10 les 1 2 Reken uit Probeer het in één sprong. Denk aan de getallenlijn. +20 +7 60 80 +27 60 40 + 17 = 50 + 38 = 80 + 12 = 30 + 43 = 30 + 23 = 20 + 61 = 70 + 21 = 40 + 57 = 60 + 27 = 3 Maak er rekentaal van a Nienke leest 13 bladzijden verder. c Bij een regenbui komt er nog 11 mm bij. som: som: Ik moet nog 27 km. b Aiza moet nog 26 km. d 2 som: som:
4 Reken uit Probeer het met twee sprongen. +20 +2 +3 in drie sprongen: 38 58 60 63 4 3 26 30 33 30 63 in twee sprongen: +20 +5 38 58 63 7 26 33 30 63 38 + 25 = 63 37 = 38 + 24 = 45 + 37 = 54 15 = 63 49 = 44 + 18 = 57 + 24 = 62 34 = 72 38 = 56 + 16 = 33 + 58 = 66 18 = 83 48 = 5 Van plaatje naar rekentaal Bedenk eerst de vraag. a som: b som: 6 Verschillende sommen, zelfde antwoord + + + + + 47 + + 34 + + + + + 3
10 les 2 1 Weet je nog? +20 +3 40 60 63 Reken uit. Probeer het in één sprong. Denk aan de getallenlijn. +23 40 + 25 = 40 + 35 = 50 + 27 = 40 63 30 + 27 = 60 + 27 = 70 + 28 = 40 + 23 = 63 2 Reken uit Probeer het met twee sprongen. +20 +2 +3 4 3 20 48 53 +20 +5 7 20 48 53 48 + 25 = 46 + 35 = 53 27 = 52 29 = 37 + 25 = 59 + 27 = 63 38 = 84 35 = 66 + 18 = 25 + 28 = 91 44 = 75 46 = 3 Van verhaal naar rekentaal a Klaske weegt 38 kg. Haar hond weegt b De buis is 74 cm lang. Je haalt er een 18 kg. Hoeveel wegen ze samen? stukje af van 28 cm. Hoeveel blijft er over? som: som: 4
4 Van plaatje naar rekentaal e 58 e 48 e 25 e 26 a Alex koopt ze allebei. b Babette koopt ze allebei. som: som: 5 Reken uit 45 + 20 = 56 + 30 = 48 + 40 = 38 + 50 = 45 + 28 = 56 + 37 = 48 + 45 = 38 + 54 = 6 Maak bij elk plaatje twee keersommen a b c 7 Hoeveel euro? a e b e c e 5
10 les 3 1 Hoeveel dagen duurt de vakantie? naam aantal dagen aantal weken José 15 iets meer dan 2 weken Sofie Vincent Frits opa / oma 2 Vul in De tafel van 7. 2 7 = het dubbele 1 meer 7 = 10 7 = de helft 1 minder 7 = 7 = het dubbele 7 = 1 minder 1 meer 7 = 1 meer 7 = 7 = 7 = 3 Hoeveel dagen duurt het nog? Ik ga over drie weken op vakantie. Ik ga over acht weken op vakantie. Ik ga over zeven weken op vakantie. a dagen d dagen Ik ga over vijf weken op vakantie. c dagen Ik ga over zes weken op vakantie. 6 b dagen e dagen
4 Reken uit Gebruik één keer meer of één keer minder. 4 6 = 4 7 = 4 8 = 4 9 = 5 6 = 5 7 = 5 8 = 5 9 = 6 6 = 6 7 = 6 8 = 6 9 = 7 6 = 7 7 = 7 8 = 7 9 = 5 Reken uit Denk aan de getallenlijn. 60 + 13 = +13 50 + 38 = 40 + 15 = 60 40 + 37 = 30 + 18 = 30 + 47 = 6 Reken uit op de getallenlijn 40 12 = 70 42 = 60 14 = 2 10 60 54 = 50 19 = 40 90 63 = 7 Bedenk keersommen 42 63 49 35 77 a b c d e 7
10 les 4 1 Weet je nog? 2 7 = 14 10 7 = 1 minder 7 = 4 7 = 28 de helft 8 7 = 56 7 = 1 meer 7 = 1 minder 1 meer 8 7 = 56 Reken uit. 7 = 7 = 5 7 = 8 7 = 6 7 = 3 7 = 2 7 = 4 7 = 7 7 = 9 7 = 2 Hoe lang blijven ze? a b Wie blijft 3 weken? Wie blijft 6 weken? Ik blijf 21 dagen. c d Wie blijft 5 weken? Wie blijft 4 weken? Adrie Ik blijf 35 dagen. Ik blijf 28 dagen. Ik blijf 42 dagen. Fatima Suma Joke 3 Reken uit 3 7 = 4 7 = 5 7 = 6 7 = 7 3 = 7 4 = 7 5 = 7 6 = 2 7 = 1 7 = 8 7 = 9 7 = 8 7 2 = 7 1 = 7 8 = 7 9 =
4 Van plaatje naar rekentaal Bedenk eerst de vraag. a som: b som: 5 Teken de wijzers in de klok kwart over 3 tien voor 12 kwart voor 4 tien over 7 6 Van verhaal naar rekentaal Bedenk eerst de vraag. a Er zijn zes pakjes met twee koeken. b Er zijn zes zakjes met drie sinaasappels. som: som: 7 Reken uit Schrijf erbij hoe je rekent. Kies uit: 1 minder, 1 meer, het dubbele 2 x 9 = 4 x 9 = 1 x 9 = 4 x 9 = 5 x 9 = 2 x 9 = 8 x 9 = 6 x 9 = 3 x 9 = 9
10 les 5 1 Reken uit Probeer het in één sprong. 20 + 36 = 50 + 25 = 40 + 15 = 60 60 +20 +3 +23 30 + 14 = 20 + 23 = 60 + 37 = 40 + 37 = 60 + 24 = 70 + 23 = 70 + 24 = 50 + 36 = 80 + 17 = 60 + 23 = 2 Maak er rekentaal van Hoeveel kost het samen? e 36 e 15 e 36 e 18 e 68 e 27 a b c 3 Hoeveel dagen nog? rekentaal antwoord a Ik ga over 4 weken op vakantie. 4 7 = dagen b Over 3 weken moet ik naar de tandarts. = dagen c Over 6 weken logeer ik bij mijn tante. = dagen d Over 7 weken begint de lente. = dagen 4 Reken uit 64 6 = 72 4 = 45 9 = 53 8 = 10 83 4 = 91 7 = 26 8 = 33 5 =
5 Hoeveel kost het? Één blokje kost 4. Maak de keersommen erbij. verdubbelen 1 4 = 2 4 = 4 4 = 8 4 = één keer meer 1 4 = 2 4 = 3 4 = 4 4 = één keer meer 5 4 = 6 4 = 7 4 = 8 4 = één keer minder 10 4 = 9 4 = 8 4 = 7 4 = 6 Steeds 10 erbij en 1 eraf betekent +10 betekent 1 9 18 27 19 28 7 Zet in volgorde van licht naar zwaar 28 gram 24 gram 42 gram 33 gram a b c d In volgorde van licht naar zwaar: 11
10 les 6 1 Welke tafelsommen ken je al? 5 7 = 8 6 = 8 7 = 7 4 = 9 8 = 6 9 = 7 9 = 8 9 = 7 8 = 4 7 = 6 4 = 4 9 = 7 5 = 6 7 = 9 7 = 5 8 = 9 6 = 4 8 = 6 4 = 7 6 = 9 4 = 8 8 = 9 5 = 8 4 = 5 9 = 2 Zoek de hulpsom 10 8 = 5 8 = a 9 8 = c 6 8 = Bedenk zelf meer sommen met 9. Bedenk zelf meer sommen met 6. 9 = 9 = 6 = 6 = 9 = 9 = 6 = 6 = 7 = 6 = b 8 7 = d 7 6 = Bedenk zelf meer sommen met 8. Bedenk zelf meer sommen met 7. 8 = 8 = 7 = 7 = 8 = 8 = 7 = 7 = 12
4 Van plaatje naar rekentaal Bedenk eerst de vraag. a som: c som: b som: d som: 5 Verschillende keersommen, zelfde antwoord 12 18 24 48 13
10 les 7 1 Weet je nog? Moeilijke keersommen: 7 4 9 6 6 8 9 8 7 6 9 4 7 8 Zo reken je ze uit. 5 4 = 20 5 6 = 30 10 6 = 60 10 8 = 80 6 4 = 6 6 = 9 6 = 9 8 = 7 4 = 7 6 = 10 4 = 40 5 8 = 9 4 = 6 8 = 2 Reken uit op jouw manier 7 8 = 7 6 = 6 8 = 7 4 = 3 7 = 9 7 = 3 8 = 8 8 = 9 6 = 9 8 = 8 6 = 9 9 = 3 Bedenk er twee keersommen bij 12 16 20 21 32 35 50 Ik weet welke keersommen je bij 49 kunt maken. Jij ook? 4 3 6 2 4 Reken uit Je mag een getallenlijn gebruiken. 37 + 8 = 46 + 5 = 48 + 4 = 59 + 3 = 26 + 6 = 77 + 7 = 15 + 9 = 66 + 8 = 14 89 + 4 = 58 + 8 = 26 + 7 = 38 + 5 =
5 Wat hoort bij elkaar? Trek lijnen. 6 Reken uit a 64 27 = d 76 57 = 64 76 b 43 25 = e 41 13 = 43 41 c 62 25 = f 46 28 = 62 46 7 Van verhaal naar rekentaal a De bloemist maakt bossen b In één doos zitten vier c In één doosje zitten van acht bloemen. kaarsen. negen appels. Hoeveel bloemen zitten er Hoeveel kaarsen zitten Hoeveel appels gaan er in zes bossen? er in zes dozen? in acht doosjes? som: som: som: 15
10 les 8 2 Reken handig a Brigitte koopt drie blikjes cola. b Remy koopt vijf bussen siroop. Hoeveel kost het ongeveer? Hoeveel kost het ongeveer? som: som: 3 Teken de wijzers in de klok Schrijf ook de tijd op. a Steeds een kwartier later. 7 uur b Steeds vijf minuten later. 2 uur 16
4 Hoeveel minuten moet je wachten? De trein vertrekt om vier over acht. minuten wachten. 5 Hoe laat is het? a c b d 6 Hoe laat is het? 17
10 les 9 1 Hoeveel kost het samen ongeveer? ongeveer 3 a b Kies twee artikelen van de prijslijst. e + e is ongeveer e Kies drie artikelen. e + e + e is ongeveer e Prijslijst koffie 2,98 yoghurt 0,95 blik soep 1,98 zak rijst, 5 kg 3,99 pot pindakaas 1,99 2 Wissel het geld op meer manieren a Hoeveel munten krijg je voor 1? b En hoeveel munten voor 5? Vul het onder elke munt in. Vul het onder elke munt in. 3 Teken de wijzers in de klok Schrijf ook de tijd op. a Steeds een half uur later. 11 uur b Steeds een kwartier later. 18 5 uur
4 Hoe laat is het? a b 5 Reken uit 43 10 = 52 20 = 64 30 = 71 40 = 43 15 = 52 26 = 64 37 = 71 46 = 43 25 = 52 36 = 64 57 = 71 66 = 6 Reken uit 2 4 = 5 4 = 2 4 = 10 4 = 3 4 = 6 4 = 4 4 = 9 4 = 4 4 = 7 4 = 8 4 = 8 4 = 7 Trek om twee getallen een lijn Samen 75. Samen 68. 50 45 35 59 30 32 16 25 40 60 15 46 43 40 20 29 48 27 35 5 70 55 42 44 50 18 26 20 8 24 10 48 16 52 18 58 60 50 41 32 25 19 27 49 43 36 Ik zie ook drie getallen die samen 68 zijn. Jij ook? 19
10 les 10 1 Reken uit 40, 46 80, 84 30 + 16 = 50 + 34 = 40 + 37 = 50 + 12 = 60 + 27 = 30 + 56 = 40 + 14 = 70 + 23 = 50 + 39 = 80 + 11 = 40 + 43 = 20 + 77 = 2 Reken uit Probeer het met twee sprongen. +20 +2 +2 3 2 30 48 62 +20 +4 5 30 48 62 48 + 24 = 48 + 37 = 62 35 = 72 37 = 45 + 27 = 57 + 23 = 55 26 = 92 40 = 38 + 53 = 77 + 28 = 73 46 = 55 27 = 66 + 24 = 63 + 34 = 76 64 = 74 28 = 3 Maak er rekentaal van Je fietst 37 km. Wat is de eindstand? a 27 + 37 = b + = c + = d + = 20 km km km km
4 Hoeveel dagen blijven ze? Ik blijf 4 weken. Ik blijf 7 weken. Ik blijf 6 weken. Ik blijf 5 weken. Pablo blijft Anne blijft Frans blijft Sunita blijft dagen. dagen. dagen. dagen. 5 Teken de wijzers in de klok Schrijf ook de tijd op. a Steeds een kwartier later. 1 uur b Steeds vijf minuten later. 9 uur 6 Hoe laat is het? #10.10.6.a# #10.10.6.b# #10.10.6.c# #10.10.6.d# a b 21
10 weer 1 Reken uit 40 + 20 = 60 + 30 = 50 + 40 = 40 + 27 = 60 + 34 = 50 + 42 = 2 Reken uit 24 + 30 = 18 + 30 = 51 + 20 = 45 + 40 = 39 + 20 = 27 + 40 = 3 Reken uit +4 +3 +7 56 60 56 56 + 7 = 49 + 8 = 44 + 9 = 19 + 4 = 57 + 4 = 27 + 7 = 26 + 5 = 36 + 8 = 59 + 8 = 4 Reken uit 35 37 a 35 + 28 = c 37 + 38 = 48 26 b 48 + 38 = d 26 + 28 = 5 Reken uit 72 30 = 82 20 = 66 30 = 22 46 40 = 57 10 = 95 50 =
6 Reken uit 3 2 60 62 62 5 = 53 8 = 91 6 = 74 6 = 64 9 = 27 9 = 56 8 = 34 5 = 85 7 = 7 Reken uit a 93 37 = d 91 44 = 93 91 b 82 53 = e 75 38 = 82 75 c 61 16 = f 52 26 = 61 52 8 Maak bij elk plaatje een keersom 1 7 = 7 = 7 = 7 = 5 7 = 7 = 7 = 23
10 weer 9 Vul in De tafel van 7. 2 7 = 1 meer het dubbele 7 = 10 7 = de helft 1 minder 7 = 4 7 = het dubbele 7 = 1 minder 1 meer 7 = 1 meer 7 = 7 = 7 = 10 Oefen de moeilijke keersommen Gebruik de kaartjes uit je doosje. 11 Reken uit 5 3 4 3 = 4 6 = 4 5 = 4 4 = 4 9 = 4 8 = 12 Reken uit 10 3 9 3 = 9 6 = 9 5 = 9 4 = 9 9 = 9 8 = 13 Teken de wijzers in de klok Schrijf de tijd eronder. Telkens een kwartier later. 24
meer 1 Reken uit, vul alle vakjes in + 24 38 46 26 34 49 28 55 28 74 62 72 46 71 56 54 92 93 98 31 2 Vul de tafelvierkanten verder in 5 1 = 5 5 1 5 4 2 3 3 2 3 = 6 2 3 6 2 3 4 2 10 3 10 3 = 30 48 72 en 5 6 = 30 5 2 = 10 1 3 = 3 3 12 2 2 4 20 8 48 80 40 60 3 Verdubbelen, maak er zelf nog sommen bij 2 2 = 2 3 = 3 3 = 4 5 = 4 2 = 3 = 6 3 = 5 = 8 2 = = = = 16 2 = = 25
10 meer 4 Zoek de zin Schrijf de keersommen op met daarbij de goede letter. 0 x b y i 10 10 a f n! 20 20 g e r j 30 30 k s o w 40 5 5 = 25 r 6 4 = 4 3 = 3 8 = 4 4 = 2 6 = 8 4 = 3 3 = 3 5 = 4 6 = 6 6 = 6 3 = 8 2 = 3 7 = Zet alle letters achter elkaar. Je krijgt dan de volgende zin: 5 Hoe lang duurt de treinreis? a Van Eindhoven naar Best duurt het minuten. b Van Best naar Boxtel duurt het minuten. c Van Boxtel naar Oisterwijk duurt het minuten. d Van Oisterwijk naar Tilburg duurt het 26 minuten.
6 Zoek de getallen die in alle drie de tafels zitten Even vergelijken: 3, 6, 9, 12, 15, 18, 21, 6, 12, 18, 24, 9, 18, 27, a b c d e In de tafels van 3, 6 en 9 zitten de getallen In de tafels van 3, 6 en 8 zitten de getallen In de tafels van 4, 6 en 8 zitten de getallen In de tafels van 2, 5 en 10 zitten de getallen In de tafels van 3, 6 en 12 zitten de getallen 7 Hoeveel moeten ze betalen? Jos koopt: twee pakken boerenkool twintig broodjes Hoeveel moet hij ongeveer betalen? Hoeveel moet hij precies betalen? Mesa koopt: twee pakjes palingworst twee pakken vla twee bakken roomijs Hoeveel moet zij ongeveer betalen? Hoeveel moet zij precies betalen? 8 Hoeveel kost het? Kijk op de folder bij opgave 7. a Hoeveel kost één pak boerenkool? b Hoeveel kosten tien broodjes? Hoeveel kosten twee pakken? Hoeveel kosten twintig broodjes? En acht pakken? En zestig broodjes? En twintig pakken? En honderd? Noordhoff Uitgevers bv 27