Op weg met VOS en MOF

Vergelijkbare documenten
Bescherming als alibi? Durf het traject van de jongere centraal te stellen

Een evidence based jeugddelinquentierecht What s in a name?

Samen op weg met VOS en MOF. Inzichten uit onderzoek over jeugdhulp en jeugddelinquentie voor beleid en praktijk

Als het kompas alle kanten uitdraait

Hanne Op de Beeck. Het verband tussen levensstijlrisico s en jeugddelinquentie uitgediept

Katrien Herbots. Sofie Van Rumst. Coördinator Kenniscentrum Kinderrechten Vrijwillig Wetenschappelijk medewerker ISR & LINC, KU Leuven

HET MOEILIJKE SAMENGAAN VAN

JEUGDBESCHERMING IN EVOLUTIE. Inleiding: 1965 = geboorte of doorstart? Evolutie in chronologie Evolutie in thema s Conclusie

Project C: Desist. Desistance bij wetsovertreders met een psychiatrische problematiek Verkennende focusgroepen

Bijlage 6: Artikels. Artikel 1: Meer strafzaken voor rookverbod

Inhoud Voorwoord Criminologie: een terreinverkenning Beschrijvende criminologie Het strafrechtelijk systeem in actie

Inhoud. Hoofdstuk 1. De institutionalisering van het ingrijpen in opvoeding in de. Hoofdstuk 2. Sociale opvoeding in het regime van de Wet op de

Inhoud 1. JEUGDRECHT. 11. Discussiepunten Intersentia

Marleen Weulen Kranenbarg Cyber-offenders versus traditional offenders

Kinderrechten toepassen Aanknopingspunten en kritische reflecties

ADVIES Intersectoraal Raadgevend Comité Jeugdhulp advies : voorontwerp decreet jeugddelinquentie- recht

Conceptnota. Contouren en plan van aanpak voor een Vlaams beleid inzake een gedifferentieerde aanpak van jeugddelinquentie

Inhoud. Desistance & druggebruikende delinquenten. Criminele carrières van druggebruikende delinquenten, met focus op hun desistanceproces

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Generation What? 1 : Vertrouwen in de instellingen

PARTICIPATIE DOOR KINDEREN

De Invloed van Persoonlijke Doelen en Financiële Toekomst perspectieven op Desistance van. Criminaliteit.

Verraderlijk gewoon: Licht verstandelijk gehandicapte jongeren, hun wereld en hun plaats in het strafrecht

Over veelplegers, uithandengeving & plaatsing in GI. Jenneke Christiaens

Op weg naar een nieuw decreet jeugdrecht

Jongerengeweld in Vlaanderen. Omvang, aard en populaire veronderstellingen. Forumdag jeugd en welzijn. Roeselare, 24 april 2012.

Een kwalitatieve studie naar veranderingen of alternatieven voor uithandengeving

HOOFDSTUK 3. JEUGDSANCTIERECHT

NEDERLANDSE ACCENTEN IN HET VEILIGHEIDSBELEID VAN DE EUROPESE UNIE

4/20/2017. Op weg met de TomTom Jac van der Klink. 19 april Jac van der Klink. 19 april vervolg op

INHOUD. Ten geleide... v Voorwoord... ix Dankwoord... xi DEEL I. INLEIDING. Hoofdstuk 1. Wat is recht? Hoofdstuk 2. Indeling van het recht...

BELANG VAN DE MINDERJARIGE. Artikel 5

Take-home toets: Kwalitatief onderzoek

Master of Science in het Sociaal Werk en Sociaal Beleid. Faculteit Sociale Wetenschappen

Onderzoeksfiche e00005.pdf. 1. Referentie

De strafrechttheorieën en het strafrecht Het Jeugdsanctierecht: bescherming, bestraffing en/of herstel?

Recht op een menswaardige behandeling

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Vincent VANDENKERCKHOVEN Klantenbeheer

Hoger, Lager? Evoluties inzake criminaliteit. Stefaan Pleysier Hoofddocent Leuvens Instituut voor Criminologie KU Leuven

BA Nederlands Recht Faculteit der Rechtsgeleerdheid

DE VLAAMSE AANPAK INZAKE JEUGDDELINQUENTIE: GESLAAGD?

Eenmaal crimineel, altijd crimineel? Een grondige literatuur review over de stand van zaken in onderzoek naar keerpunten en desistance.

Besluittekst Werkgroep 1: Algemene beginselen

VR DOC.0238/2BIS

Voorstel van ordonnantie jeugddelinquentie

V R IJ E U N I V E R S I T E I T B R U S S E L

Het bestaan van een hiërarchie binnen de jeugdbeschermingsmaatregelen?

Verslag Themasessie Antwoorden op jeugddelinquentie

Kinderrechten algemeen Ren je recht

V R IJ E U N I V E R S I T E I T B R U S S E L

een als misdrijf omschreven feit proces-verbaal procureur des Konings parket of van het Openbaar Ministerie

Laag Vaardigheden Leerdoelen Formulering van vragen /opdrachten

Advies Voorontwerp van decreet betreffende het jeugddelinquentierecht

Eef GOEDSEELS. 1. Contactgegevens

T. Vander Beken is hoogleraar aan de Vakgroep Criminologie, Strafrecht en Sociaal Recht (IRCP), Faculteit Rechtsgeleerdheid, Universiteit Gent.

Samenvatting afstudeeronderzoek

Jeugdsanctierecht in Vlaanderen: onderzoek naar de mogelijkheden en beperkingen van een sanctiemodel voor het jeugdrecht in Vlaanderen

Toelichting bij het ontwerp van decreet betreffende het jeugddelinquentierecht

Bestuurlijke hantering onderzoeksbeoordelingen aan de UvT

Hoe kan de ontwikkeling van ervaringswerk en -kennis een participatieve jeugdhulp versterken?

Taxanomie van Bloom en de kunst van het vragen stellen. Anouk Mulder verschil in talent

Straffen en maatregelen uitgesproken door Vlaamse jeugdrechters. Toetsing van de effectiviteit.

Herstelgericht werken en gemeenschapsinstellingen: geen contradictie.

Inspirerend/verontrustend

Stoppen met crimineel gedrag

Opgave 3 De burger als rechter

Dutch Summary Acknowledgements Curriculum Vitae

Sustainable Development

Geaccepteerd voorstel Onderwijs Research Dagen 28, 29 en 30 juni 2017 te Antwerpen

Master in de seksuologie

Samenvatting. Introductie

INTERDISCIPLINARITEIT IN HET RECHT

Uithandengeving in het Belgisch recht: Een aantasting van de rechtszekerheid en de duidelijkheid?

maatschappijwetenschappen vwo 2018-I

Betreft: Participeren en studeren in het buitenland. Knelpunten voor studenten met een functiebeperking

Kwaliteit in Beeld. Leren door te kijken, te doen en te delen

Facts & Figures: Slachtofferschap van delinquent gedrag

Nederlandse samenvatting (Dutch Summary)

Publicaties Dirk Van Daele (2004)

Overzicht inschrijvingsvereisten Rechten

Filosofie voor de Wetenschappen

Wetenschappers in dienst van de overheid. (samenvatting)

Protocol van Moed. Christel De Craim Dienst Strafrechtelijk Beleid (FOD Justitie)

[Be-Gen] NETWORK PROJECT. [Understanding the operational, strategic, and political implications of the National Genetic Database]

Research in Higher Professional Education: A staff perspective. Mw. D.M.E. Griffioen

ALL INCLUSIVE: IEDEREEN TELT MEE

Het Nieuwe Jeugdrecht

Inhoud. 1 Inleiding 15 Ido Weijers

Inhoudstafel. Deel I. 30 jaar evolutie naar een kindvriendelijke justitie: Deel II. Internationale regels en rechtspraak bepalen

De multidisciplinaire richtlijn voor de preventie en toepassing van afzondering en fixatie in de residentiële GGZ

BELEIDSPARTICIPATIE DOOR EEN KINDERRECHTENBRIL

KINDERRECHTEN ALS KAPSTOK VOOR KINDVRIENDELIJK BELEID

SADAN-opdracht. Jeugddelinquentie. Emilie De Backer Schooljaar BaTP B1

Desistance en recovery

Methoden van het Wetenschappelijk Onderzoek: Deel II Vertaling pagina 83 97

Waarom de vrije wiloplossing van Stef Decoene geen redding brengt

Connecting People? Communicatietechnologie: vloek of zegen? Congres Coalitie Erbij. een wondermiddel tegen eenzaamheid?

De rechten van het kind in de digitale wereld. Simone van der Hof Center for Law and Digital Technologies Leiden Law School

Kinderen van beroepscriminelen: Valt de appel ver van de boom?

Transcriptie:

Op weg met VOS en MOF Inzichten uit onderzoek over jeugdhulp en jeugddelinquentie voor beleid en praktijk Agency en structure, strafrechtelijke verantwoordelijkheid en jeugddelinquentie Een bijdrage tot de etiologische criminologie en het jeugdrecht Sofie Troonbeeckx, doctoraatsstudent, Leuvens Instituut voor Criminologie (LINC), KU Leuven, sofie.troonbeeckx@law.kuleuven.be Inleiding: doel van het onderzoek In de (jeugd)criminologie zijn theorieën om delinquentie te verklaren vooral ingegeven vanuit een determinerende invalshoek, waarbij de focus ligt op structurele oorzaken buiten het individu. In recenter onderzoek wordt meer nadruk gelegd op de rol van het individu zelf in zijn proces van starten en stoppen met delinquentie, onder de noemer van agency of actorschap. Ook in de rechtstak die handelt over het onderwerp van de criminologie, het strafrecht of jeugdrecht, blijkt de rol van het individu zelf belangrijk door de centrale notie van verantwoordelijkheid. Het doel van het doctoraatsonderzoek was om na te gaan in hoeverre en op welke manier de jongere zelf een rol speelt in zijn delinquent traject. Hierbij hadden we bijzondere aandacht voor de invloed van leeftijd en maturiteit van de jongeren alsook voor hun specifieke sociale context.

Methode Naast een uitgebreide literatuurstudie en een analyse van de juridische omkadering van de centrale begrippen, is een empirisch onderzoek uitgevoerd om het centrale onderzoeksdoel te bereiken. Dit empirisch onderzoek bestond uit een kwantitatief en kwalitatief luik. Voor het kwantitatief luik zijn vragenlijsten afgenomen bij jongeren in scholen over heel Vlaanderen (n=1742), alsook bij jongeren in zes Vlaamse (gemeenschaps)instellingen te Mol, Ruiselede, Beernem, Everberg en Tongeren (n=182). Voor het kwalitatief luik zijn open interviews afgenomen met een selectie jongeren uit deze schoolsteekproef (n=21) alsook bij een selectie jongeren uit deze jeugdinstellingen (n=52). Het kader: een amalgaam van een jeugdwet Het huidige jeugdrecht is een hybride wet die als resultaat van een lange geschiedenis ingegeven is door verschillende modellen (Goedseels, 2015; Put, 2015). Voor 1912 speelden de beperktere capaciteiten van kinderen enkel een rol door de controle van hun oordeel des onderscheids, zijnde het vermogen om de draagwijdte van het eigen handelen te onderkennen. Onder invloed van het sociaal verweer zorgde de Kinderbeschermingswet van 1912 ervoor dat kinderen onder de leeftijd van 16 jaar uit het volwassenstrafrecht werden onttrokken. De omdoping van deze wet tot een Jeugdbeschermingswet in 1965 verhoogde deze leeftijd van strafrechtelijke meerderjarigheid tot 18 jaar en verschoof het onderwerp van de bescherming van de maatschappij meer naar de minderjarige zelf. De beperktere capaciteiten van de minderjarige, en specifiek zijn veronderstelde onverantwoordelijkheid, waren echter geen erg belangrijke reden bij de oprichting van een apart kinderrecht. Ook in andere landen was het belang van verantwoordelijkheid niet de enige reden voor de oprichting van het jeugdrecht: naast culpabiliteit, lag ook het vermogen van groei en verandering aan diens basis (Ward, 2006). In België was de veronderstelde onverantwoordelijkheid van minderjarigen echter ook een noodzakelijke voorwaarde opdat meer sociale controle mogelijk werd in een niet-strafrechtelijk kader (Brouwers, 2007-2008). Zo werden de notie van het oordeels des onderscheids alsook rechtswaarborgen zoals rechtszekerheid overbodig of bijkomstig omdat er onder het mom van bescherming toch geen straffen, maar maatregelen werden ingevoerd. Mogelijk als reactie hierop lijken de noties van verantwoordelijkheid en responsabilisering in de nieuwe jeugdwet alsook in meer recente discussies steeds meer naar de voorgrond te komen. Ondanks deze kwesties uiteindelijk wettelijke, morele of sociale beleidsbeslissingen zijn, kunnen de bevindingen van empirisch onderzoek wel een toetssteen bieden om wetgeving en beleid te informeren (Stafford & Ben-Porath, 2002). Een onderzoek naar agency en structure in de jeugdcriminologie Criminologie en strafrechtsleer delen samen het onderzoeksonderwerp van delinquentie. Inzake de discussie rond verantwoordelijkheid en responsabilisering kunnen bijdragen over het concept agency (of actorschap) een bijdrage bieden aan het strafrecht en jeugdrecht. Agency betreft de capaciteit van een individu om te handelen op basis van een zekere keuze en eigen kracht. In overeenstemming met de theorie van sociaal verweer heeft de focus van de criminologie evenwel lang gelegen bij deterministische factoren zoals slechte vrienden of een zwakke sociaal-economische positie. Dit zijn factoren die onder de noemer structure gevat kunnen worden. Echter, in de woorden van de Amerikaanse auteur Nagin (2007, p. 261): Inattention to choice in criminological theory creates a fundamental disconnect with the criminal law and, therefore, important questions of public policy. Het laatste decennium heeft de criminologie wel expliciete aandacht voor het concept van agency. Met de verschuiving van verklaringstheorieën en -onderzoek over de start van delinquentie naar het

stopzetten (of desistance ) van criminaliteit, is ook een verschuiving waar te nemen van een focus op sociaal determinerende naar zelf-determinerende krachten. Dit onderzoek wijst op het belang van de persoon zelf in zijn proces weg van delinquentie (bijvoorbeeld Maruna, 2001; Nuytiens, Christiaens & Eliaerts, 2007; Sampson & Laub, 2005). Omdat dit onderzoek nog steeds erg beperkt is in de criminologie, hebben we beroep gedaan op andere disciplines om het concept agency verder vorm te geven (onder meer de sociologische structuratietheorie van Giddens (1984) en de psychologische sociaal-cognitieve theorie van Bandura (2001)). Op basis van deze verschillende theorieën bevat onze definitie van agency zowel een element van keuze als een element van kracht. De invulling van deze elementen wordt verder gevoed door talrijke criminologische theorieën zoals de spanningstheorie, leertheorie en neutralisatietheorie. Het element van keuze Het eerste element van agency impliceert dat mensen in bepaalde mate handelen op basis van een soort keuzeproces. Belangrijk is dat deze keuze inhoudelijk wordt bepaald door de persoon zijn doelen en waarden. Deze doelen en waarden krijgen evenwel vorm binnen de specifieke context van de persoon. In de kwalitatieve interviews met de jongeren uit de jeugdinstellingen, gaven de jongeren meestal aan dat ze uiteindelijk wel nog die ene fundamentele keuze hadden: plegen van de feiten of niet plegen van de feiten. Daarentegen zijn deze keuzes echter niet gewoon al dan niet -kwesties. De mate van keuze krijgt pas inhoudelijk betekenis aan de hand van de aspecten die opgenomen worden in dit keuzeproces. In de eerste plaats betreft dit de jongeren hun doelen en de manier waarop ze denken deze te kunnen bereiken. Zo worden vermogensfeiten in hoofdzaak gepleegd voor de materiële opbrengsten, maar ook voor redenen van emotionele, psychische of sociale aard zoals een gevoel van status. Feiten zijn voor hen vaak de enige of toch de snelste wijze waarop zij menen bepaalde doelen te kunnen bereiken. Deze doelen alsook de ideeën over hoe jongeren denken deze doelen te kunnen bereiken, worden sterk bepaald door de omgeving waarin de jongeren zich bevinden. Deze doelen zijn vaak zo cruciaal voor de jongeren dat ze de bovenhand halen van waarden zoals moraliteit. Een groot deel van de jongeren stelt bepaalde types van feiten niet omdat ze deze fout vinden. Hierbij is de schade voor het slachtoffer het belangrijkste criterium om te bepalen of iets immoreel is of niet. Wanneer ze toch feiten plegen waarvan ze weten dat ze fout zijn, trachten ze deze te rationaliseren of de immoraliteit ervan te negeren. Ook hier is de context belangrijk, aangezien significante anderen rondom de jongere hun moreel kader meegeven. Belangrijk bij dit alles is jongeren hun kennis, bijvoorbeeld over mogelijke doelen en waarden, maar ook over de mogelijke manieren hoe deze te bereiken. Het element van kracht Het tweede element wijst op de kracht of macht van het individu om de acties die hij heeft gekozen ook daadwerkelijk uit te voeren of andere acties te weerstaan. Hierbij is het ook belangrijk in welke mate bepaalde opties worden gezien als plausibele actie-alternatieven. Op basis van de interviews met jongeren in de jeugdinstellingen, stelden we vast dat de jongeren zich voor de start van de feiten vaak in een vrij machteloze situatie bevinden wat betreft conventionele activiteiten. Zo lukt het hen vaak niet om succesvol te zijn in school, studentenjobs of hobby s. Delinquentie werd dan een valabele optie om bepaalde doelen alsnog te kunnen bereiken. De jongeren die initieel niet wouden participeren in delinquentie bleken niet in staat om de verleiding of druk door vrienden te weerstaan. Daarnaast vereist het plegen van delinquentie zelf ook zekere capaciteiten, zoals lef, kunnen omgaan met stressvolle situaties en logisch nadenken. Ook vereist het een subjectief geloof in het eigen kunnen om de feiten te plegen alsook om niet gepakt te worden. Voor een aantal jongeren geven deze feiten ook een gevoel van kunnen en kracht, wat ze niet veel ervaren op andere domeinen. Ook hier mag de invloed van personen in de context niet over het hoofd worden gezien, aangezien zij de jongere zijn

kracht inperken of versterken om de acties te stellen. Vaak leren de jongeren in eerste instantie feiten van andere vrienden, maar later worden ze zelf bekwamer om de acties uit te voeren. Daarentegen proberen ouders vaak op te treden door de jongeren hun mogelijkheden tot delinquentie in te perken, maar staan ze vrij machteloos ten opzichte van de delinquente acties van hun kind. Werken aan de elementen van keuze en kracht Een jeugdrecht en -zorg die het oogmerk heeft om jongeren te helpen met hun traject naar een prosociaal pad en weg van delinquentie, sluit werken rond jongeren hun agency niet uit. Dit impliceert dat jongeren in de basis gezien worden als responsabele actoren, maar betekent niet dat er geen specifiek statuut en hulpverlening meer nodig is voor hen. Verantwoordelijkheid is immers niet het enige criterium voor de oprichting van een apart recht voor minderjarigen (Ward, 2006). Daarnaast is verantwoordelijkheid ook relatief: naargelang de invloed van elementen zoals maturiteit alsook contexteigenschappen is een persoon in meer of mindere mate verantwoordelijk te noemen. Een rechtvaardig recht hoort hier rekening mee te houden. Concreet kan hulpverlening aan jongeren die feiten hebben gepleegd, gericht worden op de elementen van dit agency en structure kader. Naast dergelijke persoonsgerichte hulpverlening waarbij elementen van structure worden aangepakt op het microniveau van de jongere zijn eigen leefsituatie, moet natuurlijk ook nog worden gewerkt aan een rechtvaardige verdeling en toegankelijkheid van structure elementen op macroniveau zoals onderwijs, de arbeidsmarkt en armoede. Ten eerste kan inzake het keuzeproces gewerkt aan worden aan doelen, waarden en geanticipeerde uitkomsten van jongeren. De sleutel hiertoe ligt eventueel in het verhogen van hun kennis. Hiertoe moet evenwel, ten tweede, ook aan hun kracht worden gewerkt. Dit betreft zowel hulp om hun capaciteiten tot conventionele activiteiten te verhogen als het eigen maken van strategieën om delinquentie te weerstaan. Referenties Bandura, A. (2001). Social cognitive theory: An Agentic Perspective. Annual Review of Psychology, 52(1), 1-26. Brouwers, B. (2007-2008). Jeugdsanctierecht in Europa: is uithandengeving een evidentie? Jura Falconis, 1, 3-37. Giddens, A. (1984). The Constitution of Society. Outline of the Theory of Structuration. Cambridge: Polity press. Goedseels, E. (2015). Jeugdrechtmodellen in theorie en praktijk: Een empirisch onderzoek naar het discours en de praktijk van Belgische jeugdrechters. Doctoraatsthesis. Leuven: KU Leuven, Faculteit Rechtsgeleerdheid. Maruna, S. (2001). Making good: how ex-offenders reform and reclaim their lives. Washington, DC: American Psychological Association Books. Nagin, D.S. (2007). Moving choice to center stage in criminological research and theory: the American society of criminology 2006 Sutherland address. Criminology, 45(2), 259-272. Nuytiens, A., Christiaens, J. & Eliaerts, C. (2007). Stoppen of doorgaan? Recent onderzoek naar desistance from crime bij persistente (jeugd)delinquenten. Panopticon, 2, 41-56. Op de Beeck, H. (2012). Strain en jeugddelinquentie. Een dynamische relatie? Een toets van twee centrale mechanismen uit Agnews General Strain Theory. Den Haag: BoomLemma. Put, J. (2015). Handboek jeugdbeschermingsrecht. Brugge: die Keure. Sampson, R.J. & Laub, J.H. (2005). A life-course view of the development of crime. The Annals of the American Academy, 602(12), 12-45. Stafford, K.P.& Ben-Porath, Y.S. (2002). Assessing criminal responsibility. In: J.N. Butcher (ed.) Clinical personality assessment (pp.452-465). Oxford: Oxford University Press.

Mijn vaststellingen Het huidige jeugdrecht is een onduidelijk en inconsistent amalgaam van verschillende modellen, waarbij o bescherming een alibi heeft gevormd dat toeliet dat bepaalde gebreken in het jeugdrecht in stand bleven (o.a. gebrek aan rechtswaarborgen en beperkte focus op rehabilitatie) o en de notie verantwoordelijkheid een onduidelijke positie heeft. Jongeren hun traject naar en weg van delinquentie is ingegeven door o hun doelen en waarden en hun inschatting hoe dit te bereiken (keuze), o alsook hun perceptie van valabele actie-opties en hun gevoel van capaciteit ten opzichte van deze verschillende actie-opties (kracht), o vormgegeven binnen de specifieke context waarin ze zich bevinden. Mijn aanbevelingen Helderheid en consistentie inzake de finaliteit van het jeugdrecht en jeugdrechtmaatregelen zijn noodzakelijk Bescherming sluit werken rond responsabiliteit niet uit Aanwending en organisatie van hulpverlening in functie van het traject van jongeren naar een pro-sociaal pad en weg van delinquentie