BEGINNERSCURSUS DAG 6



Vergelijkbare documenten
BEGINNERSCURSUS DAG 8

BEGINNERSCURSUS DAG 2

Les 4: Les conversatie + grammatica Nederlands Conversatie Les 2 A-klas

BEGINNERSCURSUS DAG 1

U leert in deze les "toestemming vragen". Toestemming vragen is vragen of u iets mag doen.

Werkwoorden. Hebben en zijn. De twee belangrijkste werkwoorden in het Nederlands zijn hebben en zijn. Ik ben Thomas. Ik heb een fiets.

Werkwoorden in uitvoering - Werkwoorden schrijven - leerboek - 1

Thema Op zoek naar werk. Lesbrief 6. Het sollicitatiegesprek Antwoord geven op vragen

Alles onder de knie? 1 Herhalen. Intro. Met de docent. 1 Werk samen. Lees het begin van de gesprekjes. Maak samen de gesprekjes af.

1 Werkwoord. (wonen, werken, lopen,...) 8 Grammatica is niet moeilijk. wonen, werken, lopen,... noemen we werkwoorden.

Lesbrief 14. Naar personeelszaken.

Thema Op het werk. Lesbrief 16. Herhaling thema.

Veertien leesteksten. Leesvaardigheid A1. Te gebruiken bij : Basisexamen Inburgering Studieboek. Ad Appel

Ursula Nederlands brugklas havo werkwoordspelling

Dag! kennismaken. Ik ben Eric.

Thema 4 Communicatie. Taalhulp Telefoneren. Informele situaties - opbellen en opnemen. Hoi, Diana. Hallo, Diana van Someren. Hi, met. Hé, met John.

Thema Op zoek naar werk

Handtekeningen verzamelen

Thema In en om het huis.

BEGINNERSCURSUS DAG 9

Mijn huis, mijn thuis

2c nr. 1 zinnen met want en omdat

Thema Gezondheid. Lesbrief 5. De tandarts

TELEFONEREN NAAR DE BIBLIOTHEEK

Een meneer heeft veel ballonnen. Hij roept: Kinderen, kom erbij! Mijn ballonnen die zijn gratis. Wie wil een ballon van mij?

D of T Bingo! Welke regels hebben jullie gehanteerd? Omdat hij werd gestoord, wendde hij zijn gezicht naar de deur.

Thema Op zoek naar werk. Lesbrief 8. Praten en bellen over een baantje

LES 3 Ik leer Nederlands. TESTEN TEST 1

Aantekening Frans les pronoms personnels

10 tips om je partner zo goed mogelijk te ondersteunen.

Thema Op zoek naar werk. Les 9. Het sollicitatiegesprek Antwoord geven op vragen

Thema Gezondheid. Les 5. De tandarts

Actielessen. Lesbrief 4. Samen op pad. Wat leert u in deze les? Veel succes!

Informatie over het examen Nederlands als Tweede Taal, niveau 3+4

Antwoordenmodel. Herhalingsoefeningen De Sprong, Thema 1. Oefening 1. studiejaar 2007/2008 studiejaar 2008/ euro per maand 272 euro per maand

Thema Gezondheid. Lesbrief 5. De tandarts

Thema Kinderen en school

Spreekopdrachten thema 4 Wonen

WEEK MAANDAG WOENSDAG DINSDAG DONDERDAG VRIJDAG ZONDAG ZATERDAG. Vul het juiste voorzetsel in. Nico fietst elke dag (aan, naar, op) de cursus.

Mijn naam is Fons. Ze noemen me een groene jongen. Weet je hoe dat komt?

futurum (vs) conditionalis perfectum

Toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen

A) Gebruik de volgende voegwoorden: maar, want, en, of.

1. Nooit in orde! Wat moeten wij met u nu aanvangen? Wat moeten wij met u nu doen? Gade gij nu nooit eens luisteren? Ge zijt echt niet te doen!

Spreekopdrachten thema 4 Wonen

Thema Op zoek naar werk

DPS. Communicatie. Werkblad: werkwoordspelling

Gezond thema: DE HUISARTS

Grammatica. Inhoud. 1. De en het. 2. Meervoud. 3. Werkwoord. 4. Vraagwoorden. 5. Zinnen maken Zinnen maken 2. 7.

Wegwijs in de werkwoordspelling

Thema Informatie vragen bij een instelling

We hebben verleden week nog gewinkeld. Toen wisten we het nog niet. De kinderbijslag was binnen en ik mocht voor honderd euro kleren uitkiezen.

Thema Op het werk. Lesbrief 14. Opdrachten

Spreekoefeningen. Oefenen voor het eerste deel van het examen spreken: Vragen beantwoorden. 1 enkele vragen. (voor het inburgeringsexamen - spreken)

Handleiding basiswoordenschat.

O, antwoordde ik. Verder zei ik niets. Ik ging vlug de keuken weer uit en zonder eten naar school.

Toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen

Wat heb je gisteren gedaan?

Beertje Anders. Lief zijn voor elkaar. Afspraak 2

Het taalconflict in België Vlamingen gedropt in Wallonië

Werkwoorden. in uitvoering. Deel B: Werkwoorden in zinnen

Herhalingsoefeningen. Thema 3 Familie en relaties. 1 Woorden. Familie

STUDIES EN BEROEPEN. Wat moet je doen?

Die nacht draait Cees zich naar me toe. In het donker voel ik heel zachtjes zijn lippen op mijn wang.

Thema Kinderen en school. Lesbrief 19. Samen naar de bibliotheek

BEGINNERSCURSUS DAG 4. A. FORCING Tekst: De familie B. GRAMMATICA Het adjectief De bijzin C. CONVERSATIE Familie stamboom

2b nr. 1 Zinnen met verschillende volgorde

HEB JE HUISWERK VANDAAG?

Handboek NT2 in het volwassenenonderwijs

ADHD: je kunt t niet zien

MEMORY WOORDEN 1.1. TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 1

Opstartles 10. EXTRA Oefenen met woorden bij de lessen

Spreekopdrachten thema 6 Werk zoeken

Thema Kinderen en school. Demet TV. Lesbrief 9. De kinderopvang

Juf is Ziek boekje. Groep 8

Spreken. Les 6: Wat zeg je? Telefoon OPDRACHTKAART.

REGELS. Onderstreep de pluralisvorm in de zin.

taal in veenendaal verbeter je nederlands Hollandaca ögrenmek istiyorsaniz Wanaaji Holandeeskaaga

Dit is het verkiezingsprogramma van de ChristenUnie. Dit vindt de ChristenUnie belangrijk voor Nederland. Lees maar!

Houdt u er alstublieft rekening mee dat het 5 werkdagen kan duren voordat uw taalniveau beoordeeld is.

Les 3. Familie, vrienden en buurtgenoten

Auteur: Mirjam Wind, docent en coördinator NT2, Educatie Video s: Gabe Dijkstra en Rick Biemolt, studenten Alfa-college, MultiMedia en Design

De Nationale Stichting ter Bevordering van Vrolijkheid

Thema Op zoek naar werk. Lesbrief 9. Het sollicitatiegesprek Antwoord geven op vragen

Ria Massy. De taart van Tamid

Thema Op zoek naar werk. Lesbrief 5. Werk vragen in een winkel

Goedendag! Ik, ik ben. Ben jij? En jij? Jij bent! nee. één. twee. drie. vier. vijf. zes. zeven. acht. negen. tien. Gaat het? Het gaat goed.

de aanbieding reclame, korting De appels zijn in de a Ze zijn vandaag extra goedkoop.

Toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen

In elke zin staat een werkwoord. Werkwoorden zijn woorden die aangeven welke handeling of toestand of welk proces in de zin centraal staat.

Jezus vertelt, dat God onze Vader is

ANTWOORDEN TAALCOMPLEET A2 THEMA 7 WERKEN

Kijk nog eens in het boek op bladzijde 80 naar Werkwoorden in een andere tijd.

Hoofdstuk 2. Contact maken, inlichtingen verstrekken en onderhandelen

Grammatica Zinsontleding. Werkboek Geschikt voor de groepen 5 en 6

Lou en Lena: NEE tegen geweld!

Spreekopdrachten thema 1 Nederland

Nederlands voor Arabisch taligen A0 A1/A2

Thema Kinderen en school. Lesbrief 10. Voor het eerst naar school

Vragen en Wensen gericht aan de Golem in St.Truiden door kinderen en jeugd uit de Belgische sikh gemeenschap Tijdens de Actie voor het dragen van

Transcriptie:

1 BEGINNERSCURSUS DAG 6 A. FORCING Tekst: Het telefoongesprek B. GRAMMATICA Vorming van de V.T.T. gebruik Onregelmatige werkwoorden C. CONVERSATIE Telefoneren

2 REEKS I: HET DAGELIJKSE LEVEN Tekst Het telefoongesprek Hildes beste vriendin is Lien. Ze heeft zin om met haar te gaan winkelen. Hilde belt Lien op. Lien: Hallo, met Lien Verniers. Hilde: Dag Lien. Je spreekt met Hilde. Lien: Dag Hilde! Hoe gaat het met jou? Hilde: Zeer goed, bedankt. Hoe is het met jou? Lien: Nu gaat het goed, maar ik ben ziek geweest. Hilde: Dat is jammer. Was het ernstig? Lien: Neen, gelukkig niet. Ik was verkouden. Hilde: Lien, heb je zin om samen te gaan winkelen? Lien: Ja, natuurlijk! Wanneer? Hilde: Ik kan morgennamiddag. Jij ook? Lien: Geen probleem, ik heb de hele week verlof. Hilde: Dat is fijn! Lien: Waar gaan we naartoe? Hilde: Is Antwerpen goed? Of ga je liever naar Gent? Lien: Neen, Antwerpen is goed. Er zijn veel mooie winkels. Hilde: Ik zal je morgen om 14 uur komen halen. Lien: Dat is prima. Tot morgen, Hilde! Bedankt voor het telefoontje! Hilde: Graag gedaan. Dag!

3 Woordenschat tekst de vriendin dag! zeer goed bedankt ziek jammer ernstig verkouden gelukkig natuurlijk wanneer morgen de namiddag het verlof fijn waar naartoe graag/ liever/ liefst de winkel tot morgen het telefoontje graag gedaan l amie bonjour, au revoir très bien merci malade dommage grave, sérieux enrhumé heureusement bien-sûr quand demain l après-midi le congé bien où volontiers, avec plaisir le magasin à demain le coup de fil de rien de werkwoorden zin hebben winkelen/ winkelde/ gewinkeld opbellen/ belde op/ opgebeld spreken/ sprak/ gesproken komen/ kwam/ gekomen halen/ haalde/ gehaald avoir envie faire du schopping téléphoner parler venir chercher

4 DE VOLTOOID TEGENWOORDIGE TIJD (VTT) V.T.T. singularis pluralis François Kramer Prends Son Thé CHaud hebben/ zijn + GE + STAM + T Vb. de hond heeft ge + blaf + t Ik heb ge + werk + t Je hebt op de deur ge + klop + t Hij heeft zich vergis + t Je hebt niet op + ge + let Ze heeft ge + kuch + t hebben/ zijn + GE + STAM + D Vb. ik heb ge + studeer + d Jij hebt ge + bel + d Wij hebben ge + hoor + d!! hij heeft ge + erf + d (INFINITIEF = ERVEN) Opmerking Alle werkwoorden die beginnen met BE, GE, VER, HER, ONT, ER krijgen geen GE in het voltooid deelwoord. Vb. BEtalen => betaal + d GEloven => geloof + d ONTmoeten => ontmoet HERinneren => herinner + d VERtellen => vertel + d Erkennen => erken + d

5 OEFENINGEN: de voltooid tegenwoordige tijd (V.T.T.) Zet de zinnen in de V.T.T. 1. Ik (hebben) geen inlichtingen (vragen). 2. Ze (hebben) zelf (koken). 3. De hond (hebben) luid (blaffen). 4. Zij (hebben) hier 5 jaar (werken). 5. Hij (hebben) me nog niet (antwoorden). 6. Jij (hebben) de tafel mooi (dekken). 7. Ik (hebben) de kamer (verven). 8. Zij (hebben) het raam (openen). 9. Waarom (hebben) jij gisteren (huilen). 10. Het eten (hebben) ons (smaken). 11. Hij (hebben) zijn zoontje een verhaaltje (vertellen). 12. Jullie (hebben) niet goed (luisteren)!

6 13. Ik (hebben) de brief vanmorgen (posten). 14. De dokter (hebben) zijn patiënt goed (verzorgen). 15. We (hebben) een uur (wachten). 16. Mijn vriendin (hebben) een jaar in de Verenigde Staten (wonen). 17. Ik (hebben) gisteren niet veel (studeren). 18. Hij (zijn) (stoppen) met zijn studies. 19. Ze (hebben) een taart (halen). 20. We (hebben) de nieuwe machine (proberen). 21. Mijn moeder (hebben) in de tuin (werken). 22. Wat (hebben) ze (zeggen)? 23. Jan (hebben) mijn auto (lenen). 24. (Hebben) je de woonkamer al (stofzuigen)? 25. Het (hebben) (sneeuwen).

7 OEFENINGEN: OVT en VTT Zet de zinnen in de OVT en de VTT 1. Ze kookt de soep. 2. De kinderen spelen in de tuin. 3. Wanneer blaft de hond? 4. Ik pluk appels. 5. Jullie veranderen elke dag de plannen. 6. We huilen veel tijdens de film.

8 7. De zwemmer traint elke dag. 8. Zet u thee of koffie voor het ontbijt? 9. De leerlingen leren hun lessen. 10. Zij telefoneert naar de dokter.

9 Maak zinnen in de OVT/VTT 1. gisteren werken - je 2. kosten mijn auto - veel 3. nooit geloven je dat 4. mijn moeder koken - graag 5. passen ik een nieuwe trui 6. voelen je die pijn nog nooit

10 7. de leerlingen heel goed luisteren naar de leraar 8. zij graag fietsen in het bos 9. hij poetsen zijn tanden nooit 10. telefoneren altijd je veel te lang

11 ONREGELMATIGE WERKWOORDEN

12

13

14

15 Conversatie

16

17