HET BUITENGEWOON VOETGANGERS BREVET EDUCATIEF PAKKET. voor het buitengewoon onderwijs

Vergelijkbare documenten
VOETGANGERS BREVET EDUCATIEF PAKKET. voor de eerste graad lager onderwijs. Inclusief 30 brevetten en stickers voor de leerlingen!

VOETGANGERS BREVET EDUCATIEF PAKKET. voor de eerste graad lager onderwijs. Inclusief 30 brevetten en stickers voor de leerlingen!

VOETGANGERS BREVET HANDLEIDING HET GROTE VOETGANGERSEXAMEN VOOR DE TWEEDE GRAAD

VERO voor voetgangers basisschool Pulle

Praatplaat: ga je mee op stap?

1. Taken afgesproken vorige vergadering

VOETGANGERS BREVET BRONS. Inclusief 30 brevetten en stickers voor de leerlingen! EDUCATIEF PAKKET. voor de derde kleuterklas

Parcours voetgangersexamen vierde leerjaar Sint-Jan Berchmanscollege

LEERLIJN STAPPEN & FIETSEN

VOETGANGERS BREVET HANDLEIDING HET GROTE VOETGANGERSEXAMEN VOOR DE TWEEDE GRAAD

VERKEER OP SCHOOL VERKEERS- EN MOBILITEITSEDUCATIE

Politiecongres. 5 november 2013

HET GROTE VOETGANGERS EXAMEN HANDLEIDING. Praktijktest voor het vierde leerjaar

Fietsvaardigheid in groep

VERKEER OP SCHOOL VERKEERS- EN MOBILITEITSEDUCATIE

De Grote Verkeerstoets /08/ Ja. 2. Neen, want ik mag hier niet links afslaan. 3. Neen, want ik heb mijn arm niet uitgestoken.

VERKEER OP SCHOOL VERKEERS- EN MOBILITEITSEDUCATIE LERARENOPLEIDING BALO ONZE TOEKOMST

Verkeerseducatieve Route Harelbeke

P P P P P P P P P P P P P P P P P P P

VME Lerarenopleiding. Vlaamse Stichting Verkeerskunde. 1. Verkeers- en mobiliteitseducatie. VME in het basisonderwijs

OEFENFICHE KRUISPUNT MET VERKEERSLICHTEN OVERSTEKEN FIETS EXAMEN HET GROTE 1. INTRO 2. VOORAF 3. VERKENNEN. Onderstaande vragen kunnen daarbij helpen:

Verkeerseducatieve Route Deerlijk

Verkeersbordenspeurtocht

CURIEUZE NEUZEN WERKBOEK

HET BUITENGEWOON FIETS EDUCATIEF PAKKET. voor het buitengewoon onderwijs

Lesfiche: dode hoek BASISONDERWIJS. Doelgroep. Eindtermen (ET) Lesfiche verkeers- en mobiliteitseducatie

doe-fiche fietser Opstappen en wegrijden uw kind politie Bilzen - Hoeselt - Riemst nog niet kiest de dichtsbijzijnde plaats waar de rit kan beginnen.

LERARENOPLEIDING BALO ONZE TOEKOMST

1. Een stilstaand voertuig voorbijrijden 2. Rechts een weg inslaan

LEERLIJN STAPPEN & TRAPPEN

VERKEER OP SCHOOL VERKEERS- EN MOBILITEITSEDUCATIE LERARENOPLEIDING BAKO ONZE TOEKOMST

CURIEUZE NEUZEN WERKBOEK

OEFENEN EN TESTEN IN HET VERKEER

De leerlingen wandelen de vooraf uitgestippelde route op de wandelkaart. Ze observeren en leggen de knelpunten inzake de verkeersveiligheid vast.

Preborden BASISONDERWIJS. Doelgroep. Ontwikkelingsdoelen. Lesfiche verkeers- en mobiliteitseducatie

2 DE BASIS VOOR WERELD RIËNTATIE

Basiscursus Voetgangerstraining

LEERLIJN FIETSEN & VERO ASSEBROEK -BRUGGE

Lesfiche 2 FIETSEN IN GROEP.

Dode hoek BASISONDERWIJS. Doelgroep. Eindtermen. Lesfiche verkeers- en mobiliteitseducatie

-Je moet stoppen, ook afslaan mag niet. (denk aan: niet tegen de armen rijden)

Peuterklas. beschermde omgeving. Oefenen op. Oefenen in. straat

DE BASIS VOOR WERELD RIËNTATIE

Stap 6. Met de z van zien en van zeggen Met de s van schrijven. Wat is er toch aan de hand? Alsmaar drukker en drukker

Onze visie. Wij willen bewust inspanningen leveren om de ontwikkelingsdoelen en eindtermen met betrekking tot het verkeer en mobiliteit na te streven.

DE GROTE VERKEERSTOETS

Beschrijving route Noorderwijk. Start Klavertje Ring

Beste Ouder, De leerlingen moeten ook allemaal een fluohesje aandoen en een fietshelm opzetten.

verkeersregels voor kinderen

HOE BEGELEID IK HET FIETSBREVET ZILVER?

Verkeersborden. Eindtermen. Doelgroep. Lesdoel. Lager onderwijs: Lesfiche verkeers- en mobiliteitseducatie BASISONDERWIJS

Deze lesbrief gaat in op waar leerlingen in het verkeer op moeten letten bij vrachtverkeer en bespreekt de dode hoek.

Beschrijving route Noorderwijk. Start Klavertje Ring

Oversteken in een rechte straat

Fietsvaardigheid in groep

Kustwerk Katwijk: vrachtverkeer en de dode hoek

Fiche Leerlingen. De plaats op de openbare weg binnen de bebouwde kom

PARCOURS KLEIN FIETSEXAMEN VIJFDE LEERJAAR

HANDLEIDING HET GROTE FIETSEXAMEN VOOR DE DERDE GRAAD

VERKEER OP SCHOOL VERKEERS- EN MOBILITEITSEDUCATIE

Parcours fietsexamen zesde leerjaar Sint-Jan Berchmanscollege

*** L E G E N D E. Moeilijkheidsgraad van het knooppunt: * niet echt moeilijk ** opletten geblazen *** ogen en oren wijd open!

Tijdens de verkeerslessen hebben we met de kinderen gepraat over veilig fietsen.

Kies het goede verkeersbord

Vlaamse Stichting Verkeerskunde. Basiscursus C Fietstraining

4e leerjaar. Stap 11. Fiets(st)er, ken jouw plaats. Met de z van zien en van zeggen Met de s van schrijven

FIETSVAARDIGHEID IN GROEP OEFENEN EN TESTEN

Dienst Preventie Stad Turnhout Politie Regio Turnhout

ORGANISEER JOUW PRAKTIJKLES OVER DE DODE HOEK BIJ VRACHTWAGENS. LET OP VOOR DE DODE HOEK

Basiscursus B Voetgangerstraining

Lesfiche 1 FIETSCONTROLE EN INDIVIDUELE VAARDIGHEDEN.

Dit is veilig! Ruimte. Dit kun je straks. 1 Het verkeer. Je weet hoe een voetganger zich gedraagt in het verkeer.

Kinderen op de fiets

Veilig of gevaarlijk? Verkeersoefening - 1 ste en 2 de leerjaar lager onderwijs.

Oversteken als voetganger via het zebrapad.

De Verkeersbril. lespakket voor groep 1, 2 en 3 van het basisonderwijs

Lesfiche STOP-principe

Een stilstaand voertuig voorbijrijden

Algemene informatie. Na het kijken Na het bekijken van de aflevering kunt u gebruik maken van de volgende lessuggesties.

Bromfiets SECUNDAIR ONDERWIJS. Doelgroep. VOET'en. Lesfiche verkeers- en mobiliteitseducatie. Leerlingen van de tweede en de derde graad

Veiligheidsdossier Uitstap te voet

Spelletjesboekje. voor groot en klein SUPERHELD- Het hele jaar superveilig naar school

LESFICHE ZICHTBAARHEID EN HELMDRACHT

Hallo zesdeklasser, afspraken fiets tiptop in orde Helm en fluohesje rechts afslaat links afslaat Wees steeds alert

Brief LES. tegelijk GR EN. Handleiding voor de leerkracht Groep 7 en 8

Dode hoek in zicht! SECUNDAIR ONDERWIJS. Voor BuSO. Doelgroep. voet. Lesfiche verkeers- en mobiliteitseducatie

Lesfiche 1 voor BuSO INDIVIDUELE STUURVAARDIGHEID TESTEN EN OEFENEN.

Bewegingstussendoortjes

Dode hoek. VOET en. Doelgroep. Leerlingen van de 1 ste graad secundair onderwijs

PARCOURS KLEIN FIETSEXAMEN VIJFDE LEERJAAR

FIETSEXAMEN OOSTENDE

Kies het goede verkeersbord

GROTE VERKEERSTOETS 2017

Alles op een rij voor de leerkracht van groep 4

Veilig in het verkeer

6. Als fietser veilig in het verkeer

Papenaardekenstraat Schoten VERKEERSPLAN. Veiligheid voor onze kinderen in het verkeer is een gezamenlijke zorg van ouders en van de school.

Hallo, Hallo, ik ben Mathias.. Ik leg het parcours af van het Groot Fietsexamen. Fietsen jullie mee? We vertrekken aan de achterpoort van het

Theorieles groep 5/6

Vlaamse Stichting Verkeerskunde. Basiscursus C Fietstraining

Transcriptie:

HET BUITENGEWOON VOETGANGERS BREVET EDUCATIEF PAKKET voor het buitengewoon onderwijs

WOORD VOORAF In haar projecten voor het onderwijs past de VSV (Vlaamse Stichting Verkeerskunde) een aantal belangrijke principes toe: de aanpak is praktijkgericht en aangepast aan de leefwereld van de doelgroep. De handleiding Het Buitengewoon Voetgangersbrevet is speciaal ontwikkeld voor het buitengewoon onderwijs en richt zich vooral naar leerkrachten die types 1-3-8 en 9 onderwijzen. Leerlingen van het buitengewoon onderwijs maken deel uit van het verkeer, als voetganger, fietser en misschien later ook als bestuurder van een bromfiets of auto. Het is dus belangrijk dat ze de juiste training krijgen om zich veilig in het verkeer te begeven. Deze handleiding biedt voetgangerstraining op maat voor leerlingen uit het buitengewoon onderwijs zodat ze zich als individuele voetganger in het verkeer leren begeven. We maken een onderscheid tussen basisvaardigheden en verkeersvaardigheden. Ook de mate van toezicht van een volwassene wordt per individu bekeken. Na een periode van veel trainen, eerst in een beschermde omgeving en daarna in het echte verkeer, kunnen de leerlingen dan de eindtest afleggen op hun eigen niveau. Via het Buitengewoon Voetgangersbrevet komen ook de ouders te weten waar hun kinderen staan en waartoe ze in staat zijn. HET BUITENGEWOON VOETGANGERS BREVET

4 Inhoud Inhoud Woord vooraf...1 1 Inleiding... 5 1.1 Motorische en zintuiglijke ontwikkeling stimuleren... 7 1.2 Een stapsgewijze aanpak...8 1.3 De vaardigheden...9 1.4 Ontwikkelingsdoelen...10 2 Vaardigheden trainen... 11 2.1 Basisvaardigheden... 13 2.1.1 Langs de huizenkant stappen... 13 2.1.2 Stoppen aan de stoeprand... 16 2.1.3 Oversteken op een veilige plaats... 19 2.1.4 Stappen op een berm/fietspad/fietsvoetpad als er geen voetpad is...24 2.1.5 Rond een hindernis stappen die het voetpad deels verspert...27 2.2 Verkeersvaardigheden... 29 2.2.1 Oversteken met een agent... 29 2.2.2 Oversteken op een kruispunt met verkeerslichten... 31 2.2.3 Oversteken over een zebrapad... 33 2.2.4 Oversteken over een T-kruispunt zonder voorzieningen... 35 2.2.5 Oversteken tussen 2 geparkeerde auto s...37 3 Praktische organisatie... 39 3.1 Voorbereiding...40 3.1.1 Werkgroep samenstellen...40 3.1.2 Taken van de werkgroep... 41 3.2 De dag zelf... 43 3.3 Beoordeling... 44 3.3.1 Basisvaardigheden... 44 3.3.2 Verkeersvaardigheden... 45 3.4 Evaluatie... 46 Controlefiche...47

5 Inleiding 1. INLEIDING HET BUITENGEWOON VOETGANGERS BREVET

1 INLEIDING 7 Omdat leerlingen uit het buitengewoon onderwijs specifieke noden hebben, werkte de VSV Het Buitengewoon Voetgangersbrevet uit, aangepast aan de mogelijkheden en behoeften van deze leerlingen. Het brevet is het resultaat van een eindtest in het echte verkeer. Vóór leerlingen daaraan toe zijn, moeten ze eerst een degelijk voortraject krijgen, met voldoende training en een veilige, stapsgewijze aanpak. Inleiding 1.1 Motorische en zintuiglijke ontwikkeling stimuleren Kinderen uit het buitengewoon onderwijs hebben vaak een langere weg af te leggen in hun psychomotorische ontwikkeling. Stilaan rijpen ze en zullen ze in staat zijn om bepaalde motorische vaardigheden uit te voeren. Het is belangrijk dat je die natuurlijke ontwikkeling stimuleert, maar ook dat bepaalde technieken (kijktechniek, oversteken in zeven tellen) geautomatiseerd zijn vóór de leerlingen zelfstandig in het echte verkeer gaan. Het is dus belangrijk dat de vaardigheden voor Het Buitengewoon Voetgangersbrevet geoefend worden onder nauw toezicht van een volwassene, die bij een inschattingsfout of een gevaarlijke situatie kan ingrijpen.

8 1.2 Een stapsgewijze aanpak Inleiding In Het Buitengewoon Voetgangersbrevet gaan we telkens stap voor stap te werk. De vaardigheden worden eerst ingeoefend in een beschermde omgeving (speelplaats, klas, turnzaal). Op die manier raken de leerlingen vertrouwd met de moeilijkheden die elke vaardigheid met zich meebrengt. Na voldoende training in een beschermde omgeving, wordt er verder geoefend in het echte verkeer. We maken een onderscheid tussen basisvaardigheden en verkeersvaardigheden. Basisvaardigheden spelen zich af op de stoep, de leerlingen komen niet op de rijbaan. Pas als de leerlingen de basisvaardigheden goed onder de knie hebben, kunnen ze de training van de verkeersvaardigheden beginnen. De leerlingen komen hier wel op de rijbaan, bijvoorbeeld als ze leren oversteken. Het brevet geeft je als leerkracht ten slotte de ruimte om de mate van het toezicht voor iedere leerling afzonderlijk te bepalen: à Hand in hand met een volwassene De leerlingen leggen het parcours af hand in hand met een volwassene. à Toezicht op nauwe afstand De leerlingen leggen het parcours individueel, maar onder nauw toezicht af. à Toezicht op controlepunten De leerlingen leggen het parcours zelfstandig af, op verschillende controlepunten staat een controleur om een vaardigheid te controleren. Alle leerlingen kunnen dus het parcours afleggen en een brevet halen. Sommige leerlingen zullen enkel de basisvaardigheden afleggen, andere ook de verkeersvaardigheden. Ook de mate van toezicht zal voor elke leerling verschillende zijn. Met het brevet toon je ook aan de ouders dat de leerlingen op school voetgangerstraining krijgen en op een bepaald moment geslaagd zijn voor een test.

1.3 De vaardigheden 9 In Het Buitengewoon Voetgangersbrevet maken we een onderscheid tussen basisvaardigheden en verkeersvaardigheden. Inleiding BASISVAARDIGHEDEN: langs de huizenkant stappen; stoppen aan de stoeprand; oversteken op een veilige plaats; stappen op een berm/fietspad/fietsvoetpad als er geen voetpad is; langs een hindernis stappen die het voetpad deels verspert. VERKEERSVAARDIGHEDEN: oversteken met een agent; oversteken op een kruispunt met verkeerslichten; oversteken over een zebrapad; oversteken op een T-kruispunt zonder voorzieningen; oversteken tussen twee geparkeerde auto s.

10 1.4 Ontwikkelingsdoelen Inleiding Het buitengewoon onderwijs zorgt voor een geïndividualiseerd programma dat aangepast is aan de noden en de mogelijkheden van elke leerling. Daarom selecteert het schoolteam de ontwikkelingsdoelen die het voor een bepaalde leerling of leerlingengroep wil nastreven. Inhoudelijk en methodologisch sluiten de vaardigheden voor Het Buitengewoon Voetgangersbrevet aan bij de volgende ontwikkelingsdoelen verkeers- en mobiliteitseducatie voor het buitengewoon lager onderwijs: Wereldoriëntatie Ruimte Verkeer en Mobiliteit De leerling 155 beseft dat het verkeer risico's inhoudt. 156 kan onder begeleiding elementaire verkeersregels toepassen. 161 beschikt over voldoende reactiesnelheid, evenwichtsbehoud en gevoel voor coördinatie en kent de verkeersregels voor fietsers en voetgangers, om zich zelfstandig en veilig te kunnen verplaatsen langs een voor hem vertrouwde route. 163 toont zich in zijn gedrag bereid rekening te houden met andere weggebruikers. Lichamelijke opvoeding Motorische competenties Ruimte en tijdsfactoren De leerling 21 lokaliseert zichzelf, anderen of voorwerpen in de ruimte. 22 houdt tijdens het bewegen rekening met plaatsaanduidingen en ruimtelijke afbakeningen. 26 houdt in bewegingssituaties rekening met verschillende ruimte- en/of tijdsfactoren tegelijkertijd. 27 stemt het eigen bewegen zowel af op de verplaatsingsrichting als op de bewegingssnelheid van personen of voorwerpen.

11 2. VAARDIGHEDEN TRAINEN HET BUITENGEWOON VOETGANGERS BREVET

12 Vaardigheden trainen 2. VAARDIGHEDEN TRAINEN De verschillende vaardigheden kun je trainen in spelvorm. We besteden ook ruime aandacht aan motorische en zintuiglijke ontwikkeling. Het blijft immers noodzakelijk om doorheen alle jaren de ontwikkeling te bevorderen, zodat de beperkingen die de kinderen hebben, stilaan verdwijnen. In de spelletjes bootsen we verkeerssituaties na in een beschermde omgeving (bv. op de speelplaats, in de turnzaal of in de klas). Meestal moet je daarvoor een voetpad en/of straat simuleren. Dat doe je bij voorkeur met stoeprandstroken, maar krijt is een goed alternatief. Stoeprandstroken kun je zelf maken uit vinylvloerbekleding (knip stroken van 10cm breed en ongeveer 4m lang). Als je in het reële verkeer traint, is het noodzakelijk om voor extra begeleiding te zorgen. Een collega, vrijwilliger of verkeers(groot)ouder zorgt mee voor de veiligheid van de groep in het verkeer.

2.1 Basisvaardigheden 13 Basisvaardigheden vinden plaats op de stoep, op die manier is er geen rechtstreekse interactie met gemotoriseerde voertuigen. Het zijn vaardigheden die de leerlingen altijd zullen nodig hebben als zij deelnemen aan het verkeer. 2.1.1 Langs de huizenkant stappen Vaardigheden trainen De vaardigheid De leerlingen rennen, spelen of duwen niet. Wanneer een leerling aan de huizenkant loopt en rechtsomkeer moet maken (al dan niet hand in hand met een begeleider), zal hij of zij niet automatisch beseffen dat hij niet meer aan de huizenkant loopt. De leerling moet om zijn as draaien, zodat hij steeds aan de huizenkant blijft. Motorische/zintuiglijke ontwikkeling Nodig: Twee lange touwen. Oefening: Baken een ruimte af met twee touwen met een tussenruimte van 3 m. Binnen deze ruimte spelen de leerlingen tikkertje. Wie getikt wordt of wie het touw raakt, moet aan de kant gaan zitten. Na enkele minuten verklein je het gebied tot 2,5 m tussenruimte. Hierdoor wordt het moeilijker om je in de ruimte te verplaatsen en moeten leerlingen meer rekening houden met elkaar. Verklein de ruimte nog enkele keren om de moeilijkheidsgraad op te drijven. 3 M

14 Trainen in een beschermde omgeving Vaardigheden trainen Nodig: Twee stoeprandstroken (of krijt om een voetpad te tekenen), één kegel, groen en rood krijt, eventueel een extra begeleider. Oefening: Maak een voetpad met de stoeprandstroken of teken er een met krijt, bij voorkeur langs een muur of een gebouw (de huizenkant). Het voetpad is 120 cm breed. Verdeel het voetpad in twee helften door een horizontale stippellijn aan te brengen. De helft langs de huizenkant arceer je groen, de straatkant arceer je rood. Plaats een kegel om een keerpunt aan te duiden. De leerlingen staan achter elkaar, jij als leerkracht stapt hand in hand met elke leerling over het voetpad. De leerling stapt aan de huizenkant (groene zone), jij aan de straatkant (rode zone). Je keert hand in hand achter de kegel. De leerling moet nu opmerken dat hij op de rode strook terecht komt en moet wisselen van kant om opnieuw langs de huizenkant, de groene zone, te stappen. Het uiteindelijke doel is dat de leerling de volgende techniek toepast: aan de kegel de hand los laten, 180 om zijn eigen as draaien, de begeleider opnieuw een hand geven en terug stappen. Herhaal nu de vorige oefening maar met deze techniek. 120 CM

Trainen in het echte verkeer Nodig: Een kegel, extra begeleider. Oefening: Neem de leerlingen mee naar een voetpad in de buurt van de school. Plaats een kegel op ongeveer 30 m afstand van het vertrekpunt. De extra begeleider neemt de leerlingen één voor één bij de hand en stapt op het voetpad in de richting van de kegel. Aan de kegel laat de leerling de hand los, draait 180 om zijn eigen as draaien, geeft de begeleider opnieuw een hand en stapt terug. Jijzelf blijft bij de groep wachtende leerlingen en voert een leergesprek: langs welke kant stapt Arne? Wat gebeurt er bij het draaien? Wat moet Arne doen om opnieuw aan de huizenkant terecht te komen? 15 Vaardigheden trainen ± 30 M

16 2.1.2 Stoppen aan de stoeprand Vaardigheden trainen De vaardigheid De leerlingen moeten hun lichaam onder controle hebben en kunnen stoppen waar en wanneer dat moet. Motorische/zintuiglijke ontwikkeling Nodig: Een stoel, een (dirigeer)stok. Oefening: In het midden van de ruimte staat een leerling op een stoel met het dirigeerstokje in zijn hand. De overige leerlingen lopen rond in de zaal. De dirigent geeft met zijn dirigeerstok de richting aan waarin de leerlingen moeten lopen. De leerlingen moeten de dirigent dus heel goed in de gaten houden. Plots heft de dirigent zijn stokje op, waarop alle leerling stokstijf moeten blijven staan. De dirigent kan met zijn stokje een leerling aanduiden, die op zijn beurt de nieuwe dirigent wordt.

4 M Trainen in een beschermde omgeving Nodig: Vijf stoeprandstroken (of markeringen tekenen met krijt), groen bordje (of groen blad papier), fluitje, kaartjes met een rode en groene bol. Oefening: Je legt de vijf stoeprandstroken evenwijdig met telkens 4 m tussenruimte. Aan elke stoeprand liggen twee kaartjes, één met een rode en één met een groene bol. De leerlingen staan per twee hand in hand aan de eerste stoeprand, jij staat helemaal aan de overkant met het groene bordje. De twee eerste leerlingen mogen pas vertrekken wanneer de leerkracht het bordje omhoog steekt. Wanneer de leerlingen bij de eerstvolgende stoeprand aankomen, nemen ze een kaartje en kijken ze naar de bol, ze voeren de opdracht uit. Groene bol = oversteken en doorwandelen naar de volgende stoeprand. Rode bol = stoppen, wachten tot de leerkracht het groene bordje omhoog houdt, oversteken en doorwandelen naar de volgende stoeprand. Aan de volgende stoeprand nemen ze een volgend kaartje. De volgende twee leerlingen mogen vertrekken na jouw fluitsignaal. 17 Vaardigheden trainen

18 Vaardigheden trainen Trainen in het echte verkeer Nodig: Extra begeleider(s). Oefening: Neem de leerlingen mee naar een voetpad en zebrapad, bij voorkeur vlakbij de schoolpoort. Ga een eind verwijderd van het zebrapad staan en geef de leerlingen de opdracht om naar het zebrapad te stappen en over te steken. Jijzelf of de extra begeleider(s) neemt de leerlingen één voor één bij de hand en stapt op het voetpad in de richting van het zebrapad. Voor ze willen oversteken, moeten de leerlingen een duidelijk teken geven dat ze stoppen aan de stoeprand. Dat doen ze door te zeggen 'Ik stop aan de rand'. (Voor de kinderen die minder taalvaardig zijn, kun je dit vervangen door STOP of IK STOP. Ze kunnen ook iets aangeven door te stampen met hun voeten op de grond) Ik stop aan de rand.

2.1.3 Oversteken op een veilige plaats 19 De vaardigheid Af en toe kom je in een situatie of in een omgeving waarin oversteken niet mogelijk is in de meest ideale omstandigheden. Een aantal factoren kunnen ervoor zorgen dat een bepaalde plaats in de straat minder veilig wordt om over te steken: nabij een bocht; bij geparkeerde auto s/een hindernis; Vaardigheden trainen vlakbij opritten van drukke plaatsen. De kinderen moeten heel duidelijk weten dat ze moeten oversteken op de plaats waar zij het beste zicht hebben op de verkeerssituaties en waar zij het best gezien worden door andere weggebruikers. Benadruk dat een zebrapad steeds de beste keuze is en dat het zelfs verplicht is om het te gebruiken als er één binnen de 30 m is. Geen verstoppertje spelen dus, maar de veiligste plaats kiezen is de boodschap! Motorische/zintuiglijke ontwikkeling Nodig: Klaspop of een ander voorwerp eigen aan de klas. Oefening: Zet je met de kinderen in de leeskring. Zet de klaspop of een ander voorwerp ergens in de klas terwijl de leerlingen meekijken. De kinderen weten waar het voorwerp staat of ligt. Vraag aan de leerlingen om op een plaats in de klas te gaan staan waar ze het voorwerp het best kunnen zien. Alle leerlingen kiezen hun positie van waaruit ze het beste zicht hebben. Laat ze verwoorden waarom ze die plaats gekozen hebben.

20 Trainen in een beschermde omgeving Vaardigheden trainen Nodig: Extra begeleider, fluitje, stoeprandstroken of krijt, acht kegels, vuilnisbak (container), fietsen voor een derde van de groep. Denk eraan om een bocht te leggen langs de hoek van een gebouw of speeltuig. Zo zien de leerlingen onmiddellijk op welke plaats ze het beste zicht hebben. Oefening: Train de verschillende situaties die in het straatbeeld kunnen voorkomen. Straat met een bocht: Maak met stoeprandstroken of teken met krijt een straat met een bocht en langs beide kanten een voetpad. Plaats in de binnenbocht zes kegels op een rij net na de bocht, bij elke kegel staat een leerling. Zet één leerling voor de bocht, hij is de tikker. De overige leerlingen bekijken de situatie. Op jouw fluitsignaal vertrekken de zes leerlingen aan de kegel, ze steken de straat haaks over. Ze mogen niet rennen, noch snel stappen, het is geen wedstrijd. De tikker vertrekt op hetzelfde moment en mag iedereen aantikken die nog niet aan de overkant is geraakt. Vraag en geef feedback: Wie kon getikt worden? Welke leerlingen konden veilig oversteken? Wat als de tikker een auto was? Wissel de leerlingen af. Concludeer dat je best verder van de bocht kunt gaan staan om een goed zicht te hebben op aankomend verkeer, zodat je tijd genoeg hebt om te beslissen dat je gaat oversteken. Straat met geparkeerde auto s/een hindernis: Maak een straat met stoeprandstroken of krijt. Voorzie langs beide kanten een voetpad. Plaats op de rijbaan langs de stoeprand twee grote vuilnisbakken (containers of andere hoge obstakels), die stellen geparkeerde auto s/hindernis voor. Plaats twee kegels op het voetpad langs de kant van de auto s. Laat de helft van de leerlingen in de straat wandelen

langs de kant van de auto s tussen de kegels, de overige leerlingen staan bij jou aan de overkant en bekijken de opdracht. Op jouw fluitsignaal steken de leerlingen de straat over, kijk goed welke plaats de leerlingen kiezen. Wissel de groepen om. Pas wanneer beide groepen hebben overgestoken, geef en vraag je feedback over de situatie: Waar kun je best niet oversteken? Waar ben je het best gezien? Wie kon je totaal niet zien? Ken jij plaatsen waar je dit probleem vaak hebt? Concludeer dat je beter niet voor, achter of tussen geparkeerde auto s/een hindernis oversteekt, tenzij het niet anders kan. 21 Vaardigheden trainen Straat met een oprit/parking: Maak een straat met langs beide kanten een voetpad met stoeprandstroken of teken er één met krijt. Plaats aan het voetpad twee stoelen, die stellen de sporthal voor. Naast de sporthal zet je twee kegels tegenover elkaar met een tussenruimte van 8m. Laat een derde van de leerlingen uit de sporthal komen en vertel hen dat ze zo dadelijk de straat moeten oversteken. Een derde fietst rond de twee kegels, zij zijn het verkeer dat de parking van de sporthal verlaat. De overige leerlingen staan bij jou aan de overkant en bekijken de opdracht. Op jouw fluitsignaal steken de leerlingen de straat over, kijk goed welke plaats de leerlingen kiezen. Wissel de groepen om. Pas wanneer beide groepen hebben overgestoken, geef en vraag je feedback over de situatie: Waarom heb je deze plek gekozen? Waar kun je best wel/niet oversteken? Concludeer dat je best oversteekt een eindje weg van de oprit van de parking. 8 M

22 Trainen in het echte verkeer Vaardigheden trainen Nodig: Extra begeleider(s), fluitje, eventueel vuilnisbak als hindernis en eigen auto s. Oefening: Ga naar een straat in de schoolomgeving waar geen zebrapad ligt en waar minstens twee gevaren aanwezig zijn. Die gevaren kun je ook ensceneren door bijvoorbeeld je eigen auto te parkeren in de straat of een vuilnisbak neer te zetten op het voetpad. Deze oefening is sterk afhankelijk van hoe je schoolomgeving eruit ziet. Vermijd zeer gevaarlijke plaatsen maar blijf realistisch. Er zijn nu eenmaal minder ideale verkeerssituaties die ook tot de leefwereld van de kinderen behoren. Straat met een bocht: Neem de leerlingen mee naar een straat met een bocht. De begeleider neemt de helft van de leerlingen mee naar de binnenbocht. Straat met geparkeerde auto s/een hindernis: Neem de leerlingen mee naar een straat waar geparkeerde auto s/een hindernis staan (eventueel ensceneren met eigen wagen). Straat met een oprit/parking: Neem de leerlingen (indien mogelijk) mee naar een straat waar een drukke plaats is (winkel, parking). Jij neemt telkens de helft van de leerlingen mee, zij gaan oversteken. De begeleider blijft bij de andere kinderen, zij observeren. Op jouw fluitsignaal kiezen de leerlingen de voor hen beste plaats om de straat over te steken. Voor je hen laat oversteken stel je drie vragen: 1. Kun je vanop jouw plaats het verkeer goed zien aankomen? 2. Zien de bestuurders jou goed staan op deze plek? 3. Als je denkt dat er een betere plaats is, verplaats je dan. Na de derde vraag zul je vaststellen dat één plaats de voorkeur krijgt. Breng alle leerlingen daar samen en bespreek kort. Als je kunt besluiten dat dit inderdaad de beste plaats is dan gaat daar de training verder voor alle leerlingen. Op jouw fluitsignaal steken de leerlingen één voor één in zeven tellen over. Herhaal dat tot alle leerlingen overgestoken hebben.

23 Vaardigheden trainen Straat met een bocht Straat met geparkeerde auto s Straat met een oprit/parking Straat met een hindernis

24 2.1.4 Stappen op een berm/fietspad/fietsvoetpad als er geen voetpad is Vaardigheden trainen De vaardigheid De leerlingen rennen, spelen of duwen niet. Vooral op een berm met zand en gras die wat weg kan hebben van een speelruimte, is dat een belangrijk aandachtspunt. Net zoals op een voetpad, moeten de leerlingen er ook hier op letten dat ze langs de huizenkant stappen. Verder hebben de kinderen aandacht voor het verkeer en de andere weggebruikers. Als ze op het fietspad stappen, kijken ze regelmatig achterom om aankomende fietsers voorbij te laten, langs opritten (van huizen) maken ze oogcontact met de eventuele bestuurders om duidelijk te maken dat ze er zijn. Motorische/zintuiglijke ontwikkeling Nodig: Kleine valmatten. Oefening: Leg in de lengte van de ruimte kleine valmatten over elkaar, zodat je een oneffen terrein creëert. De leerlingen gaan achter elkaar aan het uiteinde van de valmatten staan. Op jouw fluitsignaal stappen de leerlingen één voor één over de matten, ze ervaren dat een oneffen ondergrond (berm) niet altijd even stabiel wandelt.

Trainen in een beschermde omgeving Nodig: Eén lang touw, stoeprandstroken (of een voetpad getekend met krijt), kleine valmatten. Oefening: Creëer een situatie waarbij je naast elkaar een voetpad, een berm en een fietspad maakt, bij voorkeur naast een muur. Het voetpad kun je leggen met stoeprandstroken of tekenen met krijt. De berm maak je met kleine valmatten en het fietspad kun je tekenen door twee evenwijdige stippellijnen te tekenen. Geef het touw aan twee leerlingen en stel ze op bij het voetpad. De kinderen bewegen het touw en laten het kronkelen op het voetpad. De overige leerlingen wandelen op het voetpad en mogen het touw niet raken. Op jouw fluitsignaal schuiven de kinderen met het touw op. De voetgangers zullen zich, als ze het touw niet willen raken, moeten verplaatsen naar de berm en naar het fietspad. 25 Vaardigheden trainen

26 Vaardigheden trainen Trainen in het echte verkeer Nodig: Zorg voor een extra begeleider, neem een fluitje mee en breng de leerlingen naar een locatie in het echte verkeer waar geen voetpad is. Deze situatie is sterk afhankelijk van de schoolomgeving. Je zal de leerlingen of op de berm of op het fietspad of op het fietsvoetpad moeten laten stappen. Oefening: Neem de leerlingen mee naar de berm, het fietspad of het fietsvoetpad en geef de kinderen nog eens de belangrijkste zaken mee: niet rennen of spelen, langs de huizenkant stappen en opletten voor andere weggebruikers. Na een afstand van ongeveer 50 m draai je om, kijk erop toe dat de leerlingen de reflex maken om langs de huizenkant te gaan staan. De begeleider vertrekt nu alleen terug in de richting van de school, hij stopt na ongeveer 50 m. Jij blijft bij de groep en observeert de situatie samen met de kinderen: Wie doet het goed? Waar moet je op letten als voetganger? Wanneer je fluit, vertrekken de eerste twee leerlingen hand in hand naar de begeleider. Kijk erop toe dat ze waakzaam zijn voor andere weggebruikers. Fluit opnieuw voor de twee volgende leerlingen en zo verder tot alle kinderen bij de begeleider zijn. Bespreek de situatie en pols of de leerlingen nog vragen hebben.

2.1.5 Rond een hindernis stappen die het voetpad deels verspert 27 De vaardigheid Leerlingen hebben de neiging om langs de gevaarlijke kant van de hindernis voorbij te gaan. Ze moeten inzien dat ze altijd de huizenkant nemen om langs de hindernis te stappen (als die mogelijkheid er is), zodat ze niet op straat hoeven te komen. Vaardigheden trainen Motorische/zintuiglijke ontwikkeling Nodig: Vijf rode en vijf groene kegels. Oefening: Zet de tien kegels willekeurig in de ruimte. De leerlingen stappen vrij rond. Wanneer ze aan een rode kegel komen, stappen ze trager. Wanneer ze een groene kegel bereiken, stappen ze sneller. Trainen in een beschermde omgeving Nodig: Stoeprandstroken of krijt, een vuilnisbak, vier kegels. Oefening: Creëer een straat met een voetpad ernaast, plaats een hindernis in het midden van het voetpad (bijvoorbeeld een vuilnisbak). Plaats vier kegels op de straat als parcours voor enkele fietsers. De helft van de leerlingen neemt de fiets en rijdt in rondjes langs de kegels. Zij vormen het verkeer op de rijbaan. De overige leerlingen worden opnieuw in twee groepen verdeeld. Eén groep staat aan de kant en beoordeelt de oefening en het gedrag van de kinderen. De andere groep stapt één voor één naar de hindernis, vertraagt ter hoogte ervan en stapt het obstakel langs de huizenkant voorbij. Door de aankomende fietsers ervaren de leerlingen dat de huizenkant veiliger is dan de straatkant. Wissel de groepen voldoende om.

28 Trainen in het echte verkeer Vaardigheden trainen Nodig: Extra begeleider, vuilnisbak van de school, één kegel. Oefening: In het echte verkeer kunnen tijdelijke of permanente hindernissen voorkomen op het voetpad (fietsen, afvalcontainer, ). Breng de leerlingen naar zo n situatie in het verkeer. Heb je deze situatie niet in de schoolomgeving, plaats dan zelf een hindernis op het voetpad om de vaardigheid in te oefenen. Zet een kegel op 5 m na de hindernis. Jijzelf neemt met de helft van de leerlingen aan de overkant van de straat plaats, jullie kunnen de situatie en de vaardigheid observeren en beoordelen. Laat de kinderen nu één voor één naar de hindernis stappen, spreek af dat ze aan de kegel wachten. Ter hoogte van de hindernis vertragen ze, daarna steken ze het obstakel langs de huizenkant voorbij. Bespreek de oefening met de leerlingen, wissel de groepen om. 5 M

2.2 Verkeersvaardigheden 29 Bij het trainen en testen van de verkeersvaardigheden komen de leerlingen wel op de rijbaan en moeten ze dus rekening gaan houden met gemotoriseerde voertuigen. We trainen hier de vaardigheden die te maken hebben met oversteken in verschillende situaties. Je kunt de kinderen best leren om over te steken in zeven tellen: 1. naar links kijken; 2. naar rechts kijken; 3. opnieuw naar links kijken; 4. naar rechts kijken; 5. naar links kijken en haaks oversteken; 6. in het midden van de rijweg opnieuw naar rechts kijken; 7. flink doorstappen. Vaardigheden trainen 2.2.1 Oversteken met een agent De vaardigheid Als een agent het verkeer regelt gaan zijn bevelen boven alle andere regels, borden, markeringen en verkeerslichten. Hij is dan 'de baas' en we moeten zijn bevelen opvolgen. Voetgangers moeten de armbewegingen van een agent correct kunnen interpreteren om een kruispunt op de juiste manier over te steken: De agent spreidt zijn arm(en): ààwie evenwijdig aan de arm(en) van de agent stapt, mag oversteken (richting open). ààwie de arm(en) van de agent kruist, moet stoppen en wachten (richting gesloten). Als de agent zijn arm omhoog steekt, mag niemand het kruispunt oprijden of -stappen. Als je nog op het kruispunt bent, moet je het ontruimen.

30 Trainen in een beschermde omgeving Vaardigheden trainen Nodig: Stoeprandstroken, 12 kegels. De leerkracht of een leerling kan de rol van agent spelen. Oefening: Maak een situatie met een vierarmig kruispunt, de agent staat in het midden van het kruispunt opgesteld. Stel de leerlingen per twee op en laat van iedere kant op het kruispunt kinderen stappen. De agent geeft bevelen met zijn armen, de leerlingen volgen de bevelen op. De overgebleven leerlingen kunnen toekijken en evalueren de oefening, nadien bespreek je met alle kinderen de opdracht. Trainen in het echte verkeer Op de openbare weg mag alleen een bevoegd persoon het verkeer regelen. Je nodigt dus best een agent van de lokale politie uit om mee te werken aan een training en aan het voetgangersexamen zelf. Nodig: Zorg ervoor dat er een agent aanwezig is om de veiligheid te bewaken. Je kunt ook best een aantal vrijwilligers (verkeersouders) vragen die met je mee gaan om de oefening te begeleiden. Oefening: Stel de leerlingen per twee op en laat van iedere kant op het kruispunt kinderen stappen, de eerste keer worden de kinderen begeleid door een verkeersouder. De agent geeft bevelen met zijn armen, de leerlingen volgen de bevelen op. De verkeersouder stapt mee met de leerlingen, maar grijpt enkel in wanneer het niet meer veilig is. De overgebleven leerlingen kunnen toekijken en evalueren de oefening, nadien bespreek je met alle kinderen de opdracht. Na enkele keren oversteken samen met een verkeersouder, steken de leerlingen zelfstandig over.

2.2.2 Oversteken op een kruispunt met verkeerslichten 31 De vaardigheid Als er in de ruime schoolomgeving verkeerslichten zijn (eventueel met drukknop), is het belangrijk dat kinderen leren hoe ze het zebrapad bij verkeerslichten op een veilige manier moeten oversteken (en hoe ze daarbij de drukknop gebruiken). 1. stoppen aan de stoeprand; 2. oversteken als het groen is, blijven wachten als het rood is; Vaardigheden trainen ààhet rode mannetje = wachten ààhet groene mannetje = oversteken ààer is geen oranje licht, leer de kinderen om goed door te stappen als het mannetje dat groen is, plots rood wordt. 3. steeds aandachtig zijn bij het oversteken (er bestaat altijd een kans dat andere weggebruikers de verkeerslichten niet opmerken of gewoon negeren). Trainen in een beschermde omgeving Nodig: Stoeprandstroken, verkeerslichten (werflichten van de gemeente, creatief in de knutselles met papier en karton). Oefening: Maak een kruispunt met de stoeprandstroken en voorzie op elke hoek een verkeerslicht. Duid een aantal leerlingen aan als voetganger, als fietser en als automobilist. Leerlingen die overblijven observeren de situatie en geven feedback. De rollen worden tijdig omgedraaid, zo is iedere leerling wel eens voetganger, fietser, automobilist of observator.

32 Trainen in het echte verkeer Vaardigheden trainen Nodig: Kies een overzichtelijk kruispunt met verkeerslichten in de schoolomgeving. Zorg voor extra begeleiding (gemachtigde opzichter, collega, verkeersouder, ). Oefening: Steek eerst zelf een paar keer over en benadruk de aandachtspunten. Laat een aantal kinderen individueel of per twee oversteken. De overige leerlingen kijken samen met jou naar de situatie. Beoordeel samen met de leerlingen de oefening. Stuur bij waar nodig en zorg ervoor dat ieder kind een aantal keer heeft overgestoken.

2.2.3 Oversteken over een zebrapad 33 De vaardigheid De leerlingen schatten de afstand van een naderend voertuig in en leren oversteken op een moment dat het verantwoord is. Trainen in een beschermde omgeving Nodig: Vijf stoeprandstroken (of markeringen tekenen met krijt), groen bordje (of groen blad papier), fluitje, kaartjes met een rode, oranje en groene bol. Vaardigheden trainen Oefening: Je legt de vijf stoeprandstroken evenwijdig naast elkaar met 4 m tussenruimte. Aan elke stoeprand liggen drie kaartjes met een rode, oranje en groene bol. De leerlingen staan per twee aan de eerste stoeprand, jij staat helemaal aan de overkant met het groene bordje. De twee eerste leerlingen mogen pas vertrekken wanneer de leerkracht het bordje omhoog houdt. Wanneer de kinderen bij de eerstvolgende stoeprand aankomen, nemen ze een kaartje en kijken ze naar de bol, ze voeren de opdracht uit. Groene bol = oversteken in zeven tellen en doorwandelen naar de volgende stoeprand. Oranje bol = stoppen, vijf keer ter plaatse springen en wachten tot de leerkracht het groene bordje omhoog houdt, oversteken in zeven tellen en doorwandelen naar de volgende stoeprand. Rode bol = stoppen, wachten tot de leerkracht het groene bordje omhoog houdt, oversteken in zeven tellen en doorwandelen naar de volgende stoeprand. 4 M Aan de volgende stoeprand nemen de leerlingen een volgend kaartje. De twee volgende leerlingen mogen vertrekken na jouw fluitsignaal.

34 Trainen in het echte verkeer Inleiding Ik stop aan de rand. Nodig: Twee begeleiders. Oefening: Neem de leerlingen mee naar een voetpad en zebrapad, bij voorkeur vlakbij de schoolpoort. De begeleider neemt de helft van de leerlingen mee naar de overkant van de straat aan het zebrapad. Zij zullen het oversteken beoordelen. Jij blijft bij de leerlingen aan de schoolkant. Geef de leerlingen de opdracht dat ze moeten oversteken. Een begeleider neemt de leerlingen één voor één bij de hand en stapt op het voetpad in de richting van het zebrapad. De leerling geeft telkens aan dat hij wil stoppen door te zeggen 'Ik stop aan de rand' en toont duidelijk de hoofdbewegingen naar links en rechts. Wanneer hij wil oversteken geeft hij dit aan door te zeggen 'Ik steek over'. De begeleider grijpt enkel in als het oversteken op dat moment gevaarlijk is, bijvoorbeeld door een naderend voertuig. Tijdens deze oefening vraag je feedback van de groep aan de overkant: Heeft leerling x goed gekeken voor hij overstak? Is leerling x blijven kijken? Wat moet je meermaals herhalen? Wissel de groepen om. Ik steek over Uitbreiding: Geef de kinderen de opdracht dat ze moeten oversteken in zeven tellen. Jijzelf als leerkracht staat aan het zebrapad en houdt strikt toezicht op het oversteken bij elke leerling.

2.2.4 Oversteken over een T-kruispunt zonder voorzieningen 35 De vaardigheid Op kruispunten volstaat het niet om alleen naar links en naar rechts te kijken. Je moet er in alle richtingen rondkijken en goed luisteren of je verkeer hoort aankomen. Voor je oversteekt, kies je een (denkbeeldige) startlijn, een veilige plaats waar je stilstaat voor je oversteekt. Meestal is dat de stoeprand. Vanaf daar kun je beginnen met oversteken in zeven tellen. Vaardigheden trainen Om het voor de kinderen duidelijk voor te stellen, verwoord je de zeven tellen kort, in een algoritme: Van A naar B: 1. links; 2. rechts; 3. links en achter; 4. rechts; 5. links, achter en stappen; 6. rechts en stappen; 7. flink doorstappen. Van A naar C: 1. links; 2. voor; 3. links; 4. voor en achter; 5. links en stappen; 6. voor, achter en stappen; 7. flink doorstappen. Trainen in een beschermde omgeving Nodig: 5 stoeprandstroken waar je een T-kruispunt mee maakt, gekleurd papier. Oefening (A naar B): Zet één kind met een gekleurd papier achter de leerling die achterom moet kijken. De leerling met gekleurd papier wisselt regelmatig van kleur. De overige leerlingen staan achter de stoeprandstrook en starten het oversteken van A naar B. Wanneer ze naar achter kijken, zeggen ze hardop welke kleur ze zien.

36 Oefening (A naar C): Hier kun je twee leerlingen met gekleurd papier aan bod laten komen, één kind voor de leerling die oversteekt en één kind erachter. Vaardigheden trainen Steek eerst zelf een paar keer over terwijl je de zeven tellen hardop mee zegt (telkens één keer van A naar B en één keer van A naar C). Na een aantal keer tellen de leerlingen hardop mee. Laat hierna de leerlingen samen tel per tel oversteken terwijl jij zelf hardop telt. Nadien steken alle kinderen samen over terwijl ze zelf hardop tellen. Je kunt de leerlingen nu opsplitsen in groepjes van twee en ze in groep laten oversteken, de andere leerlingen kijken toe en vertellen wat goed ging. Trainen in het echte verkeer Nodig: Kies een rustige straat of wijk in de schoolomgeving. Zorg voor extra begeleiding (gemachtigde opzichter, collega, verkeersouder, ). Oefening: Steek eerst zelf een paar keer over terwijl je de zeven tellen hardop mee zegt (telkens één keer van A naar B en één keer van A naar C). Laat een aantal kinderen individueel of per twee oversteken en hardop mee tellen. De overige leerlingen kijken samen met jou naar de situatie. Beoordeel samen met de leerlingen de oefening. Stuur bij waar nodig en zorg ervoor dat ieder kind een aantal keer heeft overgestoken.

2.2.5 Oversteken tussen 2 geparkeerde auto s 37 De vaardigheid Vanop het voetpad kun je het verkeer niet zien als er geparkeerde auto s langs het voetpad staan. Bovendien kunnen automobilisten kinderen achter geparkeerde auto s ook niet zien staan wegens hun kleine gestalte. Oversteken in zo n situatie is niet ideaal. Soms is het echter onvermijdelijk en daarom is het belangrijk om de kinderen aan te leren om deze bijzondere vaardigheid zo veilig mogelijk uit te voeren. Vaardigheden trainen Om een beter zicht te krijgen op het verkeer (maar ook om zelf te worden opgemerkt) zullen de kinderen het voetpad moeten verlaten en plaats nemen langs een denkbeeldige stoplijn of kijklijn. Die bevindt zich op de rijweg langs de geparkeerde auto s. Als kinderen willen oversteken tussen de geparkeerde auto s, moeten ze kunnen inschatten of de auto klaar staat om te vertrekken. Zit er een bestuurder in de auto? Draait de motor? Rookt de uitlaatpijp? Branden de achteruitrijlichten of de remlichten? Nadien steken ze over in zeven tellen. Trainen in een beschermde omgeving Nodig: 4 x 14 afgeplatte kegels (vier verschillende kleuren), stoeprandstroken. Oefening: Leg twee stoeprandstroken evenwijdig aan elkaar met een tussenruimte van 4 à 6 meter. Zet telkens 14 platte kegels in een rechthoek en plaats er zo vier achter elkaar, dit zijn auto s. In sommige auto s staan kinderen. De andere leerlingen steken zo vaak mogelijk over, dat mogen ze alleen doen tussen auto s zonder chauffeur. Laat sommige leerlingen in en uit hun auto stappen.

38 Trainen in het echte verkeer Vaardigheden trainen Wil je het oversteken tussen geparkeerde auto s trainen en testen in het echte verkeer, dan kun je deze situatie best zelf creëren. Je zet een opstelling met wagens in scène op een plaats die zo weinig mogelijk gevaar en hinder met zich meebrengt. Je kunt hiervoor de eigen wagen gebruiken of medewerking vragen aan collega s, buurtbewoners, verkeersouders, Nodig: Kies een rustige straat of wijk in de schoolomgeving. Zorg voor extra begeleiding (gemachtigde opzichter, collega, verkeersouder, ). Oefening: Steek eerst zelf een paar keer over terwijl je de zeven tellen hardop mee zegt. Laat een aantal kinderen individueel of per twee oversteken en hardop mee tellen. De overige leerlingen kijken samen met jou naar de situatie, beoordeel samen met de leerlingen de oefening. Stuur bij waar nodig en zorg ervoor dat ieder kind een aantal keer heeft overgestoken.

3. PRAKTISCHE ORGANISATIE HET BUITENGEWOON VOETGANGERS BREVET

40 3. PRAKTISCHE ORGANISATIE Praktische organisatie Het Buitengewoon Voetgangersexamen wordt afgenomen in het echte verkeer. Een leerling krijgt altijd een voetgangersbrevet. Als leerkracht beslis je zelf hoe de leerlingen het voetgangersexamen afleggen: hand in hand met een begeleider, onder toezicht van een begeleider of zelfstandig. Naargelang de individuele ontwikkeling van de kinderen, leggen ze de basisvaardigheden of de verkeersvaardigheden af. 3.1 Voorbereiding 3.1.1 Werkgroep samenstellen Om een praktijktoets af te nemen volstaat een kleine groep om een aantal stappen en beslissingen te nemen: de klasleerkracht, kinesitherapeut, orthopedagogist, politie en eventueel een verkeersouder. De politie is een ideale partner: om een route te helpen opmaken; voor specifieke verkeersvaardigheden (oversteken op een kruispunt met een agent die het verkeer regelt); om op de dag van het examen een oogje in het zeil houden en mee de veiligheid van de deelnemers en de andere weggebruikers te garanderen. Verkeersouders kunnen instaan voor een aantal logistieke en ondersteunende taken: bewegwijzering plaatsen; controleposten op het parcours bemannen. Kinesitherapeut/orthopedagogist: kan in samenspraak met de klasleerkracht het niveau van de kinderen bepalen.

3.1.2 Taken van de werkgroep 41 Wanneer? Het eerste wat de werkgroep doet, is een geschikte datum prikken voor Het Buitengewoon Voetgangersbrevet. Een route uitstippelen De route die de kinderen moeten afleggen, bevindt zich in een omgeving die voor hen relevant en herkenbaar is. De school is bij voorkeur het vertrek- en eindpunt van de route. Als je de route voor het examen uitstippelt, zorg je ervoor dat de basisvaardigheden zeker in het parcours voorkomen op plaatsen waar je ze goed kunt testen en evalueren. Een afstand van één kilometer volstaat. Praktische organisatie Het is ook belangrijk dat je de route van het brevet ruim op voorhand bekend maakt op school en aan de ouders. Hierdoor krijgt iedereen de kans om met de kinderen voldoende te oefenen en de moeilijke punten te bespreken. Het voetgangersbrevet bekend maken Zodra je weet wanneer de test voor het voetgangersbrevet plaatsvindt en welke vaardigheden je waar wilt testen, kun je het project bekend maken op school en bij de ouders. Moedig de ouders ook aan om samen met hun kind de vaardigheden en de route in te oefenen. Dat kan alleen het draagvlak vergroten en het welslagen van het project bevorderen. Het niveau van de kinderen bepalen Beslis, eventueel in samenspraak met nauw betrokken personen, op welke manier elke leerling het voetgangersexamen aflegt. Wie volgt het parcours met de basisvaardigheden? Welke leerlingen gaan de verkeersvaardigheden beheersen? Bepaal ook bij iedere individuele leerling de mate van toezicht. Materialen Dit heb je nodig: fluohesjes met rugnummer voor alle kinderen (je kunt ook een nummer op een blad schrijven en aan het hesje bevestigen met veiligheidsspelden); controlefiche voor elke vaardigheid (schrijfgerief); bewegwijzering (pijlen) om de te volgen route aan te duiden; eventueel een fluitje.

42 Helpers De dag dat je voetgangersexamen gaat afnemen, heb je nog enkele helpende handen nodig. Praktische organisatie Leerlingen die het voetgangersexamen hand in hand of onder nauw toezicht afleggen, hebben een individuele begeleider nodig. Informeer de begeleiders over hun taak, dit moeten ze weten: Welke leerling gaan ze begeleiden? Wat is de mate van begeleiding: hand in hand of nauw toezicht? Wanneer moeten ze ingrijpen? Verder heb je controleurs nodig. Bij iedere vaardigheid op de route staat een controleur die de beoordeling van de kinderen bijhoudt op een controlefiche. In verband met de veiligheid moet de controleur vooral letten op het moment waarop het kind beslist om te beginnen met oversteken. Als een kind een inschattingsfout maakt, bijvoorbeeld ten aanzien van een naderend voertuig, dan is het aan de controleur om in te grijpen. Sommige scholen organiseren vooraf een overleg voor de helpers en tonen in een presentatie waar en hoe er gecontroleerd moet worden, anderen organiseren een verkennende wandeling op het parcours, nog anderen informeren de helpers de dag zelf. Dit moeten ze weten: de plaats waar ze gaan controleren, waar ze zich opstellen; hoe ze de deelnemende leerlingen moeten beoordelen; hoe ze de controlefiche invullen; ààper observatiepunt (vaardigheid) wordt één controlefiche per klas ingevuld. ààde controleur zet enkel een kruisje wanneer het kind het NIET goed doet. ààonderaan op de controlefiche kan de controleur specifieke opmerkingen noteren. wie de laatste leerling is (rugnummers); hoe ze mee instaan voor het goede verloop en de veiligheid; ààdoor omstandigheden kunnen leerlingen elkaar misschien inhalen. Maak daarover op voorhand afspraken met de controleurs, zodat ze kunnen zorgen dat er opnieuw voldoende tussenruimte is tussen twee deelnemers.

3.2 De dag zelf 43 Taken voor de werkgroep: Breng de wegwijzers op de route aan. Geef de controleurs hun materialen mee en verwijs ze naar hun controleplaats. àà een controlefiche; àà schrijfgerief; àà een telefoonnummer/noodnummer; àà een fluitje dat ze als noodsignaal kunnen gebruiken. Praktische organisatie Voer een laatste controletocht uit om na te gaan of alle controleurs aanwezig zijn, op de juiste plaats staan, en of er zich geen onverwachte problemen voordoen. Geef alle leerlingen een hesje met rugnummer. Laat de deelnemers vertrekken met een tussentijd van één minuut. Zo is er voldoende afstand tussen twee leerlingen om elkaar niet te beïnvloeden. Spreek duidelijk af om in een normaal tempo te stappen en NIET te rennen.

44 3.3 Beoordeling Praktische organisatie Alles is afgestemd op maat van de leerling, je zal dus iedere leerling apart beoordelen. Alle kinderen ontvangen na het examen een brevet. Op het Buitengewoon Voetgangersbrevet kun je aanduiden of de leerling de basis- en/of de verkeersvaardigheden heeft afgelegd en welke mate van toezicht er was. Je duidt bij eindbeoordeling aan of een leerling geslaagd is of nog verder moet oefenen. In het laatste geval vermeld je welke vaardigheden nog bijzondere aandacht verdienen. Op deze manier krijgen ook de ouders een duidelijk beeld van de vaardigheden van hun kinderen in het echte verkeer. We geven hieronder een overzicht van de deelvaardigheden die de kinderen moeten beheersen, je kunt dit meenemen tijdens een beoordelingsoverleg. VOETGANGERS BREVET Basisvaardigheden 1. Langs de huizenkant stappen 2. Stoppen aan de stoeprand 3. Oversteken op een veilige plaats 4. Stappen op een berm/fietspad/ fietsvoetpad als er geen voetpad is 5. Rond een hindernis stappen die het voetpad deels verspert Verkeersvaardigheden: 1. Oversteken op een kruispunt met een agent 2. Oversteken op een kruispunt met verkeerslichten 3. Oversteken op een zebrapad 4. Oversteken op een T-kruispunt zonder voorzieningen 5. Oversteken tussen geparkeerde auto s Opmerkingen: Naam: School: Hand in hand Onder toezicht Zelfstandig Handtekening: 3.3.1 Basisvaardigheden Langs de huizenkant stappen De voetganger: stapt aan de huizenkant naar de kegel; laat de hand los aan de kegel (enkel als er een begeleider is); draait 180 rond zijn as; geeft de begeleider opnieuw een hand en stapt terug (enkel als er een begeleider is). Stoppen aan de stoeprand De voetganger: stopt uit eigen beweging aan de stoeprand voor hij wil oversteken; zegt hardop: ik stop aan de rand. Oversteken op een veilige plaats De voetganger: vermijdt gevaarlijke oversteekplaatsen en kiest de plaats met het beste zicht op het verkeer en waar hij zelf het best gezien wordt door andere weggebruikers. Stappen op een berm/fietspad/fietsvoetpad als er geen voetpad is De voetganger: rent of speelt niet; stapt aan de huizenkant; verleent op het fietspad voorrang aan de fietsers; maakt oogcontact met weggebruikers die van opritten komen.

Langs een hindernis stappen die het voetpad deels verspert De voetganger: vertraagt bij de hindernis; stapt de hindernis langs de huizenkant voorbij. 3.3.2 Verkeersvaardigheden Oversteken op een kruispunt met een agent De voetganger: stopt aan de stoeprand; steekt over als hij evenwijdig met de armen van een agent stapt; stopt/blijft staan als hij de armen van een agent dwarst; stopt of ontruimt het kruispunt als de agent zijn arm omhoog steekt. 45 Praktische organisatie Oversteken op een kruispunt met verkeerslichten De voetganger: stopt aan de stoeprand; steekt over als het groen is en wacht als het rood is; maakt oogcontact met de bestuurder achter zich die rechts wil afslaan; stapt flink door, ook als het verkeerslicht op rood springt tijdens het oversteken. Oversteken op een zebrapad De voetganger: stopt aan de stoeprand; steekt over in zeven tellen. Oversteken op een T-kruispunt zonder voorzieningen Van A naar B, de voetganger: stopt aan de stoeprand; kijkt naar links; kijkt naar rechts; kijkt opnieuw naar links en dan naar achter; kijkt nogmaals naar rechts; kijkt naar links en naar achter en steekt loodrecht over; kijkt in het midden van de rijbaan nogmaals naar rechts; stapt goed door, maar rent niet.

46 Van A naar C, de voetganger: stopt aan de stoeprand; kijkt naar links; kijkt naar voor; kijkt opnieuw naar links; kijkt naar voor en naar achter; kijkt naar links en steekt loodrecht over; kijkt tijdens het oversteken nogmaals naar voor en achter; stapt goed door, maar rent niet. Praktische organisatie Oversteken tussen geparkeerde auto s De voetganger: kijkt of er een bestuurder zit in de auto s waar hij gaat tussen staan; stopt aan de kijklijn; steekt over in zeven tellen. 3.4 Evaluatie Het is belangrijk om de organisatie van de eindtest te evalueren. Wat niet vlot verliep, kun je op die manier een volgende keer bijsturen. Ook als alles vlekkeloos verlopen is, is het nuttig om een korte evaluatie te houden. Het resultaat ààhoeveel kinderen zijn geslaagd? ààmoeten we de trainingen aanpassen of opvoeren? Helpende handen ààzijn er voldoende helpers? ààwaren de helpers voldoende ingelicht over hun taak? ààzijn de controlefiches goed ingevuld?

CONTROLEFICHE BASISVAARDIGHEDEN HET BUITENGEWOON VOETGANGERS BREVET AAN DE HUIZENKANT STAPPEN De leerling: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 De leerling: H-T-Z H-T-Z H-T-Z H-T-Z H-T-Z H-T-Z H-T-Z H-T-Z H-T-Z H-T-Z H-T-Z H-T-Z H-T-Z H-T-Z H-T-Z Stapt aan de huizenkant naar de kegel Laat de hand los aan de kegel (enkel als er een begeleider is) Draait 180 rond zijn as Geeft de begeleider opnieuw een hand en stapt terug (enkel als er een begeleider is) STOPPEN AAN DE STOEPRAND De leerling: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 De leerling: H-T-Z H-T-Z H-T-Z H-T-Z H-T-Z H-T-Z H-T-Z H-T-Z H-T-Z H-T-Z H-T-Z H-T-Z H-T-Z H-T-Z H-T-Z Stopt uit eigen beweging aan de stoeprand voor hij wil oversteken Zegt hardop: ik stop aan de rand OVERSTEKEN OP EEN VEILIGE PLAATS De leerling: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 De leerling: H-T-Z H-T-Z H-T-Z H-T-Z H-T-Z H-T-Z H-T-Z H-T-Z H-T-Z H-T-Z H-T-Z H-T-Z H-T-Z H-T-Z H-T-Z Vermijdt gevaarlijke oversteekplaatsen en kiest de plaats met het beste zicht op het verkeer en waar hij zelf het best gezien wordt door andere weggebruikers CONTROLEFICHE HET BUITENGEWOON VOETGANGERSBREVET H = hand in hand met een begeleider T = nauw toezicht van begeleider Z =zelfstandig

H = hand in hand met een begeleider T = nauw toezicht van begeleider Z =zelfstandig STAPPEN OP EEN BERM/FIETSPAD/FIETSVOETPAD ALS ER GEEN VOETPAD IS De leerling: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 De leerling: H-T-Z H-T-Z H-T-Z H-T-Z H-T-Z H-T-Z H-T-Z H-T-Z H-T-Z H-T-Z H-T-Z H-T-Z H-T-Z H-T-Z H-T-Z Rent of speelt niet Stapt aan de huizenkant Verleent op het fietspad voorrang aan de fietsers Maakt oogcontact met weggebruikers die van opritten komen LANGS EEN HINDERNIS STAPPEN DIE HET VOETPAD DEELS VERSPERT De leerling: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 De leerling: H-T-Z H-T-Z H-T-Z H-T-Z H-T-Z H-T-Z H-T-Z H-T-Z H-T-Z H-T-Z H-T-Z H-T-Z H-T-Z H-T-Z H-T-Z Stopt aan de stoeprand Steekt over als hij evenwijdig met de armen van een agent stapt Stopt/blijft staan als hij de armen van een agent dwarst Stopt of ontruimt het kruispunt als de agent zijn arm omhoog steekt OPMERKINGEN (noteer het rugnummer van de kleuter en schrijf er de opmerking achter. CONTROLEFICHE HET BUITENGEWOON VOETGANGERSBREVET