Lesfiche 1 voor BuSO INDIVIDUELE STUURVAARDIGHEID TESTEN EN OEFENEN www.fietsometer.be
DOELGROEP Alle opleidingsvormen van het buitengewoon secundair onderwijs. ONTWIKKELINGSDOELEN OV1-OV2 De leerling: houdt zich aan veiligheidsvoorschriften; voert opdrachten uit met een goede coördinatie van bewegingen; verplaatst zich veilig in het verkeer. OV3 De leerling: beheerst elementaire bewegingsvaardigheden zoals gaan en lopen, werpen en vangen, heffen en dragen, klimmen en klauteren, trekken en duwen, huppelen en springen, fietsen; maakt veilig gebruik van eigen en openbaar vervoer; engageert zich voor een defensief en sociaal verkeersgedrag. LESTHEMA Met de FietSOmeter voor BuSO train en test je de vaardigheid van je leerlingen om zich veilig met de fiets in groep te verplaatsen. In deze eerste stap gebeurt dat in een veilige omgeving. LESDOEL In deze les oefen en test je vijf basisvaardigheden: richting houden; van richting veranderen: links omkijken; van richting veranderen: evenwicht houden met één hand; stoppen en vertrekken; bochten nemen.
1. TESTPARCOURS (30 MINUTEN) Om veilig in groep te fietsen, moeten leerlingen voldoende stuurvaardig zijn. Met dit eenvoudige parcours test je de vijf basisvaardigheden. Materiaallijst een terrein van ongeveer 20 op 20 meter; schrijfgerief en scorekaart voor elke beoordelaar; materiaal (dat geen gevaar vormt voor de leerlingen) om de zones af te bakenen, bv.: touw, lint of markeerschoteltjes. Organisatie en evaluatie Geef de leerlingen uitleg bij de verschillende proeven van het parcours en geef hen de kans om het eerst even te verkennen. Beoordeel elke fietser in de loop van één of meerdere passages over het parcours. Gebruik daarvoor scorekaart 1. Schakel eventueel leerlingen in om aan elke post de beoordeling te doen of om, wanneer nodig, de omloop te herstellen.
Beschrijving van het parcours Oefening 1: richting houden De leerling fietst tussen twee evenwijdige lijnen. Oefening 3: van richting veranderen: evenwicht houden met één hand De leerling fietst met één hand en geeft onderweg eerst links en dan rechts een hand aan zijn begeleider. Oefening 2: van richting veranderen: links omkijken De leerling kijkt in het midden van de lengte om en roept het aantal vingers dat zijn begeleider opsteekt. Oefening 4: stoppen en vertrekken Een leerling fietst over een lengte van 20 meter. Na 10 meter komt hij om de drie meter een kegel tegen. De beoordelaar geeft een stopsignaal wanneer de fietser in de buurt van één van die kegels komt. De fietser moet voor de volgende lijn stil kunnen staan.
Oefening 5: bochten nemen De leerling fietst in een achtvorm. 2. VAARDIGHEDEN OEFENEN (20 MINUTEN) De leerlingen die tijdens de screening een vaardigheid onvoldoende beheersten, kun je extra laten oefenen met behulp van onderstaand oefenparcours.
Beschrijving van het parcours De leerlingen fietsen met twee achter elkaar. Ze houden onderling ongeveer een fietslengte afstand en blijven binnen de lijnen. Spreek op voorhand af of ze in wijzerzin of tegenwijzerzin moeten fietsen. Op jouw teken voeren ze een van onderstaande oefeningen uit. Wanneer ze in tegenwijzerzin rijden, voeren ze oefening 1 uit aan de versmalde doorgang. Oefening 2 en 3 voeren ze tussen de rode lijnen uit en oefening 5 aan de achtvorm. Oefening 1: richting houden Aan een zijde van het terrein versmalt het fietspad van 80 cm naar 20 cm. De leerlingen die in tegenwijzerzin rijden, proberen daar zo ver mogelijk te geraken zonder de lijnen te raken. Zorg ervoor dat leerlingen steeds twee vingers aan de rem houden. Leg nadruk op het gebruik van de achterrem. Een auditief signaal is makkelijker dan een visueel signaal. Oefening 4: bochten nemen De leerlingen maken zo vloeiend mogelijk bochten in de acht. Als je de oefening met meerdere fietsers uitvoert, zullen ze op het kruispunt voorrang moeten verlenen aan rechts. Zorg ervoor dat de leerlingen ver genoeg vooruit kijken. Je gevoel van evenwicht (bij lage snelheid) vergroot als je kunt blijven trappen. Zorg er dus voor dat de leerlingen de oefeningen met een voldoende kleine versnelling uitvoeren. Oefening 2: van richting veranderen De achterste leerling fietst links of rechts van de lijnen. Op het signaal van de leerkracht steekt de achterste leerling een aantal vingers omhoog. De eerste leerling kijkt over zijn schouder en noemt het aantal. Daarna wisselen de duo s van positie. Variaties: Laat de leerlingen dezelfde oefening nog eens uitvoeren, maar laat hen links en rechts omkijken afwisselen. Laat hen vervolgens op jouw signaal de linker- of rechterarm uitsteken. Dat houden ze vol tot aan het volgende signaal. Laat de leerlingen hun voorkeurskant ontdekken en oefen die eerst in. Oefening 3: stoppen en vertrekken Op jouw signaal moet iedereen zo snel mogelijk stoppen en proberen op dezelfde afstand van hun medeleerling te blijven. Plaats een mikpunt (bv. een kegel) in het midden van de cirkels en laat de fietsers naar het mikpunt kijken wanneer ze de bocht nemen.