Descartes, Heraclitus,. ontmoetingen met denkers
Centrum voor Kinderfilosofie Postbus 403 1800 AK Alkmaar Tel: 072-51 83 584 Coördinatoren: Marja van Rossum, e-mail: marja.vanwijk@inholland.nl Rob Bartels, e-mail: rob.bartels@inholland.nl www.kinderfilosofie.nl We willen graag dat zoveel mogelijk mensen gebruik maken van de lessen uit deze serie. Mits je ons je ervaringen ermee laat weten. 2
Verantwoording Filosoferen met kinderen vertrekt vanuit de eigen vragen van kinderen. Dat lijkt me een nauwelijks te betwisten uitgangspunt. Immers hoe kun je filosoferen over vragen die je jezelf niet stelt. Vaak wordt hieruit de conclusie getrokken dat we kinderen op de basisschool niet moeten vermoeien met Socrates, met Kant, of met Lyotard. Daaraan kleeft een beeld van stoffigheid en heel vaak wordt de vrees verwoord, dat kinderfilosofie zo verengd zou kunnen worden tot overdracht. We gaan Kant toch niet behandelen op de basisschool. Wat we wel doen is filosoferen met kinderen over wat je kunt weten, over regels, over Waarover gaat het eigenlijk? Over vragen waar filosofen zich al meer dan tweeënhalf duizend jaar mee bezighouden. Kunnen die mensen dan geen plek krijgen? Zou dat zelfs niet moeten? In de school vindt cultuuroverdracht plaats. Daarom leren we kinderen over Caesar, over Columbus, en nog zo wat mensen die hun sporen in de geschiedenis hebben gedrukt. Zouden kinderen dan ook iets mogen weten over Socrates, over Kant en over nog een paar denkers die grote invloed hebben gehad. Wordt dat niet te moeilijk? Is dat niet saai? Ik houd van biografieën. In een goede biografie komt iemand tot leven, leer je iemand kennen. Dat idee staat me bij deze serie voor ogen. Het moeten teksten worden waarin een persoon voor kinderen tot leven komt en waarin ze het denken van die mens leren kennen en kunnen volgen. Die teksten moeten niet alleen kennisgeven, maar ook doen nadenken, vragen wakker maken. De keuze van personen wil ik niet beperken tot hen die als filosoof te boek staan. Het gaat me om mensen die door hun denken school hebben gemaakt. Galileï en Freud horen net zo thuis in deze reeks als Socrates en Descartes. De eerste ervaringen met deze vorm, met teksten over Spinoza, Descartes en Heraclitus laten zien dat vragen die filosofen zich vierhonderd of tweeënhalf duizend jaar geleden gesteld hebben vandaag nog steeds prikkelen, bij kinderen vragen wakker maken. De vragen van de filosofie zijn niet alleen van alle tijden, maar ook van alle leeftijden. 3
De lessen in deze reeks zijn door verschillende mensen gemaakt. Judith van Raalten tekent voor de teksten en de werkbladen over Descartes en Heraclitus. Als filosofiestudente heeft ze in het voorjaar van 2003 stage gelopen bij het Centrum voor Kinderfilosofie. Ze zijn door haar uitgevoerd op basisschool de Zevensprong in Boskoop. Ik hoop dat ook anderen deze lessen willen uitvoeren en mij hun ervaringen willen laten weten. Dan blijft het een levende reeks. Rob Bartels 4
Hoe kun je met denkers aan de slag? Bij iedere denker vind je eerst een toelichting. Die is bedoeld voor jou, de leerkracht. Zo kun je jezelf oriënteren. Voor de liefhebbers hebben we ook steeds wat literatuurverwijzingen opgenomen. Dat zijn steeds makkelijk toegankelijke boeken. Centraal bij iedere ontmoeting staat een leestekst voor de kinderen. Die moet je natuurlijk ook vooraf gelezen hebben. Dan heb je je voldoende voorbereid om te kunnen beginnen. Wie zich goed wil voorbereiden bespreekt thuis of met collega's in de lunchpauze een paar vragen bij de tekst. Een goed gesprek maakt altijd nieuwe gedachten los, gedachten waar je in je eentje niet opkomt. Dat voelt een stuk zekerder als je het gesprek met de kinderen begint. Met de teksten kun je op verschillende manieren aan de slag. Vertel het verhaal in je eigen woorden, lees het verhaal voor, of lees het samen met de kinderen. Daarna heb je verschillende mogelijkheden. 1. Onze voorkeur is de kinderen in tweetallen zelf vragen te laten formuleren n.a.v. het verhaal. Wij vinden het belangrijk dat een gesprek gehouden wordt over de eigen vragen van kinderen. Leonard Nelson, de grondlegger van het moderne socratisch gesprek zei eens: 'Als de deelnemers geen eigen vragen hebben, dan stop ik, ga ik naar huis. Immers als mensen geen vragen hebben, waarover zouden we dan moeten praten'. 2. Als je het risico dat je misschien naar huis moet te groot vindt, kun je ook een van de door ons bedachte vragen als startvraag voor het gesprek kiezen. 3. Na het verhaal kun je de kinderen ook het werkblad geven. Individueel vullen ze het in. In kleine groepjes bespreken ze hun bevindingen. Wissel die uit en kies uitspraken die je in de hele groep kunt bespreken. Het is het mooist als een tweede gesprek, of een derde, voortkomt uit het vorige gesprek. Soms is dat moeilijk, dan kies je een nieuwe invalshoek: een vraag van de kinderen die de eerste keer niet is gekozen; een van de voorbedachte vragen of het werkblad. 5
De tien fasen van het filosofisch gesprek De 'tien fasen' is een model, dat houvast biedt bij het leiden van gesprekken. Als je nog niet zo ervaren bent is het verstandig dit model als leidraad te gebruiken. Fase 1 de inleiding Een korte prikkelende inleiding die een kwestie bevat die goed uitgediept kan worden. Dat is het verhaal. Fase 2 de vragen Het formuleren van vragen door kinderen n.a.v. de inleiding. Geef de kinderen eerst de gelegenheid individueel een vraag te bedenken. Laat ze vervolgens in tweetallen een vraag formuleren. Fase 3 vragen verzamelen Inventariseer de vragen van de tweetallen op het bord, of nog mooier op een flap. Een flap kun je in de groep laten hangen. Fase 4 de startvraag De groep kiest een van de verzamelde vragen. Dit wordt de startvraag voor het gesprek. Fase 5 Eerste inventarisatie In tweetallen denken de kinderen na over de startvraag. Na een paar minuten kun je een rondje maken en verschillende tweetallen aan het woord laten. Je kunt de eerste antwoorden van de tweetallen ook verzamelen op een flap. Fase 6 Eerste vervolgopdracht of verdiepingsvraag Meestal geeft de inventarisatie genoeg gespreksstof. Soms zul je een vervolgvraag zelf moeten formuleren. De volgende drie fasen kunnen afwisselend voorkomen, niet noodzakelijk in deze volgorde. Fase 7 Het analytisch moment Het afbakenen van een woord of begrip door dit gezamenlijk te omschrijven. Soms zul je dit doen door een lijst van kenmerken van een begrip op te stellen waar iedereen het over eens is. Fase 8 Een nieuwe invalshoek Als het gesprek op een dood spoor zit, moet een andere invalshoek gezocht worden om de kwestie uit de startvraag nader te onderzoeken. 6
Verandering van perspectief, omkering van de vraagstelling zijn mogelijkheden om tot zo'n nieuwe invalshoek te komen. Fase 9 Verwijzen naar een eerdere stellingname Een gesprek heeft zijn eigen dynamiek, het ontwikkelt zich in een bepaalde richting. Het is goed om te vragen hoe uitspraken zich verhouden tot eerdere stellingnames of argumenten. Fase 10 Conclusie Het is belangrijk een gesprek af te ronden. Conclusies moeten gebaseerd zijn op dat wat reeds naar voren is gebracht, ze mogen niet als een duveltje uit een doosje komen. Dat is vaak lastig, er is niet altijd een heldere conclusie. Je kunt ook het proces nog eens nalopen. Aanrader: verwijs naar de startvraag en laat de kinderen een nieuwe vraag formuleren, waarmee je de volgende keer verder zou kunnen. Algemene tip Het is niet gek als je tijdens het gesprek met je handen in het haar komt te zitten. Het gesprek loopt dood en je weet niet meer hoe je verder moet. Of: er worden zoveel verschillende dingen gezegd, dat je het overzicht kwijt bent. Betrek de kinderen in je 'probleem': waar zijn we nu, hoe zouden we verder kunnen? Of: laat de kinderen in tweetallen verder gaan. Doelstellingen In schoolboeken horen doelstellingen. Bij iedere les en het liefst zo operationeel mogelijk geformuleerd. Bij deze lessen laten we ze uitdrukkelijk achterwege. Een van jullie zou op het idee kunnen komen dat die doelen moeten worden bereikt. Een leerkracht die in zijn hoofd heeft welke inzichten de kinderen tijdens het gesprek moeten verwerven kan beter niet aan een filosofisch gesprek met kinderen beginnen. 7
8