Praktijkopdrachten Oriëntatie op de organisatie (niveau 3 en 4)

Vergelijkbare documenten
Praktijkopdrachten Oriëntatie op de organisatie (niveau 2)

Praktijkopdrachten Oriëntatie op de organisatie (niveau 3 en 4)

Je functie, taken en planning van werkzaamheden

Oriënterende opdracht 1 De organisatie, haar taken, doelstellingen en werkzaamheden

Het BPV bedrijf waar ik stage in loop heeft geen contact met andere afdelingen, omdat er maar één afdeling is.

Praktijkopdrachten Oriëntatie op de organisatie (niveau 3 en 4)

Praktijkinstructie Bedrijfsoriëntatie 2 (CAL01.2/CREBO:50211)

Praktijkinstructie Bedrijfsoriëntatie 1 (CAL01.1/CREBO:50240)

Lesbrief: Safe! Thema: Mens & Dienstverlenen aan het werk

Praktijkinstructie Bedrijfsoriëntatie 3 (CAL01.3/CREBO:50195)

Oriëntatie op het bedrijf

STAGEBOEKJE 2016 / 2017

BPV. Financieel Administratief Medewerker. Planning en beoordeling. Noorderpoort

Bedrijfsoriëntatie 2 BEDRIJFSORIËNTATIE 2 (CAL01.2/CREBO:50211)

Praktijkinstructie Bedrijfsoriëntatie 4 (CAL01.4/CREBO:50114)

Arbeidsomstandigheden

Bedrijfsoriëntatie 1 BEDRIJFSORIËNTATIE 1 (CAL01.1/CREBO:50240)

CHECKLIST TELEWERKEN Werkzaamheden Voorwaarden en faciliteiten Telewerkovereenkomst Nota Bene

Voorbeeld Praktijkopdracht. Bibliotheekmedewerker niveau 4

stageboekje STAGE sector economie administratief 3 e klas Handel en Administratie Naam: Klas: (administratief)

BPV Styling Design 1e jaars

DE ZES-STAPPENMETHODE ZELF WERKEN AAN JE WERKPROCESSEN. Illustraties: Corien Bögels

Meesterproef. Dienstverlening & Commercie. Pleincollege Nuenen

Samenvatting Zorg en welzijn SPW handboek vaardigheden

- Jouw plek in de organisatie

DEEL A COMPETENTIEOPDRACHT LFG 1

Betrekken medewerkers bij de uitvoering van de RI&E.

Verzuim- en re-integratieprotocol AURO

Welkom op de werkvloer Kennismaken met je stagebedrijf

Praktijkwerkboek AKA. Kopieën maken... 8 In deze opdracht maak je kopieën van documenten.

STAGE sector economiedetailhandel/bedrijven/instellingen. Stageboekje detailhandel/bedrijven/instellingen 3 E KLAS HA/MC. Sector economie.

Werkboek LINTSTAGE NAAM: KLAS:

Algemene beroepsvaardigheden. Werkboek

Bij een effectieve introductie komen de volgende onderwerpen aan de orde:

Dit is het woordenboek behorend bij de digitale cursus van Taal voor het Leven - Werk ze!.

Praktijkwerkboek AKA. Kennismaken met het archief... 4 Je gaat kennismaken met een archief met papieren archiefstukken op het werk.

Communicatie in het horecabedrijf. Waar gaat deze kaart over? Wat wordt er van je verwacht? Wat is communicatie?

Lesbrief: Inkopen op kantoor Thema: Wat is er?

Meer werkplezier in 3 stappen! Ontdek welke veranderingen jouw werkplezier vergroten.

De doelstellingen van de Arbowet zijn: het verbeteren van de veiligheid en gezondheid van medewerkers

1.1 Hoe vrijblijvend is de Arbowet?

Verantwoordelijkheid ontwikkelen. Informatiekit om uw medewerkers te helpen bij het voorkomen van werkstress

Hoe werk je met het projectenboek?

MEDEWERKERS VRAGENLIJST BRANCHE-RIE TECHNISCHE GROOTHANDEL

Handleiding Proeve van Bekwaamheid voor de deelnemer. Dossiers VMBO

Competentiescan Klant exemplaar

Certificaat B-VCA. Deel 1 van 3

Certificaat B-VCA. Deel 2 van 3

Praktijkwerkboek AKA. Dataverwerking. Mutaties doorvoeren... 8 In deze opdracht voer je mutaties door in een databestand.

Whitepaper Communicatie op de werkvloer WHITEPAPER. Communicatie. op de werkvloer. 10 tips om communicatie op de werkvloer te verbeteren!

Vrijwilligers en Arbeidsomstandigheden

Criteria. De beroepencarrousel

DEEL A COMPETENTIEOPDRACHT LFG 2

In je kracht. Werkboek voor deelnemers

URGERSCHAP ORGANISATIES. AAN HET EINDE VAN DEZE UITLEG: - Kun je een verzorgde brief schrijven. - Kun je op een juiste manier werkwoorden vervoegen.

HOE GEEF IK DE WEEK VORM? Handvatten voor de invulling van een werkplek tijdens de Week van de Mobiliteit

Voorkom schade en maak daardoor minder kosten. Preventie voor uw wagenpark

Ik, leren en werken. Aan het werk

Privacybeleid Kindercentrum de Parel

Stichtse Vrije School Voortgezet onderwijs Socrateslaan GL Zeist Telefoon: mail:

Werken in de techniek

OPDRACHTEN BIJ THEMA 9 FEEDBACK

EEN VOLLE GEREEDSCHAPSKIST? Duurzame generatie inzetbaarheid 26 september 2018

Bijzondere weersomstandigheden: wat moet je doen?

Zelfreflectie meetinstrument Ondernemende houding studenten Z&W

Tijd voor jezelf maken

STAGEVERSLAG VMBO LEERLING INSTRUCTIE

Verzuimreglement. Informatie, regelgeving en procedure. Versie januari Pagina 1 van 5

MAATSCHAPPELIJKE STAGE, WAT IS DAT?

euzedossier ouderparticipatie keuzedossier vmbo loopbaanoriëntatie

Ik heb een gesprek met de arts of de arbeidsdeskundige

6 Past je werk bij je privéleven? In deze prestatie ga je laten zien dat stage en privéleven best samen kunnen gaan.

STAGE LOGBOEK 3MAVO Naam: Klas:

fit for work AAN HET WERK BLIJVEN MET EEN CHRONISCHE AANDOENING HANDREIKING WERNEMER

Communicatiemateriaal

De nieuwe zorgmedewerker

Deze handleiding zal je in een aantal stappen uitleggen hoe je PlanManager kunt gaan gebruiken. De volgende handelingen worden kort behandeld:

Handreiking werknemer Aan het werk blijven met een chronische aandoening

HANDOUT. Waarover moet ik nadenken als ik vrijwilligerswerk wil doen?

PLANNING EN ORGANISATIE

Ziekteverzuimreglement Payroll Talent

MAATSCHAPPELIJKE STAGES, BEST TE DOEN!

Werken via Attract Uitzendbureau, hoe werkt dat? PERSONEELSGIDS

Bedrijfsoriëntatie 3 BEDRIJFSORIËNTATIE 3 (CAL01.3/CREBO:50195)

Deelopdracht 3 Werkoverdracht

EEN VOLLE GEREEDSCHAPSKIST? Duurzame generatie inzetbaarheid 28 maart 2018

U leert in deze les om een mening vragen. U wilt dan weten wat iemand vindt.

Werken op een servicedesk

BPV. Secretarieel Medewerker. Planning en beoordeling. Noorderpoort

Lesbrief: Motivatieplan Thema: Mens & Dienstverlenen aan het werk

EXAMEN KEUZEDEEL VERRIJKING LEERVAARDIGHEDEN Code: K INFORMATIE VOOR DE STUDENT

De tekst gaat over. 3. Als je moeilijke woorden in tekst tegenkomt kun je de woordhulp gebruiken. Kijk in regel 2. Wat betekent veiligheidsrisico s?

Bedrijfshulpverlening: informatie voor werknemers

VAKBONDSTRAINING VEILIG EN GEZOND WERK Vakbondstraining voor arbo-actieve vakbondsleden

Informatiebeveiliging

Verzuimprotocol. 1. Inleiding. 2. Visie op verzuim

Werkblad Mijn talenten en werk - kwaliteitenreflectie

STAGEBOEKJE NEGENDAAGSE SNUFFELSTAGE

HCFlex Stageboekje (Reglement)

Transcriptie:

Praktijkopdrachten Oriëntatie op de organisatie (niveau 3 en 4)

Inhoudsopgave Inleiding... 3 Oriënterende opdracht 1: De organisatie, haar taken, doelstellingen en werkzaamheden... 4 Oriënterende opdracht 2: Je functie, taken en planning van werkzaamheden... 7 Oriënterende opdracht 3: Veiligheid, gezondheid, welzijn en milieu... 10 Oriënterende opdracht 4: Rechten en plichten als medewerker... 13 Tips bij de oriënterende opdrachten... 17 2

Inleiding In deze oriënterende praktijkopdrachten vind je opdrachten over de volgende onderwerpen: De organisatie, haar taken, doelstellingen en werkzaamheden Je functie, taken en planning van werkzaamheden Veiligheid, gezondheid, welzijn en milieu De rechten en plichten die je als medewerker hebt In deze praktijkopdrachten vind je de volgende onderdelen: de opdrachten ondersteuning bij de opdrachten in de vorm van vragen de tips. 3

Oriënterende opdracht 1: De organisatie, haar taken, doelstellingen en werkzaamheden In oriënterende opdracht 1 maak je kennis met de organisatie en de afdeling waar je gaat werken. Je leert hoe de organisatie in elkaar zit en wat er gebeurt op de afdeling waar je gaat werken. Tijdens het werken binnen een organisatie krijg je steeds meer zicht op de werkzaamheden die worden uitgevoerd. Als je de opdrachten in deze opdracht hebt gedaan, zul je een beeld hebben gekregen van de organisatie, de afdelingen en de communicatie in de organisatie. Opdracht 1: Een organogram maken De structuur van een organisatie wordt vaak afgebeeld in een organisatieschema. Dit wordt ook wel een organogram genoemd. 1. Maak een organogram van de organisatie waar je nu werkt. 2. Laat hierin terugkomen welke afdelingen er binnen de organisatie zijn en wie daarvan de leidinggevenden zijn. Opdracht 2: Contacten met andere afdelingen In een organisatie hebben verschillende afdelingen contact met elkaar. Sommige afdelingen hebben ook contact met andere organisaties. Jouw afdeling heeft natuurlijk ook te maken met andere afdelingen binnen de organisatie. 1. Maak een schema waarin je aangeeft met welke afdelingen jouw afdeling regelmatig contact heeft. 2. Geef ook aan waarom jouw afdeling met die afdelingen contact heeft. Opdracht 3: Overleg voeren Binnen elke organisatie vindt communicatie plaats. Vaak gebeurt dit in de vorm van vergaderingen. 1. Maak een overzicht waarin je aangeeft welke vergaderingen binnen jouw afdeling voorkomen en geef aan welke andere afdelingen daar eventueel bij betrokken zijn. 2. Geef aan wat het doel is van deze vergaderingen. 3. Geef ook aan bij welke vergadering(en) jij aanwezig zult zijn. 4

Opdracht 4: Producten en/of diensten Elke organisatie heeft haar eigen doelstellingen. Deze doelstellingen kunnen per organisatie zeer verschillend zijn. Overheidsorganisaties leveren dienstverlening aan burgers. De meeste particuliere organisaties leveren producten en/of diensten, meestal om winst te kunnen maken. 1. Maak een overzicht van de producten en/of diensten die de organisatie levert waar jij nu werkt. 2. Maak daarna een overzicht van de producten en/of diensten die de afdeling waar jij nu werkt levert. Opdracht 5: Communicatiemiddelen Er zijn verschillende middelen die je kunt toepassen om (snel) te kunnen communiceren. Privé maak je misschien al gebruik van telefoon, email of MSN. In een organisatie wordt veel gebruik gemaakt van verschillende communicatiemiddelen. Er wordt gecommuniceerd met mensen binnen en buiten de organisatie in Nederland en soms ook in het buitenland. 1. Maak een overzicht van de verschillende communicatiemiddelen die worden gebruikt in de organisatie waar je werkt. 2. Geef ook aan waarvoor deze communicatiemiddelen meestal worden gebruikt. Opdracht 6: Een overzicht van afdelingen en communicatie Je hebt nu in kaart gebracht welke afdelingen er zijn, welke afdelingen contact hebben met de afdeling waar je werkt en welke communicatiemiddelen er worden gebruikt binnen het bedrijf. 1. Maak nu een overzicht waarin staat met welke afdelingen jij in je huidige functie te maken hebt. 2. Geef ook aan op welke manieren je met deze afdelingen communiceert en waarover. 5

Vragen Deze vragen kun je gebruiken om de opdrachten voor te bereiden. De onderwerpen komen later ook terug in de reflectiegesprekken met je praktijkopleider. 1. Welke doelstelling(en) heeft de organisatie waar je werkt? 2. Welke producten en/of diensten levert de organisatie? 3. Welke doelstelling(en) heeft de afdeling waar je werkt? 4. Welke producten en/of diensten levert de afdeling waar je werkt? 5. Welke werkzaamheden worden op de afdeling verricht? 6. Wie zijn de klanten van de organisatie waar je werkt? 7. Wie zijn de klanten van de afdeling waar je werkt? 8. Wat is een organogram? 9. Van welke communicatiemiddelen kan een bedrijf gebruik maken? 10. Op welke manieren kan in een bedrijf overleg plaatsvinden? 6

Oriënterende opdracht 2: Je functie, taken en planning van werkzaamheden In oriënterende opdracht 2 ga je je verdiepen in je functie, je taken en de planning van jouw werkzaamheden. Je gaat uitzoeken wat je nieuwe functie inhoudt, welke werkzaamheden je gaat uitvoeren en wat jouw verantwoordelijkheden zijn. Tijdens de stage ga je ook werken met beroepsgerichte praktijkopdrachten. Samen met je praktijkopleider ga je hiervoor een planning opstellen. Het is belangrijk dat je deze planning regelmatig met je praktijkopleider bespreekt en als dat nodig is, de planning aanpast. Opdracht 1: Je eigen taken en werkzaamheden op de afdeling Iedere medewerker heeft zijn/haar eigen werkzaamheden in een organisatie. 1. Wat zijn jouw taken en werkzaamheden? 2. Zet jouw taken en werkzaamheden in onderstaand schema. Schema 1 Je eigen taken op de afdeling Taken en werkzaamheden Verantwoordelijk voor Opdracht 2: Je werkzaamheden plannen Om goed te kunnen werken en goed met je tijd om te gaan, is het belangrijk dat al je werkzaamheden van tevoren worden gepland. 1. Kies in overleg met je praktijkopleider een bepaalde periode, bijvoorbeeld een maand. 2. Aan welke praktijkopdrachten en/of andere taken ga je in die periode werken? Schrijf die op. 3. Schrijf ook op wanneer de praktijkopdrachten en/of andere taken klaar moeten zijn. Je kunt hiervoor schema 2 gebruiken. 4. Bespreek de planning met je praktijkopleider. 7

5. Heb je genoeg tijd ingepland (niet teveel en niet te weinig)? 6. Ben je geen taken of praktijkopdrachten vergeten? 7. Pas de planning zo nodig aan. Schema 2 Periode Planning van de werkzaamheden van tot Werkzaamheden Planning Opdracht 3: Vragen over de planning In opdracht 2 heb je een planning gemaakt voor de komende periode. Houd deze planning goed in de gaten. Bespreek deze planning regelmatig met je praktijkopleider en maak een kort verslag van deze gesprekken. Beantwoord daarbij de volgende vragen: 1. Heb je de werkzaamheden die gepland stonden ook echt gedaan? Waarom wel, waarom niet? 2. Hoeveel tijd heb je ongeveer gebruikt per werkzaamheid? Vind je dit veel of weinig? 3. Wat voor extra werk heb je eventueel naast de geplande werkzaamheden gedaan? 4. Heb je de werkzaamheden helemaal kunnen uitvoeren? Zo nee, waarom was dat niet mogelijk? Wat heb je in plaats daarvan gedaan? 5. Welke werkzaamheden zijn goed verlopen? 6. Welke werkzaamheden zijn moeizaam of slecht verlopen? Waarom? Wat had je anders kunnen doen? 8

Opdracht 4: Bespreken met de praktijkopleider 1. Bespreek de uitwerkingen van de gemaakte opdrachten met je praktijkopleider. 2. Pas eventueel je uitwerkingen na afloop van dit gesprek aan. Vragen Deze vragen kun je gebruiken om de opdrachten voor te bereiden. De onderwerpen komen later ook terug in de reflectiegesprekken met je praktijkopleider. 1. Op welke afdeling werk je? 2. Welke functie vervul je? 3. Welke werkzaamheden verricht je? 4. Wie controleert deze werkzaamheden? 5. Worden werkzaamheden ook gepland? Zo ja, door wie? 9

Oriënterende opdracht 3: Veiligheid, gezondheid, welzijn en milieu In oriënterende opdracht 3 ga je kennismaken met de regels en voorschriften voor veiligheid, gezondheid, welzijn en milieu die op het werk gelden. Je gaat leren over de Arbowetgeving en over de beveiliging van bedrijfsgegevens en persoonsgegevens binnen de organisatie. Binnen alle organisaties moet aandacht worden besteed aan het milieu. Wat kan jouw bijdrage zijn als medewerker aan het milieu? In deze opdracht wordt op deze en andere vragen ingegaan. Opdracht 1: De Arbowet De Arbowetgeving geldt ook voor de organisatie waar jij werkt. 1. Wat is de Arbowet? 2. Welke regelgeving uit de Arbowetgeving is belangrijk voor het werk dat jij nu doet? Maak gebruik van internet om meer over de Arbowet te weten te komen. 3. Verwerk de antwoorden op bovenstaande vragen in een kort verslag over de Arbowet. Opdracht 2: Arbobesluit en beeldschermwerk In veel beroepen wordt tegenwoordig met de computer gewerkt. Ook bij jouw werk krijg je vast en zeker met computerwerk te maken. Op iedereen die met een computer werkt is het zogenaamde Arbobesluit van toepassing. Voor deze opdracht ga je op internet naar informatie zoeken over het Arbobesluit en werken met beeldschermen. 1. Van welke klachten kunnen beeldschermwerkers last krijgen? 2. Wat kan de werkgever doen om problemen te voorkomen? 3. Wat kan de medewerker zelf doen om klachten als gevolg van beeldschermwerk te voorkomen? 4. Verwerk de antwoorden op bovenstaande vragen in een kort verslag. Opdracht 3: Een rapport over de Arbowetgeving opstellen 1. Stel een rapport op voor het management van je afdeling waarin je de toepassing van de relevante Arbowetgeving binnen de afdeling beschrijft. 2. Doe daarbij ook aanbevelingen om deze te verbeteren. Je kunt hierbij eventueel gebruik maken van de vragen die bij deze opdracht horen. 3. Maak een duidelijke opzet van de inhoud van je rapportage voordat je aan de rapportage begint. 10

4. Bespreek het rapport met je praktijkopleider voordat je het overhandigt aan het management. Opdracht 4: Bedrijfs en persoonsgegevens Bedrijfs en persoonsgegevens worden binnen organisaties beveiligd. 1. Zoek uit hoe binnen jouw organisatie wordt omgegaan met het beveiligen van gegevens. 2. Zoek uit waarom het zo belangrijk is dat persoons en bedrijfsgegevens zijn beveiligd. 3. Zoek uit wat jouw eigen verantwoordelijkheid is voor wat betreft beveiliging. 4. Verwerk de antwoorden op bovenstaande vragen in een kort verslag. Opdracht 5: Energie besparen Niet alleen thuis, maar ook op het werk is het belangrijk dat je zuinig omgaat met energie. De overheid heeft daarover eisen opgesteld. Bijvoorbeeld regels voor het verminderen van het energiegebruik door computerapparatuur. De overheid vindt dat er alles aan gedaan moet worden om energieverspilling en milieuvervuiling te voorkomen of te beperken. 1. Stel nu dat je leidinggevende je vraagt uit te zoeken hoe je binnen jouw afdeling minder energie kan worden gebruikt, zodat het milieu minder belast wordt. 2. Welke tips zou je je leidinggevende geven? Opdracht 6: Een presentatie over het verwerken van afvalstoffen In deze opdracht ga je je verdiepen in wat er gebeurt met de afvalstoffen die de afdeling produceert. Dit kunnen verschillende soorten stoffen zijn. De ene stof is schadelijker voor het milieu dan de andere. Denk bijvoorbeeld aan een afgekeurde printer of aan stapels te vernietigen papier. 1. Zoek uit welke afvalstoffen er voorkomen binnen de afdeling. 2. Geef vervolgens je tips over wat de organisatie met deze afvalstoffen zou kunnen doen. Hierbij kun je bijvoorbeeld denken aan recyclen. 3. Maak van al je bevindingen een korte presentatie. 4. Geef de presentatie voor je leidinggevende en andere geïnteresseerden. 11

Vragen Deze vragen kun je gebruiken om de opdrachten voor te bereiden. De onderwerpen komen later ook terug in de reflectiegesprekken met je praktijkopleider. 1. Wat moet je doen bij brand? 2. Wat is vanuit je eigen werkplek de snelste vluchtweg? 3. Waar bevindt zich de bedrijfshulpverlening binnen de organisatie? 4. Wat moet je doen bij inbraak? 5. Wat moet je doen bij een ongeval? 6. Hoe kun je een EHBOer binnen de organisatie bereiken? 7. Welke regels zijn er voor het voorkomen van ongevallen? 8. Welke arbeidsomstandigheden in de organisatie kunnen leiden tot gezondheidsproblemen? 9. Welke persoonlijke beschermingsmiddelen worden binnen de organisatie gebruikt? 10. Hoe vaak moeten deze beschermingsmiddelen worden gecontroleerd? 11. Wanneer zijn deze beschermingsmiddelen niet meer bruikbaar? 12. Wat betekent de afkorting Arbowet? Noem vier aspecten van de Arbowet die belangrijk zijn voor je huidige werk. 13. Wie is verantwoordelijk voor het arbobeleid in de organisatie? 14. Wat is de rol van de arbeidsinspectie? 15. Wat is het verschil tussen persoons en bedrijfsgegevens? Geef van beide twee voorbeelden. 16. Welke persoons en bedrijfsgegevens vallen onder de geheime gegevens? 17. Hoe worden persoons en bedrijfsgegevens beveiligd? 18. Welke afvalstoffen die jouw afdeling produceert, mogen niet gewoon worden weggegooid? 19. Voor het verwerken van afval bestaan diverse methodes. Denk aan recycling, storten, verbranden, enzovoort. Welke methoden worden binnen de organisatie toegepast? 12

Oriënterende opdracht 4: Rechten en plichten als medewerker In opdracht 4 leer je welke rechten en plichten je als medewerker hebt. Door het tekenen van het contract heb je namelijk toegezegd je hieraan te houden. Opdracht 1: Je rechten en plichten uitzoeken Als medewerker heb je rechten en plichten. Voor deze opdrachten ga je uitzoeken welke rechten en plichten je hebt bij ziekte, arbeidsongeschiktheid en werkloosheid. 1. Vul kort de belangrijkste rechten en plichten in onderstaand schema in. Schema 1 Bij ziekte Bij arbeids ongeschiktheid Bij werkloosheid Mijn rechten zijn: Mijn plichten zijn: 13

Opdracht 2: De arbeidsovereenkomst Als je ergens gaat werken worden de afspraken die gelden tussen jou en je werkgever op papier gezet. Je hebt dan een arbeidsovereenkomst. Een arbeidsovereenkomst wordt ook wel een contract genoemd. Soms zijn de afspraken tussen jou en je werkgever alleen mondeling gemaakt. Ook dan zijn het afspraken die je werkgever en jij beiden moeten nakomen. 1. Vul het volgende schema in. De zaken die niet in je contract staan vraag je aan het hoofd van de afdeling Personeelszaken (of diegene die daar binnen de organisatie verantwoordelijk voor is). Schema 2 Onderdelen Afspraken 1. Looptijd contract Van. tot 2. Arbeidstijden Van.. tot. uur 3. Aantal uren per week/maand.. 4. Pauzes.. 5. Vakantieuitkering Hoeveel % van wat? Wanneer wordt het vakantiegeld uitbetaald? Ja / nee.... 6. Hoeveel vrije dagen heb je?.. 7. Wat zijn ADVdagen? Heb je ook ADVdagen? Zo ja, hoeveel?.... 8. Heb je recht op een 13e maand?.. 14

Opdracht 3: Een personeels of ORachterbanvergadering bijwonen 1. Bespreek met je praktijkopleider of het mogelijk is deel te nemen aan een personeels of ORachterbanvergadering. 2. Bedenk vooraf waar je op gaat letten. 3. Noteer in het kort die punten van de vergadering die je belangrijk vindt: Soort vergadering:... Datum:.. 20 Belangrijke punten: 4. Wat mij opviel tijdens de vergadering: Opdracht 4: Uitwerkingen bespreken 1. Bespreek de uitwerkingen van de gemaakte opdrachten met je praktijkopleider. 2. Pas eventueel je uitwerkingen na afloop van dit gesprek nog aan. 15

Vragen Deze vragen kun je gebruiken om de opdrachten voor te bereiden. De onderwerpen komen later ook terug in de reflectiegesprekken met je praktijkopleider. 1. Wat is een arbeidsovereenkomst? 2. Wat zijn de hoofdonderwerpen in een arbeidsovereenkomst? 3. Welke voorschriften gelden er als je ziek wordt? 4. Hoe meld je je ziek? En bij wie? 5. Hoe meld je je beter? En bij wie 6. Gelden er binnen je afdeling of de organisatie nog specifieke regels voor medewerkers? 7. Wat gebeurt er als je je werk helemaal niet meer zou kunnen doen door arbeidsongeschiktheid? 8. Wat is het verschil tussen gedwongen en vrijwillig ontslag? 9. Wat is een ondernemingsraad? 10. Is er in je organisatie een ondernemingsraad? Waarom wel of waarom niet? 11. Wanneer er geen ondernemingsraad is: hoe wordt binnen de organisatie dan gezorgd dat de rechten en plichten van een medewerker bewaakt worden? 16

Tips bij de oriënterende opdrachten Vraag je praktijkopleider om hulp als je ergens niet uitkomt. Maak gebruik van internet en als dat er is intranet om meer over de organisatie te weten te komen. Je kunt ook een afspraak met een collega maken, als je iets wilt weten. Maak een planning van je werkzaamheden. Stel prioriteiten. Als je denkt de planning niet te halen, meld dat dan tijdig aan je leidinggevende of de betrokkenen. Let op dat je niet te lang achter elkaar beeldschermwerkzaamheden uitvoert. Probeer altijd milieubewust te handelen. Lees jouw arbeidsovereenkomst goed door en kijk of er geen fouten of onduidelijkheden in staan. Stel vragen als iets onduidelijk is over de arbeidsovereenkomst. Het is belangrijk te weten wie je moet bellen als je ziek bent. Zorg dat je het telefoonnummer dat je moet bellen als je ziek bent ook thuis bij de hand hebt. 17