Provinciale Staten van Noord-Holland Voordracht 88 Haarlem, 30 oktober 2007 Onderwerp: Nominatie Waddenzee als Werelderfgoed Bijlagen: - ontwerpbesluit - informatie van LNV (4) 1. Inleiding Uw Staten worden gevraagd zich uit te spreken over de nominatie van de Waddenzee als werelderfgoed en over ondertekening van een convenant. Dit is de tweede keer dat de provincies (en gemeenten) worden geconsulteerd over dit onderwerp. Bij de eerste ronde in 2005 werden de waddenprovincies gevraagd of er draagvlak was om te starten met de voorbereiding van een eventuele nominatie van de Waddenzee als werelderfgoed. Er zijn toen ook verschillende informatiebijeenkomsten in het gebied geweest. Wij hebben bij besluit van 29 maart 2005 (2005-12977) besloten de door het Rijk voorgenomen nominatie van de Waddenzee als werelderfgoedstatus te ondersteunen en bij duidelijk aanwezig draagvlak in de regio het convenant hierover te zijner tijd mede te ondertekenen. Op basis van de uitkomst van die regionale consultatie (ook de gemeenten zijn geconsulteerd en waren niet allemaal voorstander van nominatie) is tijdens de 10 e trilaterale Waddenzeeconferentie op Schiermonnikoog (3 november 2005) toch besloten dat Duitsland en Nederland starten met de voorbereiding van nominatie. Daarmee is nog géén definitief besluit genomen over nominatie. Als onderdeel van de voorbereiding hebben Duitsland en Nederland een concept nominatiedossier opgesteld dat voldoet aan de eisen van UNESCO. Dit dossier is nu klaar (bijlage 1) en daarom worden en de provincies (en de gemeenten) nu gevraagd zich op basis van dit dossier definitief uit te spreken over de nominatie. Uw Staten beslissen niet over de nominatie, dat doet het Kabinet mede op basis van het maatschappelijk draagvlak. Daarom wordt hierover uw mening gevraagd. Om de zorgen voor verdere regelgeving weg te nemen heeft de minister aangeboden hierover een convenant te ondertekenen. (zie verder bij convenant ). Recent hebben wij informatie ontvangen van LNV waaruit blijkt dat de Europese Commissie Duitsland heeft aangeschreven om vaargeulen naar de Duitse havens onder het regime van de Habitatrichtlijn te brengen. Duitsland heeft hieraan gehoor gegeven en inmiddels de vaargeulen in het Eems-Dollard gebied, de Weser en de Elbe aangemeld onder het regime van de Habitatrichtlijn. Daarmee vallen ze onder hetzelfde beheerregime als de vaargeulen in Nederland. Dat de geulen niet vallen binnen de nominatie van het werelderfgoed doet daar niets aan af. Wat vooraf ging Al in 1991 hebben Duitsland, Denemarken en Nederland tijdens de 7 e trilaterale Waddenzee Conferentie te Esbjerg uitgesproken, dat ze de Waddenzee zouden willen voordragen als Werelderfgoed. Tijdens de 8 e trilaterale Waddenzee Conferentie in 1997 in Stade is dit bevestigd. Op verzoek van de drie landen heeft prof. Peter Burbridge in 2000 een haalbaarheidstudie verricht. De belangrijkste conclusies uit dit rapport zijn dat: - het Beschermingsgebied van de Waddenzee in aanmerking komt voor plaatsing op de Werelderfgoedlijst, omdat het voldoet aan de UNESCO criteria voor Natuurlijk Erfgoed;
- de nominatie van het Beschermingsgebied van de Waddenzee in de huidige staat en met het huidige beschermingsregime en het gevestigde menselijke gebruik haalbaar is; - plaatsing van de Waddenzee op de Werelderfgoedljst kansen biedt voor de regio. Tijdens de l0e Trilaterale Regeringsconferentie ter Bescherming van de Waddenzee (Schiermonnikoog, 3 november 2005) is besloten dat Duitsland en Nederland starten met de voorbereiding van de nominatieprocedure voor de bestaande beschermde gebieden in de Nederlandse en Duitse delen van de Waddenzee. Denemarken doet dus (vooralsnog) niet mee, omdat men in dit land eerst de procedure om de Deense Waddenzee de status van nationaal park te geven wil hebben afgerond. Denemarken kan op een later moment aanhaken. De UNESCO-richtsnoeren staan dit toe. Het gebied dat Duitsland en Nederland voordragen beslaat het overgrote deel (90%) van de internationale Waddenzee en het bezit alle kenmerken die de Waddenzee uniek maken. De voorbereiding van de nominatie Begin 2006 is een Duits-Nederlandse werkgroep van start gegaan, die het concept nominatiedossier samenstelt en de verdere nominatie voorbereidt. Het trilaterale Waddenzeesecretariaat (CWSS) coördineert daarbij. Voor het Nederlandse deel van de voorbereiding is een nationale projectgroep ingesteld met ambtelijke vertegenwoordigers van de gezamenlijke Waddenprovincies, de Waddenzeegemeenten, het Samenwerkingsverband De Waddeneilanden en LNV. Deze projectgroep wordt voorgezeten door mr. J.M. Visser, burgemeester van Terschelling. Daarnaast is de Klankbordgroep Waddenzee Werelderfgoed ingesteld. Hierin zijn 16 niet bestuurlijke organisaties vertegenwoordigd. Voorzitter is dhr. J. van Dijk, ex gedeputeerde van de provincie Groningen. De Klankbordgroep adviseert de minister gevraagd en ongevraagd over het concept nominatiedossier, het communicatieplan en aanverwante zaken. 2. Doelstelling Waarom nominatie? Met plaatsing op de Werelderfgoedlijst zou de Waddenzee worden toegevoegd aan een selectie van gebieden die uniek zijn op de wereld. De werelderfgoedstatus biedt wereldwijde erkenning en het betekent waardering voor de manier waarop bewoners en gebruikers tot op de dag van vandaag met het gebied zijn omgegaan. In andere gebieden blijkt dat plaatsing op de lijst gevoelens van trots en verbondenheid met het gebied versterkt. Zowel de Duitse als de Nederlandse regering zijn er van overtuigd, dat plaatsing op de Werelderfgoedlijst kansen biedt voor de regio. Bovendien hebben Nederland en Duitsland beide het Werelderfgoedverdrag ondertekend. Daarmee hebben ze zich verplicht aan te geven wat binnen hun grenzen werelderfgoedwaardig is, er zorgvuldig mee om te gaan en dat voor te dragen voor een plaats op de Werelderfgoedlijst. De regeringen zijn van mening dat de Waddenzee een uniek getijdengebied is en dat het huidige beschermingsregime, dat is gebaseerd op Europese en nationale regelgeving, het trilaterale Waddenzeeplan en internationale verdragen, samen met het trilaterale monitorings- en beoordelingsprogramma voldoet aan de eisen van de Werelderfgoed Conventie en voldoende waarborgen biedt voor een goede instandhouding van het gebied in de toekomst. Om welk gebied gaat het? Uitgangspunt is, dat de bestaande beschermde gebieden in het Duitse en het Nederlandse deel van de Waddenzee worden voorgedragen. Aan Nederlandse zijde gaat het om het gebied waar de planologische kernbeslissing Derde Nota Waddenzee (PKB) betrekking op heeft. Aan Duitse zijde gaat het om de nationale parken Waddenzee van Niedersaksen, Waddenzee
van Hamburg en Waddenzee van Schleswig-Holstein (tot aan de monding van Eider). Dit impliceert dat de Duitse vaargeulen niet in het te nomineren gebied vallen, maar een deel van de Duitse eilanden wel. Bij elkaar gaat het om een gebied van bijna 1.000.000 ha. Het gebied is onderdeel van het grotere Trilaterale Waddenzee Samenwerkingsgebied. Gebied ha 1 Nationaal Park Waddenzee Schleswig-Holstein 441.000 2 Nationaal Park Waddenzee Hamburg 13.750 3 Nationaal Park Waddenzee Niedersachsen 277.700 4 PKB gebied Nederlandse Waddenzee 257.000 TOTAAL 989.450 Het nominatiedossier Het concept nominatiedossier dat Duitsland en Nederland gezamenlijk hebben opgesteld is de basis voor de eventuele nominatie. Het nominatiedossier is primair bedoeld voor gebruik door het Werelderfgoedcomité van UNESCO en het is dan ook geheel volgens de richtlijnen en eisen van UNESCO opgesteld. Dit heeft als gevolg, dat het een uitvoerig en op onderdelen minder toegankelijk dossier is. Aan het opstellen van het dossier is bijgedragen door diverse deskundigen uit Nederland, Duitsland en Engeland. Daarnaast zijn enkele ondersteunende deskundigenverklaringen als bijlagen toegevoegd aan het dossier. In het dossier zijn (uitvoerige) beschrijvingen opgenomen van: de aard en de wordingsgeschiedenis van het gebied, de menselijke activiteiten die in het gebied plaatsvinden, de flora en fauna in het gebied, de staat van het gebied, factoren die het gebied zouden kunnen beïnvloeden en het huidige beschermings- en beheersregime. Centraal in het dossier is hoofdstuk 3, waarin wordt omschreven waarom het gebied zo uitzonderlijk is dat plaatsing op de Werelderfgoedlijst gerechtvaardigd zou zijn. Een
conceptversie van het dossier is ter becommentariëring voorgelegd aan de nationale projectgroep, de Klankbordgroep en het Regionaal College Waddengebied (RCW). Dit heeft op enkele onderdelen geleid tot een aanpassing van het concept dossier. De mens in het gebied Het gebied is niet alleen natuurgebied, maar ook een gebied waar mensen wonen, werken en recreëren. Dat blijft ook in de toekomst zo. In het dossier wordt informatie (aard, omvang, localisatie) gegeven over de volgende activiteiten: visserij en pierenwinning, gas- en oliewinning, zand- en schelpenwinning, baggerwerkzaamheden, havens en bedrijven, windmolens, recreatie en toerisme, militaire activiteiten, luchtvaart, agrarische activiteiten in de kwelders en kleinschalig historisch medegebruik, zoals handmatig pieren en zagers steken, garnalen kruien en het rapen van schelpdieren voor eigen gebruik. Duitsland en Nederland melden het gebied aan mét deze bestaande activiteiten en zonder verdere beperkingen. UNESCO kan geen eigen regels toevoegen aan het huidige beschermingsregime. De huidige activiteiten, inclusief het klein historisch medegebruik worden daarom niet beperkt door een eventuele werelderfgoedstatus. Heeft de werelderfgoedstatus invloed op de omgeving? De werelderfgoedstatus brengt ook voor de omgeving geen extra regelgeving of beperkingen met zich mee. Eventuele plaatsing van de Waddenzee op de Werelderfgoedlijst betekent impliciet dat UNESCO de omgeving met de bestaande activiteiten niet als bedreiging ziet en het bestaande beschermingsregime als voldoende beschouwt. Voor toekomstige ontwikkelingen in de omgeving gelden de huidige toetsingskaders en regelgeving. Het te nomineren gebied betreft het PKB gebied, dat wil zeggen de Waddenzee en kleine delen van de eilanden, die sporadisch of met enige regelmaat onder water lopen. De extra bezoekers en activiteiten die plaatsing met zich mee kan brengen zullen juist in de omgeving van het te nomineren gebied plaatsvinden of hun uitvalsbasis hebben. Óf en hoeveel extra bezoekers en activiteiten er zullen komen zal vooral afhangen van de mate waarin overheden en private partijen in de omliggende regio er zelf energie in stoppen om de werelderfgoedstatus van de Waddenzee te benutten en, in sommige locaties, van de natuurlijke draagkracht. De uniciteit van de Waddenzee UNESCO heeft voor natuurgebieden 4 criteria geformuleerd waarmee de uniciteit van een gebied kan worden aangegeven. Het gaat om het voorkomen van: - bijzondere natuurlijke verschijnselen of buitengewone natuurlijke schoonheid (criterium vii); - uitzonderlijke voorbeelden van stappen in de ontwikkeling van de aarde en van geo(morfo)logische processen (criterium viii); - uitzonderlijke ecologische en biologische processen (criterium ix); - natuurlijke omgevingsfactoren die zorgen voor een unieke soortenrijkdom of het handhaven bedreigde flora en fauna ter plaatse (criterium x). Nominatie kan plaatsvinden op basis van één of meer van deze criteria. Het belangrijkste is dat onomstotelijk kan worden aangetoond dat een gebied per criterium echt van uitzonderlijke universele waarde is. Natuurlijk is het zo dat wanneer voor elk van de criteria een solide onderbouwing kan worden gegeven dit resulteert in een sterkere nominatie. Aan de andere kant is het zo, dat wanneer in het streven naar toepassing van alle 4 criteria zwakke argumenten worden meegenomen ter onderbouwing van één of enkele van deze criteria, dit de
totale nominatie zou kunnen verzwakken. Per criterium moet de Waddenzee vergeleken worden met andere soortgelijke gebieden. De leden van de Klankbordgroep, van de nationale projectgroep en van het RCW hebben kennis genomen van de adviezen van de diverse deskundigen die door de bilaterale werkgroep zijn geraadpleegd. Mede naar aanleiding hiervan vinden zij dat nominatie gebaseerd zou moeten worden op de criteria viii, ix en x. De beschrijvingen van de voorkomende bijzondere natuurlijke fenomenen, de schoonheid en de belevingswaarde zou moeten worden gebruikt ter ondersteuning van deze criteria en ook elders in het dossier moeten deze aspecten expliciet aan bod komen. De interne consultatie in Duitsland leidde tot dezelfde uitkomst. Het dossier is vervolgens in lijn met de uitkomsten van de interne consultaties in Duitsland en Nederland opgesteld. Dit betekent dat het dossier primair is geschreven ter ondersteuning van nominatie op basis van de criteria viii, ix en x, maar dat de informatie over de schoonheid en de belevingswaarde van het gebied wordt gebruikt ter ondersteuning van deze criteria en dat er elders in het dossier expliciet aandacht aan wordt besteed. Kansen Ervaringen uit gebieden elders op de wereld die de werelderfgoedstatus hebben leert, dat de status kansen biedt. Het werelderfgoed blijkt een sterk merk: het roept het beeld op van origineel en uniek. Hoewel ieder werelderfgoed zijn eigen economische context heeft, blijkt de mate waarin de status rendeert vooral af te hangen van de ambitie die ondernemers en overheden hebben. Kortom, het is aan de regio zelf om te bepalen wat ze doet met de kansen die de werelderfgoedstatus biedt. In dit verband kunnen de volgende opmerkingen worden gemaakt. - Uit ervaringen in andere Werelderfgoederen blijkt, dat de werelderfgoedstatus een positieve uitstraling heeft op het toerisme. De ervaring leert, dat natuurlijke werelderfgoederen vooral een aantrekkingskracht hebben op het hogere marktsegment van de toeristen. Werelderfgoederen worden vaker genoemd in internationale reis- en natuurboeken. UNESCO verwacht dat er in het gebied voldoende voorzieningen zijn voor toeristen en dat er voldoende faciliteiten zijn voor voorlichting over het gebied. - Vele werelderfgoedplaatsen hebben gemerkt dat ze over de hele wereld bekender zijn geworden. - Het werelderfgoed label kan worden gebruikt als marketing instrument in breed internationaal verband en is een uniek middel om het gebied en producten daaruit te promoten. - Individuele bedrijven in de Waddenregio hebben aangegeven, dat in een krapper wordende arbeidsmarkt de nabijheid van een gebied met de werelderfgoedstatus kan helpen bij het aantrekken en behouden van medewerkers. - Voor bedrijven kan het aantrekkelijk zijn om zich in of in de buurt van een dergelijk gebied te gaan vestigen. Bepaalde bedrijvigheid zal zich willen identificeren met werelderfgoed (status, uniciteit van het gebied) om zich zo te onderscheiden. - De werelderfgoedstatus levert geen geld op van UNESCO. Wel is in andere gebieden gebleken dat een werelderfgoed-erkenning er aan kan bijdragen dat locale en regionale projecten eerder in aanmerking komt voor (EU) subsidies. - De exclusieve werelderfgoedstatus kan extra steun betekenen om het hoofd te bieden aan problemen die in een breder internationaal verband moeten worden opgelost, zoals de veiligheid van de internationale scheepvaart. Convenant
UNESCO kan aan de werelderfgoedstatus geen extra regels verbinden. Aansluitend op dit gegeven heeft de minister van LNV aangeboden samen met vertegenwoordigers van de drie Waddenprovincies, de Waddeneilanden en de Waddenzeegemeenten een convenant te ondertekenen. Hierin spreken ze af, dat ze uit een aanwijzing tot Werelderfgoed geen verdere regelgeving of beperkingen laten voortvloeien. De werking van het convenant zal om de zes jaar worden geëvalueerd. De leden van de Klankbordgroep hebben in een unaniem advies aan de minister aangegeven het convenant te ondersteunen. Zij hebben daarnaast een adhesieverklaring ondertekend die als bijlage wordt toegevoegd aan het convenant. Het RCW heeft in haar vergadering van 2 juli jl. de convenanttekst beoordeeld. Het RCW beveelt de raden en staten aan in te stemmen met het convenant. Betekenis van de consultatie en de wijze waarop resultaat wordt bepaald Zowel UNESCO als de Nederlandse overheid stellen dat er voldoende draagvlak moet zijn om tot nominatie over te gaan. In 2005 heeft de Tweede Kamer aangegeven, dat er voldoende draagvlak was om te starten met de voorbereidingen van de nominatieprocedure, maar dat er gewerkt moest worden aan vergroting daarvan. Aan het eind van de consultatieperiode zal het geheel van meningen van bestuurlijke en private partijen worden vastgesteld. Hieruit moet blijken dat er meer draagvlak is dan in 2005. 3. Financiering en communicatie Financiering is niet van toepassing. De communicatie rond het gehele proces wordt gedaan door het ministerie van LNV en is beschreven onder 1. N.B. De aanwijzing van de waddenzee als werelderfgoed staat geheel los van de aanwijzing in het kader van Natura 2000 en legt ook geen beperkingen op (zoals hierboven reeds aangegeven). 4. Proces en procedure Eind 2007 zal het kabinet een besluit nemen over nominatie. Het resultaat van de regionale consultatie is hierbij medebepalend. De Staten van de drie provincies en alle gemeenteraden wordt in de periode september / oktober 2007 gevraagd zich uit te spreken over de nominatie. Als zowel in Duitsland als Nederland wordt besloten de Waddenzee te nomineren, zal het gezamenlijk nominatiedossier uiterlijk 1 februari 2008 worden ingediend bij UNESCO. Het daaropvolgende jaar zal UNESCO benutten om de nominatie te laten beoordelen door deskundigen. Vervolgens zal in juli 2009 het Werelderfgoedcomité een besluit nemen over eventuele plaatsing op de Werelderfgoedlijst. Informatie Aan alle betrokken gemeenten, provincies en niet-bestuurlijke organisaties wordt ten behoeve van de burgers en leden een informatiepakket toegezonden. Hierin zijn onder meer opgenomen het volledige dossier in het Nederlands, brochures en een DVD. Daarnaast is er de website www.waddenzeewerelderfpoed.nl die alle informatie bevat over de voorgenomen nominatie. Op deze website is naast de volledige Nederlandstalige versie ook de Engelstalige versie van het dossier te raadplegen. 5. Voorstel Vraagstelling Uw Staten worden verzocht aan te geven of men kan instemmen met de nominatie van de Waddenzee als werelderfgoed op basis van het voorliggende nominatiedossier.
Wij stellen u voor te besluiten overeenkomstig het bijgaande ontwerpbesluit. Gedeputeerde Staten van Noord-Holland, H.C.J.L. Borghouts, voorzitter H.W.M. Oppenhuis de Jong, provinciesecretaris
Ontwerpbesluit Nr. 88 Provinciale staten van Noord-Holland; gelezen de voordracht van gedeputeerde staten van 4 september 2007; gelet op de in het nominatiedossier aangegeven onderbouwing; besluiten: 1. in te stemmen met de nominatie van de Wadenzee als werelderfgoed op basis van het voorliggende nominatiedossier; 2. de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van deze besluiten op de hoogte te stellen. Heiloo, Provinciale staten voornoemd,, voorzitter, statengriffier Titel:Vd 88: Nominatie Waddenzee als Werelderfgoed Datum:30-10-2007 Nummer:88