Universitair kader Kwalificactiesystematiek voor wetenschappelijk medewerkers van de Universiteit Utrecht. Versie 1.

Vergelijkbare documenten
Regeling Basiskwalificatie Onderwijs

Beschrijving Basiskwalificatie onderwijs

Onderwijskwalificaties

Het UMC Utrecht kent als onderdeel van de Universiteit Utrecht al ruim 20 jaar een systeem van Onderwijskwalificaties voor haar docenten.

Faculteit der Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica

Call for proposals. Teaching Fellow Programma 2017

PORTFOLIO Senior Kwalificatie Onderwijs (SKO) Naam : Functie : Faculteit : Instituut : Telefoonnummer : Datum :

Beschrijving van competenties als hulpmiddel bij het beoordelen en accrediteren van onderwijskwaliteit

2. Relevantie Blijkt uit de keuze voor de literatuur de relevantie van de ontwikkeling van kennis van het beroepsveld?

Beschrijving leertraject Basiskwalificatie Didactische Bekwaamheid (BDB), inclusief de Basis Kwalificatie Examinering (BKE)

FUWA-VO Voorbeeldfunctie docent LD Type 1

BKO-leergang voor docenten UMC Utrecht

Onderwijs Criteria Junior Universitair Docent

FORMAT OPLEIDINGS- EN BEGELEIDINGSPLAN PROMOVENDUS. Naam promovendus:.. Datum indiensttreding: Leerstoelgroep:

BEOORDELINGSCRITERIA VAN ONDERWIJSKWALIFICATIES Versie juli 2008

Doel. Context VSNU UFO/INDELINGSINSTRUMENT FUNCTIEFAMILIE ONDERWIJS- & ONDERZOEKSONDERSTEUNING VAARDIGHEIDSDOCENT VERSIE 3 APRIL 2017

SKO-leergang voor docenten UMC Utrecht

Avans ontwikkelrichtlijn voor docenten

FUWA-VO Voorbeeldfunctie docent LC Type 1

Handleiding Portfolio assessment UvA-docenten

Dossier sjabloon. BKO registratie

Functieprofiel: Adviseur Functiecode: 0303

Docent. Doel. College van van Bestuur. Decaan. Voorzitter Capaciteitsgroep. Dir. Dir. Onderzoeksinstituut. Hoogleraar UHD UD UD. Onderzoeker.

Basiskwalificatie Onderwijs (BKO)

Tabel Competenties docentopleiders/-trainers

BREDA UNIVERSITY OF APPLIED SCIENCES

DEEL B VAN DE ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING VAN DE BACHELOROPLEIDING ROEMEENSE TAAL EN CULTUUR

Beschrijving leertraject Basiskwalificatie Didactische Bekwaamheid (BDB), inclusief de Basis Kwalificatie Examinering (BKE)

REFERENTIEPROFIEL RESULTAATGEBIEDEN ONDERWIJS EN ONDERZOEK UNIVERSITEIT LEIDEN

Handleiding Onderwijskwalificaties Radboudumc

Competentieprofiel mentor jeugdzorg 1

ZUYD HOGESCHOOL

nog geen BKO behaald met > 5 jaar ervaring EWI KO niet afgerond EWI KO afgerond ervaring

REGISTRATIE-EISEN VOOR WETENSCHAPPELIJK VOEDINGSKUNDIGE A en B

Beschrijving leertraject Basiskwalificatie Didactische Bekwaamheid (BDB), inclusief de Basis Kwalificatie Examinering (BKE)

Directeur onderwijsinstituut

Criteria voor Junior Docent Beroepspraktijk

Examenreglement

REGISTRATIE-EISEN VOOR WETENSCHAPPELIJK VOEDINGSKUNDIGE A en B

Klik op een van onderstaande linken om direct naar het betreffende onderdeel te gaan:

Klik op een van onderstaande linken om direct naar het betreffende onderdeel te gaan:

BKO-vragenlijst Individueel traject

Competentieprofiel voor coaches

10 Masteropleiding Filosofie & Maatschappij

Beschrijving leertraject Basiskwalificatie Didactische Bekwaamheid (BDB), inclusief de Basis Kwalificatie Examinering (BKE)

Schets van de cursus. voor het verkrijgen van het bewijs van voldoende DIDACTISCHE VOORBEREIDING. voor. docenten van de Hogeschool Saxion Next

Functieprofiel: Teamleider Onderwijs Functiecode: 0108

Intake individueel traject Basiskwalificatie onderwijs (BKO)

GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING ONDERZOEKSCHOOL Huizinga Instituut

Beoordelen van competente mediawijze docenten en docentenopleiders

Ontwerpkaders: Onderwijs. Versie 1.0/november 2016

Rapport Docent i360. Test Kandidaat

Faculteit Geesteswetenschappen BASISGEGEVENS STAGE. onvoldoende voldoende. goed. goed. Eindoordeel (cijfer): Toelichting: ONDERTEKENING STAGEDOCENT

Medewerker onderwijsontwikkeling

Klik op een van onderstaande linken om direct naar het betreffende onderdeel te gaan:

SKO en Leergang Onderwijskundig Leiderschap op de Erasmus Universiteit Rotterdam

Bijlage A, behorende bij artikel 2 lid 1 Besluit personeel veiligheidsregio s

Matrix L-schalen met werkkaders vanuit functiebeschrijvingen

Beschrijving leertraject Basiskwalificatie Didactische Bekwaamheid (BDB), inclusief de Basis Kwalificatie Examinering (BKE)

HOGESCHOOL WINDESHEIM

Regeling EVC-EVK (Eerder Verworven Competenties c.q. Eerder Verworven Kwalificaties)

ECTS-fiche. Graduaat Maatschappelijk werk Samenwerkingsvaardigheden. Lestijden. Ingeschatte totale studiebelasting (in uren) 1 Mogelijkheid tot

In aanvulling op bovenstaande voorwaarden gelden de volgende aanvullende toelatingsvoorwaarden per track:

Competentieprofiel MZ Opleider. Competentieprofiel voor mz-opleider.

BEOORDELINGSKADER ERKENNINGSAANVRAAG VERPLEEGKUNDIGE VERVOLGOPLEIDING

Functieomschrijving Hoofd Huisartsopleiding UMCG

Onderwijs- en examenregeling Masteropleiding Spaanse taal en cultuur. Paragraaf 1 Algemene bepalingen

me nse nkennis Competentiegericht opleiden in de BIG opleidingen Getting started

Enquête over beleid en praktijk van instructies in Informatievaardigheden in Nederlandse universiteiten

Functieprofiel lid Raad van Toezicht

Competentiemeter docent beroepsonderwijs

De vijf kerncompetenties van het competentieprofiel beginnend hbo-docent

INHOUDSOPGAVE ALGEMEEN Aard van dit document Informatie en communicatie Inwerkingtreding en duur

[60738] Onderwijs- en examenregeling Masteropleiding Islam in de moderne wereld. Paragraaf 1 Algemene bepalingen

ECTS-fiche. 1. Identificatie. Graduaat Maatschappelijk werk Module Geïntegreerde competentieverwerving 3. Lestijden 40

Men komt in aanmerking voor toelating tot het programma Kunstgeschiedenis indien men aantoont te beschikken over de volgende competenties:

Vastgesteld november Visie op Leren

Beschrijving leertraject Basiskwalificatie Didactische Bekwaamheid (BDB), inclusief de Basis Kwalificatie Examinering (BKE)

BKO beoordelingscommissie (BKO-BC) van de FEB Faculteit Economie en Bedrijfskunde. update december 2012

Rapport Docent i360. Angela Rondhuis

FACULTEIT DER NATUURWETENSCHAPPEN, WISKUNDE EN INFORMATICA. ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING Masterschool Life and Earth Sciences studiejaar

Professionaliseren van de didactische aanpak van het informatievaardighedenonderwijs

Functieprofiel: Docent Functiecode: 0104

De Gespecialiseerde Professional

ICT-VAARDIGHEDEN DOCENTEN HO

Onderwijs- en examenregeling Masteropleiding Dramaturgie. Paragraaf 1 Algemene bepalingen. art. 1.1 toepasselijkheid van de regeling

Handreiking Traineeship 1

De aios als supervisor:

Onderwijsregeling VI Keuzeonderwijs Bacheloropleiding Geneeskunde Curius+

voor het hoger beroepsonderwijs

Beschrijving leertraject Basiskwalificatie Didactische Bekwaamheid (BDB), inclusief de Basis Kwalificatie Examinering (BKE)

Getting Started. Competentie gericht opleiden in de BIG opleidingen

REGELING Avans Docentprofessionalisering BDB+

Onderwijs- en examenregeling Masteropleiding Journalistiek. Paragraaf 1 Algemene bepalingen. art. 1.1 toepasselijkheid van de regeling

Scholingsplan Samen in ontwikkeling

Opleider. Context. Doel

Vastgesteld door de decaan van de faculteit Wiskunde&Informatica op 28 augustus 2003

Richtlijn beoordeling onderzoeksmasters vanaf 1 september april 2015

Terugblik masterclasses HAN Pabo

Thema 1: Het leren (bevorderen) 19

Transcriptie:

Universitair kader Kwalificactiesystematiek voor wetenschappelijk medewerkers van de Universiteit Utrecht Versie 1.0, september 2009

Kwalificatiesystematiek voor wetenschappelijk medewerkers van de Universiteit Utrecht 1. Universitaire richtlijnen en facultaire uitwerking De kwaliteit van wetenschappelijk medewerkers bepaalt de kwaliteit van het universitaire onderzoek en onderwijs. Daarom stelt de Universiteit Utrecht eisen aan degenen die taken in onderwijs en onderzoek vervullen. De regeling WP-FLOW II geeft aan welke kwalificaties als voorwaarden worden gesteld voor het vervullen van een functieprofiel en dus voor de universitaire carrière. Het verwerven van kwalificaties lost deze voorwaarden in, maar is geen garantie dat een medewerker naar een zwaarder functieprofiel wordt bevorderd. Dit universitaire kader omvat richtlijnen voor de inhoud van de kwalificaties en procedurele vereisten voor de verwerving ervan. Binnen dit universitaire kader stelt elke faculteit, onder verantwoordelijkheid van de decaan, een eigen facultaire regeling op waarin de inhoud van de kwalificatie en de procedure voor het verkrijgen ervan worden omschreven. Het opstellen en wijzigen van de facultaire regeling behoeft de goedkeuring van het college van bestuur. 2. Permanente professionele ontwikkeling en kwalificaties Goed onderwijs en goed onderzoek worden verzorgd door professionals die hun talenten op beide gebieden tot ontwikkeling brengen. De kwalificaties markeren een toetsmoment waarop het vereiste minimum niveau dient te worden aangetoond. Dit laat onverlet dat zowel voor als na het behalen van kwalificaties, de kwaliteit van het universitaire onderzoek en onderwijs gediend zijn met voortgaande ontwikkeling van wetenschappelijke medewerkers. Het R&O gesprek is hierin het belangrijkste sturingselement. Een kwalificatie kan niet de volle betekenis van de wetenschappelijke professie weerspiegelen. De magie van het vak is groter dan de som van te onderscheiden deelaspecten ervan. Voor het verwerven van kwalificaties blijft de centrale toets of de wetenschappelijk medewerker reflecteert op de uitoefening van de professie en deficiënties kan lokaliseren en aanpakken. Hierdoor kunnen relevante persoonlijke kwaliteiten in ontwikkeling blijven. In de toetsing van de kwalificaties staat het aantonen van kwaliteiten centraal, niet het traject volgens welke deze verkregen zijn. De Universiteit Utrecht maakt onderscheid tussen basiskwalificaties en seniorkwalificaties. De Basiskwalificatie vormt een eerste ijkpunt en heeft betrekking op de kwaliteiten waarover een medewerker tenminste moet beschikken om op UD-niveau naar behoren te kunnen functioneren. De Seniorkwalificatie bouwt voort op de Basiskwalificatie. Het is een tweede ijkpunt in het ontwikkelingsproces. Onder de Seniorkwalificaties vallen die kwaliteiten waarover elke leidinggevende in onderwijs of onderzoek moet beschikken; kwaliteiten waarover een medewerker tenminste moet beschikken om boven het UD-niveau naar behoren te kunnen functioneren. De kwalificaties worden bovendien onderscheiden naar resultaatgebied. De universiteit hecht nadrukkelijk belang aan de combinatie van onderzoek en onderwijs zodat wetenschappelijk medewerkers op beide taakgebieden het vereiste minimum niveau behoren te kunnen aantonen. 12

basisniveau: kwaliteiten waarover een medewerker op UD-niveau tenminste moet beschikken seniorniveau: kwaliteiten waarover een medewerker boven UD-niveau tenminste moet beschikken resultaatgebied onderzoek Basiskwalificatie Onderzoek Seniorkwalificatie Onderzoek resultaatgebied onderwijs Basiskwalificatie Onderwijs Seniorkwalificatie Onderwijs 3. Onderzoekskwalificaties 3.1 Basiskwalificatie De Basiskwalificatie Onderzoek (BKOZ) is gelijk gesteld aan de promotie zoals vastgelegd in het promotiereglement van de Universiteit Utrecht dan wel in een vergelijkbaar reglement van enige andere universiteit. 3.2 Seniorkwalificatie De inhoud van de Seniorkwalificatie Onderzoek (SKOZ) omvat tenminste: - promotie of gelijkwaardige onderzoeksprestatie (basiskwalificatie); - diepgaande kennis van de discipline; - aantoonbare erkenning op hoog niveau van wetenschappelijke publicaties; - ontwikkelen van onderzoekprogramma's; - vermogen tot opleiden van onderzoekers; - leidinggeven aan samenwerkingsverbanden van onderzoekers; - diepgaand inzicht in kwaliteitszorg t.a.v. onderzoek; - kennis van de samenhang van disciplines. 3.3 Procedures De procedure voor de Basiskwalificatie Onderzoek is vastgelegd in het promotiereglement. Voor de Seniorkwalificatie Onderzoek stelt elke faculteit een regeling vast die het aanvragen, beoordelen en toekennen van de Seniorkwalificatie Onderzoek regelt. 4. Onderwijskwalificaties Bij het formuleren van de facultaire eisen voor de onderwijskwalificaties worden de volgende uitgangspunten gebruikt ten aanzien van het geven van onderwijs aan de Universiteit Utrecht. Universitair docenten: - dragen door het ontwerp, de inrichting en uitvoering van het onderwijs bij aan vakinhoudelijke kennisvermeerdering en aan de academische vorming van studenten; - maken studenten bewust van de plaats van het onderwijsonderdeel binnen het totale onderwijsprogramma, en van de beroepsperspectieven en de maatschappelijke context; - creëren een studieklimaat dat studenten uitnodigt om te leren, met de nodige aandacht voor interactie tussen docent en studenten en tussen studenten onderling; - gaan bij het ontwerpen, inrichten en uitvoeren van het onderwijs uit van het studeren van studenten. Hun onderwijs activeert en ondersteunt het leren van studenten; - werken bij het ontwerpen, inrichten en uitvoeren van het onderwijs op creatieve wijze samen met collega s binnen en buiten het vakgebied. 13

4.1 Basiskwalificatie De inhoud van de Basiskwalificatie Onderwijs (BKO) omvat tenminste: Professionele kwaliteiten - een stimulerend, activerend en positief studieklimaat te creëren, onder andere door zich enthousiast en betrokken op te stellen; - zich mondeling en schriftelijk goed uit te drukken in de gangbare taal (Nederlands en/of Engels), gangbare voorzieningen op de werkplek te gebruiken, en zich sociaal en communicatief vaardig op te stellen naar studenten en collega s toe; - te reflecteren op het eigen functioneren en open te staan voor kritiek van studenten en collega s met betrekking hierop. Hij/zij staat open voor vernieuwingen en is in staat zich blijvend te ontwikkelen. Vakinhoudelijke kwaliteiten - bij het vormgeven en verzorgen van het onderwijs en de selectie en ontwikkeling van onderwijsmateriaal, de actuele stand van zaken op het betreffende vakgebied te verdisconteren in relatie tot de doelen van het onderwijsonderdeel; - dwarsverbanden te leggen met verwante disciplines en wetenschapsgebieden enerzijds en tussen theorie en praktijk anderzijds; - beoordelingsinstrumenten en procedures te ontwikkelen die valide zijn in relatie tot de desbetreffende vakinhoud en leeractiviteit. Didactische kwaliteiten Ontwerpen van onderwijs - een cursus zo in te richten dat deze past bij de aanwezige voorkennis van studenten, het doel van de cursus en de plaats van de cursus in de gehele opleiding, blijkens het gekozen materiaal en de leervormen die betrekking hebben op kennisverwerving en de activiteiten die gericht zijn op het verwerven van zowel vakgerichte als academische competenties. Geven van onderwijs - een variatie van relevante, motiverende en onderwijskundig verantwoorde werkvormen (bijvoorbeeld werkgroep, zelfstudie, hoorcollege, practicum, enz.) en leermiddelen (bijvoorbeeld referaten, gebruik van ICT, enz.) te hanteren, waarbij de docent afwisselend verschillende docentrollen vervult, zoals die van expert tot coach; - de student te stimuleren tot een goede mondelinge en schriftelijke uitdrukkingsvaardigheid in de gangbare talen (Nederlands en/of Engels) en problemen te leren analyseren; - open te staan voor individuele studenten en hen te motiveren tot zelfstandig studiegedrag en dit mee te helpen structureren. De docent kan daarbij inspelen op de aanwezige variatie in strategieën voor zelfstandig studeren/leren; - individuele studenten (bijvoorbeeld als tutor) te begeleiden; - studieopdrachten (bijvoorbeeld bachelorwerkstuk, onderzoekstage) effectief te begeleiden; - het onderwijs zo aan te bieden dat rekening wordt gehouden met de diversiteit onder studenten naar voorkennis, aanleg, achtergrond en individuele omstandigheden. 14

Toetsen en evalueren van onderwijs - een verantwoorde keuze te maken uit de diverse toetsvormen en deze een representatieve afspiegeling te laten zijn van de cursus en een integrale toetsing van kennis en vaardigheden; - feedback te geven; - diverse typen (deel)prestaties te beoordelen, en na weging van afzonderlijk onderdelen tot een eindbeoordeling te komen; - het eigen onderwijs te (laten) evalueren en, eventueel ook naar aanleiding van nieuwe ontwikkelingen in het vakgebied, indien nodig bij te stellen. Organisatorische kwaliteiten - de doelstellingen van de cursus(sen) organisatorisch vorm te geven in overeenstemming met de organisatie van het facultaire onderwijs en/of de opleiding. Dit betekent werken in teamverband en overleg plegen met collega s of andere relevante personen over inhoud en vorm van het door hem/haar verzorgde onderwijs; - de organisatie van het onderwijs accuraat en tijdig te verzorgen (bijvoorbeeld cursushandleiding, digitale ondersteuning, toetsing, enz.). 4.2 Seniorkwalificatie De inhoud van de Seniorkwalificatie Onderwijs (SKO) omvat tenminste de BKO vereisten, waarbij naast een ruimere ervaring tevens een uitbreiding van de rollen en taken op cursusoverstijgend niveau vereist is. Naast de onder BKO genoemde kwaliteiten beschikt de SKO bekwame docent over: Professionele kwaliteiten - een gefundeerde visie uit te dragen op het universitair onderwijs in de maatschappelijke context; - verbinding te leggen tussen de universitaire opleiding en de maatschappelijke velden die hieraan verwant zijn, wat onder meer blijkt uit het participeren in wetenschappelijke en maatschappelijke gremia; - op de hoogte te blijven van ontwikkelingen en vernieuwingen in het universitair onderwijs en om zich blijvend te ontwikkelen. Vakinhoudelijke kwaliteiten - vanuit een diepgaande kennis van (actueel onderzoek op) zijn/haar vakgebied, en overzicht over de grensgebieden met andere relevante wetenschapsgebieden, onderwijsmateriaal of - onderzoek op cursus en cursusoverstijgend niveau te produceren en te participeren in succesvolle samenwerkingsverbanden in onderwijs; - op een creatieve manier (belangrijke delen van) een onderwijsprogramma te ontwerpen en tot ontwikkeling te brengen, dit kritisch te evalueren en aan beleidsbepalende discussies binnen het vakgebied bij te dragen. Didactische kwaliteiten - verschillende wijzen van doceren en begeleiden te hanteren, zowel gericht op de vakinhoud als op academische vaardigheden, op grond van een brede ervaring met onderwijs in uiteenlopende werkvormen en in verschillende studiefasen; - onderwijs te ontwikkelen en/of bij te stellen op grond van evaluatiegegevens en actuele ontwikkelingen in het vakgebied, de onderwijseenheid, de didactiek, de maatschappij en de technologie (bijvoorbeeld ICT). Deze onderwijsvernieuwingen kunnen plaatsvinden op het 15

niveau van een cursus en van cursusoverstijgende onderdelen, bijvoorbeeld een (deel van een) opleiding; - studenten te coachen/begeleiden zowel op bachelor-, master- als Ph.D.-niveau en om docenten te begeleiden en op te leiden/te helpen opleiden; - bij voorkeur te publiceren (eventueel als co-auteur) over academisch onderwijs op cursusoverstijgend niveau, en/of redactionele verantwoordelijkheden hiervoor te dragen, in boeken of erkende tijdschriften. Organisatorische en leidinggevende kwaliteiten - kwaliteitszorg toe te passen op curriculumonderdelen en op de uitvoering daarvan toe te zien, en heeft inzicht in het overkoepelende systeem van kwaliteitszorg waar zijn/haar onderwijs deel van uitmaakt. - de doelstellingen van een (deel)programma in een aantal samenhangende cursussen organisatorisch vorm te geven, in overeenstemming met of in aansluiting op de organisatie van het onderwijs en het beleid van de opleiding, faculteit of universiteit. Hij/zij is daarom ook in staat actief te participeren in onderwijscommissies, facultaire overlegorganen, (internationale) vakgebonden of didactische netwerken, maatschappelijke instellingen, enz.; - overleg te plegen met collega s over vorm en inhoud van het onderwijs en op dit gebied inspirerend leiding te geven aan meerdere docenten en eventueel ondersteunende medewerkers. Tabel 1. Schematisch overzicht vereiste minimumkwaliteiten BKO en SKO Professionele kwaliteiten BKO SKO Activerende vermogens Visie op universitair onderwijs Vakinhoudelijke kwaliteiten Voldoende kennis van het vakgebied voor onderwijsuitvoering en voor ontwikkeling onderwijsmateriaal Diepgaande kennis van en visie op het vakgebied en de context ervan Didactische kwaliteiten Ontwerpen, verzorgen, toetsen en evalueren van onderwijs op cursusniveau Brede kennis van en ervaring met diverse onderwijsvormen Ervaring in het ontwikkelen van onderwijs op cursusoverstijgend niveau Organisatorische kwaliteiten Cursusorganisatie in samenwerking met collega s Inspirerend sturing geven aan uitvoering en organisatie van onderwijs en onderwijsinnovatie op het niveau van de opleiding, faculteit en/of universiteit 4.3 Procedures In overleg met de leidinggevende start een medewerker het BKO of SKO kwalificatietraject. Dit zal vaak maar niet altijd samenvallen met aanvang vast dienstverband of een bevordering. De faculteit faciliteert professionalisering door haar medewerkers in staat te stellen tijd te investeren in professionele ontwikkeling en door mogelijkheden tot scholing te bieden. In de facultaire regeling dienen zowel de standaard als de verkorte procedures voor BKO en SKO kwalificatie te worden beschreven. Tevens worden hierin termijnen aangegeven voor indiening en beoordeling van kwalificatieaanvragen. Goed gebruik is om minimaal vier maal per jaar 16

beoordeling te laten plaatsvinden en kandidaten dus maximaal drie maanden na indiening uitsluitsel te geven. In de navolgende paragrafen worden kaders beschreven waaraan de facultaire regeling in elk geval dient te voldoen. De faculteit registreert de onderwijskwalificaties van de wetenschappelijke medewerkers en rapporteert jaarlijks aan het College van Bestuur. Deze rapportage bevat - informatie over de dat jaar uitgereikte certificaten - het totaal en het percentage aan onderwijskwalificaties binnen de vaste staf, dus inclusief de elders behaalde erkende kwalificaties. Onderwijskwalificaties worden vastgelegd in het personeelsdossier. 4.3.1 Kaders voor de facultaire procedures BKO Traject: tutor en opleidingsplan De medewerker ontvangt begeleiding gedurende het traject, bij voorkeur in de vorm van een tutor die het hele opleidingsproces begeleidt. De tutor beschikt zelf minimaal over de kwalificatie waarin hij begeleidt, en volgt het leerproces van de docent op zowel vakinhoudelijk als onderwijskundig gebied. Bij aanvang van het BKO traject worden hiaten gesignaleerd aan de hand waarvan een opleidingsplan wordt opgesteld. Bij voorkeur gebeurt dit op basis van een startportfolio aan de hand waarvan een intakegesprek met een vertegenwoordiger van de toetsingscommissie, de tutor en de docent. Het opleidingsplan is afgestemd op de individuele situatie van de docent en houdt rekening met vooropleiding en ervaring, zijn/haar eigen stijl en de professionele situatie waarin de docent werkzaam zal zijn. Bij een voltijds aanstelling bestrijkt dit plan een periode van maximaal twee jaar. Het aanbieden van een traject aan een aantal docenten gezamenlijk, bijvoorbeeld een BKO-groep, kan een effectieve vorm van opleiding zijn waarbij wel nadrukkelijk gesteld wordt dat behalen van kwalificaties ook buiten de aangeboden trajecten om mogelijk moet zijn door toetsing op kwaliteiten. Bij aantoonbare eerdere ervaring wordt maatwerk toegepast. Centraal in dit opleidingsplan plan staan: - het samenstellen van het portfolio door de docent; - de te volgen opleiding, bijvoorbeeld cursussen, individuele begeleiding door de tutor, geven en ontvangen van peerfeedback, oppakken van bepaalde onderwijstaken, enz.; - reflectie op en confrontatie met eigen leerpunten als essentie van het traject. Portfolio Centraal staat het aantonen van kwaliteiten zoals beschreven in de paragraaf over de inhoud van de basis kwalificatie onderwijs. Het portfolio dient dan ook dit doel. Naast een toelichting c/q reflectie van de docent op de gevraagde competenties, bestaat het portfolio uit een (beknopte) verzameling van informatie (gegevens, materialen, evaluaties enz.) die betrekking heeft op het door de docent verzorgde onderwijs en het opleidingstraject zelf. De informatie moet een goed beeld geven van de kwantiteit en kwaliteit van het verzorgde onderwijs, de vaardigheden van de docent, de voortgang in het kwalificatietraject en de reflectie op ervaringen in onderwijs en onderwijsorganisatie. De keuze van materialen ter ondersteuning van de zelfreflectie is aan de docent zelf, maar bevat tenminste evaluaties van studenten van het door de kandidaat verzorgde onderwijs en observaties van onderwijs door en van collega s. Voorkomen dient te worden dat het maken van een portfolio een doel op zich wordt, uitgebreid is niet noodzakelijkerwijs beter en het maken van geschikte keuzes kan ook als kwaliteit worden aangemerkt. 17

Toetsing Het portfolio vormt de basis van de toetsing, eventueel aangevuld met een mondelinge toelichting. Goed gebruik is het bekijken van het portfolio door een (ondersteunend) lid of secretaris van de toetsingscommissie op duidelijk ontbrekende onderdelen voordat de toetsingscommissie het portfolio inhoudelijk toetst. Of de kandidaat aan de vereisten voor het verkrijgen van de Basiskwalificatie Onderwijs voldoet, wordt beoordeeld door de BKO toetsingscommissie. Deze commissie wordt ingesteld door de decaan van de faculteit. De commissie bevat minimaal twee senior stafleden (UHD s e/o hoogleraren) bekwaam in onderwijs en evaluatie van onderwijs. Bij voorkeur worden de werkzaamheden van de commissie ondersteund door een vaste secretaris. Goed gebruik is om deel van de commissie uit vaste leden te laten bestaan voor continuïteit en vergelijkbaarheid van toetsing, een deel van de commissie kan per aanvraag variëren, zo kan bijvoorbeeld de tutor deel uitmaken van de toetsingscommissie. Een tweede goed gebruik is om een onderwijskundige deel uit te laten maken van de commissie. Bij een gunstig oordeel maakt de toetsingscommissie hiervan melding aan de decaan, die uiteindelijk namens het College van Bestuur het certificaat voor de Basiskwalificatie Onderwijs ondertekent. Bij geschillen tracht allereerst de decaan van de faculteit te bemiddelen. Waar nodig treedt het College voor Promoties op als beroepsinstantie. 4.3.2 Kaders voor de facultaire procedures SKO Traject: tutor Voor de seniorkwalificatie onderwijs is een opleidingsplan geen formeel vereiste. Wel wordt bij voorkeur ook voor deze seniorkwalificatie een tutor aangewezen om de kandidaat te begeleiden en dient het traject vastgelegd te worden. Er wordt de kandidaat tenminste de ruimte geboden om zijn/haar basisportfolio tot senior niveau uit te bouwen, bijvoorbeeld door middel van het volgen van trainingen en/of professioneel consult. Hierover worden individuele afspraken gemaakt. Bij aantoonbare eerdere ervaring, bijvoorbeeld bij het aanstellen van een UHD of hoogleraar met een - veelal aan een andere universiteit opgebouwde - track record in onderwijs, wordt maatwerk toegepast. De facultaire regeling dient aan te geven hoe dit wordt vormgegeven, bijvoorbeeld in de vorm van een verkorte procedure c/q directe toetsing. De facultaire regeling kan dan bijvoorbeeld aangeven dat de toetsingscommissie de SKO kwalificatie beoordeelt, parallel aan de activiteiten van de benoemingsadviescommissie. Portfolio Voor het behalen van de Seniorkwalificatie Onderwijs wordt, net zoals voor de Basiskwalificatie Onderwijs, door de kandidaat een onderwijsportfolio samengesteld die ter beoordeling wordt voorgelegd aan de toetsingscommissie. Uit dit portfolio moet blijken dat de universitair docent over de kwaliteiten beschikt zoals beschreven voor de SKO. Het portfolio dient een toelichting te bevatten van de docent op het aangeboden materiaal, evenals een reflectie op het onderwijs en zijn/haar eigen functioneren daarbinnen. Toetsing Of de kandidaat aan de vereisten voor het verkrijgen van de Seniorkwalificatie Onderwijs voldoet, wordt beoordeeld door de SKO toetsingscommissie. Deze commissie kan dezelfde zijn als de BKO toetsingscommissie of de decaan kan een aparte commissie instellen. Hierbij gelden dezelfde richtlijnen voor samenstelling van de toetsingscommissie als bij de BKO. Bij een gunstig oordeel maakt de toetsingscommissie hiervan melding aan de decaan, die uiteindelijk namens het College van Bestuur het certificaat voor de Seniorkwalificatie Onderwijs ondertekent. Bij geschillen tracht allereerst de decaan van de faculteit te bemiddelen. Waar nodig treedt het College voor Promoties op als beroepsinstantie. 18