KU LEUVEN ONDERZOEKSEENHEID CENTRUM VOOR ECONOMISCHE STUDIËN LEUVENSE ECONOMISCHE STANDPUNTEN 2013/138

Vergelijkbare documenten
Verschuiving van lasten op arbeid naar btw is beste scenario

DE PERFECTE STORM Hoe de economische crisis de wereld overviel en vooral: hoe we eruit geraken Gert Peersman & Koen Schoors Universiteit Gent

Eindexamen economie 1-2 vwo 2007-I

KATHOLIEKE UNIVERSITEIT LEUVEN ONDERZOEKSEENHEID CENTRUM VOOR ECONOMISCHE STUDIËN LEUVENSE ECONOMISCHE STANDPUNTEN 2010/132

Eindexamen economie 1-2 havo 2006-II

EXAMENVRAGEN Bedrijfseconomie Januari 2018

De impact van supersterbedrijven op de inkomensverdeling

DE PERFECTE STORM. Hoe de economische crisis de wereld overviel en vooral: hoe we eruit geraken. Gert Peersman & Koen Schoors.

Eindexamen economie 1 havo 2000-I

Eindexamen economie 1 vwo 2001-II

Eindexamen economie vwo II

Groei of krimp? bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 7 en 4K Hoofdstuk 5 aanvullend lesmateriaal n.a.v. vernieuwde syllabus EC/K/5A: 2

Eindexamen economie 1 vwo I

Eindexamen vwo economie II

De antwoorden tussen haakjes zijn de antwoorden die wij VERMOEDEN die juist zijn.

Eindexamen economie 1 havo I

Hoe jobs creëren op de goedkoopste en meest efficiënte manier?

UIT groei en conjunctuur

Zorgondersteuning vzw

Vraag Antwoord Scores

Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 1 Woensdag 26 mei uur

Eindexamen economie 1-2 havo 2004-II

Moedige overheden. Stille kampioenen = ondernemingen. Gewone helden = burgers

Eindexamen economie 1-2 vwo II

1)Waaruit bestaat de vraag op de Werkenden en arbeidsmarkt? (openstaande)vacatures. 2)Noem een ander woord voor Werkenden werkgelegenheid.

Facts & Figures. over de lokale besturen n.a.v. de gemeenteraadsverkiezingen van 14 oktober 2018

Uitleg theorie AS-AD model. MEV Wat betekent AS-AD. Aggregated demand: de macro-economische vraag.

5.2 Wie is er werkloos?

Hoofdstuk 2: Het Taylor-Romer model

5.1 Wie is er werkloos?

Vraag Antwoord Scores

1. De productiemogelijkhedencurve van een land verschuift naar boven. Waardoor kan dit verklaard worden?

Eindexamen vwo economie 2014-I

Remediëringstaak: Vraag en aanbod

UIT de arbeidsmarkt

Eindexamen economie 1-2 vwo 2003-I

UIT De Philips curve in het kort

Eindexamen vwo economie I

Eindexamen vwo economie 2013-I

De impact van concurrentie op de productmix van exporteurs

Eindexamen economie havo I

Eindexamen economie 1-2 havo 2004-I

Vraag Antwoord Scores

MACRO-VRAAG EN MACRO-AANBOD

Examen HAVO. Economie 1

Geert Goeyvaerts & Erik Buyst

UIT loonruimte en AIQ v1.1

Aantekeningen VWO-6 Economie Lesbrief Economische Modellen

Eindexamen economie 1-2 vwo 2007-II

3.2 De omvang van de werkgelegenheid

UIT De Phillips curve in het kort

Vraag Antwoord Scores

Eindexamen economie 1-2 havo 2007-I

Hoeveel dragen onze bedrijven bij aan de schatkist en de sociale zekerheid?

Macro-economische uitdagingen ten gevolge van de vergrijzing

UITWERKING TOELICHTING OP DE ANTWOORDEN VAN HET EXAMEN 2002-I VAK: ECONOMIE 1 EXAMEN: 2002-I

Wat is tax shift? Man, man, wanneer zitten daar eens belezen mensen bij de VRT?

Eindexamen economie vwo I

Eindexamen economie 1 havo 2001-II

Vraag Antwoord Scores

HOOFDSTUK 14: OEFENINGEN

auteursrechtelijk beschermd materiaal OPLOSSINGEN OEFENINGEN Hoofdstuk 11

Eindexamen economie 1 havo 2004-II

Nieuw rapport Europese Commissie: onze pensioenen zijn wél betaalbaar

UIT theorie ASAD

Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)!

Praktische opdracht Economie Conjunctuur

Eindexamen economie 1-2 vwo 2004-II

Eindexamen economie 1 vwo 2001-I

Vijf oefenopgaven bij de voorbereiding op toets 1, h5 ec12. 1 van 5

ALGEMENE ECONOMIE /03

Onderzoek naar de houding van Belgen ten aanzien van digitalisering/automatisering & sociale dumping

Globale waardeketens, handelsschokken en jobs. Een toepassing op Brexit

Arbeidsmarkt Vraag naar arbeid Werkgelegenheid Aanbod van arbeid: b Marktmechanisme Loonkosten per product

Examen HAVO. economie. tijdvak 2 woensdag 23 juni uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Als de lonen dalen, dalen de loonkosten voor de producent. Hetgeen kan betekenen dat de producent niet overgaat tot mechanisatie/automatisering.

Macro-economie examenvragen

Hoofdstuk 5: De Consument

Eindexamen economie 1-2 vwo 2005-II

Vraag Antwoord Scores

Vraag Antwoord Scores

HUMO enquête naar de koopkracht

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Te weinig verschil Verschil tussen de hoogte van uitkeringen en loon is belangrijk. Het moet de moeite waard zijn om te gaan werken.

1 De economische kringloop

Eindexamen economie 1-2 havo 2000-II

Eindexamen vwo economie pilot 2013-I

Domein GTST havo. 1) Gezinnen, bedrijven, overheid en buitenland; of anders geformuleerd: (C + I + O + E M)

INSCHATTING VAN DE IMPACT VAN DE KILOMETERHEFFING VOOR VRACHTVERVOER OP DE VOEDINGSINDUSTRIE. Studie in opdracht van Fevia

Samenvatting Economie Hoofdstuk 19 en 20: Inkomensverdeling en conjuntuur

2015 was een sterk jaar voor de Belgische voedingsindustrie,

De regionale impact van de economische crisis

Domein E: Concept Ruilen over de tijd

Samenvatting Economie Hoofdstuk 9 en 10

Voorbeeld-Examenvragen (+ Antwoorden) DEEL INTERNATIONALE HANDEL

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE MAANDAG 27 JUNI UUR

Eindexamen economie vwo I

Transcriptie:

KU LEUVEN ONDERZOEKSEENHEID CENTRUM VOOR ECONOMISCHE STUDIËN LEUVENSE ECONOMISCHE STANDPUNTEN 2013/138 ZIN EN ONZIN VAN EEN VERLAGING VAN DE PATRONALE LASTEN Paul De Grauwe Departement Economie, KU Leuven Oktober 2013

Verantwoordelijke uitgever: Professor André Decoster Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen De Leuvense Economische Standpunten worden opgevat als een vrije wetenschappelijke tribune waarin de stafleden van de Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen opiniërende studies en essays publiceren. De opzet bestaat erin om op bevattelijke wijze een reeks van inzichtverhelderende en beleidsoriënterende economische standpunten te brengen. Onze beweeglijke wereld heeft hieraan wel behoefte. Dergelijke reeks zal uiteraard verschillende opinies en denkstromingen brengen. Leuvense Economische Standpunten zullen alleen de visie van de auteur vertolken. Zij kunnen dus niet doorgaan als de visie van een instelling. U kan een elektronische versie van de LES terugvinden op de website van de faculteit: www.econ.kuleuven.be/onderzoek.htm. Reacties op de Leuvens Economische Standpunten zijn altijd welkom bij Karla.VanderWeyden@econ.kuleuven.be

De discussie over de hoge lasten die werkgevers moeten betalen op het loon van de werknemers blijft continu in de actualiteit. Met de regelmaat van een klok worden voorstellen geformuleerd om de hoge loonlasten van de werkgevers weg te werken. Het meest populaire voorstel dat reeds dertig jaar regelmatig opnieuw wordt geformuleerd bestaat erin een verschuiving door te voeren van patronale lasten naar een consumptiebelasting (BTW). De voorstanders van zo een fiscale hervorming vertellen ons dan dat deze ingreep een winwin situatie creëert. Immers, als de patronale lasten verdwijnen zullen de patroons de prijzen van hun goederen en diensten kunnen verlagen. Deze prijsverlaging zal er dan voor zorgen dat de verhoging van de BTW toch niet leidt tot een toename van de prijs die de consument moet betalen. De patroons dragen lagere loonlasten. Ze zullen meer mensen aanwerven. De consumptieprijzen stijgen niet omdat de hogere BTW gecompenseerd wordt door een verlaging van de productieprijzen die mogelijk is gemaakt door lagere patronale lasten. Een win-win situatie. Deze analyse leidt tot een paradox. Als er een eenvoudige truc bestaat om de loonlasten op dramatische wijze te verlagen stelt zich de vraag waarom die truc in de laatste 30 jaar niet is toegepast. Het antwoord van vele bedrijfsleiders is dat er politieke onwil is. De politici zijn verkocht en willen het niet doen, luidt het. Maar dit antwoord leidt op zijn beurt tot een nieuwe paradox, want als de truc zo gemakkelijk is en tot een win-win situatie leidt die iedereen (inclusief de werknemers) gelukkiger zal maken dan is het moeilijk te begrijpen waarom zoveel politici deze win-win situatie niet aangrijpen. Ze zullen er populair door worden. En niets drijft politici meer dan hun populariteit. Het idee dat een verschuiving van de patronale lasten naar een belasting op de consumptie de loonkosten op dramatische wijze zal verlagen en sterke positieve tewerkstellingseffecten zal hebben is een mythe. Zo een verschuiving zal slechts een beperkt effect hebben op de loonkosten. Waarom? Een cruciaal punt in de logica van de voorstanders van een verschuiving van de lasten is dat de werkgevers de producentenprijzen zullen verlagen zodat de hogere BTW toch niet leidt tot een stijging van de prijs voor de consument. Dat is echter weinig waarschijnlijk. 1

De belangrijkste reden waarom de consumptieprijzen zullen stijgen ten gevolge van de verhoging van de BTW heeft te maken met de import. De buitenlandse producenten die niet genieten van de vermindering van de patronale lasten maar die bij de verkoop in België geconfronteerd worden met een BTW-verhoging zullen die verhoging (geheel of gedeeltelijk) afwentelen in de prijs aan de Belgische consument. Er is dus een direct effect van de BTW-verhoging op de consumptieprijzen. Er is ook een indirect effect. De binnenlandse producenten die geconfronteerd worden met de prijsverhogingen van hun buitenlandse concurrenten zullen de verschuiving van patronale lasten naar BTW aangrijpen om hun winstmarges aan te scherpen. Dat kan gemakkelijker omdat de concurrenten hun prijzen aan de consument hebben verhoogd. De binnenlandse producenten zullen hetzelfde in min of meerdere mate doen. Het gevolg van die directe en indirecte effecten van de BTW-verhoging is dat de consumptieprijzen onvermijdelijk zullen stijgen. De koopkracht van de werknemers zal dalen. En de werknemers zullen hogere looneisen stellen om hun koopkracht veilig te stellen. Dat is het mechanisme dat er uiteindelijk toe leidt dat de verschuiving van patronale lasten naar een consumptiebelasting slechts een beperkt effect zal hebben op de loonkosten. De werknemers die na zo een verschuiving meer moeten betalen voor consumptiegoederen zullen op termijn hogere lonen eisen om die goederen te kunnen kopen. De voorstanders van een verschuiving van patronale lasten naar consumptiebelasting komen tot de conclusie van een win-win situatie omdat ze een partiële analyse doen. Economen hebben de gewoonte om een analyse te doen die alle effecten in kaart brengen. Ze noemen dat een algemeen evenwichtsanalyse. Hoe belangrijk dit algemeen evenwichtseffect zal zijn is uiteindelijk een empirische kwestie. We kunnen naar de feiten gaan kijken om uitsluitsel te bekomen. In figuur 1 toon ik de loonkosten (op de verticale as) en de patronale bijdragen als % van de loonkosten (op de horizontale as) in de landen van de EU in 2007. Het meest opvallende aan deze figuur is dat het niveau van de patronale lasten geen invloed uitoefent op de loonkosten. De regressielijn is zelfs lichtjes negatief, maar het negatieve teken is niet significant. De 2

correcte conclusie uit figuur 1 is dat er geen significant verband bestaat tussen hoogte van patronale bijdragen en de loonkosten in de EU-landen. Figuur 1 Bron: Eurostat Noot: Maandelijkse loonkost in de industrie en diensten (exclusief overheidsadministratie) Dit gaat regelrecht in tegen wat de voorstanders van een verschuiving van de lasten ons voorhouden. Die voorstanders gaan ervan uit dat een daling van de patronale lasten tot een daling van de loonkosten zal leiden. Welnu uit Figuur 1 blijkt dat daar is niets van terug te vinden in de feiten. De landen met de laagste patronale lasten hebben daardoor geen lagere loonkosten. De reden is dat de sociale zekerheid er gefinancierd wordt door consumptieen inkomensbelastingen. De verschuiving van patronale lasten naar die andere vormen van belastingen gaat niet gepaard met lagere loonkosten omdat, zoals we eerder betoogden, werknemers die hogere consumptie- en inkomensbelastingen zullen proberen te compenseren door hogere looneisen. 3

Het kan interessant zijn om in te zoomen op de Noord-Europese landen in de steekproef. Dit zijn ook de landen met de hoogste loonkosten. We zonderen die landen af in Figuur 2. We vinden in feite een replicatie van Figuur 1. Er blijkt geen verband te bestaan tussen de hoogte van de patronale lasten en de hoogte van de loonkosten in de groep van landen met de hoogste loonkosten. Landen met lage patronale lasten (Denemarken en Luxemburg) hebben geen lagere loonkosten dan de landen met hoge patronale lasten (België en Zweden). Figuur 2 Bron: Eurostat Het contrast tussen België en Denemarken is in dit verband interessant. België heeft de hoogste patronale lasten van de EU en Denemarken de laagste. Zijn de loonkosten in Denemarken lager dan in België? Nee het omgekeerde is waar. De loonkosten zijn hoger in Denemarken dan in België. Dit heeft alles te maken met het feit dat de consumptieprijzen van een aantal veel gebruikte goederen (auto s bij voorbeeld) er veel hoger zijn dan bij ons. Arbeiders willen in Denemarken ook een auto hebben, en daarvoor hebben ze een hoger nettoloon nodig. 4

Het is dus een illusie te denken dat een significante vermindering van de loonkosten in België mogelijk is door een hocus pocus operatie, m.n. een verschuiving van de lasten. Zo een vermindering van de loonkosten kan er maar komen als de globale overheidsuitgaven, en in het bijzonder de uitgaven voor de sociale zekerheid dalen. Het is immers het niveau van de uitgaven dat de belastingdruk bepaalt. En onvermijdelijk zal de factor arbeid het gros van de belastingen moeten ophoesten. Dat is dus het probleem: als we minder hoge loonkosten willen hebben dan moeten de globale overheidsuitgaven, inclusief de uitgaven voor sociale zekerheid naar beneden. Het empirisch verband tussen overheidsuitgaven en loonkosten wordt in figuur 3 weergegeven. We gebruiken dezelfde steekproef van de EU-landen. We observeren een positief verband. De landen die de hoogste loonkosten hebben zijn meestal ook de landen die de hoogste overheidsuitgaven (als %BBP) hebben. Figuur 3 Bron: Eurostat 5

Er is dus geen pijnloos recept, noch een win-win situatie. Een significante vermindering van de loonkosten komt er slechts als het overheidsbeslag daalt. Maar in de meeste landen, en dus ook in België is de stijging van het overheidsbeslag het resultaat van democratische beslissingen. Mensen willen blijkbaar veel overheidsuitgaven. En hoe hoger de welvaart hoe hoger de vraag naar overheidsdiensten, inclusief sociale zekerheid. De hoge loonkosten zijn dus het resultaat van hoge welvaart en van de daaruit voortspruitende vraag naar overheidsdiensten. Dat is waar in België en in het Noorden van Europa. Diegenen die dus pleiten voor lagere loonkosten moeten de anderen dan maar overtuigen waarom het verkeerd is veel overheidsuitgaven te verlangen. Ze moeten ook duidelijk maken welke overheidsuitgaven zouden moeten dalen. Ten slotte, moeten ze ophouden met de illusie te scheppen dat loonkosten kunnen dalen door een technische ingreep in de manier waarop de overheidsuitgaven worden gefinancierd. Zo een technische ingreep zal de loonkosten niet fundamenteel doen dalen. Het wordt tijd dat de vele plannen om de patronale lasten te verminderen en in ruil andere belastingen te verhogen op te bergen. Dergelijke verschuivingen halen weinig of niets uit. Dat betekent uiteraard niet dat het beleid bij de pakken moet blijven zitten. Er zijn een aantal domeinen waar de Belgische overheid kan handelen met het oog op het verhogen van de tewerkstelling. Ten eerste kan de efficiëntie van het aanbod van overheidsdiensten verbeterd worden, zodat de globale belastingdruk kan dalen. Ten tweede, kan de overheid meer investeren in onderwijs en onderzoek. Dit verhoogt de kwaliteit van het menselijk kapitaal en stimuleert de productiviteit. En een hoge productiviteit maakt het mogelijk hoge lonen uit te betalen zonder verlies aan competitiviteit. Ten derde, kan de overheid de activeringsmaatregelen in de arbeidsmarkt opvoeren. De Belgische sociale zekerheid geeft nog altijd teveel financiële prikkels aan mensen om niet te werken. Dit zijn de maatregelen die prioriteit verdienen, in plaats van futiele ingrepen die patronale lasten vervangen door andere belastingen. 6