreffende hoofdstuk. Daaruit blijkt dat op basis van immissiemetingen kan besloten worden dat de huidige geluidsniveaus erg hoog liggen, wat voornamelijk te maken heeft met de nabijheid van twee belangrijke autosnelwegen. De milieukwaliteitsnormen voor Vlarem II worden duidelijk overschreden. De berekende specifieke geluidsniveaus van CCEB vertonen beperkte overschrijdingen van de richtwaarden volgens Vlarem II voor bestaande inrichtingen. Met de geplande en al uitgevoerde ingrepen zal dit emissieniveau nog licht verhogen. De stijging van het totale omgevingsgeluid is echter verwaarloosbaar. Er zijn geen specifieke milderende maatregelen voorzien. Bij de discipline bodem kan gesteld worden dat de aangetroffen verontreiniging op het terrein van CCEB zich beperkt tot het bedrijfsterrein zelf en historisch van aard is. Er zijn geen bijkomende verontreinigingen vastgesteld tijdens de laatste jaren. Er is op 1 locatie een historische restverontreiniging van benzeen vastgesteld in het grondwater. Het perceel is opgenomen in het register van verontreinigende gronden maar er zijn geen significante aanwijzingen dat er een ernstige dreiging uitgaat van de aanwezige verontreiniging. Er kan geconcludeerd worden dat de bodembeschermende maatregelen voldoende toereikend blijken in de bescherming van de bodem en het grondwater tegen verontreiniging ten gevolge van de activiteiten van CCEB. Het rioleringsstelsel van CCEB is bijna volledig gescheiden aangelegd (de afvoer van enkele daken is rechtstreeks verbonden met de waterzuiveringsinstallatie via de riolering voor bedrijfsafvalwater). De loszones voor de aanvoer van chemicaliën in bulk zijn aangesloten op ondergrondse noodopvangtanks voor de opvang van calamiteiten tijdens lossen en overpompen. Op het terrein is ook een Mobiel Spill Station ter beschikking, dat aangewend wordt voor de verwijdering van gemorste verontreinigende stoffen. Bij de discipline mens-gezondheid werd een significantiekader toegevoegd om de gezondheidseffecten in te kunnen schatten. De immissiebijdrage van de activiteiten van CCEB tot de globale immissieconcentraties kon echter niet berekend worden, maar er wordt een weinig significante bijdrage verwacht aan de norm van 50 µg/m 3 PM10. Aangezien in de directe omgeving van CCEB verschillende gevoelige groepen (kinderen, zieken en bejaarden) voorkomen is het aangewezen om de fijn stof problematiek in deze regio nader te onderzoeken. De koeltorens kunnen via aerosolverspreiding een risico inhouden voor legionella besmetting. Via een beheersplan wordt dit risico onder controle gehouden, onder meer door het gebruik van biocides en desinfectie met chloor. Op dit ogenblik worden twee Dienst Mer 5
biociden gebruikt in het kader van preventieve maatregelen die niet opgenomen zijn in de lijst toegelaten biociden. Er dient onderzocht te worden of deze biociden kunnen vervangen worden door andere toegelaten biocides met dezelfde doelmatige werking. Er wordt standaard bij de opmaak van elk nieuw project een lichtplan opgesteld om de lichthinder in kaart te brengen. Het bestaande lichtplan zal ter beoordeling bij de milieuvergunningsaanvraag worden toegevoegd. Betreffende de transporthinder zijn de verkeerstromen van en naar de site in kaart gebracht en de bijdrage van de stijging van de verkeersintensiteit t.o.v. de totale capaciteit werd berekend. De toename in vrachtverkeer t.o.v. de huidige verkeersbezetting is weinig significant. 7.1 Vergelijking van de alternatieven art.4.3.7. 1,2, e Zoals vermeld in deel 4 van dit verslag worden geen reële alternatieven onderzocht. 8 Leemten in de kennis art.4.3.7. 1,4 Dit hoofdstuk doet opgave van de leemten in kennis die tijdens het uitvoeren van het onderzoek werden vastgesteld. 9 Monitoring en evaluatie art.4.3.7. 1,2, d In deel 10 wordt de noodzaak tot monitoring en evaluatie besproken. Hierbij wordt een oplijsting gegeven van de monitoring die reeds plaatsgrijpt op het bedrijf. 10 Integratie en eindsynthese art.4.3.7. 1,2, e Dit hoofdstuk geeft een themaoverschrijdende samenvatting over de verwachte gevolgen voor het milieu en hoe en in welke mate de voorgestelde maatregelen deze kunnen milderen. 11 Tewerkstelling, investering en gebruikte materialen art.4.3.7. 5,3 In dit hoofdstuk geeft het rapport aan welke de verwachte tewerkstelling- en investeringseffecten zijn van de voorgenomen activiteiten. Dienst Mer 6
12 Niet-technische samenvatting art.4.3.7. 1,5 De niet-technische samenvatting vormt een afzonderlijk leesbaar deel van het rapport dat de essentie van de overige delen beknopt weergeeft. De tekst is begrijpelijk voor de doorsnee lezer. Gelet op wat voorafgaat wordt het project-mer, ingediend door CCEB bvba op 4 juni 2007, goedgekeurd. 29 juni 2007, Het afdelingshoofd, ir. K. De Smet Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer 7