Pedagogische civil society voor beginners Hoe professionals en vrijwilligers goed kunnen samenwerken rond jeugd en gezin

Vergelijkbare documenten
Theorie en praktijk in de Nederlandse pedagogische civil society. Marian van der Klein, 15 januari 2015, Brussel

Mentorprojecten en de lokale jeugdzorg. Tips voor managers en bestuurders van mentorprojecten. Marian van der Klein Judith Schöne

Tien cases uit de pedagogische civil society: professionals en vrijwilligers werken samen. Renske van der Gaag Marian van der Klein

Samen werken Een enquête onder professionals en vrijwilligers rond jeugd en gezin

Jeugdzorg en sport. Niels Hermens (Verwey-Jonker Instituut & Wageningen Universiteit) nhermens@verwey-jonker.nl

Van Kooten en de bie. De rol van de vrijwilliger en de betekenis van de Kanteling

Gewoon opvoeden in Groningen

Nieuwsbrief Centrum voor Jeugd en Gezin Roosendaal

Bijlage 1 Vragenlijst websurvey

Centra voor Jeugd en Gezin in Nederland

Advies 10 Notitie Jeugdbeleid

Contouren van een nieuw jeugdstelsel

De jeugd heeft de toekomst. Notitie Jeugd

Nationale Jeugdzorgprijzen 2012 Rapport Vakjury

Naar een jeugdvisie voor de gemeente Oirschot. 16 oktober 2012

Opvoeden samen met de buurt

Startnotitie. Vrijwilligerswerk Vrijwilligers maken het verschil! Versie: 21 april

Dank u voorzitter, Ik hoop op een inspirerende en vruchtbare bespreking en zal proberen daaraan vandaag ook mijn bijdrage te leveren.

Vrijwilligerswerk is een instrument geworden voor een bezuinigende overheid aldus socioloog

Plan voor een scholingsaanbod CJG: in en vanuit het CJG

Child Friendly Cities...1. Gemeente Huizen...2. Gemeente Gilze en Rijen...2. Gemeente Hoogeveen...2. Gemeente Den Haag...3

Jeugdzorg naar gemeente: agenda voor inhoudelijke vernieuwing

Stichting Wel.kom - Holding Stichting Wel.kom - Venlo/Beesel Stichting Wel.kom - Roermond

CHECKLIST Z.O.Z. Centrum voor Samenlevingsvraagstukken,

Kansen en kracht creëren we samen. RMC Radius 1

Kernelement Samenwerking tussen zorg en sport

Professionals en vrijwilligers(organisaties) rond jeugd en gezin Marian van der Klein

Sport en bewegen binnen het Sociaal Domein Breng beweging in de drie D s!

Centrale helpdesk voor gemeenten. Samenwerken voor de jeugd

Congres positief jeugdbeleid 10 oktober 2011

Uit de praktijk van Allemaal Opvoeders 2012

Vraag 10: Grenzen in pleegzorg

Cliëntenperspectief op de compensatieplicht

LEERWIJZER JEUGD UITKOMSTEN VAN EEN ENQUÊTE ONDER DE BEZOEKERS VAN HET CONGRES TOEKOMST VAN DE JEUGDZORG

Regionale visie op welzijn. Brabant Noordoost-oost

Transitie en transformatie van de zorg voor jeugd

Protocol omgaan met de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling voor vrijwilligersorganisaties

Samen voor een sociale stad

SPORT- EN BEWEEGCONGRES VERENIGINGEN

Jeugdzorg naar gemeenten

Samenwerking formele en informele opvoedondersteuning. Een vruchtbare bodem voor samenwerking

Inzet van vrijwilligers. Niels Hermens (Verwey-Jonker Instituut en Wageningen University) Michiel Smit (Stichting Fier4Grunn)

Wat werkt in wijkteams jeugd? Amsterdamse ervaringen doordenken

Gerry Broersma Opbouwwerker Miks Welzijn, Joure

DE SCHOOL BINNENSTEBUITEN

Uitwerking workshops 'Avond voor de Jeugdhulp ' 30 augustus in de Kunstmin.

Aan de Voorzitter van de Tweede kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Ontwikkelingen. in zorg en welzijn. Wij houden daarbij onverkort vast aan de Koers ,

SPORTIEVE KRACHT IN DE WIJK

Medisch specialist ziekenhuis

Raadsvoorstel. Onderwerp: Vrijwillige inzet in Velsen

SAMEN STA JE STERK S U P P O R T F R Y S L Â N B E L E I D S P L A N

Samenspel Formeel - Informeel. Vanuit ieders waarde en nieuw verhaal schrijven, , Jolanda Elferink

Stelselherziening Jeugdzorg. Platform Middelgrote Gemeenten

Verslag bijeenkomst Preventieprogramma Jeugdhulp Hoeksche Waard september 2015

Taal verbindt mensen Wij verbinden mensen met taal Want Taal doet meer dan schrijven, spreken en lezen Het is de sleutel naar een nieuwe toekomst!

Triple P en Transitie Jeugdzorg 24 april Yvonne van Westering, Nederlands Jeugdinstituut Margreet de Jongh, SO&T

dr. Cees van den Bos

We zijn in de buurt. Over het beleidsplan van Partis

Sociale Steun Stimuleren

Participatieverslag Nieuw & Anders

Effectieve opgroei- en opvoedhulp

Manifest. voor de intensieve vrijwilligerszorg

Heel het Kind Samenvatting van de concept kadernota

De ondersteuning voor elkaar

Daarvoor gaat u naar Minters

Voor onze opleiding geldt: samenwerken met informele zorg hoort erbij

Opvoeden samen met de buurt

Subsidieplafonds Subsidieplafonds 2016

SAMENVATTING BOUWSTENEN ZELFMANAGEMENT EN PASSENDE ZORG

Bijlage 1: Achtergrondinformatie Transitie Jeugdzorg en verbinding decentralisaties

Het CJG anno 2018: uitkomsten van het regionaal communicatie-onderzoek

Wij. maken Dordt SAMEN AAN DE SLAG MET INITIATIEVEN. Wij maken Dordt Samen aan de slag met initiatieven

Advies en Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling. Sociaal medische contractering Jeugd. Organisatie wijkteams

Publiciteit en werving OSA

Diversiteitgevoelig en Positief jeugdbeleid: gezamenlijke agenda

Eén. contract. Eén. opdracht. Eén. missie. Meer dan 100 partners Meer dan 1000 professionals

Denktank beroepskrachten & vrijwilligers over de waarde van vrijwilligerswerk

Iedereen in s-hertogenbosch doet volwaardig mee in de samenleving. Breed Welzijn s-hertogenbosch. Nieuwe combinaties in een nieuwe tijd

Onderzoek naar de nieuwe vrijwilliger in de sport in Ommen en Hardenberg. Rapportage 31 mei 2017

Beschermen & Versterken

1. Leren met en van elkaar. 2. Digitale ontsluiting van kennis en informatie

De lessen kunnen op elk gewenst tijdstip bekeken worden. Aantal deelnemers. Pedagoog. Jeugdverpleegkundige.

Tevens is ter informatie een algemene factsheet van Stichting CJG Rijnmond bijgevoegd.

KANSRIJK OPGROEIEN IN LELYSTAD

Het geheel moet meer worden dan de som der delen

Alle diensten hebben tot doel te stimuleren dat gebruikers meedoen aan de samenleving en het opruimen van eventuele participatieblokkades.

7. Conclusies en aanbevelingen

VISIE WET MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING BOEKEL, LANDERD, SINT-OEDENRODE UDEN EN VEGHEL

Samenwerken aan welzijn

Perceelbeschrijving. Jeugd en gezinsteam

MO grp_brochure def.indd :06

Literatuur 145. Het Nederlands Jeugdinstituut: kennis over jeugd en opvoeding 173

Welkom. Pedagogische verwaarlozing anno Het Kind Eerst (juni 2013)

Herijking subsidierelatie ONIS: opdracht aan ONIS

Transitie Jeugdzorg en Passend Onderwijs

Eigen kracht van ouders en kinderen. Behoefte aan/vraag naar deze activiteit.

Wie is er niet mee grootgebracht? Opvoeding(sondersteuning) en diversiteit Voorbeelden uit Amsterdam

AMHK-vorming en de GGD s

Leerkring Samen werken en samen leren in wijkteams. Erik Sterk, 5 maart 2015

Transcriptie:

Pedagogische civil society voor beginners Hoe professionals en vrijwilligers goed kunnen samenwerken rond jeugd en gezin Marian van der Klein Diane Bulsink Renske van der Gaag

Pedagogische civil society voor beginners Hoe professionals en vrijwilligers goed kunnen samenwerken rond jeugd en gezin Marian van der Klein Diane Bulsink Renske van der Gaag 2012

2

Inhoud 1 Pedagogische civil society for beginners 4 Over deze handreiking: professionals aan zet 4 2 Wat is dat een pedagogische civil society? 7 Versterking van de pedagogische civil society via professionals 9 3 Professionals, werkgebieden en soorten vrijwilligers 10 De rol van Centra voor Jeugd en Gezin 10 4 Do s en don ts in elk werkgebied 13 5 Tips voor een goede interne samenwerking 15 6 Tips voor samenwerking in de keten 17 7 Professional in jeugdzorg? 19 Tips 20 8 Welzijnswerker of vrijwilligerscoördinator? 22 Tips 23 9 Professional bij de gemeente? 25 Tips 26 10 In het onderwijs of de kinderopvang? 28 Tips 29 11 Samen werken: ga zo door! 31 Literatuur 32 Bijlage Onderzoek van het Verwey-Jonker Instituut 34 3

VVerwey Jonker Instituut 1 Pedagogische civil society for beginners In 2011 deed het Verwey-Jonker Instituut onderzoek naar de samenwerking tussen professionals en vrijwilligers rond jeugd en gezin. Wat gaat er goed en op welke punten kan die samenwerking verbeterd worden? ZonMw financierde dit onderzoek binnen het programma Vrijwillige inzet voor en door jeugd en gezin. Het programma stimuleerde meerdere onderzoeken en meer dan enkel onderzoek: ook vele praktijkprojecten werden gefinancierd. 1 ZonMw had bovendien oog voor toegankelijke communicatie over de zogeheten pedagogische civil society (De Winter, 2011), op getuige de website van het programma 2 en in het gratis verspreide tijdschrift Vrijwillige INZET verschenen enthousiaste verhalen over praktijk en onderzoek. Door het programma werd duidelijk dat vrijwilligers een grote rol spelen in jeugdzorg en jeugdwelzijn. Overal zijn zij in touw om ouders en kinderen te ondersteunen, hun leven op de rails te houden of aangenamer te maken. Zij brengen bezoeken aan gevangenissen, begeleiden bij spelen op straat, passen op, verzorgen voetbaltraining 1 Ook DSP, BMC, de Erasmus Universiteit en de Universiteit Utrecht voerden onderzoeken uit binnen dit programma. In totaal finanicerde ZonMw meer dan 90 projecten, waaronder 57 praktijkprojecten. 2 Zie verder: http://www.zonmw.nl/nl/programmas/programmadetail/vrijwillige-inzet-voor-en-door-jeugd-en-gezin/algemeen/ begeleiden jonge ouders, helpen kinderen bij hun huiswerk, begeleiden vakantieweken en coachen kinderen uit multi-probleemgezinnen.. Zij zien zichzelf misschien niet altijd als vrijwilliger en zijn ook niet altijd aangesloten bij een organisatie, maar ze zijn onmisbaar voor wat wij het sociaal kapitaal van de maatschappij zijn gaan noemen (Putnam, 2000). Sociaal kapitaal ontstaat in verenigingen en clubs, in de familie, bij opa s en oma s, kerk- en moskeegangers en buren (Van der Klein, 2012; zie ook Davelaar e.a., 2012). Het Verwey-Jonker Instituut maakte vier publicaties naar aanleiding van het onderzoek (zie bijlage 1). Deze handreiking Pedagogische civil society voor beginners is het slotstuk. De handreiking is bedoeld voor iedereen die een grotere burgerbetrokkenheid bij opvoeden en opvoeden toejuicht, maar vooral voor professionals die dat willen bewerkstelligen. Over deze handreiking: professionals aan zet Deze handreiking is voor alle professionals die meer of beter met vrijwilligers, buurtbewoners en ouders willen samenwerken. Ze wordt verspreid onder beroepskrachten die betrokken zijn bij Centra voor Jeugd en Gezin. Maar deze handreiking is bedoeld voor een bredere groep, namelijk voor iedereen die 4

de versterking van de pedagogische civil society hoog in het vaandel heeft, waar hij of zij ook werkt. Met de beoogde transitie van de jeugdzorg naar de gemeenten komen steeds meer beroepskrachten in aanraking met vrijwillige inzet rond jeugd en gezin. 3 Het georganiseerde en ongeorganiseerde vrijwilligerswerk is voor de professionals vaak een nieuwe wereld die parallel aan hun professionele activiteiten blijkt te bestaan. Samenwerking met leken en vrijwilligers is voor sommigen een grote stap. Anderen beginnen voorzichtig contact te leggen. Het verschilt per individu, per organisatie en per werkgebied hoever de samenwerking tussen professionals en gewone burgers is gevorderd. We onderscheiden in deze handreiking vier werkgebieden waar professionals vrijwillige inzet meer of beter zouden kunnen benutten: jeugdzorg, welzijn, onderwijs (en kinderopvang) en overheid (hoofdstuk 3). Daarna volgt een aantal tips voor elk van deze werkgebieden (hoofdstuk 4). In hoofdstuk 5 concentreren we ons op tips voor interne samenwerking tussen beroepkrachten en vrijwilligers; in hoofdstuk 6 zetten we de do s en don ts voor ketensamenwerking in de pedagogische civil society op een rij. In hoofdstuk 7 geven we specifieke tips voor professionals in de jeugdzorg; in hoofdstuk 8 staat de versterking van de pedagogische civil society door welzijnswerkers en vrijwilligerscoördinatoren centraal. 3 http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/jeugdzorg/ nieuw-stelsel-zorg-voor-de-jeugd Cover van Vrijwillige INZET, oktober 2011 In hoofdstuk 9 en 10 geven we suggesties waar gemeenteambtenaren en professionals in het onderwijs mee aan de slag kunnen. In hoofdstuk 11 doen we een oproep om door te gaan met samenwerking, hoe ingewikkeld dat soms ook is in de praktijk. De wil tot samenwerking tussen professionals en vrijwilligers moet van twee kanten komen. Het gaat het best als er een duidelijk gemeenschappelijk doel is. Hoewel we er in deze handreiking van uitgaan dat 5

professionals als eerste aan zet zijn om de samenwerking te zoeken met alle initiatieven en organisaties waar actieve burgers bij betrokken zijn (Boutellier 2011), sluiten we initiatief van vrijwilligers en vrijwilligersorganisaties niet uit. Een vrijwilligersorganisatie als Humanitas bijvoorbeeld heeft veel ervaring met goede samenwerking tussen professionals en vrijwilligers. In deze handreiking zetten we de wijze lessen die we in de praktijk tegenkwamen voor u op papier. Op verschillende manieren hebben we deze lessen verzameld: via interviews, een internetenquête, expertbijeenkomsten en literatuur. Ook deden we onderzoek op tien plaatsen waar goed wordt samengewerkt (Van der Gaag e.a. 2012). Uit de goede praktijken van bijvoorbeeld Thuis op Straat, Humanitas, de Kindertelefoon en Moeders informeren Moeders bleek eens te meer dat professionals en vrijwilligers elkaar nodig hebben, maar dat een goede samenwerking niet zonder slag of stoot tot stand komt. Wij danken iedereen die aan de deelonderzoeken heeft meegewerkt en ons de mogelijkheid heeft gegeven de conclusies te presenteren. Samen heeft u deze handreiking Pedagogische civil society voor beginners mogelijk gemaakt, vaak zonder te weten wat u nu eigenlijk onder een pedagogische civil society moest verstaan. Daarom beginnen we in het volgende hoofdstuk (hoofdstuk 2) met een korte uitleg van wat dat is: een pedagogische civil society. 6

VVerwey Jonker Instituut 2 Wat is dat een pedagogische civil society? Volgens het Nederlands Jeugdinstituut Volgens de site van het Nederlands Jeugdinstituut (NJi) wordt onder de pedagogische civil society verstaan: gemeenschappelijke activiteiten van burgers rondom het grootbrengen van kinderen. In een goed functionerende pedagogische civil society, zo stelt het NJi, bestaat er bij burgers de bereidheid om in de eigen sociale netwerken en in het publieke domein de verantwoordelijkheid rond het opgroeien en opvoeden van kinderen te delen. Ouders, jongeren en buurtbewoners, maar ook familieleden, leraren, sportcoaches, kortom: burgers, zijn op zo n manier onderling betrokken dat het bevorderend is voor het opvoeden en opgroeien van kinderen en jeugdigen. 4 Daarmee formuleert het gezaghebbende instituut voor professionals rond jeugd en gezin een brede definitie. Het gaat om formele én informele netwerken, om het privé- én het publieke domein en om opvóéden en opgróéien. Voor het NJi is de pedagogische civil society er voor en door iedereen die direct of indirect betrokken is bij opvoeden, opgroeien en gezondheid van de jeugd': 4 www.nji.nl gezin, familie en vriendenkring; andere betrokkenen zoals buren, leerkrachten of andere ouders; vrijwilligers, professionals en diverse organisaties. Horen de professionals erbij? Terwijl het NJi een rol ziet weggelegd voor professionals en hun organisaties in de pedagogische civil society, zoals leraren en sportcoaches, neemt de bedenker van het concept, hoogleraar en pedagoog Micha de Winter, nadrukkelijk afstand van de professionele invulling. Met collega-hoogleraar en vrijwilliger-expert Lucas Meijs omschreef hij in 2011 de pedagogische civil society zo: Dat deel van de samenleving waar burgers (kinderen, jongeren, ouders en andere volwassenen) in vrijwillige verbanden verantwoordelijkheid nemen voor een pedagogisch klimaat waarin het goed opvoeden en opgroeien is, in samenwerking of juist als tegenkracht tot overheden (gemeenten, de jeugdsector, het welzijnswerk), bedrijven en andere civil society organisaties (bijvoorbeeld sportverenigingen) (Vrijwillige INZET, oktober 2011) De vrijwillige verbanden tussen individuele burgers vormen volgens hen de kern van de pedagogische civil society. Vanuit die verbanden kunnen er 7

8 Interventiepiramide met voorbeelden van actoren/instituties per interventielaag, gericht op gezin, jeugd of ouder/opvoeder (Van der Klein, e.a., 2011). In de kadertjes de tien cases die het Verwey-Jonker Instituut nader bestudeerde.

relaties gelegd worden met overheden en organisaties, maar dat is niet per se noodzakelijk. Integendeel, volgens De Winter hebben vooral professionals in het welzijnswerk, de jeugdsector en de overheid het vrijwillige initiatief bij burgers vaak (onbedoeld) lamgelegd. Burgers zijn zich volgens hem de afgelopen jaren onthand gaan voelen zonder deskundige leiding van pedagogen. En dat vindt hij volslagen onterecht. Het concept van de pedagogische civil society zet de burgers zelf (ouders, jongeren, buurtbewoners en familieleden) weer in hun pedagogische kracht (De Winter 2011). Individuele of georganiseerde betrokkenheid? De Winter concentreert zich in zijn pleidooi voor een pedagogische civil society op versterking van informele verbanden van individuen die zich letterlijk en figuurlijk dicht in de buurt van jeugd en gezin bevinden. Uit het onderzoek van het Verwey- Jonker Instituut voor het programma Vrijwillige Inzet voor en door jeugd en gezin blijkt dat er ook heel veel georganiseerde vrijwilligers actief zijn rond opgroeien en opvoeden. Individuele burgers én georganiseerde vrijwilligers vormen ons inziens samen het potentieel in de pedagogische civil society. De georganiseerde vrijwilligers zijn actief bij allerlei soorten organisaties: vrijwilligersorganisaties, verenigingen, scholen, welzijnsinstellingen en ook in de reguliere jeugdzorg. In de keten rond jeugd en gezin die wordt geïllustreerd in de zogeheten interventiepiramide, bevinden vrijwilligers zich in alle lagen (Steketee e.a., 2010; Van der Klein e.a., 2011 (zie p.8). Of het nu gaat om de onderste laag - de zorg voor een positief opvoed- en opgroeiklimaat -, preventieve interventies of het niveau van probleemaanpak en klinische en juridische interventies, in alle lagen is er sprake van individuele en georganiseerde betrokkenheid van burgers. Hun vrijwillige inzet is gericht op de opvoeding, maar ook op de omgeving en het klimaat waarin jongeren opgroeien. Versterking van de pedagogische civil society via professionals De pleitbezorgers van de pedagogische civil society richten zich over het algemeen op versterking van informele, vrijwillig tot stand gekomen verbanden in de buurt van jeugd en gezinnen (zie bijvoorbeeld www.allemaalopvoeders.nl; www.vrijwillige-inzet. nl; WRR, 2003 en 2005; RMO, 2009). Dat neemt natuurlijk niet weg dat er professionals zijn die binnen hun werk juist die verbanden willen versterken. Het klinkt misschien paradoxaal, maar de pedagogische civil society zou juist via professionals een enorme stimulans kunnen krijgen. Bijvoorbeeld doordat de professionals meer gewone burgers in hun werkgebied toelaten. De professionals zouden ook de relatie met het georganiseerde vrijwilligerswerk meer kunnen uitbouwen (Van der Klein, 2012). 9

VVerwey Jonker Instituut 3 Professionals, werkgebieden en soorten vrijwilligers Vier werkgebieden In deze handreiking onderscheiden we vier werkgebieden waar professionals meer of beter met buurtbewoners, ouders en vrijwilligersorganisaties kunnen samenwerken: jeugdzorg, welzijn, onderwijs (en kinderopvang) en overheid, gemeenteambtenaren, wethouders, meesters en juffen, schooldirecteuren, buurtcoaches, jongerenwerkers, maatschappelijk werkers, vrijwilligerscoördinatoren, verpleegkundigen en artsen van consultatiebureaus, medewerkers van Bureau Jeugdzorg, managers van Centra van Jeugd en Gezin, behandelaars en begeleiders, kleuterleidsters en crèchemedewerkers allemaal kunnen zij in hun eigen werkgebied vrijwilligers(organisaties) uitnodigen, verwelkomen en mobiliseren. Allemaal kunnen zij de betrokkenheid van vrijwilligers, buurtbewoners, ouders en jongeren stimuleren. Zij kunnen dat doen binnen hun eigen organisatie, maar zij zouden de versterking van de pedagogische civil society ook gezamenlijk kunnen aanpakken. Een mooi aanknopingspunt daarvoor ligt bij de Centra voor Jeugd en Gezin (CJG s). Het is namelijk de bedoeling dat deze centra als netwerkorganisaties gaan zorgen voor laagdrempelige en samenwerkende ondersteuning, hulpverlening en zorg aan ouders en kinderen. Zij zouden via de professionals dus heel goed de pedagogische civil society in hun werkgebied kunnen versterken (zie ook Kesselring e.a., 2010). De rol van Centra voor Jeugd en Gezin De opzet van deze Centra is een van de speerpunten geweest van het ministerie voor Jeugd en Gezin onder leiding van Andre Rouvoet (ChristenUnie) in het kabinet Balkenende IV (2007-2010). In 2008 werden de eerste CJG s gerealiseerd. Sinds 2011 is er een redelijk dekkend netwerk van CJG s in het land. Idealiter zijn de CJG s een ontmoetingsplek voor ouders, kinderen, jongeren, professionals en vrijwilligers. De CJG s zijn ook spil in het lokale jeugdbeleid; ze richten zich op alle kinderen en jongeren tot 23 jaar en hun ouders. Zij kunnen de sociale netwerken en verbondenheid van jeugd, ouders en andere partijen rond kind en gezin faciliteren en stimuleren. Andere voorzieningen en organisaties, zoals brede scholen, kinderopvang, welzijnsinstellingen, woningbouwcorporaties en zelforganisaties kunnen hier uiteraard ook een rol in spelen, maar de CJG s zijn dé netwerkorganisaties die alle reguliere en spontane initiatieven rond opvoeden en opgroeien zou moeten verbinden. In deze centra bundelen nu al 10

veel professionals en professionele organisaties hun taken: consultatiebureaus, schoolmaatschappelijk werk, leerplichtambtenaren, GGD, peuterspeelzalen, jeugdartsen en jeugdwerk bijvoorbeeld. Volgens het NJi kunnen de CJG s behoeften onderzoeken, kansen verkennen, activiteiten initiëren, bestaande activiteiten ondersteunen en bovenal naar alle samenwerkingspartners, ouders en jeugd uitdragen dat de sociale opvoed- en opgroeiomgeving van ouders en jeugd ertoe doet. Zo kunnen vanuit verschillende kanten initiatieven ontstaan die elkaar versterken. (NJi, 2011) De centra vormen met [hun] veelvoudige rol een belangrijk kristallisatiepunt voor de eerste stappen richting het versterken van de pedagogische netwerken voor en door gezinnen. (NJi, 2012) Het is niet voor niets dat het NJi spreekt over de eerste stappen van de CJG s. Volgens de deskundigen die wij spraken, spelen CJG s op dit moment nog geen grote rol in de pedagogische civil society (Van der Klein, e.a. 2011). Er zijn zoveel verschillen tussen de CJG s. Veel hangt af van de visie op wat het CJG zou moeten doen en de manier waarop het CJG is ingericht, aldus een van de geïnterviewde experts. CJG s trekken in de praktijk weinig bezoekers en hun imago staat laagdrempeligheid in de weg (NRC Handelsblad, 28 september 2012; Algemene Rekenkamer, 2012). De beoogde laagdrempeligheid wordt niet in elk CJG vertaald naar directe burgerbetrokkenheid en de meeste CJG s zijn zo druk met de onderlinge verbinding van professionals en professionele organisaties dat ze nauwelijks toekomen aan contacten met de vrijwilligerswereld (Bulsink e.a., 2012). De gemeenten geven het lokale Centrum voor Jeugd en gezin zijn opdracht. De lokale overheid heeft op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en de Wet publieke gezondheid de plicht om een CJG in te richten voor iedereen met vragen en problemen over opvoeden en opgroeien. In de gemeentelijke opdrachten aan de CJG s moet de verbinding met pedagogische civil society ons inziens dus nadrukkelijker genoemd worden. We komen hier in hoofdstuk 9 op terug. Professionals bij de CJG s moeten wat betreft het Verwey-Jonker Instituut meer de opdracht krijgen om die verbinding met vrijwilligers, ouders, buurtbewoners en jongeren te leggen. De uitvoerende professionals dienen er op hun beurt rekening mee te houden dat er veel soorten actieve burgers zijn, en ook heel veel soorten georganiseerde vrijwilligers. Soorten vrijwilligers: georganiseerd en ongeorganiseerd Een goede match tussen een vrijwilliger en zijn werkgebied is cruciaal voor functioneren en welbevinden van de vrijwilliger, net zoals dat voor beroepskrachten geldt. Incidenteel actieve burgers vragen om een heel andere benadering dan mensen die week in week uit bij dezelfde vrijwilligersorganisatie, sportvereniging of welzijnsinstelling actief zijn. Wie als professional vanuit een professionele setting de pedagogische civil society wil versterken, moet zich realiseren welk type burger, vrijwilliger, buurtbewoner hij of zij wil aanspreken, en waarom. Wil hij mensen aantrekken met een pedagogische belangstelling of niet? Heeft hij genoeg aan mensen die af en toe iets willen doen of behoefte aan regelmaat? Zoekt hij vrijwilligers die precies willen weten 11

wat ze moeten doen of juist mensen die inhoudelijke vrijheid in hun werkzaamheden waarderen? De volgende typologie van actieve burgers kan helpen om als professional te bepalen (bij wat voor type organisatie u) wat voor burgers wilt mobiliseren: Individuele burgers die geen verbondenheid tonen met de pedagogische civil society. Individuele burgers die op eigen initiatief incidenteel informele sociale steun aan jeugd, ouders of gezin geven. Individuele burgers die op uitnodiging van een organisatie incidenteel (informele) sociale steun geven aan jeugd, ouders of gezin. Individuele burgers (ouders, buurtbewoners, jongeren) die op eigen initiatief regelmatig actief zijn op dit terrein. Individuele burgers die op uitnodiging van een organisatie regelmatig actief zijn op dit terrein. Georganiseerde vrijwilligers van een vrijwilligersorganisatie, met een vrije rol bij de ondersteuning van jeugd, ouders en gezin. Georganiseerde vrijwilligers van een beroepsorganisatie, met een vrije rol bij de ondersteuning van jeugd, ouders en gezin. Georganiseerde vrijwilligers met een vaste taakomschrijving bij een vrijwilligersorganisatie. Georganiseerde vrijwilligers met een vaste taakomschrijving bij een professionele instelling. Het Verwey-Jonker Instituut heeft een enquête gehouden onder de belangrijkste spelers op het gebied van jeugd en gezin: vrijwilligersorganisaties, projecten en professionele instellingen. Van de professionele instellingen die aangeven wel eens of regelmatig met vrijwilligers werken, blijkt ongeveer eenvijfde zowel georganiseerde vrijwilligers als individuele burgers te mobiliseren. De meeste organisaties in de jeugdzorg (consultatiebureaus en Bureaus Jeugdzorg) werken binnenshuis met georganiseerde vrijwilligers met een vaste taakomschrijving. Een nieuw project begint met keuzes: waarom zoekt u contact met betrokken burger? Voor welke werkzaamheden zoekt u hen? Wat motiveert deze burgers? Wilt u samenwerken met een bestaand initiatief of wilt u zelf iets opzetten? Professionals lijken meestal een voorkeur te hebben voor vrijwilligers die zij zelf kunnen aansturen. Bij CJG s komt samenwerking met individuele ouders en buurtbewoners langzaam op gang. Maar heel weinig professionals in onderwijs en jeugdzorg echter, zoeken de verbinding met vrijwilligersorganisaties, terwijl juist de vrijwilligers bij die vrijwilligersorganisaties het meeste werk in de pedagogische civil society doen. Denk aan scouting, de Kindertelefoon en kindervakantiekampen (jeugd); Humanitas, de Voorleesexpres, Home-Start en Moeders Informeren Moeders (opvoed- en opgroeiondersteuning) en aan al die verenigingen en initiatieven die zich inzetten voor de vrijetijdsbesteding van kinderen en hun ouders (sport-, dans- en knutselclubs bijvoorbeeld). Professionele organisaties als Centra voor Jeugd en gezin zouden veel meer gebruik kunnen maken van wat er al is aan infrastructuur in de pedagogische civil society. 12

VVerwey Jonker Instituut 4 Do s en don ts in elk werkgebied Waar u ook vrijwilligers organiseert, in welk werkgebied u ook actief bent, bij de samenwerking tussen professionals en vrijwilligers zijn er een aantal eenvoudige do s en do nts waar u zich aan moet houden. De do s en don ts gelden voor samenwerking tussen professionals en vrijwilligers van dezelfde organisatie, maar ook tussen professionals en vrijwilligers(organisaties) die op verschillende plaatsen in de keten van jeugdzorg en jeugdwelzijn actief zijn. Bij beide soorten samenwerking geldt dat er liefst van te voren- wat oriëntatiewerk plaatsvindt: zicht op de informele partners in het werkgebied is noodzakelijk en het is handig als u nadenkt over de ideale match die u voor ogen hebt. Tip 1 Zorg voor zicht op de informele partners in uw werkgebied Wie als professional de burgerbetrokkenheid in zijn werkgebied wil vergroten, doet er goed aan te weten welke organisaties in zijn regio of gemeente daar al aan bijdragen. Zoek uit welke groepen, initiatieven en organisaties op uw werkgebied actief zijn op vrijwillige basis. Verdiep u in de werkzaamheden van die organisaties. Misschien dienen deze verenigingen, religieuze verbanden of vrijwilligersorganisaties hetzelfde doel als u, maar dan onbetaald. Wellicht werken zij met precies dezelfde groep vrijwilligers, buurtbewoners, ouders of jongeren die u wilt mobiliseren. Misschien kunt u samen optrekken omdat u elkaar zo prachtig aanvult? Wellicht vormt een informele organisatie de perfecte brug naar de mensen die u zoekt, bijvoorbeeld de bewoners van een bepaalde wijk, de kinderen van migrantenouders of de ouders van kinderen met ADHD. Tip 2 Denk van tevoren na over match en selectie Een ideale match tussen professionals en vrijwilligers- (organisaties) levert een win-winsituatie op. Kies dus partners uit de pedagogische civil society die iets te winnen hebben in de samenwerking met u. Een open uitnodiging werkt dan vaak beter dan een dwingende vraag, een wanhopige oproep of betweterig advies. Als professional is het verstandig om aan te sluiten bij de kernkwaliteiten en kernactiviteiten van potentiële informele partners: individuen en organisaties. Van (de vrijwilligers bij) een sportvereniging kan men niet verwachten dat zij een rol willen spelen bij een debat over de opvoedstijl van ouders. Op scholen is daar bij de actieve ouders 13

meer kans op. In een sportvereniging draait het om sport, hoe ruim die vereniging de maatschappelijke opdracht van sport ook opvat. Aansluiten bij de bezigheden en leefwereld van buurtbewoners, ouders, kinderen en/of vrijwilligers is vaak productiever dan instrumenteel zoeken naar de ideale vrijwilliger die aan al uw wensen voldoet. Beeldbank Tip 3 Onderschat vrijwilligers niet; zet alleen deskundigheidsbevordering in als dat echt nodig is Onderschat vrijwilligers niet. Uit ons onderzoek is gebleken dat veel vrijwilligers rond jeugd en gezin vrijwilligerswerk doen naast een beroep in welzijn, opvang of zorg. De medewerkers van de CJG s die wij spraken, gaven vaak aan zelf ook vrijwilligerswerk te doen. Een goede afbakening van taken tussen vrijwilligers en professionals is in een pedagogische civil society vaak belangrijker dan precies vastgestelde beroeps- en vrijwilligersidentiteit. Meer burgerbetrokkenheid rond opvoeden en opgroeien vraagt niet per se om meer gediplomeerde menskracht. Ook ongediplomeerd kan men van waarde en betekenis zijn in de pedagogische civil society. Ga om met vrijwilligers als gelijkwaardige partners. Overweeg hoe u het best ten dienste kan staan van de vrijwilligers. Wees niet te snel met deskundigheidsbevordering. Deskundigheidsbevordering en strenge selectie lijken vooral van belang wanneer er vanuit een bepaald pedagogisch gedachtegoed moet worden gewerkt. De neuzen staan dan dezelfde kant op, maar deskundigheidsbevordering wordt ook vaak ingezet om gemotiveerde vrijwilligers wat extra s te bieden of te laten leren. Deskundigheidsbevordering van buurtbewoners, ouders, jongeren of vrijwilligers is niet altijd nodig. In sommige gevallen werkt dat zelfs averechts: het is te dwingend, het proces, duurt te lang of verstoort de onbevangen relatie van de vrijwilliger met degene die hij of zij ondersteunt. Ook kan te veel deskundigheidsbevordering ervoor zorgen dat de verwachtingen van vrijwilligers te hoog worden en dat ze als paraprofessional een vergoeding gaan verwachten. 14

VVerwey Jonker Instituut 5 Tips voor een goede interne samenwerking Tip 1 Waardeer vrijwilligers in woord en daad Alle professionals kunnen incidenteel en structureel actieve burgers en regelmatige vrijwilligers- (organisaties) complimenteren. Vrijwilligers vinden het ontzettend leuk om te merken dat ze gewaardeerd worden. Complimenten en positieve feedback op het vrijwilligerswerk zijn onmisbaar in de pedagogische civil society. Wees scheutig met dit soort opmerkingen, maar ook met kleine attenties: een verjaarskaart of een kerstpakket bijvoorbeeld. Ook vrijwilligers kunnen een druk leven hebben waarin tijd voor vrijwilligerswerk zorgvuldig gepland wordt. Wie op de hoogte is van de beweegredenen van een vrijwilliger, kan daar op aansluiten. Tip 2 Geef vrijwilligers ouders, buurtbewoners en actieve jongeren vertrouwen en communiceer open met elkaar Vertrouwen tussen professional en vrijwilliger is een succesfactor in de samenwerking. Het gaat om elkaar kennen, weten wat je van elkaar kunt verwachten en wat je aan elkaar hebt. Laagdrempelig contact blijkt in veel gevallen een belangrijke voorwaarde voor vertrouwen, openheid en veiligheid tussen professionals en vrijwilligers. Veel vrijwilligers vinden het prettig om te merken dat wat zij aankaarten, gehoord wordt en wordt opgepakt. Als professional openstaan voor suggesties of kritiek en daar werk van maken levert veel goodwill op. Hoe kan ik rekening houden met jullie wensen? en Hoe kunnen we samen het werkproces of het resultaat verbeteren? zijn vragen die je als professional geregeld moet stellen. Een duidelijk aanspreekpunt (of moment) geeft duidelijkheid in de samenwerking en zorgt ervoor dat iedereen weet wie hij of zij kan benaderen bij vragen of problemen. 15

Tip 3 Bied vrijwilligers een veilige werkomgeving Op plekken waar vrijwilligers geconfronteerd kunnen worden met veel problemen of heftige situaties wordt, vaak ook met het oog op de veiligheid van de vrijwilliger, gewerkt met duidelijke regels. Dit geldt bijvoorbeeld voor de Kindertelefoon, Humanitas BOR en Exodus (Van der Gaag & Van der Klein 2012). De regels beschermen de vrijwilliger; ze zorgen ervoor dat de vrijwilligers beter grenzen kunnen stellen, geen grenzen overschrijden en vanuit een gedeelde (pedagogische) visie werken. Vrijwilligers die met regels werken, hebben binnen die regels vaak wel veel vrijheid om hun werkzaamheden vorm te geven. Tip 5 Zorg voor gezelligheid, binding en groepsgevoel Tot slot, maar daarom niet minder belangrijk: gezelligheid en groepsgevoel blijken belangrijke motiverende factoren voor een goede samenwerking en voor duurzame binding van vrijwilligers. Bij sommige goedlopende praktijken komt de binding voort uit gedeelde opvattingen: een gedeeld geloof, lid zijn van dezelfde sportvereniging, een buurtgevoel of een gedeelde betrokkenheid bij de doelgroep. Groepsgevoel en binding zijn niet alleen bij vrijwilligers onderling van belang. Ze betekenen ook: als vrijwilliger het gevoel krijgen bij de organisatie horen en daar gezien worden. Tip 4 Toon je als professional betrokken en deskundig Betrokkenheid van professionals bij hun werk is voor vrijwilligers essentieel. Vrijwilligers eisen meestal evenveel hart voor de zaak van professionals als van zichzelf. Professionals die enkel werken voor hun inkomen, worden door vrijwilligers minder gewaardeerd. Laat als professional uw deskundigheid zien zonder u daarop voor te laten staan. Geef raad als daar om gevraagd wordt. 16

VVerwey Jonker Instituut 6 Tips voor samenwerking in de keten Ook het contact tussen professionele organisaties en vrijwilligersorganisaties is gebaat bij waardering, vertrouwen, veiligheid, open communicatie, afbakening van taken, gezelligheid en betrokkenheid van iedereen bij hetzelfde probleem. Ketensamenwerking wint bij een goede samenwerking van professionals en vrijwilligers. Tip 1 Bepaal een gezamenlijk doel en voorkom concurrentie Een gezamenlijk doel heeft een positief effect op de samenwerking tussen professionals en vrijwilligers. Dat gaat hand in hand met het voorkomen van onderlinge concurrentie. Het gaat om elkaar ondersteunen en elkaar versterken. De professional die vrijwilligers, buurtbewoners en ouders als concurrent ziet komt niet veel verder in de versterking van de pedagogische civil society. Beroepskrachten en vrijwilligers kunnen en doen in de praktijk vaak andere dingen. Voor de doelgroep is dat meestal heel duidelijk: zij ervaren vrijwilligers meer als gelijken. Neem als professionals en coördinatoren van vrijwilligersinitiatieven voldoende tijd om elkaars sterke kanten te verkennen en de werkzaamheden goed af te bakenen. Afspraken over rolverdeling en verwachtingen zijn noodzakelijk bij samenwerking. Beide organisaties moeten weten wat zij aan elkaar en aan de samenwerking hebben. Vier gezamenlijke successen gezamenlijk. Tip 2 Betoon culturele sensitiviteit in de samenwerking met andere organisaties Culturele sensitiviteit is niet alleen in de samenwerking met zelforganisaties van migranten belangrijk; ook in de samenwerking met andere organisaties speelt cultureel bewustzijn een grote rol. De cultuur op de werkvloer is in elke organisatie anders. Wie wil samenwerken kan daar beter respect voor hebben. Professionals die de pedagogische civil society willen versterken dienen zich te verdiepen in de werkcultuur bij initiatieven van vrijwilligers, buurtbewoners en ouders. Alleen als ze daarop aansluiten, heeft samenwerken zin. 17

Tip 3 Houd korte lijnen en duidelijke contactpersonen Als professionals en vrijwilligersorganisaties samenwerken, is het belangrijk dat er korte lijnen zijn en een zeer beperkt aantal duidelijke contactpersonen. De contactpersonen zijn intern en extern het gezicht van de samenwerking: zij moeten zich aan twee kanten laten zien en inhoudelijke betrokkenheid met het werk uitstralen. De ervaringen in het sportzorgtraject dat wij bestudeerden waren wat dat betreft niet erg positief: een van de partijen liet zichzelf nooit zien in de praktijk van het samenwerkingstraject (Van der Gaag, 2012). De contactpersonen zorgen voor draagvlak binnen de organisaties die samenwerken. Zij hebben vaak wel steun nodig vanuit het management om te zorgen dat er breder draagvlak ontstaat. Tip 4 Maak duidelijke afspraken over de omgang met vrijwilligers Duidelijke afspraken zijn essentieel bij samenwerking tussen formele en informele organisaties en initiatieven in de keten. Vrijwilligers krijgen vaak te maken met professionals of vrijwilligers van een andere organisatie in de keten. In veel gevallen werken de vrijwilligers niet direct samen met de professionals van deze organisatie, maar is de houding van deze professionals wel bepalend voor hun beleving van het vrijwilligerswerk. Bij het ouderbezoek van Exodus krijgen vrijwilligers bij de ene Penitentiaire Inrichting (PI) een warm onthaal, terwijl zij bij de andere PI niet eens binnen mogen komen. Dat maakt het vrijwilligerswerk bij de ene gevangenis plezierig en bij de andere minder leuk. Bij gastlessen op scholen, zoals van Sport op School en de Kindertelefoon, kan de houding van scholen en individuele docenten de beleving bepalen (Van der Gaag &Van der Klein, 2012). Zeker als de samenwerking wat vastere vormen aanneemt, is het goed om afspraken te maken over de omgang met vrijwilligers van een andere organisatie. Tip 5 Maak terugkoppeling naar vrijwilligers en buurtbewoners Professionals moeten goed (blijven) terugkoppelen naar vrijwilligers, zeker als deze opereren op de grens tussen het informele en formele hulpverleningscircuit. Als professionals in de keten besluiten om een cliënt anders of elders te gaan behandelen, dan is het handig als de vrijwilligerscoördinator de relevante vrijwilligers op de hoogte stelt. Soms spelen de vrijwilligers of buurtbewoners een rol in de doorverwijzing naar professionele hulpverlening. Ook zij willen horen hoe het verder is gelopen. Vrijwilligers en buurtbewoners hebben een functie in voorzorg en nazorg. Goede communicatie en terugkoppeling is bij samenwerking tussen verschillende organisaties in de keten dus essentieel, ook om vrijwilligers betrokken te houden. De professionals dienen voor deze terugkoppeling te zorgen. 18

VVerwey Jonker Instituut 7 Professional in jeugdzorg? Bent u een professional op een consultatiebureau, bij Bureau Jeugdzorg, in een Centrum voor Jeugd en Gezin, in de pleegzorg, bij een Algemeen Meldpunt Kindermishandeling (AMK), bij de jeugdbescherming, in een jeugdinrichting of bij jeugdreclassering? Dan kunt ook u burgerbetrokkenheid stimuleren en zo de pedagogische civil society versterken. Dat kan door georganiseerde en ongeorganiseerde vrijwilligers bij uw werk te betrekken. Bij Bureaus Jeugdzorg zijn nu al veel vrijwilligers actief: bij de Kindertelefoon of als maatje van een jongere die behandeld wordt. Bij AMK s komen meer dan eens meldingen binnen via vrijwilligers, buren en familieleden die kindermishandeling vermoeden. En bij Humanitas doet bijvoorbeeld bezoekgroep de Hartelborgt maandelijks spelletjes met jongeren in een jeugdgevangenis. Interkerkelijke vrijwilligersorganisatie Exodus zorgt voor contact tussen kinderen en gedetineerde ouders. Er zijn vele manieren om vanuit (de sector) jeugdzorg een betere connectie met de civil society te maken. Hieronder zetten we vier tips voor beroepskrachten in de jeugdzorg op een rij. Tip 1 Maak meer contact met vrijwilligersorganisaties Als u meer met vrijwilligers wilt werken, hoeft u niet altijd zelf het wiel uit te vinden. Het georganiseerde vrijwilligerswerk kan u namelijk helpen. Zoek contact met dat georganiseerde vrijwilligerswerk. Op uw werkgebied vervullen vrijwilligersorganisaties een functie. Daarbij kunt u denken aan organisaties als Humanitas en Exodus, die we hierboven al noemden, maar ook aan zelforganisaties van migranten en aan patiënten- en familieverenigingen. Bij u in de buurt zijn er meer mogelijkheden dan u verwacht. Misschien kunt u een alliantie aangaan, kunnen zij u helpen met het bereiken van uw doelgroep of met het vinden van de juiste vrijwilligers. Of misschien kunt u leren van hun ervaring met de combinatie van professionele aansturing en uitvoering van werk door onbetaalde krachten. 19

Tip 2 Maak werk van preventie: maak contact met gewone ouders en kinderenver outreachend Als u niet wilt wachten tot de probleemgevallen zich aandienen, maar actiever wilt zijn in preventie en een positief opvoed- en opgroeiklimaat de twee onderste lagen in de interventiepiramide (zie hoofdstuk 2) - probeer dan zelf of via intermediairs contact te leggen met gewone ouders en kinderen, op plaatsen waar zij vaak komen. U kunt ook contact leggen met professionals of vrijwilligers die actief zijn op deze plaatsen. Vooral in de onderste laag van de piramide zijn veel mogelijkheden om samen te zorgen voor een positief opvoed- en opgroeiklimaat. In behandelkamers, maar ook op scholen, in buurthuizen, sportverenigingen en religieuze verbanden kunt u meedoen om ouderbetrokkenheid stimuleren. Tip 3 Stimuleer eigen kracht en netwerkbetrokkenheid Als professional in de jeugdzorg heeft u geregeld contact met ouders en bent u gewend om ouders bij de behandeling te betrekken. Sommigen van u stimuleren daarbij uitdrukkelijk de eigen kracht van ouders en cliënten. Eigen kracht is een van de elementen die een positieve rol speelt in de pedagogische civil society. Uw cliënten hebben naast eigen kracht vaak ook een netwerk om zich heen dat uit meer dan ouders alleen bestaat: buren, familie- 20

leden, leraren, ouders van vrienden en vriendinnen en soms ook een maatje dat (of een mentor die) de cliënt op vrijwillige basis wekelijks ziet en aanmoedigt. Betrek die vrijwilligers bij de behandeling of benadering van de jongere of het gezin in kwestie. In de tegenwoordig vaak gehanteerde samenhangende of integrale zorg is de wrap around care benadering populair (Hermanns 5 ) Wrap around gaat uit van vraaggestuurde en thuisnabije hulpverlening met behulp van het gezin zelf en de sleutelfiguren er om heen. Buren, vrienden en opa s en oma s worden in wrap around (De Waard, 2011) meestal al als waardevolle informele partners in zorg beschouwd. Maar maatjes, mentoren en vrijwillige coaches worden minder vaak als sleutelfiguren gezien. Ook zij horen bij het informele netwerk van het gezin of de cliënt. Door ook hen te betrekken bij de wrap around care, draagt u bij aan de pedagogische civil society. Tip 4 Beleidsoriëntatie door de koepelorganisaties van de CJG s Niet alleen individuele professionals, ook de sector jeugdzorg als geheel kan de pedagogische civil society versterken, zeker nu de transitie van jeugdzorg naar de gemeenten voor de deur staat. Het ligt voor de hand dat de koepels die betrokken zijn bij de CJG s hierin het voortouw nemen. Denk aan Actiz, GGD-Nederland, de MO-groep Jeugdzorg Nederland en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). Tot op heden gebeurt dat veel te weinig. De gezamenlijke website van deze organisaties over de CJG s concentreren zich - sinds invoeringcjg. nl - op het perspectief van gemeenten en professionals. Verwijzingen naar vrijwillige inzet, vrijwilligerswerk, vrijwilligersorganisaties en de pedagogische civil society zijn op de landelijke site over het CJG nauwelijks te vinden. Dat is een teken aan de wand. De koepelorganisaties hebben het (te) druk met hun professionals en noemen hooguit het belang van eigen kracht en ouderbetrokkenheid. Individuele CJG s en de koepelorganisaties moeten meer werk gaan maken van beleid dat de pedagogische civil society versterkt. De transitie van de jeugdzorg naar de gemeenten biedt wat dat betreft een kans, omdat de hulpverlening dichterbij huis komt. Misschien kan een blik op de sportzorgtrajecten (een samenwerking van KNVB en Bureau Jeugdzorg), de werkzaamheden van Vice Versa en Ouders in actie van voormalig Stichting de Meeuw inspirerend werken (Van der Gaag e.a., 2012; Buijsse e.a. 2011). Dit zijn drie voorbeelden van georganiseerde en vrijere inzet van vrijwilligers bij de aanpak van problemen rond jeugd en gezin. 5 http://www.onderzoek.hu.nl 21

VVerwey Jonker Instituut 8 Welzijnswerker of vrijwilligerscoördinator? Bent u een professional bij een welzijnsinstelling? Of bent u beroepskracht bij een vrijwilligerscentrale? Iedereen die zich inzet voor een beter leefklimaat voor buurten of groepen mensen, kan de pedagogische civil society helpen versterken. Zo kunt u in uw werk met buurtbewoners en vrijwilligers speciaal aandacht besteden aan kinderwelzijn, de positie van ouders en het nut van een positief opvoed- en opgroeiklimaat. In de regel weten welzijnswerkers en vrijwilligerscoördinatoren die in welzijn werken, de verbinding met de civil society goed te maken. Zij gaan meestal uit van de eigen kracht van hun doelgroep, staan open voor de rol van vrijwilligers bij de uitvoering van het werk. Ze werven vaak actief vrijwilligers of activeren buurtbewoners en proberen die actieve burgers mee te nemen in het werken met de eigen kracht van de doelgroep. Nu al zorgen via Thuis op Straat (TOS) veel buurtbewoners in meerdere grote steden voor een veilig speelklimaat. En passant voeren zij gesprekken over opvoeding met buurtgenoten. Nu al zorgen leden van migrantengemeenschappen via welzijnsorganisaties voor een betere connectie tussen minderheden en de reguliere jeugdzorg. Stichting Vice Versa organiseert die relatie bijvoorbeeld in de Bijlmer; en Ouders in actie (van voorheen Stichting De Meeuw) doet dat in Rotterdam. Niet alleen professionele welzijnsorganisaties zijn actief bij het mobiliseren van burgerbetrokkenheid rond opvoeden en opgroeien. Ook vrijwilligersorganisaties (Humanitas) en sportverenigingen ontplooien initiatieven op dit gebied. Zij geven een flinke stimulans aan begrippen als leefbaarheid en welzijn. Vaak gebeurt dat met één beroepskracht die heel veel vrijwilligers aanstuurt. Zo kwam uit een initiatief van Studentensportvereniging Orca de Stichting Move voort. Met een beperkt aantal coördinatoren maken ze contact tussen studenten en scholen. Via Stichting Move geven studenten nu in enkele gemeenten samen met schoolkinderen vorm aan leefbaarheids-initiatieven in achterstandswijken (Van der Gaag, 2012). Er zijn heel wat manieren om vanuit (de sector) welzijn bij te dragen aan de pedagogische civil society, of u nu werkt bij een professionele instelling, een vrijwilligersorganisatie, of een vereniging. Hieronder staan vijf handige tips voor professionalsin welzijn. 22

Tip 1 Ga na of uw vrijwilligers in hun werk te maken hebben met pedagogische dilemma s Misschien is het niet altijd even dringend, maar wie als vrijwilliger met kinderen en ouders activiteiten onderneemt, kan soms met pedagogische dilemma s geconfronteerd worden. Uw vrijwilligers willen misschien weten hoe ze kinderen beter kunnen motiveren voor spelactiviteiten. Ze kunnen twijfelen over hoe ze op bepaald gedrag van jongeren moeten reageren. Of ze vragen zich af of ze ouders in de wijk een keer ergens op aan mogen spreken. Misschien hebben ze bij een bepaald gezin zelfs een vermoeden van mishandeling. Vraag als professional aan uw actieve vrijwilligers, studenten en buurtbewoners op een ongedwongen manier waar zij zoal tegenaan lopen in hun contact met kinderen en/of ouders. Daarmee stimuleert u een gesprek over de pedagogische aanpak en de rol van de actieve burger daarin. Tip 2 Check regelmatig of uw vrijwilligers behoefte hebben aan pedagogische ondersteuning Als professional moet u regelmatig checken of vrijwilligers en actieve buurtbewoners behoefte hebben aan pedagogische ondersteuning. Dit doet u bijvoorbeeld door een groepsgesprek te beleggen over mogelijke pedagogische dilemma s. Een andere manier is om de mensen hier een-op-een naar te vragen. Blijkt er behoefte te zijn aan pedagogische ondersteuning in het informele welzijnswerk, dan is het aan u als beroepskracht om dat te organiseren. Het beste kunt u een workshop voor geïnteresseerden opzetten. Het is misschien verstandig om een leerkracht, een jeugdwerker uit uw eigen organisatie of een professional van het Centrum voor Jeugd en Gezin uit te nodigen. Maak het niet te lang. Uit ons onderzoek bleek dat vrijwilligers- (organisaties) deskundige input rond opvoeden en opgroeien meestal zeer waarderen, maar een eenmalige bijscholing is doorgaans voldoende. Tip 3 Bevorder ketensamenwerking: maak behoefte aan pedagogische ondersteuning kenbaar Stel dat u merkt dat er behoefte is aan pedagogische ondersteuning bij uw vrijwilligers, laat dat dan weten aan de netwerkorganisatie van professionals in de buurt. Het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) ligt natuurlijk voor de hand. Samen kunt u bedenken welk aanbod geschikt is voor uw vrijwilligers. Wellicht komt u op het idee om een leerkracht van een school uit de buurt een avond voorlichting te laten geven. Zo krijgt de keten rond jeugd en gezin vorm. De gedachte is dat de verschillende organisaties die een positief opgroei en opvoedklimaat bevorderen, op een praktische manier met elkaar in contact komen. 23

Tip 4 Bewaak de grenzen van vrijwilligers in multiprobleemgezinnen Multiprobleemgezinnen kampen met meer en vaak ernstige problemen. Daarom zijn er vaak professionals bij die gezinnen betrokken: beroepskrachten van jeugdzorg, maatschappelijk werk, onderwijs en sociale huisvesting. Uw vrijwilligers zijn mogelijk ook bij zo n gezin betrokken: als buren, ouders van vriendjes en vriendinnetjes, of als vrijwilligers die activiteiten ondernemen met de kinderen. Formele en informele zorg lopen dan door elkaar in één gezin, zonder dat ze elkaar daadwerkelijk ontmoeten. Dat is voor alle partijen niet altijd even makkelijk. De vrijwilliger kan er een andere visie op nahouden dan de professionals, en dat kan botsen. Soms leidt dat tot vragen en spanningen bij uw vrijwilliger. Het is dan belangrijk dat u de grenzen van uw vrijwilliger bewaakt. Leg uit waar de vrijwilliger wel en vooral geen verantwoordelijkheid voor heeft. Voorkom frustratie en conflicten bij uw mensen. Als professioneel welzijnswerker of vrijwilligerscoördinator moet u uw vrijwilligers goed instrueren en goed ondersteunen. Soms kan het verstandig zijn een vrijwilliger terug te trekken uit het desbetreffende gezin, of het een ander over te laten nemen. Hoe onbevredigend dat soms ook is voor de persoon in kwestie. Tip 5 Bezuinig niet op aandacht en tijd voor de coördinatie en coaching van vrijwilligers Sommige financiers zetten nog wel eens vraagtekens bij het nut van vrijwilligerscoördinatoren. Zij willen dat gewone burgers zelf het initiatief nemen, hebben en houden. Laat u door hen niet van de wijs brengen: houd te allen tijde voldoende aandacht en tijd voor de coördinatie en coaching van gewone burgers en vrijwilligers. Ook als dat geld kost. Als professional faciliteert u mensen die actief willen worden in het opvoed- en opgroeiklimaat. U geeft hen tijd en plaats van handeling, matcht ze aan het juiste werk, en u bent bereikbaar als de vrijwilliger even niet meer weet hoe het verder moet. Coördinatie en coaching zijn nodig voor het voortbestaan van vrijwilligerswerk én voor de sector welzijn. Zonder vrijwilligerswerk, spontaan of georganiseerd, is welzijn per slot van rekening nergens. 24

VVerwey Jonker Instituut 9 Professional bij de gemeente? Bent u als ambtenaar of wethouder verantwoordelijk voor de vorming of voor de uitvoering van lokaal beleid? Dan kunt ook u in uw functie de pedagogische civil society versterken. In uw werk komt u informele initiatieven tegen van burgers. Geef speciale aandacht aan vrijwilligersorganisaties die werk doen rond jeugd en gezin en aan informele activiteiten die met opgroeien en opvoeden te maken hebben. Als regievoerder, samenwerkingspartner, gastheer, financier en opdrachtgever kunt u zulke vrijwillige inzet bevorderen en de samenwerking tussen professionals en vrijwilligers rond jeugd en gezin beter op gang te brengen Ook door mee te doen aan de opzet van positief jeugdbeleid kunt u een bijdrage leveren. Veel gemeenten proberen het gewone opvoeden van gewone kinderen (Oenen e.a., 2010) met positief jeugdbeleid in de schrijnwerpers te zetten. Positief jeugdbeleid gaat over het bieden van kansen aan de jeugd, talentontwikkeling en burgerschapsvorming. Er bestaat inmiddels een kennisnetwerk Voorlopers positief jeugdbeleid. 6 Na 2008 werd de zogeheten Bende van Bart voor veel wethouders een inspirerend netwerk om te werken aan een lokaal, positief pedagogisch klimaat. 6 www.nji.nl Er zijn tal van manieren om als gemeente de pedagogische civil society te stimuleren. Niet alleen door jeugdbeleid, maar ook met sportbeleid, participatiebeleid, en huisvestingsbeleid kunt u direct en indirect de betrokkenheid van burgers bij elkaar en bij elkaars kinderen versterken. Hieronder vindt u vier tips voor professionals bij de lokale overheid. Tip 1 Geef het lokale Centrum voor Jeugd en Gezin expliciet de opdracht om de pedagogische civil society te versterken De lokale overheid is de opdrachtgever van het CJG. Zorg als professional bij de gemeente voor duidelijkheid over de gewenste relatie van het CJG met de pedagogische civil society. Wilt u dat het CJG de relatie met het bestaande vrijwilligerswerk uitbouwt? Of wilt u eerder dat het CJG ouders laat meedenken over een laagdrempelig aanbod van opvoedondersteuning. Of wilt u dit allebei? En wilt u dat het CJG bepaalde groepen bereikt of bepaalde wijken? Wees er duidelijk over. Spreek ook samen (met het CJG) af wat u binnen een bepaalde termijn aan resultaat wilt zien. Gemeenten geven tot op heden nog weinig sturing aan de beoogde resultaten van de CJG s: vaak hebben ze niet omschreven 25

welke maatschappelijke doelen de CJG s nu precies moeten nastreven (Algemene Rekenkamer, 2012). Over sturenop lokale dynamiek hebben Pels & Boutellier een verhelderend essay geschreven. Volgens hen gaat het vooral om het creëren van een vruchtbare bodem voor het ontstaan van samenwerkingsverbanden (Pels & Boutellier, 2012). Als gemeente moet u als een voetbalcoach de tactiek bepalen én de spelers (lees: gezinnen, informele netwerken én organisaties) laten spelen. Raadpleeg voor inspirerende voorbeelden van de connectie tussen het CJG en individuele burgers eens het project Allemaal opvoeders (allemaal opvoeders.nl). opgroeien tegemoet wil treden. De uitvoering van het spel dient u aan de spelers over te laten (Pels & Boutellier, 2012). Tip 2 Stimuleer lokale dynamiek via welzijnsinstellingen, zelforganisaties en vrijwilligersorganisaties Als professional bij de gemeente heeft u regelmatig contact met welzijnsinstellingen, zelforganisaties en vrijwilligersorganisaties. Soms is er zelfs een subsidierelatie. Vraag deze contacten eens om rond jeugd en gezin sleutelfiguren te benaderen, vrijwilligers te werven en buurtbewoners te activeren. Ook kunt u ze vragen om samen aan hetzelfde lokale probleem te werken. Organiseer een themabijeenkomst waar veldpartijen elkaar ontmoeten. Overweeg van tevoren welke rol bij welke organisatie past. En bedenk ook: vragen staat vrij, en weigeren ook. Het is niet gezegd dat de organisaties uw verzoek (direct) zullen inwilligen. Om weer in voetbaltermen te spreken: u bepaalt de ideale opstelling waarmee de gemeente/gemeenschap als geheel lokale problemen en kansen rond opvoeden en Thuis Op Straat 26