Papieren versie. Mijn sterke kanten en werkpunten. Schematisch overzicht. Legende. Een antwoord schrijven. Een bolletje inkleuren.

Vergelijkbare documenten
Mijn sterke kanten en werkpunten. Evaluatie arbeidsvaardigheden door begeleider(s)

Wat kan ik na het 1 ste jaar? SPREKEN SCHRIJVEN LUISTEREN

Kan ik het wel of kan ik het niet?

Luisteren 1 hv 2 hv 3hv

Luisteren 1 gt/h 2 gt 3/4 vmbo

Wat kan ik na het 1 ste jaar?

taal portfolio Checklist B1

Europees Referentiekader

Niveaus Europees Referentie Kader

Niveaubepaling Nederlandse taal

Niveaus van het Europees Referentiekader (ERK)

Gesprekjes voeren Waar sta ik nu?

Papieren versie. Wat vind ik moeilijk? Schematisch overzicht. Legende. Een antwoord schrijven. Een bolletje inkleuren. Maximum 1 antwoord kiezen.

Tussendoelen Engels onderbouw vo havo/vwo

Doorlopende leerlijn vaardigheden Frans ERK (PO - havo/vwo) 2009 Streefniveaus en eindniveaus ERK per vaardigheid

ERK - Europees Referentiekader. luisteren. pers. prof. educ.

Stagedagboek NAAM: BEDRIJF: PERIODE: TRAJECT:

Common European Framework of Reference (CEFR)

CONCEPT. Tussendoelen Engels onderbouw vo havo/vwo

leerlingbrochure nld Door: Jolanthe Jansen

Alles onder de knie? 1 Herhalen. Intro. Met de docent. 1 Werk samen. Lees het begin van de gesprekjes. Maak samen de gesprekjes af.

Je beschrijving was vrij kort en niet echt interessant. Je neemt voor de hand liggende voorbeelden.

Begrijpend lezen Strategie 6 & 7. Extra oefenen Niveau B

Competentiescan Klant exemplaar

Huiswerk Spreekbeurten Werkstukken

maandag 11 mei inleveren!

Behaal je diploma secundair onderwijs

maandag 11 mei inleveren! STAGE BOEK 2015 VAN.AFDELING...

TOEKOMSTSPEL - overzicht talenten van de talentenzoektocht,

Ik beschik over voldoende woorden om me te redden in veel voorkomende dagelijkse situaties.

STAGEBOEK 2014 VAN AFDELING..

Engels, vmbo gltl, Liesbeth Pennewaard kernen subkernen Context (inhoud) taalvaardigheidsniveau CE of SE Eindterm niveau GL/TL Exameneenh eid Lezen

Nieuwe woorden correct kunnen schrijven, kunnen vertalen van N-F en van F-N en kunnen gebruiken in mondelinge en schriftelijke zinnen.

Duits A1/A2 in het beroepsonderwijs

Papieren versie. Mijn stage. Schematisch overzicht. Legende. Een antwoord schrijven. Een bolletje inkleuren. Maximum 1 antwoord kiezen.

Deze steekkaarten met tips rond competenties:

Mijn doelen voor dit jaar

Begrijpend lezen Strategie 6 en 7. Extra oefenen Niveau A

Nederlands leren... hoe ver sta je? Naam:

Algemeen Kan gesprekken voeren over alledaagse en niet alledaagse onderwerpen uit dagelijks leven en werk.

Ontwikkellijn 1: Ik zorg ervoor dat ik aan het werk ga en blijf!

Voor alle leraren Nederlands. 'Vergelijkend schema', eindtermen vaardigheden van de 3 graden: tekstsoorten, procedures/strategieën en attitudes.

(Vak)teksten lezen in vmbo - mbo - Handleiding

HUISWERKTIPS. Hoe kan ik mijn kind begeleiden bij het maken van huiswerk?

Weekschema maken. Je gaat praten over de dingen die jij in één week doet. Deze activiteiten ga je in een schema op de computer uitwerken.

Aandachtspunt

STAGEVERSLAG VMBO LEERLING INSTRUCTIE

- Een docent controleert of jij je huiswerk op hebt geschreven. - Je hebt aanmoediging nodig om je huiswerk te noteren.

Inleiding IN DIT BOEK LEES JE WAAROM STEUN, RESPECT EN VERTROUWEN BIJ VRIENDSCHAP HOREN.

Model om schoolse taalvaardigheden te observeren en te reflecteren

LINT STAGEBOEK VAN Techniek. Neem dan op een leuke manier afscheid van je stage plaats en bedank je collega s en stagebegeleider (s )

Streefniveaus NT2 Voorbeelden, kenmerken en inkijkjes in de les Route 2, jaar vmbo basis

Vertel aan je kind dat het nodig is de school in te lichten om het pesten te laten stoppen;

voorwoord VOORBEELDPAGINA S Bestelnr De ander en ik

Leerjaar 3: Lesopbouw en suggesties (incl. bewijzenblad) voor leerroute A Thema 1: Communiceren en sociaal contact onderhouden

Talenpaspoort Checklist

Werkstukken maken op PCBO-Het Mozaiek Groep 6

Behaal je diploma secundair onderwijs

Leren (kan je ) leren!

Thema Gezondheid. Lesbrief 33. In gesprek met de leerkracht.

Behaal je diploma secundair onderwijs

De examenperiode is een moeilijke tijd. Je moet hard studeren en je hebt veel stress. Wat is een goede studiemethode en wat doe je beter niet?

Leerwerkboek. Chinees. Go 100

Naam:. Namen groepsleden:... Begeleider:

CONCEPT. Tussendoelen Engels onderbouw vo vmbo

Wie kan terecht in een centrum voor basiseducatie? Wat kan je er leren?

Tussendoelen Engels onderbouw vo vmbo

heb ik wel alles? Thuis per kleur schikken

T-TOOL WERKVLOER/ STAGE. Mondelinge interactie STERKE SCHAKELS. Naam jongere:... Naam beoordelaar:...

werkbladen thema 5 werk

Hoe gaat het met je studie?

Kan-beschrijvingen ERK A2

Streefniveaus NT2 Voorbeelden, kenmerken en inkijkjes in de les Route 1, 16+ (begeleid) werk, inburgering

TALENTENZOEKTOCHT overzicht van de talenten

Nederlandse Arbeidsmarkt Plaats je CV

Inhoud. Hallo!...5. Wie is wie? Even voorstellen...7. Wat is mijn PrOP? PrOP opstellen Doelen voor mijn PrOP...19

VMBO praktische leerweg VMBO theoretische leerweg HAVO VWO

Interessen: Wat vind ik leuk?

Les 17 Zo zeg je dat (niet)

A person who never made a mistake never tried anything new.

Luister- en kijkvaardigheid in de lessen Nederlands

Maatschappelijk Informeel (INFO) - A2

Leerlijn domein mondelinge taalvaardigheid

Ik ga een grote uitdaging niet uit de weg. Taken die moeilijk zijn, vind ik veel leuker dan eenvoudige taken.

Doorlopende leerlijn vaardigheden Duits ERK (PO - havo/vwo) 2009 Streefniveaus en eindniveaus ERK per kernvaardigheid

IK WIJZER. Ik wil graag weten wie ik ben

Aan de slag met de Werk Ster!

Leerjaar 2: Lesopbouw en suggesties (incl. bewijzenblad) voor leerroute A

T-TOOL BEROEPSGERICHTE VORMING. Mondelinge interactie STERKE SCHAKELS. Naam jongere:... Naam beoordelaar:...

Naam leerlingen. Groep BBL1 Engels. Verdiepend arrangement. Basisarrange ment. Leertijd; 3 keer per week 45 minuten werken aan de basisdoelen.

samenhang Kan een reeks kortere, op zichzelf staande eenvoudige elementen verbinden tot een samenhangende lineaire opeenvolging van punten.

Stagewerkmap leerjaar 4

Instructieboek Koken. Voor de Mpower-coach

Google naar Instructieposter, kies daar goede voorbeelden uit (korte en krachtige teksten, afbeeldingen) die u in bij opdracht 2 kunt gebruiken 1.

Praktijkwerkboek AKA. Kopieën maken... 8 In deze opdracht maak je kopieën van documenten.

Kijk op: nt2taalmenu wordt gemaakt door: Frans Snik, Ed Kniesmeijer en René den Nijs. Brieven schrijven

Solliciteren (2) Waar gaat deze kaart over? Wat wordt er van je verwacht? De sollicitatiebrief

werkbladen, telefoons en opnametoestel

Handleiding voor: * spreekbeurt * nieuwskring * leeskring * werkstuk

LEREN LEREN LEREN. een overzicht met leerhulpjes voor de diverse vakgebieden. Hieronder kun je lezen over het leren/maken van:

Transcriptie:

Papieren versie Mijn sterke kanten en werkpunten Schematisch overzicht Legende Een antwoord schrijven. Een bolletje inkleuren. Kies Maximum 1 antwoord kiezen. Duid aan Meerdere antwoorden aanduiden. 1

Vragen 1. Schoolse vaardigheden 1. Taalvaardigheden 1.1 Nederlands Is Nederlands je moedertaal? O Nederlands is mijn moedertaal. O Nederlands is niet mijn moedertaal, maar ik kan wel Nederlands. 1.1.1 Luisteren In welke mate beheers jij de vaardigheid 'luisteren' in het Nederlands? Duid de antwoorden aan die voor jou van toepassing zijn. O Ik begrijp eenvoudige omgangstaal. Voorbeeld: Geef mij je agenda. O Ik begrijp woorden die abstracte begrippen en gevoelens uitdrukken. Voorbeeld: Blij, bang, boos, teleurgesteld, liefde O Ik begrijp ruimte- en tijdsaanduidingen. Voorbeeld: Boven, onder, achter, half vier, nu, morgen, straks, later O Ik begrijp kwalitatieve begrippen. Voorbeeld: Beter dan, verzorgd, afgewerkt O Ik begrijp woorden die de hoeveelheid aangeven. Voorbeeld: Alle, de helft, weinig, veel meer, minder O Ik kan informatie achterhalen in tekstsoorten die voor mij bestemd zijn. Voorbeeld: Instructies van leraren of mede-leerlingen, gesprek, verhaal, telefoongesprekken, mededelingen, informatieve radio- en tv-uitzendingen, dramatische vormen, informatieve teksten, betoog O Ik beheers de vaardigheid 'luisteren' niet in het Nederlands. Ga naar 1.1.2 Spreken 2

In welke mate beheers jij de vaardigheid 'luisteren' in het Nederlands (informatie begrijpen)? Duid de antwoorden aan die voor jou van toepassing zijn. O Ik kan korte, gemakkelijke waarschuwingen begrijpen. Voorbeeld: Je begrijpt wat je moet doen als iemand zegt: 'Pas op' of 'Dat is gevaarlijk'. O Ik kan aankondigingen, instructies of een korte uitleg begrijpen. Voorbeeld: Je kan begrijpen wat je moet doen wanneer de leerkracht je uitlegt hoe je een oefening moet maken. O Ik kan gedetailleerde aanwijzingen en technische informatie begrijpen. Voorbeeld: Je kan een gedetailleerde treinreisbeschrijving begrijpen waarbij je een aantal keren moet overstappen. O Ik kan gesprekken en langere discussies begrijpen. Voorbeeld: Je kan mensen begrijpen die snel spreken en die met elkaar discussiëren over onderwerpen waar je weinig van afweet, en die daarbij veel uitdrukkingen en spreektaal gebruiken. O Ik begrijp de grote lijnen en hoofdpunten van lessen en presentaties, zelfs als het taalgebruik ingewikkeld is. Voorbeeld: Een uitleg die moeilijk gegeven wordt, maar waarvan je het onderwerp wel kent. O Ik kan informatie in het Nederlands niet begrijpen. In welke mate beheers jij de vaardigheid 'luisteren' in het Nederlands (gesprek volgen en begrijpen)? Kies het antwoord dat voor jou van toepassing is. O Ik kan een gesprek tussen twee Nederlandstaligen volgen en begrijpen als ze langzaam en duidelijk spreken. Voorbeeld: Je kan in een televisiejournaal een gesprek over het weer tussen de weerman/vrouw en de nieuwslezer verstaan. O Ik kan een gesprek tussen twee Nederlandstaligen volgen en begrijpen. Voorbeeld: Je kan een gesprek tussen medeleerlingen volgen en begrijpen. O Ik kan geen gesprek volgen en begrijpen in het Nederlands. 3

In welke mate beheers jij de vaardigheid 'luisteren' in het Nederlands (radio en tv-programma's begrijpen)? Kies het antwoord dat voor jou van toepassing is. O Ik begrijp de hoofdpunten van radio- en tv-programma's. Voorbeeld: Je begrijpt in grote lijnen wat er gebeurd is met een persoon in het nieuws. O Ik begrijp radio en tv-programma's (zowel de hoofdpunten als de details), interviews en de meeste films. Voorbeeld: Je kan veel details begrijpen van een film. O Ik kan radio en tv-programma's in het Nederlands niet begrijpen. Beoordeel je vaardigheid 'luisteren' in het Nederlands door hieronder het vaardigheidsniveau aan te duiden dat bij jou past. O Zeer goed O Goed O Voldoende O Onvoldoende 1.1.2 Spreken In welke mate beheers jij de vaardigheid 'spreken' in het Nederlands? Duid de antwoorden aan die voor jou van toepassing zijn. O Ik articuleer duidelijk. Voorbeeld: Je spreekt woorden duidelijk uit zodat ze door de toehoorder kunnen begrepen worden. O Ik hanteer de juiste woordenschat. O Ik kan mij bij het spreken in zinnen uitdrukken. O Ik kan woordenschat eigen aan mijn beroepsveld (opleiding) gebruiken. O Ik beheers de vaardigheid 'spreken' in het Nederlands niet. Ga naar 1.1.3 Gesprekken voeren 4

In welke mate beheers jij de vaardigheid 'spreken' in het Nederlands (een spreekbeurt/presentatie geven)? Duid de antwoorden aan die voor jou van toepassing zijn. O Ik kan, in vooraf ingeoefende zinnen, een beschrijving over mezelf of anderen geven. Voorbeeld: Je kan zeggen waar je woont, naar welke school je gaat en wat je hobby is. Je kan langzaam spreken en je mag fouten maken. O Ik kan onvoorbereid een beschrijving over mezelf of anderen geven. Voorbeeld: Je kan zeggen waar je woont, naar welke school je gaat en wat je hobby is. Je kan langzaam spreken en je mag fouten maken. O Ik kan, in vooraf ingeoefende zinnen, iets vertellen voor een groep. Voorbeeld: Je kan een korte spreekbeurt houden over een onderwerp dat je goed kent zoals een hobby, een feest of een beroep. Als je vastloopt, begin je opnieuw. O Ik kan onvoorbereid voor een groep iets zeggen over onderwerpen die ik goed ken. Voorbeeld: Je kan bij een spel of een sportwedstrijd de spelregels uitleggen. O Ik kan een duidelijk gedetailleerde spreekbeurt/presentatie voorbereiden en geven over onderwerpen die me interesseren. Voorbeeld: Je kan je voorkeur voor een bepaalde film aan je vrienden vertellen. O Ik kan een duidelijke gedetailleerde spreekbeurt/presentatie voorbereiden en geven over onderwerpen die me interesseren, en mijn mening erover geven. Voorbeeld: Je kan je voorkeur voor een bepaalde film aan je vrienden vertellen en ook zeggen waarom je dat zo'n goede film vindt. O Ik kan geen spreekbeurt/presentatie geven in het Nederlands. In welke mate beheers jij de vaardigheid 'spreken' in het Nederlands (toekomst/verleden)? Duid de antwoorden aan die voor jou van toepassing zijn. O Ik kan in een paar korte zinnen iets vertellen over mijn toekomstplannen. Voorbeeld: Je kan zeggen wat je later wilt worden. O Ik kan gebeurtenissen of activiteiten beschrijven, ook als die in het verleden zijn gebeurd. Gisteren, vorig jaar, vroeger, Voorbeeld: Je kan een vriend vertellen hoe je een optreden, film of voetbalmatch vond. O Ik kan niet vertellen over het verleden of de toekomst in het Nederlands. 5

Beoordeel je vaardigheid 'spreken' in het Nederlands door hieronder het vaardigheidsniveau aan te duiden dat bij jou past. O Zeer goed O Goed O Voldoende O Onvoldoende 1.1.3 Gesprekken voeren In welke mate beheers jij de vaardigheid 'gesprekken voeren' in het Nederlands? Duid de antwoorden aan die voor jou van toepassing zijn. O Ik kan zowel bekende als onbekende personen begroeten, een gesprekje voeren en afscheid nemen. Voorbeeld: Je kan aan je vrienden vragen hoe het met hen gaat. O Ik kan vlot en zonder moeite alledaagse gesprekken met vrienden of collega s voeren. Voorbeeld: Je kan met een klasgenoot vlot spreken over de fuif waar hij/zij dit weekend naar toe wil gaan. O Ik kan mijn gevoelens uiten en reageren op gevoelens van anderen. De andere mensen begrijpen wat ik zeg. Voorbeeld: Je kan een vriend(in) troosten omdat zijn/haar vriend(in) is weggegaan. O Ik kan zonder problemen, vloeiend en spontaan gesprekken voeren. Voorbeeld: Je kan vlot met anderen over onderwerpen praten waar je niet veel vanaf weet. Je vindt probleemloos de juiste woorden. O Ik kan om dingen vragen, voor iets bedanken, begrijpen wanneer er iets gevraagd wordt. Voorbeeld: Je kan een drankje bestellen in een café. O Ik kan antwoord geven op gestelde vragen. Ik kan ook zelf vragen stellen. Voorbeeld: Je kan iemand de weg wijzen naar de winkel en je kan zelf de weg vragen. O Ik kan zeggen dat ik iets niet begrijp en om uitleg vragen. Voorbeeld: Je kan iemand bv. de leerkracht zeggen dat je het niet begrijpt en vragen of hij/zij het nog eens wil uitleggen. O Ik kan in alledaagse situaties mezelf verontschuldigen bij mensen die ik ken en die ik niet ken. Voorbeeld: Je kan je verontschuldigen als je per ongeluk een glas op iemands kleding hebt gemorst. O Ik kan gesprekken voeren om zaken te regelen. Voorbeeld: Je kan met je medeleerlingen afspraken maken over hoe je een groepswerk gaat plannen en aanpakken. 6

O Ik kan informatie geven in gemakkelijke gesprekken. Ik kan zelf ook over een nieuw onderwerp beginnen. Voorbeeld: Als je bij de dokter komt, kun je vertellen wat er aan de hand is. Je kan ook antwoord geven op de vragen van de dokter. O Ik kan over problemen praten en oplossingen voorstellen. Voorbeeld: Je zegt een vriend dat hij je dringend het geld moet teruggeven dat jij hem geleend hebt, omdat het nu lang genoeg geduurd heeft. Dit kan een lastig gesprek zijn. O Ik kan gemakkelijk aan discussies in groep deelnemen, ook als het over ingewikkelde onderwerpen gaat. Voorbeeld: Je kan zeer duidelijk je mening vertellen in een discussie. O Ik kan cijfers, data en prijzen begrijpen en uitspreken. Voorbeeld: Je kan een treinkaartje kopen en vragen hoe laat de trein vertrekt. O Ik beheers de vaardigheid 'gesprekken voeren' in het Nederlands niet. Ga naar 1.1.4 Lezen In welke mate beheers jij de vaardigheid 'gesprekken voeren' in het Nederlands (je mening geven)? Duid de antwoorden aan die voor jou van toepassing zijn. O In een gesprek in grotere groep (minimum 5 personen), kan ik mijn mening geven, als men mij die vraagt. Voorbeeld: Je kan reageren op ideeën van anderen over het organiseren van een fuif. Je kan ook je eigen ideeën vertellen. O Ik kan mijn mening geven over dingen die me interesseren. Voorbeeld: Je kan met vrienden praten over hun ervaringen met de nieuwste multimedia, zodat je weet wat je wilt kopen. O Ik kan in een groep (minimum 5 personen) problemen verwoorden en mijn mening duidelijk vertellen. Voorbeeld: Je kan mee discussiëren over de activiteiten die het jeugdhuis wil organiseren. Je geeft de voor- en nadelen van bepaalde activiteiten en je kan zeggen wat jij verkiest en waarom.) O Ik kan mijn mening niet geven in het Nederlands. 7

In welke mate beheers jij de vaardigheid 'gesprekken voeren' in het Nederlands (een telefoongesprek voeren)? Duid de antwoorden aan die voor jou van toepassing zijn. O Ik kan gemakkelijke telefoongesprekken voeren. Voorbeeld: Je kan iemand opbellen en zeggen wie je bent en wie je wilt spreken. Je weet ook wat je moet zeggen wanneer je verkeerd verbonden bent. O Ik kan alle normale telefoongesprekken vlot voeren. Voorbeeld: Je kan alle telefoongesprekken die je doet in je dagelijkse leven, vlot voeren. Je kan duidelijk zeggen waarom je belt en informatie geven of vragen stellen. De persoon naar wie je belt, begrijpt je zonder problemen. O Ik kan geen telefoongesprekken voeren in het Nederlands. Beoordeel je vaardigheid 'gesprekken voeren' in het Nederlands door hieronder het vaardigheidsniveau aan te duiden dat bij jou past. O Zeer goed O Goed O Voldoende O Onvoldoende 1.1.4 Lezen In welke mate beheers jij de vaardigheid 'lezen' in het Nederlands? Duid de antwoorden aan die voor jou van toepassing zijn. O Ik kan informatie opzoeken in een lijst, advertentiepagina of catalogus. Voorbeeld: Je kan een vacature terugvinden in de krant. O Ik kan informatieborden, opschriften en aankondigingen begrijpen. Voorbeeld: Je kan in een shoppingcentrum op het infobord lezen waar een bepaalde winkel is. Voorbeeld: Je kan op het uurrooster in de bushalte kijken hoe laat jouw bus komt. O Ik kan een eenvoudige tekst lezen. Voorbeeld: Ik kan een krantenartikel van 10 lijnen lezen. O Ik kan lange en moeilijke teksten doorlezen en de details vinden die voor mij belangrijk zijn. Voorbeeld: Je kan uit informatiebrochures over verschillende beroepen en opleidingen, snel begrijpen aan welke eisen je moet voldoen. Voorbeeld: Je kan een advertentie begrijpen waar men een jobstudent vraagt die iets speciaals moet kunnen. O Ik beheers de vaardigheid 'lezen' in het Nederlands niet. Ga naar 1.1.5 Schrijven 8

In welke mate beheers jij de vaardigheid 'lezen' in het Nederlands (instructies begrijpen)? Kies het antwoord dat voor jou van toepassing is. O Ik kan korte en gemakkelijke instructies begrijpen. Voorbeeld: Je kan in je boek begrijpen wat je moet doen als er staat: `Vul de oefening in; onderstreep; zet de woorden in de juiste volgorde ; enz. O Ik kan langere instructies begrijpen, als er tekeningen, prentjes of foto's bij staan. Voorbeeld: Je kan een korte handleiding van je nieuwe gsm begrijpen. Voorbeeld: Je kan de gebruiksaanwijzing van een nieuwe dvd-speler begrijpen. O Ik begrijp moeilijke handleidingen en instructies helemaal. Voorbeeld: Voor je studie moet je een praktische proef uitvoeren. Je kan de instructies voor de proef nauwkeurig lezen en goed uitvoeren. Voorbeeld: Je moet leren werken met een ingewikkelde machine die je niet kent. Je kan moeilijke instructies in een handleiding begrijpen, ook als er geen foto s werden toegevoegd. O Ik begrijp instructies in het Nederlands niet. In welke mate beheers jij de vaardigheid 'lezen' in het Nederlands (brieven lezen)? Kies het antwoord dat voor jou van toepassing is. O Ik kan korte mails, brieven en kaarten begrijpen. Voorbeeld: Je kan een mailtje begrijpen van een vriend die vraagt of je mee wilt naar de film. Voorbeeld: Je kan een e-mail lezen van iemand die op reis is in Frankrijk en die je zegt hoe het met haar/hem gaat. O Ik begrijp korte zakelijke brieven. Voorbeeld: Je kan in een brief controleren of de plaats en het tijdstip van je afspraak overeenkomt met wat je zelf had genoteerd. Je begrijpt niet alles, maar wel het meeste om te weten wat je moet doen. O Ik kan lange en moeilijke zakelijke brieven lezen en snel de belangrijkste punten begrijpen. Voorbeeld: Je kan in een brief van een bedrijf begrijpen welke de voorwaarden zijn waaraan je moet voldoen. O Ik kan brieven in het Nederlands niet lezen. Beoordeel je vaardigheid 'Lezen' in het Nederlands door hieronder het vaardigheidsniveau aan te duiden dat bij jou past. O Zeer goed O Goed O Voldoende O Onvoldoende 9

1.1.5 Schrijven In welke mate beheers jij de vaardigheid 'schrijven' in het Nederlands? Duid de antwoorden aan die voor jou van toepassing zijn. O Ik kan kort notities nemen voor mezelf of voor anderen. Voorbeeld: Je kan kort enkele woordjes opschrijven tijdens een telefoongesprek. Je kan noteren wie er gebeld heeft en waarom. O Ik kan korte, gemakkelijke, zakelijke brieven schrijven. Voorbeeld: Je kan een bedrijf een brief schrijven met de vraag of je jouw stage bij hen mag doen of je kan een sollicitatiebrief schrijven voor een (vakantie)job. Je gebruikt vaste formules zoals: 'Geachte', 'Met hoogachting', enz.. Je leest je brief na en maakt weinig of geen spellingfouten. O Ik kan berichten schrijven waarin ik gemakkelijke informatie doorgeef. Voorbeeld: Je kan een routebeschrijving maken naar je thuis. Je gebruikt gemakkelijke zinnetjes. Je kijkt de tekst na, zodat er weinig of geen grammatica- en spellingfouten in staan. O Ik kan een goed opgebouwde brief schrijven, waarin ik mijn mening geef. Voorbeeld: Je hebt een uitgebreide woordenschat zodat je duidelijk iets kan beschrijven en je op een beleefde manier kan schrijven dat je boos of ontevreden bent. Je maakt bijna geen grammatica- en spellingfouten. O Ik kan zakelijke brieven schrijven, waarin ik laat weten wat voor mij belangrijk is. Voorbeeld: Je kan in detail een motivatiebrief schrijven, waarin je je sterke en zwakke kanten duidelijk neerschrijft. Je maakt bijna geen grammatica- en spellingfouten. O Ik kan in heel korte verslagen informatie schrijven volgens een vaste indeling. Voorbeeld: Je kan een verslag schrijven van een gelezen boek, aan de hand van een schema. Je gebruikt 'eerst', 'toen', 'daarna', 'en', enz., om je tekst op te bouwen. Je kijkt je tekst na op grammatica- en spellingfouten, zodat je lezer de tekst goed begrijpt. O Ik kan een verslag maken waarin ik duidelijk voor- en nadelen beschrijf en waarin ik motiveer wat ik kies. Voorbeeld: Je kan een verslag schrijven aan je stagebegeleider/directeur en zeggen wat je wel en niet leuk vindt op je stageplaats/in het bedrijf. O Ik kan een duidelijke samenvatting maken die iedereen begrijpt. Voorbeeld: Je kan een goed samenhangende samenvatting maken van een langere tekst, over een onderwerp dat je interesseert. Je maakt bijna geen grammatica- en spellingfouten in je tekst. O Ik heb geen probleem met het schrijven van een heldere, vloeiende tekst. Ik kan mijn schrijfstijl zonder enig probleem aan de situatie aanpassen. Voorbeeld: Je kan een artikeltje schrijven over een eindejaarsreis voor de schoolkrant. O Ik kan niet schrijven in het Nederlands. Je bent klaar met het invullen van taalvaardigheid Nederlands 10

In welke mate beheers jij de vaardigheid 'schrijven' in het Nederlands (formulieren invullen)? Kies het antwoord dat voor jou van toepassing is. O Ik kan gemakkelijke formulieren invullen. Voorbeeld: Je kan een formulier invullen om informatie te vragen over de nieuwe computerspelletjes die op de markt gaan komen. Naam, adres, telefoonnummer, enz. schrijf je foutloos. In korte zinnetjes maak je nog wel grammatica- en spellingfouten. O Ik kan formulieren invullen waarin wat meer informatie gevraagd wordt. Voorbeeld: Je kan wat meer uitleg schrijven over de opleiding die je hebt gevolgd. Je schrijft korte zinnetjes en je leest de tekst na, zodat er zo weinig mogelijk grammatica- of spellingfouten in staan. O Ik kan geen formulieren invullen in het Nederlands. In welke mate beheers jij de vaardigheid 'schrijven' in het Nederlands (nieuwe media)? Duid de antwoorden aan die voor jou van toepassing zijn. O Ik kan een sms of e-mail typen. Voorbeeld: Je kan een smsje sturen naar vrienden. Je gebruikt vooral voorbeeldzinnetjes zoals 'bel me aub', 'ik kom naar huis', enz.. O Ik kan aan een chatsessie deelnemen. Voorbeeld: Je kan informatie vragen aan je chatpartner zoals: 'Hoe oud ben je?'; 'Welke hobby's heb je?', enz.. Je maakt soms wel grammatica- en spellingfouten, maar je chatpartner begrijpt wat je wil zeggen. O Ik kan persoonlijke e-mails schrijven. Voorbeeld: Je kan een vriend in een andere stad elke maand een e-mail sturen over wat er gebeurd is. Je gebruikt korte gemakkelijke zinnetjes. Je maakt weinig grammatica- en spellingfouten. O Ik kan geen nieuwe media gebruiken in het Nederlands. Beoordeel je vaardigheid 'Schrijven' in het Nederlands door hieronder het vaardigheidsniveau aan te duiden dat bij jou past. O Zeer goed O Goed O Voldoende O Onvoldoende 11

1.2 Andere talen 1.2.1 Frans Duid de antwoorden aan die voor jou van toepassing zijn. O Ik begrijp eenvoudige vragen of boodschappen in het Frans. Voorbeeld: Donnez-moi votre calendrier. O Ik kan eenvoudige vragen of boodschappen beantwoorden in het Frans. Voorbeeld: Anderen begrijpen wat ik zeg en bedoel, het gaat niet om de juiste uitspraak O Ik kan deelnemen aan een gesprek in het Frans. Voorbeeld: een interview, een gesprek over actualiteit, iemand verder helpen, een telefoongesprek O Ik kan informatie uit een Franse tekst halen. Voorbeeld: uit brieven, kranten, tijdschriften, boek, stagecontracten of werkcontracten. O Ik kan in het Frans korte informatie opschrijven. Voorbeeld: een kaartje of een uitnodiging O Ik kan in het Frans een vragenlijst beantwoorden of een formulier invullen. O Ik kan in het Frans zelf een tekst of brief schrijven. Beoordeel in welke mate je de Franse taal beheerst. O Moedertaal O Zeer goed O Goed O Voldoende O Notie 12

1.2.2 Engels Duid de antwoorden aan die voor jou van toepassing zijn. O Ik begrijp eenvoudige vragen of boodschappen in het Engels. O Ik kan eenvoudige vragen of boodschappen beantwoorden in het Engels. Voorbeeld: Anderen begrijpen wat ik zeg en bedoel, het gaat niet om de juiste uitspraak O Ik kan deelnemen aan een gesprek in het Engels. Voorbeeld: een interview, een gesprek over actualiteit, iemand verder helpen, een telefoongesprek O Ik kan informatie uit een Engelse tekst halen. Voorbeeld: uit brieven, kranten, tijdschriften, boek, stagecontracten of werkcontracten. O Ik kan in het Engels korte informatie opschrijven. Voorbeeld: een kaartje of een uitnodiging O Ik kan in het Engels een vragenlijst beantwoorden of een formulier invullen. O Ik kan in het Engels zelf een tekst of brief schrijven. Beoordeel in welke mate je de Engelse taal beheerst. O Moedertaal O Zeer goed O Goed O Voldoende O Notie 13

1.2.3 Duits Duid de antwoorden aan die voor jou van toepassing zijn. O Ik begrijp eenvoudige vragen of boodschappen in het Duits. O Ik kan eenvoudige vragen of boodschappen beantwoorden in het Duits. Voorbeeld: Anderen begrijpen wat ik zeg en bedoel, het gaat niet om de juiste uitspraak O Ik kan deelnemen aan een gesprek in het Duits. Voorbeeld: een interview, een gesprek over actualiteit, iemand verder helpen, een telefoongesprek O Ik kan informatie uit een Duitse tekst halen. Voorbeeld: uit brieven, kranten, tijdschriften, boek, stagecontracten of werkcontracten. O Ik kan in het Duits korte informatie opschrijven. Voorbeeld: een kaartje of een uitnodiging O Ik kan in het Duits een vragenlijst beantwoorden of een formulier invullen. O Ik kan in het Duits zelf een tekst of brief schrijven. Beoordeel in welke mate je de Duitse taal beheerst. O Moedertaal O Zeer goed O Goed O Voldoende O Notie 14

1.2.4 Spaans Duid de antwoorden aan die voor jou van toepassing zijn. O Ik begrijp eenvoudige vragen of boodschappen in het Spaans. O Ik kan eenvoudige vragen of boodschappen beantwoorden in het Spaans. Voorbeeld: Anderen begrijpen wat ik zeg en bedoel, het gaat niet om de juiste uitspraak O Ik kan deelnemen aan een gesprek in het Spaans. Voorbeeld: een interview, een gesprek over actualiteit, iemand verder helpen, een telefoongesprek O Ik kan informatie uit een Spaanse tekst halen. Voorbeeld: uit brieven, kranten, tijdschriften, boek, stagecontracten of werkcontracten. O Ik kan in het Spaans korte informatie opschrijven. Voorbeeld: een kaartje of een uitnodiging O Ik kan in het Spaans een vragenlijst beantwoorden of een formulier invullen. O Ik kan in het Spaans zelf een tekst of brief schrijven. Beoordeel in welke mate je de Spaanse taal beheerst. O Moedertaal O Zeer goed O Goed O Voldoende O Notie 15

1.2.5 Andere taal Welke ander taal kan je? Duid de antwoorden aan die voor jou van toepassing zijn. O Ik begrijp eenvoudige vragen of boodschappen. O Ik kan eenvoudige vragen of boodschappen beantwoorden. Voorbeeld: Anderen begrijpen wat ik zeg en bedoel, het gaat niet om de juiste uitspraak O Ik kan deelnemen aan een gesprek. Voorbeeld: een interview, een gesprek over actualiteit, iemand verder helpen, een telefoongesprek O Ik kan informatie uit een tekst halen. Voorbeeld: uit brieven, kranten, tijdschriften, boek, stagecontracten of werkcontracten. O Ik kan korte informatie opschrijven. Voorbeeld: een kaartje of een uitnodiging O Ik kan een vragenlijst beantwoorden of een formulier invullen. O Ik kan zelf een tekst of brief schrijven. Beoordeel in welke mate je deze taal beheerst. O Moedertaal O Zeer goed O Goed O Voldoende O Notie 16

1.2.6 Andere taal Welke ander taal kan je? Duid de antwoorden aan die voor jou van toepassing zijn. O Ik begrijp eenvoudige vragen of boodschappen. O Ik kan eenvoudige vragen of boodschappen beantwoorden. Voorbeeld: Anderen begrijpen wat ik zeg en bedoel, het gaat niet om de juiste uitspraak O Ik kan deelnemen aan een gesprek. Voorbeeld: een interview, een gesprek over actualiteit, iemand verder helpen, een telefoongesprek O Ik kan informatie uit een tekst halen. Voorbeeld: uit brieven, kranten, tijdschriften, boek, stagecontracten of werkcontracten. O Ik kan korte informatie opschrijven. Voorbeeld: een kaartje of een uitnodiging O Ik kan een vragenlijst beantwoorden of een formulier invullen. O Ik kan zelf een tekst of brief schrijven. Beoordeel in welke mate je deze taal beheerst. O Moedertaal O Zeer goed O Goed O Voldoende O Notie 17

2. Rekenvaardigheden 2.1 Maatschappelijk functioneren 2.1.1 Geld Duid aan wat voor jou van toepassing is. O Ik kan de totale kostprijs van aankopen schatten. O Ik weet dat het van belang is de eenheidsprijs van goederen te vergelijken. O Ik kan op een verantwoorde wijze omgaan met courante betaalmiddelen zoals een betaalkaart, een kredietkaart, een overschrijving. O Ik kan facturen, rekeninguittreksels, lezen en interpreteren. O Ik kan inkomsten en uitgaven budgetteren. O Andere 2.1.2 Tijd Duid aan wat voor jou van toepassing is. O Ik kan mij aan een opgesteld tijdsschema houden. O Ik kan een tijdsplanning opmaken en naleven. O Ik kan mijn tijd evenwichtig verdelen tussen privé, school en/of werk. O Andere 18

2.1.3 Ruimtelijke oriëntatie Duid aan wat voor jou van toepassing is. O Ik kan in gebouwen achterhalen waar ik ben en waar ik heen moet aan de hand van aanwijzingen. O Ik kan een kaart, routeplanner en/of gps gebruiken om te bepalen waar ik ben en waar ik heen wil. O Andere 19

2.2 Beroepsgericht functioneren 2.2.1 Meten Duid aan welke volgende maateenheden je gepast kan gebruiken in functie van jouw stage of tewerkstelling. O Ik kan lengtematen gebruiken. O Ik kan oppervlaktematen gebruiken. O Ik kan inhoudsmaten gebruiken. O Ik kan gewichten afwegen. O Ik kan temperatuur aflezen en interpreteren O Ik kan de gepaste meetinstrumenten gebruiken in functie van de te meten grootheid. O Ik kan tabellen, grafieken en diagrammen lezen en interpreteren. O Ik kan formules in berekeningen gebruiken. O Andere 2.2.2 Tijd Duid aan wat voor jou van toepassing is: O Ik kan mij aan een opgesteld tijdsschema houden. O Ik kan een tijdsplanning opmaken en naleven. O Andere 20

3. Computervaardigheden Kan je met een computer werken? O Ik kan zelfstandig met een computer werken. O Ik kan onder begeleiding met een computer werken. O Ik kan niet met een computer werken. 3.1 Klaviervaardigheden Geef aan in welke mate je kan typen. O Ik kan blind typen. O Ik kan vrij vlot en bijna foutloos typen. O Ik kan niet vlot typen. O Andere 3.2 Internet 3.2.1 Opzoeken Geef aan in welke mate je gegevens kan opzoeken op het internet. O Ik beheers de basisvaardigheden. Voorbeeld: werken met zoekmachines zoals Google. O Ik beheers de basis- en gevorderde vaardigheden. O Andere Voorbeeld: online bankverrichtingen uitvoeren. 21

Geef aan in welke mate je bewust en verantwoord kan omgaan met internet. O Ik weet hoe ik bewust en verantwoord met internet moet omgaan en doe dit ook (bijna) altijd. O Ik weet hoe ik bewust en verantwoord met internet moet omgaan, maar doe dit niet altijd. O Andere 3.2.2 E-mail Geef aan in welke mate je kan werken met e-mail. O Ik kan een e-mail versturen en beantwoorden. O Ik kan een e-mail versturen en beantwoorden en kan extra toepasssingen gebruiken. O Andere Voorbeeld: bijlagen toevoegen, personen in cc en bcc plaatsen. Geef aan in welke mate je bewust en verantwoord kan omgaan met e-mail. O Ik weet hoe ik bewust en verantwoord met e-mail moet omgaan en doe dit ook (bijna) altijd. O Ik weet hoe ik bewust en verantwoord met e-mail moet omgaan, maar doe dit niet altijd. O Andere 22

3.2.3 Uploaden/downloaden Geef aan in welke mate je gegevens kan uploaden en/of downloaden. O Ik weet wat uploaden en/of downloaden is, maar vind het moeilijk om dit zelf te doen. O Ik kan gegevens uploaden en/of downloaden. O Andere Geef aan in welke mate je bewust en verantwoord kan omgaan met uploaden en/of downloaden. O Ik weet hoe ik bewust en verantwoord met up- en downloaden moet omgaan en doe dit ook (bijna) altijd. O Ik weet hoe ik bewust en verantwoord met up- en downloaden moet omgaan, maar doe dit niet altijd. O Andere 23

3.3 Software 3.3.1 Besturingssysteem Geef aan in welke mate je met een besturingssysteem kan werken (zoals bvb Windows, Mac OS). O Ik beheers de basisvaardigheden. Voorbeeld: werken met verkenner, een map aanmaken/verwijderen/verplaatsen O Ik beheers de basis- en gevorderde vaardigheden. O Andere Voorbeeld: schermresolutie wijzigen, snelkoppeling maken 3.3.2 Tekstverwerking Geef aan in welke mate je met tekstverwerking kan werken (zoals bvb MS Word, WordPerfect). O Ik beheers de basisvaardigheden. Voorbeeld: opslaan, afdrukken, opmaak. O Ik beheers de basis- en gevorderde vaardigheden. O Andere Voorbeeld: inhoudstafel maken, afbeeldingen invoegen. 3.3.3 Presentatieprogramma Geef aan in welke mate je met een presentatieprogramma kan werken (zoals bvb MS Powerpoint). O Ik beheers de basisvaardigheden. Voorbeeld: dia's toevoegen en wijzigen, handouts afdrukken. O Ik beheers de basis- en gevorderde vaardigheden. O Andere Voorbeeld: animatie aanbrengen, afbeeldingen/grafieken importeren. 24

3.3.4 Elektronisch rekenblad Geef aan in welke mate je met een elektronisch rekenblad kan werken (zoals bvb MS Excel). O Ik beheers de basisvaardigheden. Voorbeeld: rekenblad opmaken en afdrukken, celeigenschappen wijzigen, eenvoudige functies toepassen op cellen. O Ik beheers de basis- en gevorderde vaardigheden. O Andere Voorbeeld: cellen absoluut of relatief maken, tabellen/grafieken maken van gegevens. 3.3.5 Elektronisch agendabeheer Geef aan in welke mate je een elektronische agenda kan beheren (zoals bvb Agenda MS Outlook). O Ik beheers de basisvaardigheden. Voorbeeld: afspraken toevoegen en wijzigen. O Ik beheers de basis- en gevorderde vaardigheden. O Andere Voorbeeld: herinneringen ingeven, agenda delen. 25

3.4 Hardware Geef aan in welke mate je kan gebruik maken van hardware zoals beamer, fototoestel, laptop, scanner, printer, O Ik kan er zonder al te veel problemen mee werken. O Ik kan er mee werken, maar heb soms een handleiding nodig. O Andere 3.5 Andere Geef aan welke ander computervaardigheden je bezit. (bvb grafische of statistische programma s) Ik beheers volgende computervaardigheden 26

2. Arbeidsvaardigheden 1. Zelfkennis Weet je van jezelf wat je kan en niet kan? O Ik weet van mezelf wat ik kan en niet kan. O Ik weet van mezelf wat ik kan. O Ik weet van mezelf wat ik niet kan. O Ik weet niet van mezelf wat ik kan en niet kan. 2. Werktempo Hoe is je werktempo in vergelijking met je klasgenoten? O Ik werk even snel als mijn klasgenoten. O Ik werk sneller dan mijn klasgenoten. O Ik werk trager dan mijn klasgenoten. 3. Nauwkeurigheid Werk jij nauwkeurig? O Wanneer ik een opdracht uitvoer, controleer ik zowel tussendoor als wanneer het klaar is of ik fouten heb gemaakt. O Wanneer ik een opdracht uitvoer, controleer ik enkel tussendoor of ik fouten heb gemaakt. O Wanneer ik een opdracht uitvoer, controleer ik enkel als het klaar is, of ik fouten heb gemaakt. O Wanneer ik een opdracht uitvoer, controleer ik niet of ik fouten gemaakt heb. 27

4. Aandacht Hoe lang kan jij aandachtig zijn voor het uitvoeren van een taak? (bijvoorbeeld lezen, een tekst typen, een gerecht koken, ) O Ik kan mijn aandacht meer dan 15 minuten op een taak richten. O Ik kan mijn aandacht maximum 15 minuten op een taak richten. Op welk deel van de dag kan jij je het best concentreren? O Ik kan mij het best concentreren in de voormiddag. O Ik kan mij het best concentreren in de namiddag. O Ik kan mij even goed concentreren in de voormiddag als in de namiddag. In welke omgeving kan jij je concentreren voor het uitvoeren van een taak? (bijvoorbeeld lezen, een tekst typen, ) O Ik kan me concentreren in een omgeving met veel prikkels (bijvoorbeeld een radio die speelt, mensen die praten, veel lawaai, ). O Ik kan me concentreren in een omgeving met weinig prikkels. O Ik kan me in geen enkele omgeving concentreren. 28

5. Afspraken naleven Hou jij je aan gemaakte afspraken? O Ik hou me altijd aan gemaakte afspraken. O Ik hou me alleen aan gemaakte afspraken als ze duidelijk vermeld worden. O Ik hou me alleen aan gemaakte afspraken als het voor mij duidelijk is waarom ze er zijn. O Ik hou me niet aan gemaakte afspraken. O Ik hou me niet aan gemaakte afspraken omdat ik ze vergeet. 6. Motoriek Jouw motorische vaardigheden: O Ik kan fijn werk en grof werk uitvoeren. O Ik kan enkel fijn werk uitvoeren. O Ik kan enkel grof werk uitvoeren. 7. Veiligheidsregels naleven Hoe ga jij om met veiligheidsregels? O Ik hou me altijd aan veiligheidsregels. Ik gebruik materialen en gereedschappen op een veilige manier. O Ik hou me soms aan veiligheidsregels. Ik gebruik materialen en gereedschappen soms op een veilige manier. O Ik hou me niet aan veiligheidsregels. Ik gebruik materialen en gereedschappen op een risicovolle manier. 29

8. Ordelijkheid Heb jij een ordelijke werkplek? O Mijn werkplek is ordelijk. Ik vind mijn materiaal altijd terug. O Mijn werkplek is niet ordelijk. Ik vind mijn materiaal wel altijd terug. O Mijn werkplek is niet ordelijk. Ik vind mijn materiaal nooit terug. 9. Inspanning leveren (motivatie) Wanneer span jij je in voor een opdracht? O Ik span me altijd in voor een opdracht. O Ik span me alleen in als ik aangemoedigd word voor een opdracht. O Ik span me niet in voor een opdracht, ook niet wanneer ik daarbij aangemoedigd word. 10. Doorzetten Ben jij een doorzetter? O Wanneer ik moeilijkheden heb bij het uitvoeren van een taak zet ik door tot ik het vereiste resultaat bereikt heb. O Wanneer ik moeilijkheden heb bij het uitvoeren van een taak geef ik op na één mislukte poging. O Wanneer ik moeilijkheden heb bij het uitvoeren van een taak moet ik aangemoedigd worden om verder te werken. O Wanneer ik moeilijkheden heb bij het uitvoeren van een taak geef ik meteen op, ook al word ik aangemoedigd om verder te gaan. 30

11. Kunnen samenwerken Kan jij samenwerken? O Als ik samenwerk met anderen, zet ik me in voor de groep. Ik doe meer dan enkel wat er van mij gevraagd wordt. O Als ik samenwerk met anderen, zet ik me in voor de groep. Ik doe enkel datgene wat van mij gevraagd wordt. O Als ik samenwerk met anderen, zet ik me niet in voor de groep. Ik probeer mijn werk door anderen te laten doen. 12. Zelfstandig werken Kan jij zelfstandig aan een taak werken? O Ik kan zelfstandig werken aan grote en kleine taken. O Ik kan zelfstandig werken aan kleine taken. O Ik kan enkel onder toezicht of begeleiding werken aan taken. Kan jij je werk zelf plannen? O Wanneer ik taken krijg, kan ik zelf bepalen welke taak ik eerst uitvoer en hoe ik hierbij te werk ga. O Wanneer ik een taak krijg, kan ik volgens opgelegde stappen de taak uitvoeren. 31

Kan jij zelfstandig problemen oplossen bij het uitvoeren van een taak? O Als ik vastloop bij een taak, zoek ik zelf eerst naar een oplossing. Als dit niet lukt, zoek ik steun bij anderen. O Als ik vastloop bij een taak, zoek ik niet zelf naar een oplossing. Ik zoek meteen steun bij anderen. 13. Omgaan met stress: stressfactoren Welke factoren veroorzaken stress bij jou? Je mag meer dan één antwoord aanduiden. O Werkdruk O Tijdsdruk O Eigen mislukking O Conflicten O Controle O Kritiek O Ik heb nooit stress O Andere (zelf in te vullen als je keuze niet vermeld werd) 32

14. Omgaan met stress: Reactie op stress Hoe reageer jij op stress? Je mag meer dan één antwoord aanduiden. O Ik werk verder aan mijn taken maar niet zoals van mij verwacht wordt. O Ik blokkeer en kan mijn taken niet afwerken. O Ik kan tijdelijk blijven functioneren zonder dat de prestaties eronder lijden. O Ik word motorisch onrustig (vb: ik begin rond te lopen, ik beweeg met mijn benen, ). O Ik word ongeduldig en nerveus. O Ik blijf functioneren als voorheen, het heeft geen invloed. O Mijn prestaties verbeteren. 15. Uiterlijke verzorging Verzorg jij je uiterlijk? O Ik verzorg mijn uiterlijk en pas uit eigen beweging mijn kledij en voorkomen aan de werksituatie aan, zonder dat anderen erom moeten vragen. O Ik verzorg mijn uiterlijk en pas mijn kledij en voorkomen aan de werksituatie aan als ik erop gewezen word. O Ik kleed mij naargelang de eisen van de werksituatie, maar mijn lichaamsverzorging kan beter. O Ik pas mijn uiterlijk en kledij niet aan de werkomgeving aan. Ik verzorg mij niet goed. 33

16. Nieuwe dingen leren Hoe leer jij nieuwe dingen? O Ik leer nieuwe dingen door ze zelf te doen. O Ik leer nieuwe dingen wanneer iemand ze éénmaal heeft uitgelegd. O Ik leer nieuwe dingen wanneer iemand het herhaaldelijk voordoet of uitlegt. O Ik leer nauwelijks nieuwe dingen, zelfs als iemand ze meerdere keren voordoet of uitlegt. 17. Initiatief nemen Begin jij uit jezelf aan een volgende taak wanneer je een taak hebt afgewerkt? O Ik begin uit mezelf aan een volgende taak, ook als ik de taak nog niet eerder uitvoerde. O Ik begin uit mezelf aan een volgende taak als ik de taak al eens eerder uitvoerde. O Ik begin pas aan een nieuwe taak op vraag van de werkgever/iemand anders. 18. Fysieke mogelijkheden Kan jij gedurende 8 uren rechtstaand werk verrichten? O Ik kan gedurende 8 uren rechtstaand werk verrichten zonder extra rustmomenten. O Ik kan gedurende 8 uren rechtstaand werk verrichten als er extra rustmomenten ingebouwd worden. O Ik kan niet gedurende 8 uren rechtstaand werk verrichten, een combinatie met zittend werk moet voorzien worden. O Ik kan geen rechtstaand werk verrichten. 34

19. Verantwoordelijkheid dragen Kan je verantwoordelijkheid dragen voor taken? O Ik kan verantwoordelijkheid dragen voor meerdere taken. O Ik kan verantwoordelijkheid dragen voor één taak. O Ik kan geen verantwoordelijkheid dragen. 20. Opkomen voor mezelf Kom jij op voor jezelf? O Ik durf het zeggen als ik een andere mening heb. O Ik durf het niet zeggen als ik een andere mening heb. 21. Probleemoplossend vermogen Bezit je een probleemoplossend vermogen? O Ik kan wat ik geleerd heb toepassen in een nieuwe situatie. O Ik kan in functie van een opdracht een realistische tijdsplanning opmaken en naleven. 35

3. Vakspecifieke vaardigheden Welke vakspecifieke vaardigheden kan jij goed? Vakspecifieke vaardigheden zijn vaardigheden die jij goed kan in de opleiding/studierichting die je volgt/volgde op school. Iemand die bijvoorbeeld 'grootkeuken' studeert, kan 'groenten snijden' als vakspecifieke vaardigheid hebben. Iemand die bijvoorbeeld 'secretariaatsmedewerker' studeert kan 'archiveren' als vakspecifieke vaardigheid hebben. Schrijf hieronder 5 vaardigheden die jij goed kan. 1. 2. 3. 4. 5. Welke vakspecifieke vaardigheden kan jij niet goed? Vakspecifieke vaardigheden zijn vaardigheden die jij goed kan in de opleiding/studierichting die je volgt/volgde op school. Iemand die bijvoorbeeld 'grootkeuken' studeert, kan 'groenten snijden' als vakspecifieke vaardigheid hebben. Iemand die bijvoorbeeld 'secretariaatsmedewerker' studeert kan 'archiveren' als vakspecifieke vaardigheid hebben. Schrijf hieronder 5 vaardigheden die jij niet goed kan. 1. 2. 3. 4. 5. 36

4. Andere vaardigheden Welke andere vaardigheden heb je nog? Naast je arbeidsvaardigheden en vakspecifieke vaardigheden kunnen er ook andere vaardigheden zijn waar je heel goed in bent en die je later op het werk zal kunnen gebruiken. Je kan bijvoorbeeld goed zijn in het oplossen van computerproblemen, in het onthouden van data of in het organiseren van ontspanningsactiviteiten. Schrijf hieronder 5 vaardigheden die jij goed beheerst. 1. 2. 3. 4. 5. Je bent klaar met de invulling van mijn sterke kanten en werkpunten 37