4e leerjaar. Stap 11. Fiets(st)er, ken jouw plaats. Met de z van zien en van zeggen Met de s van schrijven

Transcriptie

1 Stap 11 Fiets(st)er, ken jouw plaats Met de z van zien en van zeggen Met de s van schrijven

2 3 Zo hoort het Als fietser of fietsster rijd jij niet zomaar waar je het wilt. 1 Is er een fietspad, dan moet je daar op rijden. Tenminste als het berijdbaar is. 3, 4, 9 Zoals fiets(st)er(s) Ben je jonger dan 9 jaar en rijd je op een fiets met kleine wielen (een kinderfiets), dan mag het op de stoep. De diameter van de wielen is niet groter dan 50 cm. 5, 10 Zoals fiets(st)er(s) 3 Op een fietspad met onderbroken witte strepen (fietsstrook) fiets je aan de rechterkant in de rijrichting. 6, 7, 8 Zoals fiets(st)er(s) 4 Op een fietspad in beide richtingen aangegeven met het verkeersbord verplicht fietspad, mag je fietsen in beide richtingen. 3, 4 Zoals fiets(st)er(s) 5 Op het deel half trottoir-half fietspad mag je op de voorziene plaats fietsen. 1, 13 Zoals fiets(st)er(s) 6 Is er geen fietspad, dan fiets je rechts op de rijbaan. 11 Zoals fiets(st)er(s) Nog dit Buiten de bebouwde kom mag je op de stoep fietsen als er geen fietspad is. Hela, jij daar! Welke verkeersdeelnemer houdt zich (op de kijkplaat op p. ) niet aan de afspraken in het verkeer? En... waarom? Fietser houdt zich niet aan de afspraken. die straat verboden is voor fietsers (verkeersbord) omdat

3 4 Waar? Daar! Met de d van denken Opgelet! Opgelet! Mag ik hier wel fietsen 1 3 Weet je het? 1 Waarvoor let de fietsster op? De fietsster rijdt niet uiterst rechts op de rijbaan, omdat daar een hindernis (riooldeksel) is. Wat moet er gebeuren? De fietsers moeten achter elkaar rijden. 3 Mag je fietsen op parkeerstroken? Ja, het mag. Speeltijd Met de s van spelen Lang woord Hé, wat nu? Je ziet op de rijbaan een roodbruine, smalle strook? Je ziet geen borden of strepen die een fietspad aanduiden? Je mag op deze strook fietsen. De andere bestuurders zien heel goed dat dit een plaats is waarop je kunt fietsen. Die strook heet een f i e t s s u g g e s t i e s t r o o k f i e t s = twee wielen = s u i k e r = heel zoet van smaak = s t o e t = optocht = o s = rund = r o g g e = soort gewas =

4 Stap 1 Voorrang geven en voorrang krijgen 5 Met de z van zien en van zeggen Met de s van schrijven

5 6 Zo hoort het 1 Kruispunt zonder voorrangsborden Moet je weten Komt er een bestuurder van rechts? Nader je als bestuurder een kruispunt zonder voorrangsborden? Dan moet je elke bestuurder die van rechts komt, voorrang geven. Wie heeft hier voorrang. A B Voertuig b heeft voorrang op fietser a Waarom? omdat voertuig b van rechts komt. Kruispunt met sint-andrieskruis Moet je weten Zal ik wel voorrang krijgen? Soms zie je dit bord: Het sint-andrieskruis zegt: elke bestuurder geeft voorrang aan de bestuurder die van rechts komt. Wie mag het eerst? A B C Omdat fietser c voorrang heeft op voertuig b: c komt van rechts. Waarom? Wie mag er dan? A B C Omdat voertuig b voorrang heeft op fietsster a: b komt van rechts. Waarom? 3 Kruispunt met voorrangsborden Moet je weten Je bent verplicht te stoppen en voorrang te verlenen. Je bevindt je op een voorrangsweg. Jij hebt aan het kruispunt voorrang.

6 7 Wie mag het eerst? A B C Omdat het voorrangsbord aan hen voorrang geeft. Waarom? Wie mag er dan? A B C Fietser b, omdat er geen verkeer meer nadert. Waarom? 4 Kruispunt met voorrangsborden Moet je weten Jij moet voorrang verlenen. Aan dit kruispunt heb jij voorrang. Wie mag het eerst? A B Fietser a mag eerst omdat het voorrangsbord dat meegeeft. Waarom? 5 Kruispunt met voorrangsborden Moet je weten Einde van de voorrangsweg. Jij moet voorrang geven. Wie mag het eerst? A B Fietsster a heeft voorrang omdat het voorangsbord dat meegeeft. Waarom? Hela, jij daar! Welke verkeersdeelnemer houdt zich (op de kijkplaat p. 5) niet aan de afspraken in het verkeer? En... waarom? In de tekening onderaan (situatie 5) houdt fietser b zich niet aan de afspraken hij geen voorrang heeft, maar toch het kruispunt oprijdt omdat

7 8 Uitzonderingen Met de d van denken Ha! Een pad of aardeweg... Hier geldt de voorrang rechts niet. Ik heb voorrang. 1 3 Weet je het? 1 Wie mag het eerst? Waarom? de tram mag eerst spoorvoertuigen op het kruispunt altijd voorrang hebben omdat Wie mag het eerst? Waarom? de fietser eerst mag de voorrang rechts niet geldt bij een kruispunt met een pad of aardeweg omdat 3 Wie mag het eerst? Waarom? de brandweerwagen prioritaire voertuigen met zwaailicht en sirene voorrang krijgen omdat Speeltijd Met de s van spelen Geheimschrift Code: a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z , Ook al heb je voorrang, kijk toch maar goed uit.

8 Stap 13 De agent(e) helpt jou 9 Met de z van zien en van zeggen Met de s van schrijven F A E B 1 C D A B A D B E E C 3 D C

9 30 1 Zo hoort het F A E Welke verkeersdeelnemers mogen verder? Kruis aan. A D B E C F Niemand mag het kruispunt op. 1 De agent steekt de arm omhoog. Waarom? B C D A Welke verkeersdeelnemers mogen verder? Kruis aan. A D B E D C B E Zij naderen de agent in de richting die overeenkomt met de Waarom? richting van de armen. C Welke verkeersdeelnemers mogen niet verder? Kruis aan. A D B E C Zij naderen de agent vooraan of achteraan. Waarom? 3 B A Welke verkeersdeelnemers mogen verder? Kruis aan. A D B E C 3 C Zij naderen de agent in de richting die overeenkomt met de Waarom? E D richting van de armen. Hela, jij daar! Vind jij de verkeersdeelnemer die zich niet gedraagt zoals het hoort? En... waarom? Fietser E in situatie hij het bevel van de agent niet opvolgt. omdat

10 31 Tekens van de agent(e) Met de d van denken 1 3 En nu? Ken jij de betekenis van deze tekens? 1 de arm op en neer bewegen: vertragen met de arm een cirkelvormige beweging maken: doorrijden, niet vertragen 3 fluitsignaal: de agent trekt de aandacht, er volgt een bevel. Speeltijd Met de s van spelen Schrappen Wat nu? Je fietst. Je nadert een agent met een rood licht in de hand. Het licht wijst naar jou. Ken jij de betekenis van dit teken? Schrap telkens de 6de, de 11de, de 3ste en 6ste letter van het alfabet en je krijgt een antwoord op de vraag. f rikc htw zeenfbek voezgdk wper f zsoon wzee n kfroodw z wlichtzkw n aarf kjouzwd a nfkwzmoet w fjekzstopfp e nkwz. Richt een bevoegd persoon een rood licht naar jou, dan moet je stoppen.

11 Stap 14 Fiets zoals het hoort 3 Met de z van zien en van zeggen Met de s van schrijven Tring! Tring!

12 33 Zo hoort het Geef telkens een woordje uitleg. Juiste hoogte Je fiets moet aangepast zijn aan je lengte: als je op het zadel zit, moet je met beide voeten aan de grond kunnen. Kan dat niet: hoogte zadel aanpassen. Laat je zien Een fietshelm met een fel kleurtje en reflecterende stroken, een fluohesje, reflecterende stroken op de schooltas of fietstassen. Bagage Bagage hoort in de fietstassen, op het bagagerek (met snelbinder), een mandje aan het stuur, of op de rug. Haak geen bagage aan de stuurstang. Op- en afstappen Je stapt rechts van de fiets op en af. Zo vormt de fiets een bumper tussen jou en de voertuigen op straat (als je je rechts op de rijbaan bevindt). Afslaan Wil je als fiets(st)er links of rechts afslaan, dan moet je een teken geven met de arm. Vrees je het evenwicht te verliezen, dan hoeft het niet. Aan een kruispunt De veiligste manier is het kruispunt recht te dwarsen en vervolgens zo plaats te nemen dat je klaar bent om rechtdoor te fietsen. Rinkelen Je rinkelt met de bel als je hierdoor gevaar kunt vermijden. Je mag ook rinkelen om een voorligger te waarschuwen dat je wilt inhalen. Fietsoversteekplaats Als fiets(st)er ben je verplicht gebruik te maken van de FOP. Als er verkeer nadert, dan moet je wachten. Hela, jij daar! Vind jij (op de kijkplaat p. 3) de verkeersdeelnemer die zich niet gedraagt zoals het De fietser die zonder handen rijdt hoort? En... waarom? je als fiets(st)er altijd minstens één hand aan het stuur moet houden. omdat

13 34 Loopt het fout? Met de d van denken 1 3 Weet je het? Wat kan er fout lopen? Wat doe je precies? 1 De passagier kan het portier openen en daardoor de fiets(st)er doen vallen. rem en houd de passagier in de gaten. Ik Voetgangers die op het zebrapad willen oversteken hebben voorrang. rem en stop om de voetgangers te laten oversteken. Ik 3 Een hindernis (geparkeerde auto s) voorbijrijden, houdt risico s in. kijk eerst achterom en ga na of er geen bestuurder mij al inhaalt. Ik Speeltijd Roosterzin Leg telkens rooster op rooster 1. Schrijf wat je leest. Met de s van spelen 1 o b w l n ij f e u t i t 1 d e d b u o u s r t 1 v e a d f n e t s 1 n g r e o t b e k v o e k r t u i g i e n Blijf uit de buurt van grote voertuigen.

14 Stap 15 Afspraken in het verkeer helpen jou 35 Met de z van zien en van zeggen Met de s van schrijven

15 36 Zo hoort het Vertel en schrijf over wat je ziet en/of weet. Enkele afspraken voor de passagier... Je stapt uit aan de kant van het trottoir. Je kijkt goed uit als je het portier opent: je mag niemand hinderen. Afspraken voor de voetganger... Steek niet over als het voetgangerslicht op rood staat. Steek over op het zebrapad. Stap op de stoep, laat jonge broer/zus aan de kant van de huizenrij stappen. Afspraken voor de fiets(st)er... De plaats Gebruik het fietspad. Is er geen fietspad rij dan op de gelijkegrondse berm als die berijdbaar is. Als er geen fietspad of berm is, rij je rechts op de rijbaan. Het afslaan Geef een teken met de arm. Hou rekening met de voorrangsregels. Blijf uit de buurt van grote voertuigen. Zien en gezien worden In het donker fiets je met een wit/geel licht vooraan en een rood licht achteraan. Trek ook overdag een fluohesje aan. Gebruik reflecterende stroken op je helm, kledij en schooltas. De bevelen van de agent Steekt de agent(e) de arm omhoog, dan moet je stoppen. Wijzen de armen van de agent in jouw rijrichting, dan mag je verder.

16 37 Verkeersborden... Verbind elk verkeersbord met de juiste betekenis. Schrijf naast elk bord de naam van het soort bord. gevaarsbord Kruispunt waar voorrang van rechts geldt. voorrangsbord Opstelvak voor fiets(st)ers en bestuurders van tweewielige voertuigen. verbodsbord Verplicht fietspad. gebodsbord Je nadert een overweg zonder slagbomen. aanwijzingsbord Verboden toegang voor voetgangers. Wegmarkeringen... Verbind elke tekening met de juiste betekenis van de wegmarkering. een fietsoversteekplaats opstelvak voor fiets(st)ers haaientanden: hier moet je stoppen indien nodig Vind jij de verkeersdeelnemer (op de kijkplaat p. 35) die zich niet gedraagt zoals het hoort? En... waarom? Hela, jij daar! De voetganger met de tas die oversteekt op het zebrapad hij moet wachten met oversteken: het voetgangerslicht staat op rood. omdat

17 38 Ook dit zijn afspraken Met de d van denken 1 3 En? Over welke afspraken gaat het? 1 Als passagier in de auto ben je verplicht de veiligheidsgordel vast te maken. Wie jonger is dan 9 jaar, mag met een kleine fiets op de stoep fietsen. Op de step, op rolschaatsen mag het op de stoep, skateboarden doe je op een daartoe ingerichte plaats. 3 Aan de overweg wacht je tot de slagbomen helemaal omhoog staan en het witte knipperlicht werkt. Pas dan mag je verder. Speeltijd Met de s van spelen Geheimschrift Code,! a b c d e f g h i j k m l Mocht iedereen zich aan de afspraken n o p q r s t u v w x z y houden, dan gebeuren er weinig of geen ongevallen.

18 10 tips om te onthouden

19