Les 7: Bij ons thuis Lesoverzicht Lesdoelen: Kinderen zijn zich ervan bewust dat er verschillende gezinssamenstellingen zijn en respecteren verschillen. Kinderen weten dat je verliefd kan worden op iemand van het eigen of andere geslacht, iemand met een andere cultuur/religie of lichamelijke beperking. Werkvormen: Basis 7.1 Mijn familie Creatieve activiteit Individueel en klassikaal 45 min Extra/verdiepend 7.2 Wat gebeurt er thuis? Verhaal Klassikaal 20 min Benodigdheden: Basis Gezinsfoto van ieder kind (eventueel ook van de leerkracht) Tekenpapier Extra/verdiepend Kopieerblad 16 (Verhaal) (voor de leerkracht) Prentenboeken: Ik vind jou lief. Sanderijn van der Doef, Ploegsma, 2009. Ben je ook op mij? Sanderijn van der Doef, Ploegsma, 2011. Het grote boek over families. Mary Hofman, Middernacht Pers, 2011. Bij mij thuis. Sara Kroos, L.J. Veen, 2008. Mijn super familie. Gwendoline Raisson, Baeckensbooks Nederland B.V., 2011. Ik woon in twee huizen. Marian de Smet, Clavis, 2010. Ik+jij=wij. Marja Baseler, The House of Books, 2010. 48
Lesintroductie Laten we eens gaan kijken met wie jullie samen in huis wonen en wat er zo speciaal is aan ieders gezin of familie. Ieder gezin of familie is anders en heeft zijn eigen gebruiken en gewoontes. Sommige mensen eten altijd samen, terwijl andere families apart eten, maar bijvoorbeeld wel graag samen spelletjes spelen. Sommige kinderen wonen bij hun oma, terwijl andere kinderen twee papa s hebben. We gaan eens kijken wie bij jou in huis woont en wat jullie graag samen doen. Ook gaan we kijken naar onderlinge verschillen en overeenkomsten tussen gezinnen en manieren waarop verschillende mensen samenleven. Werkvormen 7.1 Mijn familie Instructie vooraf: Laat de kinderen een gezinsfoto meenemen. Bedenk dat kinderen mogelijk vragen stellen over uw gezinssituatie. Als u dat wilt, kunt u zelf ook een foto van uw gezinssituatie laten zien. Bespreek aan de hand van de meegebrachte foto s kort met de kinderen wie er bij hun gezin hoort. Stel vragen als: Wie staat er op de foto? Woont iedereen van jouw gezin in één huis? (Denk hierbij aan een ouder die ergens anders woont, of een broer/zus die ergens anders woont). Zo nee, waar wonen zij dan? Denk ook aan overleden gezinsleden. Als dit van toepassing is op kinderen in uw klas, besteed daar dan ook aandacht aan. Maak zelf een tekening van de omtrek van een huis op het bord en laat de kinderen dit zelf doen op hun papier. Vraag de kinderen te tekenen wie er bij hen in huis (of huizen) wonen. Laat de kinderen voor de mensen uit hun gezin die niet bij hen thuis wonen een apart huis tekenen. Schrijf de namen van de betreffende familieleden bij de tekening(en). In de tekening mogen ze ook laten zien hoe hun woonkamer eruitziet, of hun slaapkamer. Praat aan de hand van de gemaakte tekeningen met de kinderen in de kring over hun huidige woonsituatie. Schenk daarbij aandacht aan overeenkomsten en verschillen. Aan de hand van de tekeningen kunt u de kinderen laten zien dat er verschillende gezinssituaties zijn (bijvoorbeeld twee moeders of twee vaders, gescheiden ouders die apart wonen, samengestelde gezinnen, etc.) en dat mensen op verschillende manieren kunnen wonen. Verdere vragen: Hoe vind je het om met deze mensen in één huis te wonen? Hoe vaak zie je ze? Wat doe je vaak samen en wat niet? Wat vind je leuk om met je hele gezin samen te doen? Wat doe je liever alleen? Wat vind je thuis fijn/minder fijn? Wie kunnen er nog meer bij mensen in huis wonen? (Bv. grootouders, andere familieleden, vrienden van vader of moeder, huisgenoten (bijvoorbeeld woongroep.) 49
Extra vragen: Wie kent er kinderen met twee papa s/twee mama s? Zijn deze twee papa s of twee mama s ook verliefd op elkaar, net als jouw papa en mama? Wat vind je daarvan? (bespreek hierbij ook de termen homo/lesbisch. En benadruk dat deze termen niet als scheldwoorden gebruikt mogen worden, dat is kwetsend.) Hoe heet het als je ouders niet meer getrouwd zijn en/of apart wonen? (Je ouders zijn dan gescheiden. Vaak wonen papa en mama dan niet meer samen in een huis.) Hoe noemen we een broertje/zusje met een andere vader of moeder? (halfbroer/zus) Hoe noemen we een broertje/zusje met een andere vader én moeder? (stiefbroer/zus) Wie kent iemand die geadopteerd is? Als er een geadopteerd kind in de klas zit, vraag wel van tevoren of hij/ zij hier iets over wil vertellen. Het is vervelend als u het ter sprake brengt terwijl het kind dat niet wil. Wat betekent het als je geadopteerd bent? De moeder die het kindje in de buik heeft gedragen kan niet voor hem/haar zorgen of is gestorven. Andere ouders zorgen dan voor het kind. (Benadruk dat je geadopteerde kinderen daar niet om mag pesten, dat is kwetsend.) Wees er bij deze les op bedacht dat er bij bepaalde kinderen mogelijk onlangs iets is veranderd in de thuissituatie (overlijden, ziekte familielid, scheiding) wat emoties op kan roepen. Een oefening kan daarom voor sommige kinderen confronterend zijn. Dat kan ook wanneer ze andere familiesamenstellingen zien dan ze gewend zijn. Afsluiting: Benadruk dat we hebben gezien dat er overeenkomsten zijn tussen families maar dat iedere familie ook zijn eigen gewoontes, regels en bijzondere dingen heeft. Er zijn heel veel verschillende manieren om samen te leven. Zo heeft het ene kindje twee papa s, terwijl het andere kindje een papa en een mama heeft die ieder in een eigen huis wonen. Leg uit dat iedere familie uniek is. Benadruk dat het belangrijk is om elkaar en elkaars families te respecteren. Ook al is het anders dan bij jouw thuis. 50
Extra/verdiepend 7.2 Wat gebeurt er thuis? Leg uit dat dingen bij een klasgenootje of vriendje thuis soms anders zijn dan bij jou thuis. Iedere familie heeft zijn regels en gewoontes. Laten we eens gaan kijken naar verschillen en overeenkomsten in regels en gewoontes. Lees het verhaal op het kopieerblad ( 16) voor aan de kinderen. Stel na het verhaal vragen over hoe het bij hen thuis gaat, bijvoorbeeld: Hoe ziet jouw huis eruit? Doe jij thuis je schoenen uit? Wie woont er bij jullie thuis? Wat eten jullie tussen de middag en s avonds? Wat voor kleren draag jij thuis? En papa en mama? Waar speel je mee? Wordt er voor het eten gebeden/gezongen? Zijn er andere dingen thuis waar je iets over wilt vertellen? Bij elke vraag kun je tevens vragen of dit bij een ander vriendje/vriendinnetje hetzelfde gaat. 51
16 Verhaal Op de boerderij bij Sam Op een winterse woensdagmiddag mag Hassan van zijn moeder met Daan mee naar huis. Daan woont op een boerderij. Als ze binnenkomen, doen ze hun schoenen uit. Het vuur brandt gezellig in de haard. Aan de muur hangen foto s van Daan en zijn zus Lisa, en van opa en oma. Opa en oma wonen ver weg, dus Daan ziet ze niet zo vaak. Tussen de middag eten ze een boterham met kaas en drinken een glas melk. Daan en Hassan mogen daarna de moeder van Daan helpen in de groentetuin. De moeder van Daan doet een schort voor en de jongens moeten een overall aantrekken zodat ze niet vies worden. Ze plukken boerenkool voor het avondeten. Ze spelen daarna de hele middag met de autootjes en de lego. Als de moeder van Daan even boodschappen moet doen, past Lisa op. Voor het avondeten kookt de moeder van Daan boerenkool met worst. Hassan mag mee-eten. Ze zitten met zijn allen om de keukentafel. Voor het eten bidt de vader van Daan. Ze eten hun eten lekker op en krijgen chocoladevla als toetje. Na het eten mogen ze de vader van Daan helpen met het melken van de koeien. Ook dan moeten ze een overall aan, net als de vader van Daan. Dan is het voor Hassan tijd om weer naar huis te gaan. De vader van Daan brengt hem met de auto. Zo komt er een eind aan een hele leuke dag.