CURSUS CONDITIETRAINER COVS NOORD (1407) LESAVOND 5 4 NOVEMBER 2014 2014 TOFSPORT & JEROEN SANDERS GASTSPREKER
INHOUDSOPGAVE Huiswerkopdrachten Theorie: fysiologische processen Veldtraining: DP4 Terugblik DP4 Huiswerkopdrachten Evaluatie PAGINA 2 VAN 3
HUISWERKOPDRACHTEN Doen: opdracht 1.3 (studiegids blz. 22) Doen: opdracht 5 training (studiegids blz. 26) Bestuderen reader Periodiseren hoofdstuk 4.3 (blz. 17-19) Bestuderen leerstof hoofdstuk 4 (blz. 10-13) DP-groep 4: voorbereiden training Explosieve capaciteit & Herstelcapaciteit PAGINA 3 VAN 3
De meest efficiënte manier om met fysiologie om te gaan, is door vanuit het voetballen de fysiologie te bevragen. Door over voetbal na te denken, komen vanzelf de belangrijkste fysiologische processen aan bod. Op deze manier kan bepaald gedrag van scheidsrechters tijdens de wedstrijd worden verklaard. PAGINA 4 VAN 3
Waarom moet een scheidsrechter eten / drinken? Waarom haalt een scheidsrechter eigenlijk adem? Hoe kan het dat een scheidsrechter acties maakt? PAGINA 5 VAN 3
Voeding Ademhaling Bewegen Koolhydraten + Zuurstof ATP Vetten Eiwitten Vocht * ademfreq. * hartfreq. (adenosine trifosfaat) = HET ZUURSTOFSYSTEEM PAGINA 6 VAN 3
Scheidsrechter tijdens de wedstrijd Arbeid Benodigde Benodigde Benodigde brandstof zuurstof hartslag stilstaan: 10 ATP 1 liter/min. 60 sl/min. wandelen: 20 ATP 2 liter/min 90 sl/min. Joggen: 30 ATP 3 liter/min. 120 sl/min. rennen: 40 ATP 4 liter/min. 150 sl/min. sprinten: 50 ATP 5 liter/min. 180 sl/min. (zijn fictieve getallen!!!) PAGINA 7 VAN 3
Vanuit wandelpas naar sprint Meer brandstof (ATP) nodig Meer koolhydraten/vetten verbranden met behulp van zuurstof Meer zuurstof nodig Meer zuurstof in longen door hogere ademhaling, Meer zuurstof van longen via het bloed naar spieren voeren Bloed moet sneller door lichaam worden gepompt door hogere hartslag PAGINA 8 VAN 3
STEL: EEN SCHEIDSRECHTER MAAKT VANUIT WANDELPAS INEENS EEN SPRINTACTIE. Bij wandelen: 20 ATP, 2 liter zuursof, 90 sl/min. Bij sprinten: 50 ATP, 5 liter zuurstof, 180 sl/min. PAGINA 9 VAN 3
Het is onmogelijk om in een fractie van een seconde de hartslag te laten stijgen van 90 sl/min. naar 180 sl/min. Hierdoor komt er geen 5 liter zuurstof bij de spieren die nodig is om de 50 ATP te maken. Op het moment van sprinten is er 3 liter zuurstof tekort in de spieren om de 50 ATP te maken. PAGINA 10 VAN 3
Kortom: Omdat de ademhaling en de hartslag niet snel genoeg stijgen, ontstaat in de spieren zuurstoftekort. CONCLUSIE: Het zuurstofsysteem is te langzaam om brandstof te maken voor explosieve acties. ECHTER, Als een scheidsrechter wil, kan hij elk moment sprinten. Dus moet hij ergens 30 ATP extra vandaan kunnen halen om die sprint te maken. PAGINA 11 VAN 3
Het lichaam heeft gelukkig een ATP (adenosine trifosfaat) voorraad in de spieren = HET FOSFAATSYSTEEM Om explosieve acties te kunnen maken Leent een scheidsrechter brandstof (ATP) van het fosfaatsysteem. Door deze lening bouwt het lichaam wel een schuld op bij het fosfaatsysteem: namelijk een zuurstofschuld. Er is echter een beperking: Het fosfaatsysteem biedt slechts de mogelijkheid om 6 10 seconden maximale explosieve arbeid te leveren. PAGINA 12 VAN 3
Dus: Na bijvoorbeeld 3-5 explosieve acties van 2 seconden is het hele fosfaatsysteem uitgeput. Waar haalt een scheidsrechter dan z n brandstof vandaan om actie 6 te kunnen maken? Het lichaam heeft nog een ATP-voorraad: HET MELKZUURSYSTEEM PAGINA 13 VAN 3
Echter: Als een scheidsrechter ATP leent van het melkzuursysteem, dan komt als gevolg daarvan melkzuur vrij in de spieren. Als een scheidsrechter een paar acties lang ATP leent van het melkzuursysteem, dan zal er verzuring ontstaan. Een scheidsrechter moet dus voorkomen dat ATP moet lenen van het melkzuursysteem. PAGINA 14 VAN 3
Waar haalt de S dan ATP vandaan voor actie zes? Zuurstofsysteem is te langzaam Fosfaat is uitgeput Melkzuursysteem is ongunstig Andere energiesystemen (= energievoorraden) zijn er niet in het lichaam PAGINA 15 VAN 3
Als een scheidsrechter na een explosieve voetbalactie van enkele seconden gaat wandelen, dan is hij buiten adem WAAROM? Sprinten: 50 ATP 5 liter zuurstof 180 sl/min. Wandelen: 20 ATP 2 liter zuurstof 90 sl/min. PAGINA 16 VAN 3
Tijdens een sprint actie is een hartslag van 180 sl/min. nodig, maar voor wandelen is 90 sl/min. voldoende. Net zo goed als de hartslag niet plotseling 90 sl/min. naar 180 sl/min. kan stijgen, is het ook onmogelijk dat de hartslag ineens weer van 180 sl/min. naar 90 sl/min. daalt. DUS: Tijdens het wandelen na een sprintactie is de hartslag (en ook de ademhaling) hoger dan nodig is om te wandelen. PAGINA 17 VAN 3
Stel: Tijdens het wandelen is de hartslag nog steeds 180 sl/min. Dan komt er dus 5 liter zuurstof in de spieren, waarmee 50 ATP kan worden gemaakt. Dit is 30 ATP meer nodig is om te wandelen. Deze extra 30 ATP is precies de ATP die de scheidsrechter tekort kwam aan het begin van de sprint. Dit overschot aan ATP wordt gebruikt om de opgebouwde zuurstofschuld aan het fosfaatsysteem terug te betalen. PAGINA 18 VAN 3
Buiten adem zijn, betekent dus niets anders dan extra zuurstof inademen om extra ATP te maken, waarmee het fosfaatsysteem kan worden bijgetankt. Snel herstellen tussen explosieve acties is dus niets anders dan zo snel mogelijk de ademhaling onder controle krijgen. WANT: Een scheidsrechter die niet meer buiten adem is, heeft blijkbaar zijn hele fosfaatsysteem weer bijgetankt. PAGINA 19 VAN 3
Het fysiologische proces dat plaats vindt tussen explosieve acties: Met behulp van extra zuurstof ( buiten adem ) extra ATP maken en dat vervolgens terug stoppen in het fosfaatsysteem. Het fysiologische proces dat plaats vindt tijdens een explosieve actie: Een hap ATP lenen uit het fosfaatsysteem. actie actie actie actie actie X----------X----------X-----------X----------X Herstel herstel herstel herstel PAGINA 20 VAN 3
De vraag is nu wat bij de hierboven beschreven fysiologische processen precies moet worden veranderd om de verschillende conditionele eigenschappen te vergroten Zie uit Reader: Het periodiseren Blz. 6: Deel 2 De conditionele wedstrijdanalyse Behandeld in les 1 PAGINA 21 VAN 3
PRAKTIJK Uitvoering didactisch practicum 4 PAGINA 22 VAN 3
TERUGBLIK PRAKTIJK 1. Wat hebben we vandaag getraind? 2. Welke conditionele vorm hebben we getraind 3. Welke materialen hebben we gebruikt? 4. Welke organisatie hebben we toegepast? 5. Zijn we er in de praktijk in geslaagd het gewenste trainingsdoel daadwerkelijk te realiseren? PAGINA 23 VAN 3
PRAKTIJK BLOK 2 TRAININGSMETHODE: Explosief Capaciteit (volhouden explosiever handelen) Herhaald kort sprintvermogen) Welke stap? Herstel Capaciteit (volhouden vaker handelen / snel herstellen). Interval duurtraining. Welke stap? PAGINA 24 VAN 3
HUISWERKOPDRACHTEN Doen: opdracht 1.3 (studiegids blz. 22) Doen: opdracht 6 training (studiegids blz. 27) Bestuderen reader Periodiseren hoofdstuk 4.4 (blz. 20-22) DP-groep 5: voorbereiden training Snelheidsvoorbereidende vormen 2 & Herstelvermogen 2 PAGINA 25 VAN 3
EVALUATIE Plus- en kluspunten PAGINA 26 VAN 3
CONTACT www.jeroen-sanders.nl contact@jeroen-sanders.nl www.facebook.com/jeroensandersnl @JeroenSandersNL info@tofsport.nl Volgende cursusavond: 11 november 2014 PAGINA 27 VAN 3