1. Opening en mededelingen De voorzitter opent de vergadering om uur en heet eenieder van harte welkom.

Vergelijkbare documenten
Richtlijn Promotietrajecten Universiteit Leiden

Daar er geen vragen of opmerkingen zijn bij het verslag wordt het met hamerslag vastgesteld.

De voorzitter meldt dat Marcel Vooijs bij agendapunt 3 (Onderwijszaken) aanwezig zal zijn.

1. Opening en mededelingen De voorzitter opent de vergadering om 15:00 uur en heet iedereen van harte welkom.

De voorzitter vraagt of de commissievoorzitter discussiepunten naar voren wil brengen.

De voorzitter deelt voorts mee dat het onderwijsdebat op 19 mei 2015 plaats zal vinden.

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Vanuit de Raad wordt nogmaals gevraagd om een lijstje met aandachtspunten van het ICLON. Vooijs antwoordt dat hij dit nogmaals zal noteren.

Opleidingsreglement van de PhD-opleiding Graduate School of Natural Sciences Faculteit Bètawetenschappen, Universiteit Utrecht

Met inachtneming van bovengenoemde wijziging in het verslag van de 136 e Overlegvergadering zijn de verslagen vastgesteld.

1. Opening en mededelingen De voorzitter opent de vergadering om 15:30 uur en heet eenieder van harte welkom.

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

U I T S P R A A K

REGELING MELDING ONREGELMATIGHEDEN UNIVERSITEIT LEIDEN

Position paper. De promotiestudent. Door Liesbeth Enneking en Nicole Grégoire

LEI Plagiaat ongegrond

Daar er geen vragen of opmerkingen zijn bij de verslagen worden zij met hamerslag vastgesteld.

U I T S P R A A K

PLANNING EN EVALUATIE Bijlage F.3

Het verslag wordt met inachtneming van een aantal tekstuele aanpassingen vastgesteld.

PLANNING EN EVALUATIE Bijlage F.3 alleen voor onderzoekers in opleiding (oio's)

U I T S P R A A K

1. Opening De voorzitter opent de vergadering. Er is bericht van verhindering ontvangen van Majdouline Arbai.

De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Advies. Bewoners Advies Groep. Begroting 2014

Format jaarverslag examencommissie. Eigenaar stafafdeling Juridische Zaken

Datum 23 april 2019 Antwoord op schriftelijke vragen van de leden Van der Molen (CDA), Tielen (VVD), Beertema (PVV) en Bisschop (SGP)

KIESREGLEMENT UNIVERSITEITSRAAD UNIVERSITEIT UTRECHT

Er is bericht van verhindering ontvangen van mevrouw Pols wegens vakantie.

De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Checklist R&O-gesprekken AIO s en contractpromovendi *

1. Opening en vaststelling agenda De voorzitter opent de vergadering om uur. De agenda wordt vastgesteld.

Bedrijfscommissiekamer voor de Overheid voor Rijk en Politie

Procedureoverzicht Promotietraject Faculteit der Geesteswetenschappen (Promotiereglement 2015)

Planning en Evaluatie gespreksverslagen

rendement van talent aanbevelingen voor motiverend en stimulerend loopbaanbeleid advies

VERSLAG VAN DE 159 e VERGADERING VAN DE UNIVERSITEITSRAAD d.d. 17 JUNI 2013

Bedrijfscommissie voor de Overheid voor Lagere Publiekrechtelijke Lichamen. Verslag van bevindingen

B en W d.d

Advies en Arbitragecommissie Rijksdienst

U I T S P R A A K

1. Opening en vaststelling agenda De voorzitter opent om uur de vergadering, de agenda wordt vastgesteld.

Nadat er verder geen vragen of opmerkingen zijn, wordt het verslag met hamerslag vastgesteld.

Hoofdstuk 1. Algemeen

Geen instemming met de OER van ACASA, deel A

ISO Trainingsdag. Adviseren over de begroting door Evelien van Roemburg

U I T S P R A A K

U I T S P R A A K

2. Vraag: Is het waar dat u niet weet welke hoogleraren worden uitgeleend door bedrijven omdat die informatie niet in de jaarverslagen staat?

1. Opening en vaststelling agenda De vergadering is om uur geopend door de voorzitter. De agenda wordt vastgesteld.

Format OER en

regeling nevenwerkzaamheden Artikel 6 (Neven)werkzaamheden in aanloop naar een nieuwe onderneming Artikel 9 Commissie nevenwerkzaamheden

faculteit ruimtelijke wetenschappen

START-UP PACKAGE TENURE TRACK 2015

Planning en Evaluatie (alleen voor oio's)

Er is bericht van verhindering ontvangen van Neekilappillai wegens ziekte en Augusteijn wegens verblijf in het buitenland.

B E L A N G E N B E H A R T I G I N G L E D E N O M / Z M K W A L I T E I T R E C H T S P R A A K

U I T S P R A A K

Rapport. Beschikking bewijsregel??

Opvolgingsonderzoek Verzelfstandiging openbaar primair onderwijs in Amsterdam-West

CONCEPT Sectorale regeling nevenwerkzaamheden november 2016

Gemeente Hellendoorn. Aan de raad

Onderwerp Beantwoording rondvraag Lijst Calimero tentameninschrijving

RICHTLIJN FACULTAIR KIESREGLEMENT

U I T S P R A A K

U I T S P R A A K

VERSLAG VAN DE 124e e OVERLEGVERGADERING VAN COLLEGE VAN BESTUUR en UNIVERSITEITSRAAD D.D. 13 MEI 2013 UR/13/33923

1 Opening Vergadering De voorzitter opent de vergadering om 21:20 uur GMR JLGroep Notulen Vastgesteld

Concept-besluit van het DB-OW over de herziening van de curricula van de masteropleidingen (7 oktober 2008).

Veel gestelde vragen en de antwoorden m.b.t. 'scholen voor morgen'

Reglement Klachtencommissie

U I T S P R A A K

U I T S P R A A K

VSNU-gegevens over promovendi en post-docs 5 juni 2009

Er is een principe akkoord bereikt over een nieuwe CAO Nederlandse Universiteiten. Deze CAO zal 1 september aanstaande in werking treden.

MR De Meie. Vragen, besluiten en actiepunten MR De Meie

Handleiding voor leidinggevenden

een faculteit of dienst. Bij een reorganisatie van de Universiteit Twente als geheel geldt de UT als eenheid.

Iwan Bean vertegenwoordiger DO H10 Ismael el Barzouhi (agendapunt 4 en 5) Ed Botticher (agendapunt 7)

Raadsbijlage Voorstel inzake de sanering Stichting Peuterspeelzalen Eindhoven naar aanleiding van de Rapportage Ernst 5

Vast en flexibel werk in de wetenschap: wensen & verwachtingen van werknemers. Marian van der Klein, Onderzoekersdag Instituut Gak, 7 december 2015

5. Concept raadsbesluit

Reorganisatiecode Universiteit Leiden

Regeling melding onregelmatigheden TU/e

1. Huidige aandelenverhouding en verliesbijdrage

OPHEFFEN MUZIEKCENTRUM ZUID KENNEMERLAND (MZK)

Datum 19 april 2017 Brief aan de Kamer met beantwoording Kamervragen van het lid Van Dijk (SP) over promotiefraude aan Tilburg University.

Doel van de activiteit Bespreken van het raadsvoorstel en bepalen of het raadsvoorstel besluitrijp is t.b.v. de raadsvergadering van 16 januari 2014

Uitnodiging. 1) Opening. 2) Mededelingen Mw. Gooijer heeft gemeld afwezig te zijn en haar reactie vooraf door te geven.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

U I T S P R A A K

Gareth O Neill bestuurslid PNN (loopbaan) dynamiek op de arbeidsmarkt 24 november 2016 in Utrecht

Nota Universiteitsraad

Nota Universiteitsraad UR Aan : Universiteitsraad. Van : College van Bestuur. Opsteller : Leon van de Zande

1. Opening De waarnemend voorzitter opent de vergadering om uur en heet met name de nieuwe UR-leden van harte welkom.

Regeling Bescherming Wetenschappelijke Integriteit VU en VUmc

Procedureoverzicht Promotietraject (Promotiereglement 2015)

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Transcriptie:

VERSLAG VAN DE 141 e OVERLEGVERGADERING VAN COLLEGE VAN BESTUUR EN UNIVERSITEITSRAAD D.D. 29 juni UR//31167 Aanwezig: Stolker, Te Beest, Buitendijk (CvB) en Van Slooten (Secretaris CvB). Bakker, Bouterse, Brussee, Van Duijn, Fatah-Black, Kaushik, Krol (voorzitter), O Neill, Weeda (griffier), Wolters en Poletiek. Afwezig: Brüsewitz, Van Diepen, De Kort, Vermolen, Van der Voet en Xasan. 1. Opening en mededelingen De voorzitter opent de vergadering om.04 uur en heet eenieder van harte welkom. Na afloop van de overlegvergadering zal er worden geborreld bij Barrera. 2. Verslag vorige vergadering UR//24296 - Verslag 1 e Overlegvergadering d.d. 18 mei. De voorzitter meldt dat er geen schriftelijke op- of aanmerkingen zijn ontvangen. Het verslag wordt vastgesteld. 3. Kiesrecht contractpromovendi UR//21672- notitie van PhDoc inzake kiesrecht voor contractpromovendi. -- conceptreactie UR De voorzitter vraagt het College van Bestuur om te reageren op de notitie en conceptreactie. Het College geeft aan dat hij in de augustus-cyclus in zal gaan op de in de conceptreactie geformuleerde vragen. 4. Experiment promotiestudenten UR//21681- notitie met bijlage inzake de deelname aan het experiment met promotiestudenten alsmede de aanbiedingsbrief, -- conceptreactie UR De voorzitter vraagt aan de voorzitter van commissie Onderwijs en Onderzoek om de conceptreactie nader toe te lichten. De commissievoorzitter vraagt het College om te reageren op de vragen die in de conceptreactie worden gesteld. Voordat hij inhoudelijk ingaat op de in de conceptreactie gestelde vragen geeft het College aan dat de notitie als eerste oriëntatie is bedoeld. In de augustus-cyclus zal er een verder uitgewerkt stuk ter advisering worden voorgelegd. Indien er hierop een positief advies van de Raad wordt afgegeven, zal het verder uitgewerkte stuk aan de faculteiten worden voorgelegd, waarna het in volledig uitgewerkte vorm weer met de UR zal worden besproken. Het College gaat allereerst in op de principiële vraag of een promovendus een student is of een lid van het wetenschappelijk personeel. Het antwoord van het College hierop is, is dat deze vraag niet eenduidig te beantwoorden valt. Als de Universiteit meedoet aan het experiment met studentpromovendi, zijn er immers promovendi met een personeelsstatus en promovendi met een studentstatus. Hierop wordt door de Raad gevraagd of het College promoveren als werk ziet. Het College antwoordt dat, ongeacht de status van de promovendus, promoveren hard werk is. 1

Op de tweede vraag uit de conceptreactie, of de inzet van promotiestudenten een geschikte manier is om extra middelen beschikbaar te maken voor contractpromovendi die thans onder moeilijke financiële omstandigheden hun onderzoek moeten doen, antwoordt het College bevestigend. Met name voor contractpromovendi uit het buitenland met een te kleine beurs, is het in het huidige stelsel onvoldoende mogelijk om extra geld voor hen beschikbaar te stellen. In het geval dat een faculteit extra geld geeft aan een contractpromovendus, wordt dit door de belastingdienst beschouwd als een arbeidsovereenkomst, wat kan leiden tot een andere status van de contractpromovendus. Het experiment geeft meer juridische ruimte om extra middelen beschikbaar te stellen voor deze groep contractpromovendi. De Raad meldt dat de commissie Onderwijs en Onderzoek over dit onderwerp gesproken heeft met Wetenschappelijk Directeuren van Psychologie en LUCL. Het lijkt er volgens de Raad op dat er door de overheveling van 0 miljoen onderzoeksgelden naar NWO, er te weinig geld is om promovendi aan te trekken. Het experiment met promotiestudenten lijkt aangegrepen te worden om met minder geld toch promovendi aan te stellen. De vraag is of er geen betere oplossing gevonden kan worden binnen het huidige systeem. Het College geeft aan dat hij ook bij deze vergadering van O&O is geweest. Het ging de wetenschappelijk directeuren er volgens het College niet primair om, om meer promovendi aan te trekken voor minder geld, het ging erom om ruimte te geven aan groepen promovendi die nu niet aangetrokken kunnen worden. De WD van Psychologie gaf het voorbeeld van de werkende Klinisch Psycholoog die al afgestudeerd is. De WD van LUCL gaf voorbeelden van mensen die nu in heel moeilijke omstandigheden leven en werken. Dat er ook extra promovendi aangetrokken kunnen worden, moet beschouwd worden als bijvangst. Een Raadslid geeft aan dat hij niet begrijpt waarom de arbeidsrechtelijke relatie van promovendus met de universiteit per se voorkomen moet worden. Het lijkt erop dat er niet meegedaan wordt met een experiment, maar dat er een stelsel met studentpromovendi in het leven wordt geroepen. De argumenten van de instituten om mee te doen aan het experiment zijn niet overtuigend. Het College geeft aan dat hij het jammer vindt dat het raadslid niet overtuigd is. Er kan geen systeem met studentpromovendi ingevoerd worden zonder andere wetgeving; om te bezien wat de eventuele consequenties hiervan zijn, wordt er geëxperimenteerd. De Raad vraagt of deze maatregel het waard is om de sociale zekerheid van promovendi op te geven. Het College antwoordt dat het er niet om gaat om de sociale zekerheid weg te nemen van promovendi, het gaat erom om de omstandigheden voor promovendi die er toch zijn te verbeteren. De Raad maakt zich zorgen over de verdringing van werknemerpromovendi, bijvoorbeeld de situatie dat iemand voor de keuze wordt gesteld om promotiestudent te worden of anders geen promotie. Het College brengt naar voren dat er gewaakt zal worden om verdringing van werknemerpromovendi door promotiestudenten. Het is van belang dat, indien de universiteit meedoet aan het experiment, de groepen promovendi waarop het experiment betrekking zal hebben duidelijk worden gedefinieerd. Het vermoeden bestaat volgens de Raad, dat de AmvB inzake het experiment een verkapte manier is om een bursalenstelsel in te voeren. Het College geeft aan dat dit echt een experiment is. Het is niet mogelijk dat het huidige systeem sluipenderwijs vervangen wordt door een bursalenstelsel. Op de derde vraag of de Universiteit bij zal springen in gevallen als zwangerschap, ziekte en langdurige arbeidsongeschiktheid antwoordt het College dat het punt arbeidsongeschiktheid nader uitgewerkt zal worden. De Minister van OCW heeft reeds gemeld dat de deelnemende universiteiten ervoor moeten zorgen dat zwangerschap en ziekte goed opgevangen worden. 2

De Raad vraagt het College of hij ook vindt dat, gezien het feit dat er geen pensioenopbouw geen WW-recht, geen dertiende maand en dergelijke voor promotiestudenten zullen zijn, dit een grote verslechtering wordt van de omstandigheden van promovendi. Het College antwoordt dat dit maar de vraag is, de randvoorwaarden zijn inmiddels nog niet vastgesteld. Op de vierde vraag, of de eventuele deelname slechts zal gelden voor de instituten die belangstelling hebben getoond of dat er universiteitsbreed zal worden geëxperimenteerd, antwoordt het CvB dat hier in augustus op in zal worden gegaan. Op de vijfde vraag, of promotiestudenten vrijer zouden zijn in het bepalen van het onderwerp van onderzoek, antwoordt het College dat de inschatting nu is dat de vrijheid inderdaad wat groter is maar dat dit niet onbeperkt zal zijn. Hierop wordt er uit de Raad gevraagd of de bursaal niet juist kwetsbaarder is in zijn samenwerking met de promotor. Het College geeft aan dat iedere promovendus recht heeft op een goede begeleiding door de promotor, alle proefschriften moeten aan dezelfde eisen voldoen of de schrijver nu buitenpromovendus of AIO is. De Raad wijst op het mislukken van het experiment met bursalen bij de Universiteit Utrecht. Bursalen kregen juist minder begeleiding en kozen toch voor het werknemerschap. Als het toch steeds mislukt, waarom zou er dan steeds opnieuw geëxperimenteerd moeten worden? Het College antwoordt dat het experiment in Utrecht niet zo helder ingekaderd was en niet zo nauwgezet voorbereid was als het huidige experiment. Het is niet zo dat het Utrechtse experiment één op één wordt overgenomen, anders zou deelname geen zin hebben. De Raad brengt naar voren dat dit niet de eerste keer is dat dit onderwerp besproken wordt. De discussie over de status van de promovendus is al eerder gevoerd. In de laatste twintig jaar is door dit soort experimenten het gevoel ontstaan dat er steeds opnieuw geprobeerd wordt om bij de jongste, meest kwetsbare groep onderzoekers aan de universiteit van alles af te pakken. Het College geeft aan dat als de ervaringen met het experiment niet positief zijn, er besloten zal worden om hier niet mee door te gaan, en dat er dan ook in de nabije toekomst niet opnieuw aan een experiment met promotieonderwijs zal worden meegewerkt. Het College benadrukt dat de Universiteit niet af wil van de werknemerpromovendus. Het gaat hier om een aantal specifieke groepen promovendi. De Raad vraagt of het vorige experiment (in de jaren 90 van de vorige eeuw) goed geëvalueerd is, en of er zich niet opnieuw problemen voordoen met bijvoorbeeld de belastingdienst. Het College antwoordt dat er dit maal voor een veel meer gedegen aanpak is gekozen. De Raad vraagt wanneer er bepaald kan worden wanneer het experiment een succes is. Het College antwoordt dat dit nog bepaald moet worden. Op de zevende vraag of het aantrekken van goedkope beurspromovendi niet tot een achteruitgang in de kwaliteit van het onderzoek leidt, antwoordt het College dat het experiment juist in het leven is geroepen om dit te onderzoeken. De Raad wijst erop dat men bij gerenommeerde instellingen in Zweden en Groot-Brittannië juist overweegt om van vergelijkbare stelsels met promotiestudenten af te stappen en over te gaan naar het Nederlandse systeem. Op de zorg die in punt 8 van de reactie wordt geuit omtrent de carrièremogelijkheden van studentpromovendi antwoordt het College dat deze niet ondersteund wordt door de huidige arbeidsmarktcijfers. Uit onderzoek in 14 kan opgemaakt worden dat gepromoveerden meer kans maken op de arbeidsmarkt in vergelijking met andere hoogopgeleiden. De Raad stelt hier tegenover dat er uit onderzoek van het Rathenau-instituut en de European 3

Science Foundation blijkt dat er al teveel promovendi zijn en dat een toename van het aantal promovendi zal leiden tot een verslechterde positie van de promovendus op de arbeidsmarkt. De Raad zal informatie over dit onderzoek naar het College sturen. De Raad stelt voorts dat het gegeven dat bursalen geen universitair onderwijs mogen verzorgen, tot een verslechtering van hun positie op de arbeidsmarkt leidt. Het College antwoordt dat deze vraag ook meegenomen zal worden in het onderzoek. De Raad antwoordt dat de resultaten zich toch laten raden. Als een gepromoveerde geen onderwijs, laat staan werkervaring heeft, dan spreekt het toch vanzelf dat er voor hem minder kansen zijn op de arbeidsmarkt. De Raad vraagt het College of er toch geen mogelijkheden zijn om de eventuele promotiestudenten onderwijs te laten verzorgen aan de universiteit. Het is daarbij eigenaardig dat masterstudenten de mogelijkheid krijgen om universitair onderwijs te verzorgen en een categorie promovendi niet. Het College antwoordt dat dit uitgezocht zal worden. De Raad vraagt waarom het College toch mee wil doen als het experiment zo weinig draagvlak heeft. Het College antwoordt dat er bij een tweetal instituten belangstelling is. Naar dit soort geluiden moet toch ook geluisterd worden. Vanuit de Raad wordt gevraagd waarom er zoveel moeite gedaan wordt voor zo een kleine groep promovendi. Waarom worden er in de voorkomende gevallen geen eerstegeldstroompromovendi aangesteld? Het College antwoordt dat er vroeger veel meer eerstegeldstroom-promovendi waren. Door de overheveling van 0 miljoen onderzoeksgelden naar NWO in 09 is daar veel minder geld voor, daarom zijn dit soort promovendi er bijna niet meer. Als door het gevolg van de nieuwe CAO de flexibele schil kleiner wordt, met name door de beperkte mogelijkheid om tijdelijke contracten af te geven, wordt er dan niet opnieuw gekeken naar eerstegeldstroom-promovendi, die bijvoorbeeld UD s kunnen vervangen? Zo vraagt een raadslid zich af. Het College antwoordt dat hij hier nog nooit op deze manier over na heeft gedacht. De Raad vraagt of het klopt dat het Universiteitsraad instemmingsrecht heeft op de uitvoering van het experiment promotiestudenten. De op de publieke tribune aanwezige ambtenaar geeft aan dat de Raad instemmingsrecht heeft op de financiële regeling voor studentpromovendi. De faculteitsraden hebben adviesrecht op de regels rond de toelating van studentpromovendi en de organisatie van het promotieonderwijs. In de aansluitende vergadering zal er door de UR een definitieve reactie worden geconcipieerd. 5. Regeling werken voor Derden UR//21694- concept-regeling werken voor Derden, -- conceptadvies UR. Een commissielid van PS&I geeft aan dat de vraag van de Raad vooral is wat de scheidslijn is tussen nevenwerkzaamheden en werken voor derden. Een belangrijke vraag is ook dat als een uitvinding opbrengsten genereert, wie er dan recht heeft op die opbrengsten. Het College geeft aan dat het wettelijk zo is dat uitvindingen van werknemers aan een universiteit volgens de wet eigendom zijn van die universiteit. Als studenten iets uitvinden hebben de studenten recht op de eventuele opbrengsten hiervan. Gewoonlijk worden er afspraken gemaakt met deelnemers van projecten waarvan het vrij zeker is dat er intellectueel eigendom uit voortkomt wat een bepaalde opbrengst kan genereren. De regeling waar de opbrengst verdeeld wordt over een derde de onderzoeker, een derde de 4

faculteit en een derde de universiteit is een generieke Nederlandse regeling. De begrenzing van een miljoen wordt niet door alle andere universiteiten gehanteerd. Het spreekt vanzelf dat de onderzoeker over zijn deel belasting zal moeten betalen. Het is inderdaad mogelijk dat iemand uitkomt boven de grenzen die de Wet Normering Topinkomens stelt. Dit zal de universiteit dan moeten melden. Ook kan het bedrag over een periode gespreid worden zodat er geen overschrijding plaatsvindt. De Raad vraagt of een opbrengst naar de onderzoeksgroep gaat of naar de uitvinder. Het College antwoordt dat het in de regel naar de uitvinder gaat. De uitvinding komt op naam van de uitvinder te staan. Hierbij wordt uiteraard wel vermeld dat hij verbonden is aan Universiteit Leiden. Het is nog niet gebeurd dat er strijd is ontstaan over een opbrengst maar dit is niet ondenkbaar. Een regeling kan een mogelijk geschil niet ondervangen. Het College is wel eens betrokken bij geschillen over intellectueel eigendom. De Raad vraagt of het de bedoeling is van de regeling is om na te denken over valorisatie. Het College antwoordt dat de regeling een prikkel dient te zijn om na te denken over het mogelijke maatschappelijk nut van wetenschappelijk onderzoek. De Raad vraagt hoe het College omgaat met onderzoekers die direct of indirect belang hebben bij de resultaten van bedrijven waar ze aandelen in hebben. Het College antwoordt dat het pas lastig wordt als medewerkers aandelen hebben in een bedrijf dat of uit de Universiteit voortkomt of een onderzoekspartner is van de Universiteit. Dit kan de schijn van belangenverstrengeling geven. Daarom moet het aandelenbezit in dit soort ondernemingen gemeld worden door betrokkenen. Dit aandelenbezit wordt beschouwd als een nevenwerkzaamheid en hiervoor moet, conform de Regeling Nevenwerkzaamheden, toestemming worden gevraagd. Aandelenbezit is ondergebracht bij nevenwerkzaamheden omdat hier op dezelfde manier toestemming voor moet worden gevraagd. De Raad vraagt naar de overlap met de Regeling Werken voor Derden met de Regeling Nevenwerkzaamheden en het onderwerp Wetenschappelijke Integriteit. Het College geeft aan dat er geen overlap is. Naar de regeling Nevenwerkzaamheden en de gedragscode Wetenschappelijke Integriteit wordt in de Regeling Werken voor Derden duidelijk verwezen. Op de vraag wat er gebeurt als een medewerker geld verdient uit nevenwerkzaamheden antwoordt het College dat hierover afspraken worden gemaakt tussen leidinggevende en werknemer. De afspraken moeten schriftelijk worden vastgelegd. De definitieve reactie van de UR zal in de aansluitende extra UR-vergadering worden vastgesteld. 6. Jaarrekening 14 Libertatis Ergo Holding B.V UR//21701- Jaarrekening 14 Libertatis Ergo Holding B.V, -- conceptreactie UR. De voorzitter geeft het woord aan een lid van de commissie Financiën en Huisvesting. Het lid van de commissie Financiën en Huisvesting vat de reactie desgevraagd kort samen. Met name de vraag wie er risicodrager is in het geval van faillissement van een van de ondernemingen die onder LEH vallen is van groot belang. Het College antwoordt dat de risicodragers in formele zin de schuldeisers en de werknemers zijn. Desondanks kan het College hier anders mee omgaan. Het College heeft zich in het recente verleden ingezet om Archol B.V. door een moeilijke tijd heen te helpen toen de bouwmarkt ingestort was. Inmiddels gaat het weer goed met Archol. Daarop komt de vraag in hoeverre het College zich verantwoordelijk voelt voor de werknemers van de dochterondernemingen van LEH. Vaak waren deze mensen eerder in dienst van de 5

Universiteit zelf. Het College geeft aan dat de werknemers zelf ooit gekozen hebben om in dienst te treden bij deze organisaties. Dat is dus hun eigen verantwoordelijkheid. Nogmaals wordt gezegd dat het College formeel niet verantwoordelijk is, maar afhankelijk van de precieze situatie wel een helpende hand kan uitsteken. De Raad vraagt in zijn reactie of het wel wenselijk is dat het positieve resultaat van JobMotion terugvloeit naar centrale middelen, terwijl de klanten de faculteiten zijn. Het College antwoordt dat hij begrip heeft voor deze vraag. De resultaten zijn inmiddels dusdanig omvangrijk, dat de tarieven van JobMotion geëvalueerd zouden moeten worden. Het College wil wel de inwerkingtreding van de wet Werk en Zekerheid afwachten, omdat dit invloed kan hebben op de omzet van JobMotion. Naar aanleiding hiervan vraagt een raadslid of zij de winst die JobMotion maakt op de inzet van een door haar als student-assistent ingehuurde uitzendkracht niet terug zou moeten krijgen. Het College antwoordt dat het niet per se nodig is om student-assistenten via JobMotion in te huren, het is goedkoper om een student-assistent in dienst te nemen. Daarbij herhaalt het College dat de tarieven van JobMotion geëvalueerd zullen worden. In de aansluitende vergadering zal er door de UR een definitieve reactie worden geconcipieerd. 7. 1 e Bestuurlijke Financiële Rapportage UR//21702-1e BFR, -- conceptreacties UR: De voorzitter geeft het woord wederom aan een lid van de commissie Financiën en Huisvesting. De conceptreactie spitst zich toe op de financiële situatie bij ISSC. Wederom is daar een negatief exploitatieresultaat, terwijl er al een extra universitaire bijdrage naar ISSC is gegaan. Het College antwoordt dat dit te maken heeft met de ambitie om de IT-voorzieningen uitstekend op orde te krijgen. Er wordt daarom extra geïnvesteerd. Er is geen sprake van overschrijding van het ISSC maar de Directeur ISSC heeft aangegeven dat er 700.000 extra nodig zou zijn dan begroot om alle ambities waar te maken. Hiervan heeft 0.000 te maken met de afvloeiingsregeling van een medewerker. Rond 0.000 tot 0.000 van dit bedrag heeft te maken met de noodzakelijke aanleg van IT-infrastructuur in de nieuwbouw van W&N. In de demarcatie tussen Vastgoed en ISSC was er nog niet aan gedacht om dit te begroten. Het resterende aandeel in de 700.000 heeft te maken met de wens om meer formatieplaatsen toe te voegen aan de bezetting van ISSC. Het College heeft gezegd dat deze formatieplaatsen er niet komen. In de aansluitende vergadering zal door de Raad een definitieve reactie worden geconcipieerd. 8. SeniorKwalificatie Onderwijs UR//21705- adviesrapport van de werkgroep SKO, -- conceptreactie UR. De voorzitter geeft het woord aan de voorzitter van commissie Onderwijs en Onderzoek. De Raad zou graag zien dat er een landelijke standaard voor de SKO komt. Het College geeft aan dat de huidige kaders voor SKO s bij de verschillende universiteiten te verschillend zijn om ze gelijk te stellen. Er is twee jaar geleden over gesproken binnen VSNU-verband, maar dit overleg heeft geen vruchten afgeworpen. De Raad vraagt hoe docenten gestimuleerd gaan worden om een portfolio op te bouwen zodat zij op termijn een SKO kunnen behalen. Het wordt door de Raad niet wenselijk geacht om 6

alleen docenten die nu al aan de voorwaarden voldoen het predicaat SKO te geven. Het College antwoordt dat er cursussen zullen worden opgezet om docenten hiermee te helpen. De Raad vraagt het College hoe er wordt omgegaan met docenten die het onderwijs niet als hoofdtaak zien. Hiervan wordt verwacht dat zij zich nooit zullen wagen aan een SKO. Het College geeft aan dat het niet wenselijk is dat er docenten werkzaam zijn die het onderwijs een beetje erbij doen. Mocht het blijken dat er dergelijke docenten actief zijn, dan moeten zij worden aangespoord om hun attitude naar het onderwijs te herzien. Er is ook de BKO, die zeker niet eenvoudig is om te behalen. Het is van belang dat alle docenten de BKO behalen. Het College wil een SKO die niet verplicht is. De SKO is bedoeld voor docenten met een soort leiderschapsrol, die zich bezig (willen) houden met zaken als curriculumopbouw, onderwijsontwikkeling voor grotere groepen en het ontwikkelen van een visie. De Raad vraagt voor welke docenten de SKO exact bedoeld is: voor docenten die al aan de voorwaarden voldoen of docenten die hier nog niet (helemaal) aan voldoen. Het College antwoordt dat de SKO bedoeld is voor beide groepen. De aanmeldprocedure moet nog nader worden uitgewerkt. Het is de bedoeling dat docenten die de ambitie hebben om de SKO te behalen, ook uitgenodigd worden om zich aan te melden, mede op basis van het ROG met de leidinggevende. De Raad heeft een open aanmeldprocedure voor ogen. De vrees wordt uitgesproken dat de SKO door leidinggevenden wordt aangeboden aan uitsluitend diegenen waarvan zij al vinden dat zij promotie mogen maken. Het College antwoordt hierop dat er toch minstens overleg van docent met leidinggevende moet zijn voordat hij zich aanmeldt bij de commissie. De Raad vraagt of het College een minimumaantal SKO s per faculteit voor ogen heeft. Het College antwoordt dat hij dit niet heeft. Hoe meer SKO s hoe beter. De Raad vraagt tenslotte of het afgerond hebben van een promotie een harde eis wordt om de SKO te behalen. Het College antwoordt dat een promotie, gezien het niveau van de SKO, logischerwijs verwacht mag worden, maar dat dit niet als een harde eis wordt geformuleerd. Daarop wordt vanuit de Raad voorgesteld om de promotie wel als eis te stellen, en daarbij een hardheidsclausule op te nemen om hier in bijzondere gevallen van af te wijken. Het College antwoordt dat hij hier geen bezwaar tegen heeft. De Raad vraagt in de commissiereactie of de SKO alleen verplicht gesteld zou moeten worden voor UD s die door willen groeien naar het UHD schap op basis van excellente onderwijsprestaties in combinatie met goed onderzoek. Zou de SKO niet ook verplicht gesteld moeten worden voor een UD die door wil groeien naar UHD op basis van excellent onderzoek in combinatie met goed onderwijs? Het College geeft aan dat de SKO in eerste instantie bedoeld is voor docenten die extra onderwijsinspanningen doen. Iemand die op basis van excellent onderzoek UHD wordt heeft vermoedelijk geen tijd voor al de extra onderwijsinspanningen die de SKO vergt. Het is de bedoeling om iets extra s te doen voor docenten die zich juist op het vlak van onderwijs inspannen. Prestaties op het gebied van onderzoek zijn beter te meten. Op deze manier hoopt het College dat goede prestaties op het onderwijsvlak inzichtelijker worden. In de aansluitende vergadering zal door de Raad een definitieve reactie worden geconcipieerd. 7

9. Wijziging regeling Bindend StudieAdvies UR//21705- aangepaste regeling BSA, inclusief aanbiedingsbrief, -- conceptadvies UR. De voorzitter geeft het woord aan de voorzitter van commissie Onderwijs en Onderzoek De Raad constateert dat er in de regeling BSA een zwaardere rol is weggelegd voor het Studieplan voor tweedejaars. De Raad vraagt of dit de extra administratieve druk wel waard is. Het College antwoordt dat het maken van een studieplan in veel gevallen niet zoveel extra werk met zich meebrengt. Studenten die min of meer nominaal lopen, hebben er niet zoveel werk aan. Een vast curriculum neemt niet veel keuzemogelijkheden met zich mee. Studieadviseurs gaan pas aan de slag met het Studieplan als een student vertraging dreigt op te lopen. Vanuit de Raad komt de opmerking, dat het vooral de zorg van de Raad is dat de wijze waarop het studieplan is opgesteld van invloed kan zijn op de beslissing om wel of niet een negatief BSA af te geven. Als er zich halverwege het jaar een overmachtssituatie voordoet die niet gemeld is in het studieplan, is dit dan bijvoorbeeld nadelig voor de student? Het College geeft aan dat hij ervan uitgaat dat dit niet de bedoeling is en dat hij de zorg begrijpt. Echter, deze vraag kwam niet duidelijk uit het advies naar voren. Hij zal daarom navraag doen en hier schriftelijk op terugkomen. In de aansluitende vergadering zal door de Raad een definitief advies worden geconcipieerd.. Mededelingen en informatie UR//21614 t/m 21619- conclusies van de CvB-vergaderingen vanaf 7 april, UR// 26618- reactie van het College van Bestuur op het advies van de UR inzake de benoeming Ombudsfunctionaris, Naar aanleiding van de ingekomen stukken is er één vraag ingediend. Deze zal als rondvraag worden behandeld. Vanuit het College zijn er geen mededelingen. 11. Rondvragen De eerste rondvraag betreft een vraag van de AbvaKabo over de stand van zaken van verbredende minoren binnen de LDE. Het College deelt hierop mee dat er 68 studenten van de Erasmusuniversiteit en 64 studenten van de Technische Universiteit Delft toegelaten zijn tot Leidse minoren, 16 Studenten van Universiteit Leiden en studenten van de Erasmusuniversiteit toegelaten zijn tot minoren aan Technische Universiteit Delft en dat 70 Studenten van Universiteit Leiden en 53 studenten van de Technische Universiteit Delft toegelaten zijn tot minoren aan de Erasmusuniversiteit. De Universiteiten uit de LDE zijn verheugd over de wederzijdse belangstelling. Er zijn geen eisen gesteld voor de deelname aan de minoren. De tweede rondvraag betreft een vraag van PhDoc over de PhD/Graduate Career Counsellor. Het College geeft aan dat na het positieve advies van de UR de Richtlijn Promotietrajecten is vastgesteld. In de richtlijn komt de voorbereiding op de arbeidsmarkt aan de orde. Vastgelegd is dat alle instituten periodiek activiteiten organiseren ten behoeve van de arbeidsmarktoriëntatie van hun promovendi. Mocht in de toekomst blijken dat dit niet voldoende is, dan kan het aanstellen van een specifieke Counsellor overwogen worden. 8

De derde rondvraag betreft een vraag van PhDoc over de onderhandelingen met (o.a.) Elsevier over Open Access. 5 Het CvB geeft aan dat de onderhandelingen nog steeds lopende zijn. Met verschillende uitgevers zijn de onderhandelingen in verschillende fases. Op de website van de VSNU is er een maandelijkse nieuwsbrief te vinden, hierin vindt men de uitkomsten van de onderhandelingen. De Raad zou met Kurt de Belder spreken over Open Access maar het is nog niet gelukt om een afspraak met hem te maken. De vierde rondvraag betreft de vraag van PhDoc over de rol van Stichting Pro bij de controle op mogelijke auteursrechtelijke overschrijdingen van documenten in de Blackboard-omgeving. Het College antwoordt dat er afspraken zijn gemaakt met Stichting Pro en dat er een protocol is opgesteld voor de controle van de documenten die in de Blackboard-omgeving staan. Stichting Pro mag geen toegang hebben tot de gehele Blackboard omgeving. Toegang tot de gegevens zal altijd verlopen via Functioneel Beheer van SOZ. In het verleden had de stichting Pro zichzelf toegang verschaft tot Blackboard door studenten hiervoor te betalen, deze praktijk is gelukkig beëindigd. De vijfde en laatste rondvraag betreft de vraag van PhDoc over de stand van zaken van de nieuwbouw Bètacampus. Het College geeft aan dat het plan voor de tweede fase is goedgekeurd en de Raad van Toezicht heeft ingestemd. Het plan zal in de augustuscyclus ter instemming worden voorgelegd aan de Raad, conform de afspraken die gemaakt zijn met betrekking tot de pilot inzake het instemmingsrecht op de hoofdlijnen van de begroting. In september 16 wordt de eerste fase in gebruik genomen. Vervolgens wordt de hoogbouw van het Gorlaeus gesloopt. In 18 start de bouw van de tweede fase. De tweede fase wordt vervroegd omdat natuurkunde anders te lang op twee plaatsen gehuisvest zou zijn. De Faculteit W&N groeit sterk. Dit betekent dat er voor de realisering van de tweede fase in tijdelijke huisvesting moet worden voorzien, wat zal zorgen voor additionele kosten. 12. Sluiting De voorzitter sluit de vergadering om 17:59. De reacties, adviezen e.d. worden in de aansluitende vergadering vastgesteld en zo spoedig mogelijk naar het CvB gestuurd. De voorzitter verzoekt de raadsleden in de zaal te blijven voor deze korte aansluitende vergadering. 9