Milieuhandhavingscollege

Vergelijkbare documenten
Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege

hierna de tegen hierna de

hierna de tegen voor wie hierna de

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de

Milieuhandhavingscollege

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege

hierna de tegen 6/24, hierna de

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege

52-VK van. hierna de. tegen. voor wie. hierna de. 6 november 2012

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege

hierna de tegen voor wie hierna de 24 januari 2013

hierna de tegen voor wie hierna de 24 januari 2013

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

Milieuhandhavingscollege

hierna de tegen voor wie hierna de

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege

hierna de tegen voor wie de Vlaamse overheid, hierna de

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

Milieuhandhavingscollege

hierna de tegen voor wie hierna de 29 maart 20122

Milieuhandhavingscollege

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

Milieuhandhavingscollege

hierna de tegen hierna de

Voorliggende publicatie bundelt dan ook de geanonimiseerde versies van de uitspraken van het Milieuhandhavingscollege in 2010:

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

51-VK van. mevrouw. raadsman, hierna de. tegen. voor wie. hierna de. noemen, 6 november 2012

Milieuhandhavingscollege

de BVBA hierna de tegen wie optreedtt afdelingshoofd Energie hierna de

Milieuhandhavingscollege

mevrouw hierna de tegen hierna de 16 februari 2012

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege

voor wie van de Vlaamse

Infosessies geluidsnormen muziek

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

advocaat hierna de tegen hierna de

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

Milieuhandhavingscollege

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

Beslissing. hierna de. tegen. hierna de

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

Milieuhandhavingscollege

MHHC-11/ /5-VK. advocaat. hierna de. tegen. hierna de

Milieuhandhavingscollege

uw bericht van uw kenmerk ons kenmerk bijlagen

Milieuhandhavingscollege

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

/11-VK van. hierna de. tegen 6/24, hierna de. 21 februari 2013

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

Transcriptie:

Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/82-VK van 10 oktober 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering, voor wie optreedt mevrouw Sigrid RAEDSCHELDERS, afdelingshoofd van de afdeling Milieuhandhaving, Milieuschade en Crisisbeheer van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie van de Vlaamse overheid, hierna de verwerende partij te noemen, ingeschreven in het register van de beroepen op 8 maart 2013 onder nummer 13/MHHC/17-M, MHHC-13/82-VK 10 oktober 2013 1

heeft het Milieuhandhavingscollege het volgende overwogen: 1. Voorwerp van het beroep Het beroep is gericht tegen de beslissing 11/AMMC/1221-M/DDS van 1 februari 2013. Met deze beslissing legt de gewestelijke entiteit aan de verzoekende partij een alternatieve bestuurlijke geldboete op van 140 euro, vermeerderd met de opdeciemen die ten tijde van het plegen van de feiten van toepassing waren voor de strafrechtelijke geldboeten, aldus gebracht op 770 euro, dit wegens het wederrechtelijke bezit van beschermde vogels, met gefraudeerde pootring of zonder pootring, en het bezit van een verboden vangtuig. 2. Verloop van de rechtspleging 2.1. Op 11 oktober 2011 beslist de procureur des Konings van Gent om het milieumisdrijf niet strafrechtelijk te behandelen. Met een brief van 9 november 2011 brengt de gewestelijke entiteit de verzoekende partij op de hoogte van haar voornemen om een alternatieve bestuurlijke geldboete, al dan niet vergezeld van een voordeelontneming, op te leggen en nodigt zij de verzoekende partij uit om schriftelijk haar verweer mee te delen. Op 5 december 2011 ontvangt de gewestelijke entiteit het verweer van de verzoekende partij. Op 1 februari 2013 legt de gewestelijke entiteit de voormelde bestuurlijke geldboete op. De kennisgeving van deze beslissing aan de verzoekende partij gebeurt op 18 februari 2013. 2.2. Met een aangetekende brief van 6 maart 2013 stelt de verzoekende partij beroep in tegen de beboetingsbeslissing. De verwerende partij dient op 15 maart 2013 bij de griffie een dossier in met een kopie van de bestreden beslissing en de stukken op grond waarvan de gewestelijke entiteit haar beslissing heeft genomen. De verwerende partij dient op 29 april 2013 een memorie van antwoord in. 2.3. Bij beschikking 13/MHHC/17-M/B1 van 8 augustus 2013 heeft de kamervoorzitter de behandeling van het beroep vastgesteld op de zitting van 19 september 2013. De verzoekende partij, hoewel regelmatig opgeroepen, is op de zitting niet aanwezig noch vertegenwoordigd. De verwerende partij is vertegenwoordigd door de heer Pieter CALLEBAUT, beleidsmedewerker van de afdeling Milieuhandhaving, Milieuschade en Crisisbeheer van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie van de Vlaamse overheid. Bestuursrechter Peter SCHRYVERS brengt verslag uit. De verwerende partij wordt gehoord. De debatten worden gesloten en de zaak wordt voor uitspraak in beraad genomen. MHHC-13/82-VK 10 oktober 2013 2

3. Ontvankelijkheid Het beroep, dat op 6 maart 2013 is ingediend met een aangetekende brief, is tijdig en regelmatig naar vorm. Er stellen zich geen problemen met betrekking tot andere aspecten van de ontvankelijkheid van het beroep en de verwerende partij werpt desbetreffend geen excepties op. Het beroep is ontvankelijk. 4. Feiten De feiten die vaststaan en relevant zijn voor de beoordeling van het beroep kunnen als volgt worden samengevat. 4.1. Naar aanleiding van een melding van de Natuurinspectie Antwerpen dat bij controles van vogelhouders in de provincie Antwerpen gefraudeerde pootringen zijn aangetroffen met het stamnummer van de verzoekende partij, voeren twee toezichthouders van het Agentschap voor Natuur en Bos, provinciale afdeling Oost-Vlaanderen, op 28 september 2011 een controle uit bij de verzoekende partij. De verzoekende partij en haar echtgenote geven vrijwillig toestemming tot huiszoeking. In de volière van de verzoekende partij controleren de natuurinspecteurs de vogels. Zij treffen er 2 niet-geringde vogels (1 sijs en 1 zwartkop) en 7 vogels met gefraudeerde ring (1 rietgors, 1 barmsijs, 1 Europese kanarie, 1 zwartkop, 1 geelgors en 1 vink) aan. Zij ontvangen van de verzoekende partij eveneens een oud groen vogelvangstnet. 4.2. Verhoord omtrent de vastgestelde feiten verklaart de verzoekende partij onder meer: Ik ben vogelhouder en was vroeger vogelkweker. Jullie hebben enkele ongeringde vogels bij mij aangetroffen. Ik heb die gekweekt in een zeer grote volière en slaagde er niet altijd in om deze vogels op tijd te ringen. Op jullie vraag of ik soms verboden tuigen in bezit had, heb ik onmiddellijk gezegd dat ik een oud slagnet gekregen had. Ik gebruik dit net enkel om mijn fazanten en eenden die ik zelf kweek bijeen te drijven. De andere niet correct geringde vogels heb ik gekregen van de weduwe van een overleden vogelhouder. 5. Beoordeling 5.1. De gewestelijke entiteit kwalificeert de vastgestelde feiten als milieumisdrijven overeenkomstig artikel 16.1.2, 2, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid (hierna DABM), meer bepaald als schendingen van: - artikel 12 het besluit van de Vlaamse Regering van 15 mei 2009 met betrekking tot soortenbescherming en soortenbeheer (hierna Soortenbesluit), dat onder meer het onder zich hebben ( ) van specimens ( ) van beschermde diersoorten verbiedt; - artikel 16, 3, Soortenbesluit, op grond waarvan, onder meer, het onder zich hebben van vogelvangstnetten, mistnetten, allerlei types van kooien ( ), van welk formaat ook, die geschikt zijn voor de vangst van vogels ( ) verboden is; - artikel 42 Soortenbesluit dat de voorwaarden bepaalt waaraan een gesloten pootring moet voldoen. Zij legt in toepassing van de artikelen 16.4.25 tot en met 16.4.38 DABM en artikel 76 van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008 tot uitvoering van titel XVI van het DABM een alternatieve bestuurlijke geldboete op. MHHC-13/82-VK 10 oktober 2013 3

5.2. De verzoekende partij betwist de inbreuken niet, maar wel de hoogte van de bestuurlijke geldboete. Zij voert daarvoor het volgende aan: - de geelgors en rietgors werden geringd aangekocht in vertrouwen op een vogelbeurs in Putte in 2008. Ik had geen weet van gefraudeerde of te grote ring; - betreffende de 2 ongeringde vogels kan ik u verklaren dat ik destijds een honderdtal vogels bezat in meerdere volières en dat deze 2 vogels van eigen waren. Mogelijks werden deze per toeval of vergetelheid in het nest niet geringd. Er is hier zeker geen sprake van kwaad opzet. De hoogte van de bestuurlijke boete is dan niet in verhouding met deze vergetelheid; - betreffende de gefraudeerde ringen wens ik u mede te delen dat ik niet op de hoogte was. Bij de aankoop van een vogel is het niet altijd duidelijk of de ring gefraudeerd werd. Je koopt in vertrouwen! Op basis van bovenvermelde argumenten en gezien ik steeds goed voor mijn vogels heb gezorgd, mijn volledige medewerking bij uw onderzoek heb verleend, vraag ik u om de hoogte van uw bestuurlijke geldboete te willen herzien. 5.3. In haar memorie van antwoord stelt de verwerende partij vooreerst vast dat de verzoekende partij de feiten niet betwist. Zij besluit vervolgens, met uitgebreide vermelding van citaten uit de bestreden beslissing, dat de ernst van de feiten en de frequentie op rechtmatige wijze in overweging werden genomen bij het bepalen van de hoogte van de boete. Ten slotte, meent zij dat de diverse argumenten die de verzoekende partij aanhaalt, niet aantonen dat de verwerende partij kennelijk onredelijk zou gehandeld hebben bij de beoordeling van de factor omstandigheden bij het nemen van de bestreden beslissing. Zij baseert zich daarbij op het volgende: - zij meent dat de bewering van de verzoekende partij dat zij niet wist dat de aangekochte geelgors en rietgors een gefraudeerde ring droegen, volstrekt ongeloofwaardig is: als vogelhouder en vogelkweker moet de verzoekende partij over voldoende kennis beschikken om het onderscheid tussen een legale en een gefraudeerde ring te zien; - ook de verklaring dat de verzoekende partij 2 vogels van eigen kweek is vergeten te ringen, vindt zij werkelijk niet plausibel. Bovendien neemt dit het milieumisdrijf niet weg. De verwerende partij beklemtoont voorts dat in de bestreden beslissing geen sprake is van kwaad opzet; - het goed verzorgen van de vogels is volgens de verwerende partij een normale gedraging van een vogelhouder, die niet in aanmerking komt voor een verlaging van de geldboete; - de goede medewerking van de verzoekende partij bij de huiszoeking werd reeds meegenomen in de beoordeling van de bestreden beslissing. 5.4.1. Het ingeroepen bezwaar moet worden beoordeeld in het licht van artikel 16.4.4 DABM juncto artikel 16.4.29 DABM. Artikel 16.4.4 DABM bepaalt dat bij het opleggen van een bestuurlijke geldboete de gewestelijke entiteit ervoor moet zorgen dat er geen kennelijke wanverhouding bestaat tussen de feiten die aan de bestuurlijke geldboete ten grondslag liggen en de boete die op grond van die feiten wordt opgelegd. Artikel 16.4.29 DABM preciseert dat wanneer de gewestelijke entiteit een bestuurlijke geldboete oplegt zij de hoogte ervan moet afstemmen op de ernst van de milieu-inbreuk of het milieumisdrijf en tevens rekening moet houden met de frequentie waarmee en de omstandigheden waarin de vermoedelijke overtreder de milieu-inbreuk of het milieumisdrijf heeft gepleegd of beëindigd. Van een mogelijke schending van deze artikelen kan alleen dan sprake zijn indien de gewestelijke entiteit op kennelijk onredelijke wijze toepassing heeft gemaakt van de waarderingscriteria die er zijn bepaald. 5.4.2. Vooreerst bevestigt het Milieuhandhavingscollege dat het vanwege de gewestelijke entiteit niet kennelijk onredelijk is om ervan uit te gaan dat de verzoekende partij, als vogelhouder en voormalig vogelkweker, in staat moet zijn om het verschil te onderkennen tussen een legale en een gefraudeerde pootring. Omtrent het niet-ringen van de zelf gekweekte vogels stelt het College samen met de verwerende partij vast dat de bestreden beslissing hieromtrent inderdaad geen kwaad opzet in rekening brengt. Daarenboven merkt het College op dat niet enkel het opzettelijk plegen van milieumisdrijven, maar MHHC-13/82-VK 10 oktober 2013 4

ook het door gebrek aan voorzorg of voorzichtigheid plegen van milieumisdrijven aanleiding kan geven tot het opleggen van een bestuurlijke geldboete. Aangaande het goed verzorgen van de vogels, oordeelt het Milieuhandhavingscollege dat het de gewestelijke entiteit vrij staat, binnen de ruime discretionaire bevoegdheid met betrekking tot het bepalen van het boetebedrag die de decreetgever haar heeft toegekend, om een dergelijke gedraging niet als een boetemilderende omstandigheid in rekening te brengen. Ten slotte stelt het Milieuhandhavingscollege samen met de verwerende partij vast dat de bestreden beslissing reeds rekening houdt met de vrijwillige toestemming tot huiszoeking. Het enige bezwaar is ongegrond. 5.5. De behandeling van het beroep door het Milieuhandhavingscollege heeft geen kosten met zich gebracht, zodat een beslissing over de kosten van het geding zonder voorwerp is. Om deze redenen beslist het Milieuhandhavingscollege: 1. Het door de verzoekende partij ingediende beroep is ontvankelijk doch ongegrond. 2. De beslissing 11/AMMC/1221-M/DDS van 1 februari 2013 van de gewestelijke entiteit wordt bevestigd. Dit arrest is uitgesproken in Brussel op de openbare zitting van 10 oktober 2013 door het Milieuhandhavingscollege, dat samengesteld is uit: Carole M. BILLIET Ludo DE JAGER Luk JOLY Josef NIJS Peter SCHRYVERS Johan CEENAEME ondervoorzitter plaatsvervangend bijgestaan door Xavier VERCAEMER griffier. De griffier, De ondervoorzitter, Xavier VERCAEMER Carole M. BILLIET MHHC-13/82-VK 10 oktober 2013 5