Griffie Commissie Bestuur en Middelen Datum commissievergadering : - DIS-stuknummer : 1182398 Behandelend ambtenaar : T. de Graaf Directie/afdeling : E&M mobiliteitsbeleid Nummer commissiestuk : BM-0294 Datum : 28 maart 2006 Bijlagen : - Onderwerp: Stand van zaken vervoer gevaarlijke stoffen Voorstel van GS aan PS: X Ter kennisneming X uitvoerende rol Opmerkingen van het Presidium/Griffie: Griffier van Provinciale Staten, namens deze, ing. A.J.Brul 1/5
Notitie ten behoeve van de commissie voor Bestuur en Middelen Inleiding De Commissie EMG heeft verzocht om op de hoogte te worden gesteld over de actuele stand van zaken vervoer gevaarlijke stoffen. In deze notitie wordt een actueel beeld geschetst van de situatie en de ontwikkelingen rondom transport gevaarlijke stoffen in Noord-Brabant. De notitie gaat in op de volgende onderwerpen: - Ketenstudies - Basisnetten weg, water en spoor Per onderwerp wordt kort ingegaan op de rol die de provincie vervult op deze dossiers. Ketenstudies Een belangwekkende ontwikkeling is in de eerste plaats het kabinetsstandpunt Ketenstudies van 22 december 2004. In de Ketenstudies voor Chloor, Ammoniak en LPG zijn de belangrijkste knelpunten en oplossingsrichtingen in beeld gebracht. In Noord-Brabant zijn 2 belangrijke stromen van soorten gevaarlijke stoffen op de Brabantroute aanwezig; namelijk LPG en Ammoniak. LPG afkomstig van het Botlekgebied en de Sloehaven met bestemming Duitsland en Zuid-Limburg. Ammoniak wordt vervoerd van Zuid-Limburg naar Delfzijl en IJmuiden. De vervoersstroom ammoniak afkomstig van MicroChemie maakt geen deel uit van de Ketenstudies. (Zie ook onder) In het kabinetsstandpunt Ketenstudies aangegeven bij voorkeur de Betuwelijn te willen gebruiken voor het transport van gevaarlijke stoffen, zodat stedelijke gebieden in de Brabantroute (Breda- Eindhoven-Venlo) worden ontzien. Op waterwegen speelt het probleem van externe veiligheid nauwelijks. De verplaatsing van spoor naar water biedt mogelijkheden om de veiligheid in het stedelijke gebied te verbeteren. Per stof zijn de belangrijkste conclusies: Ammoniak Het kabinet bekijkt of structurele ammoniaktransporten beëindigd kunnen worden door de locaties van productie en verwerking bij elkaar te brengen. Ammoniak dat via het spoor wordt vervoerd, kan deels ook veiliger door de binnenvaart (in zogenaamde aanvaringsbestendige tankers) worden getransporteerd. Het kabinet onderzoekt hoe het transport van ammoniak over het spoor tussen Geleen en IJmuiden kan worden beëindigd. Het vervoer van Ammoniak vanaf het bedrijf MicroChemie is niet opgenomen in de Ketenstudies. Op 19 januari 2006 heeft de staatssecretaris van VROM met dit bedrijf afgesproken dat er tot een maximum van 60.000 ton ( 1200 wagons) over het spoor richting België (via Roosendaal) mag worden vervoerd. Het bedrijf zal vooraf de mogelijkheden onderzoeken om deze hoeveelheid ammoniak over water te vervoeren. In de prognoses vervoer gevaarlijke stoffen van 2004 is voor deze route een hoeveelheid van 200.000 ton (3800 spoorwagons) opgenomen. Dit betekent dat op deze route het vervoer van ammoniak met 2600 ketelwagons vermindert en hiermee ook de kans op een ongeval met deze stof. Chloor Voor chloor zijn geen nieuwe veiligheidsmaatregelen nodig. De Europese Commissie heeft een overeenkomst goedgekeurd tussen AKZO Nobel en de Nederlandse Staat om de productie van chloor te verplaatsen naar de verwerkingsfabriek. Daardoor verdwijnt dit transport grotendeels. Het Chloor convenant is een afspraak met de Nederlandse overheid met een Nederlands bedrijf stromen. Vervoersstromen van deze stof (en andere gevaarlijke stoffen) met een herkomst en bestemming buiten Nederland zijn door de openheid van de grenzen binnen Europa moeilijk tegen te houden. (zie ook transitovervoer gevaarlijke stoffen door Nederland) 2 /5
LPG De LPG stroom uit het Botlek gebied zal na de openstelling van de Betuweroute via deze nieuwe spoorlijn naar Duitsland worden geleid. Dit met uitzondering van een stroom van ca. 600 wagons met bestemming Zuid-Limburg. Er wordt naar gestreefd het LPG uit Vlissingen zoveel mogelijk te vervoeren via de binnenvaart. De rest van het doorgaande vervoer naar Duitsland verloopt vanaf 2007 over de Betuweroute. Hierdoor neemt het LPG-vervoer door de steden in Brabant fors af. Ten slotte kan nog vermeld worden dat in 2005 afspraken zijn gemaakt met de LPG-sector. LPGtankwagens moeten worden voorzien van een hittewerende coating en dat LPG-tankstations voor 2010 aan strengere veiligheidseisen moeten voldoen. Rol provincie Noord-Brabant De Ketenstudies is een gezamenlijk initiatief van VROM, V&W, BZK en EZ. De studie bood volop ruimte voor inspraak; provincie Noord-Brabant maakte deel uit van in de klankbordgroep Ketenstudies. Vanuit deze positie is bij voortduring de verplaatsing van LPG stroom uit Vlissingen naar de Betuweroute ter sprake gebracht; hierbij in consequent ingegaan tegen het voornemen om dit herrouteren naar de Betuweroute via de route Breda, Tilburg, Den Bosch, te laten plaatsvinden. Dankzij onze inspanningen zal dit vervoer via Lage Zwaluwe en de Drechtsteden naar de Betuweroute worden geleid. Omdat wij ons realiseren dat dit geen optimale oplossing is voor de steden Goes, Bergen op Zoom, Roosendaal, Dordrecht en Zwijndrecht is door PNB de mogelijkheid onderzocht dit vervoer naar het water te verplaatsen. Inmiddels is dit onderzoek,quick Scan LPG-vervoer over water afgerond ( zie bijlage). De mogelijkheden om LPG per schip naar bedrijven of water/spoor terminals in Duitsland te vervoeren zijn veelbelovend. Het onderzoek is met enthousiasme ontvangen door de partners van de Task-force Brabantroute (een overlegorgaan met Venlo, B5, Drechtsteden en provincies Zuid-Holland en Limburg; dit onder voorzitterschap van onze gedeputeerde Janse de Jonge). Op dit moment wordt in overleg met VROM onderzocht of is dit plan te realiseren. Hierbij wordt ook de mogelijkheid van het benutten van een bestaande LPG wateroverslagplaats in Tiel onderzocht. Effecten Ketenstudies Noord-Brabant. Met de in gebruikname van de Betuweroute in 2007 zal een deel van het vervoer van LPG van de Brabantroute verdwijnen. Niet alleen de stroom uit Rotterdam zal grotendeels naar deze nieuwe spoorverbinding worden geleid. De hoeveelheid LPG uit Vlissingen wordt eveneens zo veel mogelijk via Lage-Zwaluwe naar de Betuwelijn geleid. Dit betekent dat er op de route Roosendaal- Venlo (via Breda, Tilburg Eindhoven en Helmond) een aanzienlijke verbetering ontstaat t.a.v. de externe veiligheid. Indien de modalshift spoor naar water bij het van Vlissingen afkomstig LPG wordt toegepast zal ook voor West Brabant en de Drechtsteden een verbetering van de veiligheid worden bereikt. Het vervoer van Ammoniak via Eindhoven- Den Bosch per spoor zal pas afnemen na een verplaatsing naar het binnenwater of nadat ammoniak in Zuid-Limburg ter plaatse wordt verwerkt. VROM onderhandelt hierover met de producent. Routering van gevaarlijke stoffen Het rijk wil het beleid over het vervoer van gevaarlijke stoffen langs twee trajecten verder inrichten. Ter uitwerking hiervan zal de Nota Vervoer Gevaarlijke Stoffen worden uitgebracht (op 31 januari jl. is deze nota in de Tweede Kamer besproken en mede naar aanleiding van kritiek van onze regio aangehouden) Het eerste traject is gericht op het vaststellen en invullen van een nationaal basisnet voor het vervoer van gevaarlijke stoffen om de spanning tussen vervoer en de bebouwde omgeving beter te kunnen hanteren. Het tweede traject is gericht op permanente verbetering van de veiligheid van de bedrijfsprocessen van vervoerders, verladers en ontvangers. Het basisnet is een instrument om de routering van gevaarlijke stoffen af te dwingen. 3 /5
Brabant Veiliger In het programma Externe Veiligheid 2004-2006 zijn projecten opgenomen op het gebied van Vervoer Gevaarlijk Stoffen; een daarvan is het project,risicoruimte water. De opzet van dit project was om te inventariseren hoeveel ruimte er op het binnenwater is voor gevaarlijke stoffen. In de beginfase van deze studie bleek dat er op de Brabantse wateren geen problemen zijn. Dit is reden geweest om dit onderzoek verder concreet te maken en de in de Ketenstudies genoemde oplossingsrichting LPG vervoer over binnenwater te onderzoeken. Het resultaat hiervan is het eerder genoemde onderzoek, Quick Scan LPG-vervoer over water. Uit dit onderzoek bleek dat het de mogelijkheden het LPG vervoer uit Vlissingen van spoor naar water te verplaatsen reëel zijn en een verbetering van de veiligheid betekent voor de steden in West-Brabant en de Drechtsteden. Daarnaast werd duidelijk dat de risico s op het water niet significant toenemen. Dit laatste was ook van belang, omdat de vrees bestond dat door het vervoer van LPG over water de risico s op de Boven Merwede bij Werkendam zouden worden overschreden. Dit blijkt niet het geval te zijn. Basisnetten weg, water en spoor Het herrouteren van stoffen zal afgedwongen worden door op routes beperkingen op te leggen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Dit wordt vastgelegd in het basisnet, waarbij een afweging wordt gemaakt tussen de vervoersbelangen, ruimtelijke belangen en de veiligheid. Infrastructuur (weg, water en spoor) wordt hierbij ingedeeld in 3 categorieën. Bij Categorie 1 verbindingen worden geen beperkingen opgelegd aan het vervoer van gevaarlijke stoffen maar wel aan de ruimtelijke ontwikkeling. Categorie 2, met beperkingen voor zowel vervoer en ruimtelijke ontwikkelingen en categorie 3 waar beperkingen gelden voor vervoer maar niet voor ruimtelijke ontwikkeling. Voor het basisnet spoor zijn in het najaar van 2005 in de conceptregeling RVGS (regulering Vervoer Gevaarlijke Stoffen per spoor) vervoersplafonds gevaarlijke stoffen per spoorcategorie voorgesteld. Deze plafonds waren zo hoog dat dit landelijk tot veel commotie heeft geleid. Tijdens de aanbieding van de Nota Vervoer Gevaarlijke Stoffen aan de 2 e kamer op 31 januari jl. is de concept regeling RVGS een van de redenen geweest dat behandeling van de Nota Vervoer gevaarlijke stoffen wordt opgeschort. Rol provincie Noord-Brabant De studie Basisnetten is in het najaar van 2005 opgestart. Voor het verkrijgen van draagvlak heeft V&W belanghebbende partijen (IPO, VNG, en bedrijfsleven) bij de studie betrokken. Provincie Noord-Brabant heeft namens het IPO zitting genomen in de stuurgroep, evenals in de werkgroepen basisnet weg en spoor. Wethouder Adriaansen (Roosendaal) zit namens de VNG in de stuurgroep. Via het netwerk Taskforce Brabantroute (Venlo, B5 Drechtsteden en provincies Zuid-Holland en Limburg) wordt teruggekoppeld en gezamenlijk opgetrokken. De Drechtsteden en Venlo zijn belangrijke partners in dit overleg; Dordrecht omdat hier de spoorlijnen vanuit Antwerpen en Breda samenkomen en Venlo vanwege de afspraken, die met het Rijk zijn gemaakt over het emplacement. Na opening van de Betuweroute mogen er op dit emplacement geen rangeerhandelingen met treinen gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Op 24 november 2005 heeft er bestuurlijk overleg plaats gevonden tussen de minister V&W en de staatssecretaris en bestuurders van de Taskforce Brabantroute, onder leiding van onze gedeputeerde Janse de Jonge. Roosendaal is ook bij dit overleg betrokken vanwege de voor gevaarlijke stoffen strategische rol van de spoorverbinding Rotterdam-België. In dit overleg is afgesproken dat de door ons bekritiseerde vervoerscijfers uit RVGS geen status hebben en dat bestaande afspraken tussen Rijk en gemeenten over de ruimtelijke invulling langs het spoor (Breda, Eindhoven Drechtsteden) zullen worden gerespecteerd. Recent zijn deze afspraken op 31 januari jl. tijdens de behandeling van de Nota Vervoer Gevaarlijke Stoffen opnieuw bekrachtigd door de minister van V&W. 4 /5
In de besprekingen over de RVGS is door ons gesteld, dat de voorgestelde vervoersplafonds onacceptabel zijn. De hoeveelheden zijn ongefundeerd hoog en eenzijdig door V&W bepaald. Daarnaast menen wij dat de benadering vanuit hoeveelheden gevaarlijke stoffen principieel onjuist is. Wij hebben voorgesteld om niet uit te gaan van vervoersplafonds maar van een veiligheidsplafond, waarbij de hoogte van het Groepsrisico en het Plaatsgebonden risico op een aanvaardbaar niveau wordt vastgelegd. De Taskforce Brabantroute steunt ons in deze benadering evenals het bedrijfsleven en Prorail. Pas zeer recent lijkt V&W de trekker van het project Basisnetten te willen afstappen van een benadering vanuit vervoersplafonds en staat open voor de door ons geïntroduceerde benadering vanuit een veiligheidsplafond. Om onze benadering te bekrachtigen wordt met het bedrijfsleven van zuid Limburg onderzocht of het mogelijk is op basis van een veiligheidsplafond een piloot uit te voeren voor de route tussen de Maasvlakte en zuid Limburg (van aanport naar economisch kerngebied). Indien onze aanpak realistisch is en voldoende draagvlak zal dit aan Verkeer en Waterstaat worden gepresenteerd. 's-hertogenbosch, 28 maart 2006 Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant 5 /5