VOORWOORD De Europese Unie heeft het jaar 2004 uitgeroepen tot het Europees jaar van opvoeding door sport. De EU-landen willen in dit jaar sport gebruiken om de fysieke, mentale én sociale vaardigheden van jeugd te ontwikkelen. Daarnaast willen we via sport de samenwerking tussen buurt-, onderwijs-, en sportorganisaties stimuleren. Trainers en coaches van jeugdige sporters spelen een belangrijke rol bij de opvoeding van deze jongeren. Vandaar dat de rol van coaches en trainers een item is in het Europees jaar van de opvoeding door sport. Trainers, coaches en sportbegeleiders dragen een grote verantwoordelijkheid. Wie jongeren begeleidt, brengt deze talenten meer bij dan alleen techniek. Sporten gaat namelijk ook over het verkennen van grenzen, het incasseren van verlies, het omgaan met regels en niet op de laatste plaats samenwerken. Ik ben blij dat ik een steentje kan bijdragen aan de opvoedingsdoelen van sport, bijvoorbeeld door activiteiten in gang te zetten en door het financieren van waardevolle projecten. Een van die projecten is Kanjers in de Sport. Het project van de Interprovinciale Organisatie Sport (IOS) is gebaseerd op de methode kanjertraining, een in het onderwijs succesvol gebleken methode om het sociaal-emotioneel functioneren van kinderen blijvend te verbeteren. Voor de sport heeft de IOS een eigen methode ontwikkeld om jeugdsportbegeleiders te ondersteunen in hun opvoedkundige rol. Een goed project, omdat hierdoor de jeugdsportbegeleiders praktische handvatten krijgen om jeugdige sporters nog beter te begeleiden tijdens sportactiviteiten. Daarnaast heeft de methode aandacht voor het bevorderen van (zelf)vertrouwen, respect en samenwerken. En dat past uitstekend in het Europees jaar opvoeding door sport. Ik hoop dat het onderwerp opvoeding door sport als vliegwiel werkt voor meer inspirerende projecten. Daarnaast hoop ik dat het Europees jaar aanleiding geeft de opvoedkundige rol van de trainers te bespreken en dat er verder discussie over dit interessante onderwerp mogelijk wordt. Dit werkboek zal daar zeker aan bijdragen vanwege zijn praktische methodiek! Clémence Ross-van Dorp Staatssecretaris Volksgezondheid, Welzijn en Sport VOORWOORD 4 5
NIEMAND SPEELT DE BAAS Als een van de kinderen de baas wil spelen in een team, ontstaan er snel problemen. Baasspelen gaat gepaard met manipulatie, roddel en machtsuitoefening. In een teamsport kan dat niet. Baasspelers verdragen geen aanwijzing van de trainer en geen correctie van de scheidsrechter. De medespelers worden door de baasspeler gezien als knechtjes. Dit type is te onderscheiden van de speler die zich ontwikkelt als een natuurlijke leider. De natuurlijke leider heeft namelijk veel kanjerkwaliteiten. WE LACHEN ELKAAR NIET UIT Lachen en plezier maken is het allerbelangrijkste in jeugdsport. Maar uitlachen is uit den boze. In teams waarin grappenmakers de boventoon voeren, voelen veel spelers zich onveilig. De spelers voelen grote angst voor elkaar. De trainer bewaakt de grens tussen humor en grappen ten koste van anderen. 2 GOED VOORBEELD DOET GOED VOLGEN Wil de trainer (en de vereniging) inhoud geven aan de Kanjerafspraken, dan zal ook naar het gedrag van ouders, de bestuurders en de trainers gekeken moeten worden. In onderstaande tabel ziet u een overzicht van trainersgedrag (dit zou ook voor ouders en supporters kunnen gelden). Het trainersgedrag is uitgesplitst in een viertal types. Het spreekt voor zich dat deze indeling bedoeld is om uitleg te geven. De meeste trainers hebben mengvormen van deze typetjes. Een trainer kan wel neigen naar een bepaald type, althans naar het oordeel van de spelers. WELK TYPE BENT U? Trainer van het type Hork Bange Mafketel Kanjer NIEMAND DOET ZIELIG Als iets niet lukt, dan kunnen sommige spelers zich verliezen in chronisch zelfbeklag. Dat is niet oplossingsgericht. Deze speler vergeet dat elke speler problemen kent. De vraag die deze speler zich moet stellen is niet: kijk eens hoe erg ik het heb, maar: wat ga ik nu doen. Natuurlijk vraagt deze speler hulp als het moeilijk gaat. Maar de speler moet uiteindelijk zelf verantwoordelijkheid nemen om uit de sores te komen. Prestaties Positie ten opzichte van de speler Effect op prestaties van het team Stelt irreële eisen. Dwingt en eist: Jij moet en zal! Staat boven Geen positief of negatief effect. Stelt geen eisen. Als er maar geen ruzie is. Staat onder Geen positief effect. Stelt wisselende eisen. Geen serieuze trainer. Als het maar leuk is. Lachuh! Staat wisselend onder en boven Heeft reële eisen. En durft hoge verwachtingen te hebben. Staat naast Positief effect. WE HEBBEN RESPECT VOOR ONSZELF EN DE ANDEREN Respect toon je voor het leven in de breedste zin van het woord. Zo kun je respect hebben voor jezelf, voor mensen, dieren, planten, dingen en spullen. We bedoelen niet dat je uitsluitend respect moet hebben voor de sterkste, de slimste, de mooiste, de snelste en de stoerste. Je geeft respect en je verdient respect. Effect op teamspirit Veel bange, te grappige spelers en spelers met negatieve agressie*. Faalangstige kinderen die worden gedomineerd door de horken. Grappenmakerij gaat ten koste van spelers. Onderling vertrouwen is gering. * We onderscheiden positieve en negatieve agressie. Sluit een speler op positieve agressie aan, dan is hij innerlijk weerbaar, gaat op avontuur, durft een afwijkende gedachte te hebben,durft te presteren enzovoort. De kanjer gebruikt deze positieve agressie. De negatieve agressie vinden we bij de Hork. Die manipuleert, bedreigt, schopt, slaat, scheldt, enzovoort. Positief effect. Groot onderling vertrouwen. Werken goed samen. Humor en positieve agressie*. 10 HOOFDSTUK 2 - DE TRAINER 11
HOOFDSTUK 4 - HET SPEL 32 33 ANALYSE DOOR DE TIJGERTRAINER De trainer ziet wat er is gebeurd in de kleedkamer. Zijn analyse: Spelers hebben geen respect voor ome Dirk. Spelers maken de kleedkamer smerig. Spelers vertonen grensoverschrijdend gedrag. Niet alle spelers hebben dit gedrag vertoond. Er zijn ook spelers die het laten gebeuren. De trainer moet hier actie op ondernemen. Afhankelijk van de reacties van de spelers zal hij corrigeren. We gaan ervan uit dat de trainer er niet achter komt wat er precies heeft plaats gevonden. Hij zal daarom in algemene termen opmerkingen maken, die zich richten op de verschillende typetjes in zijn team. De trainer verwijst naar de Kanjerafspraken: We helpen elkaar, we vertrouwen elkaar, we spelen niet de baas, we doen niet zielig, we hebben respect voor elkaar en we lachen elkaar niet uit. Hieronder in schema uitgewerkt. 3 WE WINNEN TOCH WEL! Lekker getraind mannen, we zijn klaar voor de wedstrijd. Allemaal douchen en tot zaterdag. Zaterdag wordt een makkie, het zijn losers. En ik ben de beste en de gemeenste, iedereen gaat voor mij aan de kant Jullie spelen allemaal de bal naar mij. Ik ben een superspits, jullie moeten doen wat ik zeg, anders beuk ik jullie ook! Lekker beukuh, en lachuh. Jij krijgt geen bal sukkel! Type Opmerking Trainer verwijst naar Kanjerafspraak Ome Dirk is je knechtje niet. Je speelt de baas. Durf te zeggen dat je het vervelend vindt waar je last van hebt. Neem verantwoordelijkheid, hou je niet afzijdig. Je doet weer zielig. Niemand speelt de baas. Niemand doet zielig (Laat niet alles gebeuren). Door trainers wordt verschillend gereageerd op dit voorval. Elk type trainer heeft zijn eigen reactie. Reacties van de verschillende soorten trainer op schelden en grootspraak Rotzooi maken is niet leuk, het is niet grappig om hier zo te keer te gaan. Zo help je elkaar niet. Op deze manier helpen we elkaar niet, ik vertrouw jullie niet, En jullie laten zien dat je niet zuinig bent op de kleedkamer en elkaars spullen, want de cola is overal overheen gekomen. We helpen elkaar. Heb respect voor jezelf en voor anderen. Yeah, mannen. We beuken erop. Ik weet het niet hoor, speel dan alles maar naar de spits. Ja lachen, misschien schieten we er eerst 3 in ons eigen doel. Anders is het niet spannend. Onderschat de tegenstander niet. We hebben respect voor de tegenstander.
ANALYSE DOOR DE TIJGERTRAINER De trainer heeft meer oog voor het slagen van de oefeningen en ziet niet wat er gebeurt binnen het team. De trainer is intimiderend voor spelers. Hij "ziet" onvoldoende met welk type speler hij te maken heeft. Negatieve rol Een Aapje maakt grapjes ten koste van anderen, doet idioot en is een meeloper. Je kunt spelers aanspreken op de negatieve kanten die horen bij het type speler. Dat zal niet helpen. Spreek spelers aan op de mogelijkheid om negatieve eigenschappen om te vormen naar positieve. Deze benadering zal bijvoorbeeld van de baasspelende Pestvogel een speler met leidercapaciteiten maken. Positieve rol Een Aapje heeft ook humor en plezier in het leven Negatieve rol Een Pestvogel speelt de baas, pest andere kinderen en heeft overal schijt aan. Negatieve rol Een Konijn is terughoudend, bang en angstig. Positieve rol Een Pestvogel heeft ook lef, initiatief en leiderskwaliteiten Positieve rol Een Konijn is ook verstandig en berekenend. 36 HOOFDSTUK 4 - HET SPEL 37
5 DAT LOSSEN WE ZO OP! ZELFVERTROUWEN HÉT SLEUTELBEGRIP Het geven van complimenten hangt nauw samen met zelfvertrouwen. Veel jeugdsportbegeleiders geven vooral complimenten over wat spelers kunnen. Het misverstand kan nu ontstaan bij spelers dat ze alleen waardevol zijn als ze iets weten te presteren. Zelfvertrouwen is het sleutelbegrip voor de succesvolle ontwikkeling van spelers. Eigenwaarde heeft veel meer invloed dan intelligentie of een aangeboren talent. Spelers die in zichzelf geloven, hebben hogere verwachtingen over toekomstige successen, gaan langer door met hun taak en tonen in het algemeen betere resultaten dan andere spelers die even vaardig zijn, maar minder zelfvertrouwen hebben. BOUWEN AAN ZELFVERTROUWEN Het gevoel van zelfvertrouwen en eigenwaarde is een soort innerlijk gesprek. Wat je kunt doen als jeugdsportbegeleider is dat je voorbeelden kunt bieden in dat zelfgesprek. Een aantal concrete voorbeelden: Benadruk wat goed is gegaan in het handelen van kinderen Verwijs naar vroeger. Dit helpt de speler erkennen dat er een voorgeschiedenis is met ups en downs: Eerst kon je dit niet, nu wel.. Bespreek waarom het goed of fout ging. De reden die een speler aangeeft voor succes of mislukken zijn van invloed op zijn zelfvertrouwen en motivatie. Help de speler naar de juiste verklaringen van succes en falen te zoeken. Sta nooit klaar met een oordeel over de algemene kwaliteiten van spelers. Dat zijn flexibele zaken die te ontwikkelen zijn en die je door inspanning goed kunt verbeteren. Zorg voor activiteiten waarin de speler goed is of plezier in heeft. 1 INLEIDING Trainers zijn verantwoordelijk voor de gang van zaken in het team. Een Kanjertrainer zal met behulp van de Kanjerafspraken een prettig sportklimaat realiseren. Toch kan het voorkomen dat spelers conflicten krijgen, binnen het team of binnen de vereniging. Als trainer kunt u de spelers helpen bij het omgaan met die conflicten. Gemakkelijke situatie: Ik word uitgescholden. Ik doe als de Tijger: De Pestvogel en Aapjes schelden mij uit. Ik zeg of denk: Nou en!.. Ja, nou en!... Je hebt gelijk, vind ik ook, is dat zo? Meen je dat? Ik haal mijn schouders op en laat de pestvogels en aapjes kletsen. Ik weet dat de pestvogel en het aapje altijd ruzie willen, omdat ze stoer willen doen of grappig willen zijn. Daarom ga ik het winnen. De aapjes en pestvogels krijgen hun zin niet. Ik laat mij niet uitdagen. Ze zijn niet wijzer HOOFDSTUK 5 - DAT LOSSEN WE ZO OP! 40 41
6 EEN KANJER VAN EEN VERENIGING 1 INLEIDING In dit boek hebben we veel verteld en laten zien over de Kanjerafspraken. We zijn daarbij vooral uitgegaan van het sportteam. Met name de trainer en de spelers, maar ook de ouders, de tegenstander en de scheidsrechter. U kunt er als trainer zelf mee aan de gang. Om nog succesvoller met de Kanjermethode aan de slag te gaan is het noodzakelijk dat de vereniging actief beleid heeft op het gebied van waarden en normen. Als trainer kunt u met twee situaties te maken krijgen: A: de vereniging heeft reeds beleid op het gebied van waarden en normen B: de vereniging heeft nog geen beleid ontwikkeld op het gebied van waarden en normen. Als trainer kunt u natuurlijk niet het verenigingsbeleid bepalen, wel kunt u de verenigingen van dienst zijn om te komen tot beleid of om het beleid deels in te vullen. HOOFDSTUK 6 - EEN KANJER VAN EEN VERENIGING 42 35 48 49