FEDERALE OVERHEIDSDIENST ECONOMIE, K.M.O., MIDDENSTAND EN ENERGIE ENERGIE

Vergelijkbare documenten
DE ENERGIEMARKT IN 2003

EVOLUTIE VAN DE ENERGIEMARKT IN 2005

EVOLUTIE VAN DE ENERGIEMARKT IN 2000

tel Vanuit het buitenland: tel

Verantwoordelijke uitgever: Voorzitter a.i. van het Directiecomité Vooruitgangstraat BRUSSEL

MINISTERIE VAN ECONOMISCHE ZAKEN BESTUUR ENERGIE KONING ALBERT II - LAAN BRUSSEL.

Voorzitter van het Directiecomité Vooruitgangstraat 50 B-1210 BRUSSEL

ENERGIE- OBSERVATORIUM. Kerncijfers %

ENERGIE- OBSERVATORIUM. Kerncijfers %

ENERGIE- OBSERVATORIUM. Kerncijfers % 80% 60% 40%

2002/5-6A. Heropleving van de Belgische economie

20% 60% 80% 40% ENERGIE. Kerncijfers 2016

20% 60% 80% 40% ENERGIE. Kerncijfers 2015

ENERGIE- OBSERVATORIUM. Kerncijfers % 80% 60% 40%

ENERGIE OBSERVATORIUM 20% Kerncijfers % 60% 40%

ENERGIEBALANS VAN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST Samenvatting

NOTA (Z) CDC-1299

Kerncijfers BELGISCHE PETROLEUM FEDERATIE

Mondiale perspectieven voor energie, technologie en klimaatbeleid voor 2030 KERNPUNTEN

De buitenlandse handel van België

De buitenlandse handel van België

Voorzitter van het Directiecomité Vooruitgangstraat Brussel

Statistisch Magazine Internationale economische ontwikkelingen in de periode 2010 tot en met 2012

De inflatie zakte in juni nog tot 1,5 punten. De daaropvolgende maanden steeg de inflatie tot 2,0 in augustus (Bron: NBB).

Fysieke energiestroom rekeningen

NOTARISBAROMETER VASTGOED AAN DE KUST OVERZICHT

De buitenlandse handel van België

REGULERINGSCOMMISSIE VOOR ENERGIE IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST

PRIJS VAN ELEKTRICITEIT EN AARDGAS IN BELGIË, IN DE 3 REGIO S EN IN DE BUURLANDEN

2. ECONOMISCHE SITUATIE IN DE ZUIVEL IN 2018

LEEUWENDEEL VLAAMSE EXPORT NAAR EU-LIDSTATEN

ENERGIEBALANS VAN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST

De buitenlandse handel van België

Kernenergie in de Belgische energiemix

Kunstlaan 47-49, 1000 BRUSSEL Eric AERDEN Vooruitgangsstraat 56, 1210 BRUSSEL T GSM Persbericht

Inventaris hernieuwbare energie in Vlaanderen 2016

Energie, technologie en milieuproblemen: Europees onderzoek schetst somber wereldbeeld in 2030

ENERGIEPRIORITEITEN VOOR EUROPA

Inventaris hernieuwbare energie in Vlaanderen 2014

van 31 augustus 2006

PRIJS VAN ELEKTRICITEIT EN AARDGAS IN BELGIË, IN DE 3 REGIO S EN IN DE BUURLANDEN

Internationale varkensvleesmarkt

DEPARTEMENT LANDBOUW & VISSERIJ Vlaamse overheid Koning Albert II-laan 35 bus BRUSSEL T F

Inventaris hernieuwbare energie in Vlaanderen 2013

PERSBERICHT Brussel, 7 november 2014

STUDIE COMMISSIE VOOR DE REGULERING VAN DE ELEKTRICITEIT EN HET GAS

20% 60% 80% 40% ENERGY. Key data Editie maart 2019

PERSBERICHT Brussel, 5 december 2014

De evolutie van de olieprijs in de context van de energiemarkten DEEL 1

Wijnimport Nederland naar regio

Inventaris hernieuwbare energie in Vlaanderen 2013

HERNIEUWBARE ENERGIE, VERVOER EN SPECIFIEK VERBRUIK

Energieprijzen voor enkele energiedragers,

DE BUITENLANDSE HANDEL VAN BELGIË NA DE EERSTE 9 MAANDEN VAN 2011

De evolutie en tendensen op regionaal en provinciaal niveau worden verderop in deze barometer besproken.

De buitenlandse handel van België. - 2 de semester

Marktontwikkelingen varkenssector

PERSBERICHT Brussel, 23 december 2015

De buitenlandse handel van België

De buitenlandse handel van België in 2008

Notarisbarometer Vastgoed - familie - vennootschappen


Overzicht en perspectieven voor een duurzame ontwikkeling van asfalt in een economie in voortdurende verandering. Wim Teugels Nynas N.V.

OBSERVATORIUM VAN DE GAS- EN ELEKTRICITEITSPRIJZEN BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST

COMMERCIËLE RESULTATEN WERELD 2009*

Export-update Noord- en Zuid-Amerika - juli 2014

MAANDELIJKSE BOORDTABEL ELEKTRICITEIT EN AARDGAS - OKTOBER

M A R K T M O N I T O R E N E R G I E - juni 2012

emissie broeikasgassen

PERSBERICHT Brussel, 16 januari 2017

Energieprijzen voor enkele energiedragers,

Energieprijzen voor enkele energiedragers,

De jonge uitkeringstrekkers ten laste van de RVA

Tabellenbijlage. Michiel Hekkenberg (ECN) Martijn Verdonk (PBL) (projectcoördinatie) Oktober 2014 ECN-O

MAANDELIJKSE BOORDTABEL ELEKTRICITEIT EN AARDGAS - AUGUSTUS

Handelsstromen Rozenstruiken 2009 / 14. Zoetermeer, Maart 2009 Peter van der Salm Productschap Tuinbouw, Afdeling Markt en Innovatie

MAANDELIJKSE BOORDTABEL ELEKTRICITEIT - APRIL DNB Synergrid GWh nog niet beschikbaar Andere klanten Synergrid GWh 2.

2. ECONOMISCHE SITUATIE IN DE ZUIVEL IN 2005 VOORUITZICHTEN VOOR 2006

Prioriteiten op energiegebied voor Europa Presentatie door de heer J.M. Barroso,

Bijkomende informatie:

Inventaris hernieuwbare energie in Vlaanderen 2015

De buitenlandse handel van België

HANDELSBETREKKINGEN VAN BELGIË MET SURINAME

De buitenlandse handel van België. - 9 maanden

PERSBERICHT Brussel, 14 december 2016

PERSBERICHT Brussel, 14 januari 2015

De handelsbetrekkingen van België met Bolivia

CO 2 -uitstootrapportage 2011

Aanbod en verbruik van elektriciteit,

EVOLUTIE VAN DE ELEKTRICITEITSPRIJS Y+1 ( /MWh) MAANDELIJKSE BOORDTABEL ELEKTRICITEIT - MEI GROOTHANDELSMARKT

Consumptieprijsindex en inflatie in september 2012

De agrarische handel van Nederland in 2012

LICHT OP ENERGIE. Economie

De buitenlandse handel van België

2009: een bijzonder somber jaar

PERSBERICHT Brussel, 13 oktober 2016

De agrarische handel van Nederland in 2013

PERSBERICHT Brussel, 14 september 2017

De evolutie van de sociale situatie en de sociale bescherming in België Samenvatting en kernboodschappen

Energieprijzen in vergelijk

Transcriptie:

FEDERALE OVERHEIDSDIENST ECONOMIE, K.M.O., MIDDENSTAND EN ENERGIE ENERGIE 2004

ENERGIE Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie Algemene Directie Energie Verantwoordelijke uitgever: Marie-Pierre FAUCONNIER Directeur-Generaal North Gate III Koning Albert II-laan, 16 1000 Brussel Wettelijk depot: D/2006/2295/09 Ondernemingsnummer: 0314.595.348 0071-06 2

INHOUDSTAFEL 1. ENERGIE IN DE WERELD...5 1.1 DE WERELDRESERVES AAN FOSSIELE ENERGIE...5 1.2 MONDIAAL PRIMAIR ENERGIEVERBRUIK...7 2. ALGEMENE ECONOMISCHE CONTEXT...9 3. ALGEMEEN OVERZICHT VAN DE EVOLUTIE VAN DE ENERGIEMARKT IN BELGIE... 11 3.1. ENERGETISCHE AFHANKELIJKHEID...13 3.2. PRIMAIRE ENERGIE - INTENSITEIT...14 4. HET FINAAL ENERGIEVERBRUIK...15 5. DE ELEKTRICITEITSMARKT...17 5.1. BRUTOPRODUCTIE VAN ELEKTRICITEIT...17 5.2. FINAAL VERBRUIK VAN ELEKTRICITEIT...18 5.3. ELEKTRICITEITSHANDEL...18 6. DE AARDGASMARKT...19 6.1. AARDGASVERBRUIK PER SECTOR...19 6.2. BEVOORRADING IN AARDGAS...20 7. DE MARKT VAN DE VASTE BRANDSTOFFEN...20 8. DE AARDOLIEMARKT...22 8.1. RECENTE EVOLUTIE...22 8.2. DE BEVOORRADING IN AARDOLIE...23 8.3. DE INDUSTRIE VAN DE RAFFINAGE IN BELGIË...24 9. EVOLUTIE VAN DE GEMIDDELDE VERBRUIKSPRIJZEN VAN DE BELANGRIJKSTE ENERGIEPRODUCTEN...25 9.1. PRIJZEN VAN DE MOTORBRANDSTOFFEN...25 9.2. ELEKTRICITEITSPRIJZEN...26 9.3. PRIJZEN VAN HET AARDGAS...29 3

ENERGIE 4

EVOLUTIE VAN DE ENERGIEMARKT IN 2004 1. ENERGIE IN DE WERELD 1.1 DE WERELDRESERVES AAN FOSSIELE ENERGIE 1.1.1 AARDOLIE In 2004 worden de totale bewezen aardoliereserves geschat op 1188,6 miljard vaten (161,9 miljard ton), hetgeen in termen van jaarproductie, (ratio R/P), 41 jaar vertegenwoordigt, indien de productie wordt aangehouden op het huidige niveau. De volgende grafi ek visualiseert de mondiale verdeling van deze reserves waarvan 61,7% zich in het Midden-Oosten bevinden, 11,7 % in Europa en Eurazië, 9,4% in Afrika, 8,5% in Midden- en Zuid-Amerika, 5,1% in Noord-Amerika en 3,5% in Azië/Stille Oceaan De OPEC-landen alleen reeds vertegenwoordigen 74,9% van de wereldreserves en de OESOlanden, 7,0% Grafiek 1 : Bewezen aardoliereserves 800 700 in miljard barrel 600 500 400 300 200 2003 2004 100 0 Noord- Amerika Midden- en Zuid- Amerika Europa en Eurazië Midden- Oosten Afrika Azië/Stille Oceaan Bron :BP statistical review 2005 1.1.2 AARDGAS De totale bewezen aardgasreserves bedroegen 179.540 miljard m 3 (10 9 m 3 ) in 2004, hetgeen overeenstemt in termen van jaarproductie (ratio R/P), met 66,7 jaar, voor zover dat het huidige productieniveau wordt aangehouden. De volgende grafi ek geeft de mondiale verdeling van deze reserves weer, waarvan 40,6% zich in het Midden-Oosten bevinden, 35,7% in Europa en Eurazië, 7,8% in Afrika, 7,9% in Azië/Stille Oceaan, 4,1% in Noord-Amerika, en 4,0% Midden- en Zuid-Amerika. DeOPEC-landen beschikken over iets minder dan 50% van de bewezen mondiale aardgasreserves. 5

ENERGIE miljard kubieke meter 80.000 60.000 40.000 Grafiek 2 : Bewezen aardgasreserves 2003 2004 20.000 0 Noord-Amerika Midden- en Zuid-Amerika Europa en Eurazië Midden-Oosten Afrika Azië/Stille Oceaan Bron :BP statistical review 2005 1.1.3 VASTE BRANDSTOFFEN In 2004 worden de bewezen reserves aan vaste brandstoffen geschat op meer dan 909 miljard ton, hetgeen in termen van productiejaren (ratio R/P), 164 jaar vertegenwoordigt tegen het huidige productieniveau. De volgende grafi ek illustreert de aardrijkskundige verdeling van deze reserves, waarvan 31,6% zich in Europa/Eurazië bevinden, 32,7% in Azië/Stille Oceaan, 28,0% in Noord-Amerika, 5,6% in Afrika/Midden-Oosten en 2,2% in Centraal en Zuid-Amerika. grafiek 3 : bewezen reserves vaste brandstoffen 400 350 300 in miljard ton 250 200 150 2003 2004 100 50 0 Noord-Amerika Midden- en Zuid- Amerika Europa en Eurazië Midden-Oosten Afrika Bron:BP statistical review 2004 6

1.2 MONDIAAL PRIMAIR ENERGIEVERBRUIK In 2004 vestigde het mondiaal primair energieverbruik zich op een recordniveau, waarbij voor het eerst de tienduizend miljoen toe ( 10.224 ton olie equivalent) werden voorbijgestreefd, hetzij een stijging met 4,3% in vergelijking met 2003. Tabel 1: Primair energieverbruik (in miljoen toe) 2003 2004 % var.04/03 % v/h totaal 2004 Noord-Am. 2741,3 2784,4 1,6 27,2 waarvan USA 2298,7 2331,6 1,4 22,8 Midden- en Zuid-Am. 460,2 483,1 5,0 4,7 Tot. Europa en Eurazië 2908,0 2964,0 1,9 29,0 waarvan Europa 25 1697,5 1718,8 1,3 16,8 Rusland 656,9 668,6 1,8 6,5 Midden-Oosten 454,2 481,9 6,1 4,7 Afrika 300,1 312,1 4,0 3,1 Azië-Stille Oceaan 2937,0 3198,8 8,9 31,3 waarvan China 1204,2 1386,2 15,1 13,6 waarvan Japan 504,9 514,6 1,9 5,0 Totaal 9800,8 10224,4 4,3 100,0 Deze stijging uit zich in : Bron: BP statistical review 2005 - Een sterke stijging van het energieverbruik in Azië/Stille Oceaan (+8,9%), met voor China alleen reeds een belangrijke stijging met 15,1% in een jaar, voor Afrika (+4,0%), het Midden-Oosten (+6,1%) en Midden- en Zuid-Amerika (+5,0%) ; - een stijging tegen een lager ritme van het verbruik van de Verenigde-Staten (+1,6%), van de Europese Unie (+1,3%) en Japan (+1,9%). Over de periode 1994/2004, steeg het gemiddeld mondiaal primair energieverbruik per jaar met 2,1% omwille van de sterke stijging van de vraag in de zone Azië/Stille Oceaan (+4,1%/jaar gemiddeld) en van China in het bijzonder (+5,5%/jaar). De stijging van het verbruik in Noord-Amerika, met gemiddeld 1,3%/jaar is bijna gelijk aan deze die werd geregistreerd in de Verenigde-Staten (+1,2%/jaar). Voor de Europese Unie (Eur15), bedraagt deze gemiddelde stijging 1,1%/jaar. De volgende grafi eken illustreren de aandelen van alle geografi sche zones in het mondiaal energieverbruik in 1994 en in 2004. 7

ENERGIE 26% 3% 4% Grafiek 4 : Primair mondiaal energieverbruik 1994 Noord-Amerika 7% 30% Zuid-Amerika Europa 25 Rusland Midden-Oosten 4% Afrika 8% 18% Azië / Stille-Oceaan Andere landen Grafiek5 : Primair mondiaal energieverbruik 2004 6% 27% 30% Noord-Amerika Zuid-Amerika Europa 25 Rusland Midden-Oosten Afrika Azië / Stille-Oceaan 3% 5% 7% 17% 5% Andere landen Het hoofdkenmerk van de evolutie van deze marktaandelen is te verklaren door de stijging van het aandeel van de zone Azië-Stille Oceaan, dat stijgt van 26% in 1994 naar 30% in 2004 en aldus het aandeel van de zone Noord-Amerika (27%) overtreft. Het aandeel van Rusland daalt lichtjes van 8% naar 7%, net zoals dat van de Europese Unie, van 18% in 1994, naar 17% in 2004. In termen van marktaandelen uitgedrukt, blijft aardolie de meest verbruikte energiedrager op wereldvlak met 36,8%, gevolgd door steenkool (27,2%) en aardgas (23,7%). Kernenergie vertegenwoordigt slechts 6,1% van de wereldmarkt en hydro-elektriciteit 6,2 %. Tabel 2 geeft de evolutie weer van deze marktaandelen voor de jaren 2003 et 2004. Tabel 2: Marktaandelen van de energiebronnen (in %) 2003 2004 Mtoe % Mtoe % Aardolie 3641,8 37,2 3767,1 36,8 Aardgas 2343,2 23,9 2420,4 23,7 Steenkolen 2613,5 26,7 2778,2 27,2 Kernenergie 598,2 6,1 624,3 6,1 Hydro-elektriciteit 604,1 6,2 634,4 6,2 Totaal 9800,8 100,0 10224,4 100,0 Bron: BP statistical review 2005 8

Het aardolieverbruik registreert een stijging met 3,4% in 2004, die bijna identiek is met deze van het aardgas, waarvan de stijging 3,3% bedraagt. Deze beduidende toename van de vraag naar deze twee producten kan worden verklaard door de groei van de economie, die in 2004 werd waargenomen op wereldvlak. Men moet evenwel noteren dat de stijging van de vraag naar aardolie hoofdzakelijk voortvloeit uit de groei van de Chinese vraag (+15,1%). Voor aardgas is deze evolutie grotendeels te verklaren door de algemene stijging van het verbruik van dit product op wereldvlak, met uitzondering van het Noord-Amerikaanse continent, waar het verbruik van aardgas bijna ongewijzigd blijft in 2004. Op wereldvlak stijgt de vraag naar steenkool met 6,3%. Dit wordt bevestigd door de opmars van dit aandeel in het primair mondiaal energieverbruik, dat stijgt van 26,7% in 2003 naar 27,2 % in 2004. Deze evolutie kan voornamelijk worden verklaard door de sterke Chinese vraag opgetekend in 2004 (+14,6%). Kernenergie kent een globale stijging op wereldvlak,met 4,4%, om reden van de stijging van het verbruik in Azië, voornamelijk in Japan (+24,4% in een jaar). Op wereldvlak steeg de bijdrage van hydro-elektriciteit eveneens, met 5,1% in 2004. In de Europese Unie (Eur 25), bedraagt die stijging 2,2% in 2004. 2. ALGEMENE ECONOMISCHE CONTEXT Op economisch vlak bedraagt het gemiddeld jaarlijks groeiritme van het BBP in de OESO 3,6% in 2004 tegen 2,0% in 2003. Voor de Europese Unie en de eurozone, bedraagt die groeivoet, die wordt gestimuleerd door een dynamischere binnenlandse vraag, en dit ondanks een zwakke dollarkoers, respectievelijk 2,2% in 2004, tegen 0,7% in 2003 en 2,0% en 2004 tegen 0,5% in 2003. Voor België sluit de groei van het BBP aan op deze tendens en ze bedraagt volgens de actuele perspectieven 2,6% in 2004 tegen 1,3% in 2003. De evolutie in volume uitgedrukt van de economische groei is als volgt sedert 2000 : In % 2000 2001 2002 2003 2004 OESO (1) +3,7 +0,7 +1,8 +2,0 +3,6 Europese Unie (2) +3,5 +1,6 +1,1 +0,7 +2,2 Eurozone (2) +3,5 +1,5 +0,9 +0,5 +2,0 België (1) +3,7 +0,8 +0,7 +1,3 +2,6(3) (1) FOD, Economie (2) Eurostat (3) Vooruitzichten september 2005 De prijs van de ruwe olie bleef sedert het begin van het jaar 2004 op een hoog niveau, en onderging een gemiddelde jaarlijkse stijging met +32,3% voor de brent (het vat brent steeg gemiddeld van 28,90$ in 2003 naar 38,23$ in 2003), tegen een stijging met 15,8% in 2003. Parallel hiermee verloor de dollar 10,1% op de euro, hetgeen het hausse-effect van de brent heeft verminderd voor de landen van de eurozone. Deze sterke stijging van de internationale quoteringen is het gevolg van de aanhoudende stijging van de mondiale vraag naar ruwe aardolie (+3,4%), inzonderheid aangewakkerd door de economische ontwikkeling van China (+9,5% stijging van het BBP), dat aldus de tweede olieverbruiker op wereldvlak wordt (6,4 Mb/j in 2004), evenwel op geruime afstand gevolgd door de Verenigde-Staten. Andere landen hebben sterk bijgedragen tot de stijging van de vraag naar 9

ENERGIE aardolie in 2004. De Verenigde Staten, Japan en de overige landen van Azë (Indië) hebben een niet verwaarloosbaar aandeel in deze algemene stijging van de vraag. Het aanhouden van diverse geopolitische risico s in bepaalde producerende landen (Mexico, Venezuela, Nigeria, Irak, Rusland ) heeft eveneens een rol gespeeld in deze evolutie. Deze geopolitieke risico s verontrusten de markten des te meer omdat zij zich voordoen in een context die wordt gekenmerkt door een lage onbenutte productiecapaciteit in de producerende landen. Onder de andere haussefactoren fi gureert eveneens het aanhouden van een laag niveau van ruwe oliestocks en aardolieproducen in de Verenigide-Staten. Andere grondstoffen zoals de steenkolen hebben eveneens belangrijke prijsstijgingen gekend in 2004, die worden verklaard door de sterke navraag naar staal van de Chinese economie (meer dan 10% groei). China is immers een belangrijke speler op de wereld markt voor steenkolen. Het land bekleedt de eerste plaats in termen van productie en verbruik van steenkolen in de wereld. Het is eveneens de tweede uitvoerder van steenkolen in de wereld, na Australië. Om reden van de sterke groei van zijn economie werd China er toe genoopt zijn uitvoeren te verminderen. Hierdoor veroorzaakte het een stijging van de wereldprijzen. De prijzen CIF van de steenkolen ingevoerd in België voor contracten van het type spot stegen van 45,46 $/T in 2003 naar 66,31$/T in 2004, hetzij een stijging met 45,9%. Aan deze stijging van de spot-prijzen voor steenkolen moet nog worden toegevoegd de prijsstijging van de vrachtprijs voor dit product, om reden van de onbeschikbaarheid van cargo s die gemobiliseerd zijn voor het vervoer van grondstoffen naar Azië. Jaargemiddelden 2000 2001 2002 2003 2004 Brent op datum bepaald (in $/barrel) 28,52 24,44 24,95 28,90 38,23 OPEC-korf (in $/barrel) 27,60 23,12 24,36 28,10 36,05 US Dollars (in euro) 1,09 1,12 1,06 0,89 0,80 Grafiek 6 : Gemiddelde koers van de brent (Noordzee) 1990-2004 45,00 40,00 35,00 30,00 dollar/barrel 25,00 20,00 15,00 10,00 5,00 0,00 2004 2003 2002 2001 2000 1999 1998 1997 1996 1995 1994 1993 1992 1991 1990 Jaargemiddelde 10

3. ALGEMEEN OVERZICHT VAN DE EVOLUTIE VAN DE ENERGIE- MARKT IN BELGIE Het verbruik van primaire energie, dat in 2004 een gevoelige daling met 2,0% registreert, zet zich hevig af van de groeitrend die werd genoteerd in 2003. Het gemiddelde klimaat was in 2004 milder dan in 2003, en induceerde hierdoor een lager verbruiksniveau van primaire energie dan in 2003. De voornaamste tendensen die zich op het niveau van de producten aftekenen inzake deze evolutie zijn de volgende: Een signifi catieve stijging van het verbruik van de vaste brandstoffen (+3,5%) inzonderheid te verklaren door een stijging van de vraag in bepaalde gebruikerssectoren (cokesfabrieken en industrie buiten de staalnijverheid) ; Een eerder duidelijke daling van het aardolieverbruik met 7,1%, resulterend uit een een algemene vermindering van het binnenlands verbruik in het geheel van de gebruikerssectoren, om reden van een verlies aan competitiviteit van dit product, toe te schrijven aan een stijging van de prijzen van ruwe olie en een statistische aanpassing van een operator die leidt tot een substantiële uitbreiding van de internationale bunkers (+12,3%); Een nagenoeg onveranderd niveau van de inbreng van de kernenergie (-0,1%) ; Een gematigde stijging van het primair aardgasverbruik (+1,2%) om reden van de stijging van de vraag in de niet-energetische toepassingen (+1,0%), de industrie (+0,9%), en de residentiële sector en gelijkgestelden (+5,1%). De vraag in de elektrische centrales registreert daarentegen een daling met 1,2% ; Een grotere bijdrage van de windkrachtenergie, de hernieuwbare brandstoffen en deze gewonnen uit afvalstoffen. Het aantal graaddagen (15/15 ) dat de klimatische gestrengheid van het jaar kenmerkt, daalde met 1,3% in 2004, in vergelijking met 2003. Ondanks deze mildheid van de temperaturen, dalen de verkopen van aardgas voor huishoudelijk gebruik niet en zij zetten hun opmars verder om 4,6% te bereiken in 2004, om reden van de stijging van het aantal aardgasverbruikers. De leveringen van aardolieproducten voor huishoudelijke gebruik lopen terug met 1,0% in 2004, rekening houdend met hun verlies aan competitiviteit, in termen van prijs en hun gevoeligheid op het vlak van de temperaturen. Uitgedrukt in termen van marktaandelen op de primaire markt, stijgen de aandelen van aardgas gevoelig van 24,7% in 2002, naar 25,5 % in 2004. Het aandeel van vaste brandstoffen stijgt van 10,6% in 2003 naar 11,2% in 2004, dat van aardolie vermindert met 41,4% in 2003 naar 39,2% in 2004, terwijl dat van kernenergie schommelt van 21,2% in 2003 naar 21,5% in 2004. Het aandeel van de hernieuwbare brandstoffen en van hetgeen wordt gewonnen uit afvalstoffen stijgt lichtjes en stijgt van 1,1% in 2003 naar 1,2% in 2004 ; dat van primaire elektriciteit stijgt van 1,0% in 2003 naar 1,2% in 2004. 11

ENERGIE Tabel 3 : Zichtbaar brutoverbruik van primaire energie 2003 in 1000 toe 2004 in 1000 toe Schommeling in % 04/03 Vaste brandstoffen 6.210 6.427 +3,5 Aardolie 24.153 22.448-7,1 Aardgas (1) 14.441 14.610 +1,2 Kernenergie(1) 12.345 12.328-0,1 Andere (Elektriciteit) (2) +580 +707 - Hernieuwbare- en uit recuperatie gewonnen brandstoffen (3) 631 687 +8,9 Totaal 58.361 57.207-2,0 Bron: FOD, Economie (1) BVW voor aardgas en 33% voor het primair rendement van de kerncentrales (2) Het teken (-) wijst op een exportsaldo, het teken (+) op een importsaldo (3) Hernieuwbare brandstoffen en brandstoffen uit recuperatie gebruikt voor de productie van elektriciteit. Tabel 4 : Marktaandelen van de energiebronnen (in %) in % 2003 2004 Vaste brandstoffen 10,6 11,2 Aardolie 41,4 39,2 Aardgas 24,7 25,5 Kernenergie 21,2 21,5 Overige 1,0 1,2 Hernieuwbare- en uit recuperatie gewonnen brandstoffen 1,1 1,2 De volgende tabel herneemt voor de periode 1998-2004 het primair energieverbruik van het land per energievorm : 12

Tabel 5 : Evolutie van het primair energieverbruik Ktoe (PCI) 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 Vaste brandstoffen 8.552 7.479 8.382 7.718 6.539 6.210 6.427 Aardolie 23.951 23.610 23.690 24.033 22.338 24.153 22.448 Aardgas 12.508 13.371 13.405 13.216 13.414 14.441 14.610 Kernenergie 12.029 12.772 12.548 12.077 12.340 12.345 12.328 Overige (Primaire elektriciteit) Brandstoffen uit hernieuw bare energieën en uit recuperatie 154 104 413 824 688 580 707 374 453 516 535 517 631 687 Totaal 57.568 57.789 58.954 58.403 55.836 58.361 57.207 Bij het onderzoek van deze tabel, moet men de sterke dalende tendens noteren van de vaste brandstoffen (-4,6%/jaar) over de beschouwde periode (1998-2004), alhoewel men een lichte herneming van de vraag merkt tussen 2003 et 2004, de regelmatige groei van het aardgas (+2,6%/jaar), de stabiliteit van de kernenergie, de tendens tot daling van aardolie (-1,1%/jaar), de groeiende inbreng van de primaire elektriciteit en van de hernieuwbare brandstoffen en deze gewonnen uit recuperatie. 3.1. ENERGETISCHE AFHANKELIJKHEID De globale relatieve graad van energetische afhankelijkheid, die wordt bepaald als de verhouding tussen de netto-invoer en het brutobinnenlands verbruik van primaire energie (met uitzondering van de maritieme bunkers), daalde van 93,0% in 1973 naar 90,3% in 2004. De relatieve graad van afhankelijkheid van aardolie en de olieproducten die 66,4% bedroeg in 1973 en die onder de grens van 50% kwam te liggen in 1999 en 2000, bevindt zich opnieuw boven deze grens en bedraagt 52,8% in 2004. 13

ENERGIE 100,0 90,0 80,0 70,0 60,0 50,0 Grafiek 7 : Relatieve afhankelijkheidsgraad in % 40,0 30,0 20,0 10,0 0,0 1973 1979 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 Globale afhankelijkheidsgraad Afhankelijkheidsgraad van aardolie Bron: FOD Economie 3.2. PRIMAIRE ENERGIE-INTENSITEIT Zoals aangegeven in grafi ek 8, is het groeicijfer van de economie dat 2,6% (BBP) bedroeg in 2004 tegen 1,3% in 2003, vlugger gestegen dan dat van het primaire energieverbruik dat terugloopt met 2,0%, in vergelijking met 2003. De primaire energetische intensiteit, berekend als zijnde de verhouding tussen het verbruik van primaire energie en het BBP uitgedrukt in volume (prijs 1990), wijst op een tendensbreuk die wordt waargenomen sedert 1996. grafiek 8 : primaire energie-intensiteit (1980=100) 160 Index BBP 140 120 Index primair verbruik 100 80 Index energetische intensiteit 60 40 2004 2003 2002 2001 2000 1999 1998 1997 1996 1995 1990 1985 1980 Bron : FOD Economie 14

Na sterk te zijn gedaald tussen 1980 en 1985, onderging de energetische intensiteit een voortdurende stijging tot in 1996, om sedertdien regelmatig te verminderen tot in 2002 en opnieuw te stijgen in 2003 en te verminderen in 2004. De energetische intensiteit situeert zich in 2004 op een niveau dat bijna gelijk is met dat van 2002. Over de waargenomen periode (1980-2004) noteert men een zekere bestendigheid van de loskoppeling van de band tussen de economische groei en het primair energieverbruik. 4. HET FINAAL ENERGIEVERBRUIK Het fi naal energieverbruik dat het zichtbaar bruto-energieverbruik van primaire energie vertegenwoordigt, na aftrek van verwerking en energieverliezen, heeft een daling ondergaan van 3,3% en 2004. Het totaal fi naal energieverbruik van de industriesector loopt terug met 3,1% tussen 2003 et 2004, hetzij tegen een hoger ritme dan zijn tendens sedert 1979 (-0,5%/jaar). Buiten de staalnijverheid daalt het industrieel verbruik met 2,3%, met een gemiddelde evolutieve tendens die +0,3%/jaar bedraagt sedert 1979. De staalnijverheid op zich registreert een daling van 5,0%, hetzij een daling tegen een veel sneller ritme dan zijn tendens sedert 1979 (-1,8%/jaar). Over de periode 1979/2003, heeft de sector van de staalnijverheid op zich reeds een vermindering ondergaan van 36,5% van zijn fi naal verbruik, terwijl dat de industriesector in zijn geheel beschouwd, zijn fi naal verbruik zag dalen met 11,9% over dezelfde periode. Daarentegen verhoogt de industriële sector, beschouwd zonder de staalnijverheid, zijn verbruik met 7,3% over dezelfde perode. De transportsector die ondanks een vermindering ter waarde van 2,4% van zijn verbruik in 2004, hoofdzakelijk om reden van een aanpassing door een aardolieoperator op het gebied van binnenscheepvaart, vertegenwoordigt een van de sectoren waarin het fi naal verbruik één van de meest spectaculaire stijgingen heeft ondergaan over de periode 1979/2004 (+67,8%). Het fi naal verbruik in de residentiële sector, in zijn geheel genomen, daalt lichtjes in 2004 met 0,5%, ingevolge de belangrijke daling van het verbruik in de landbouwsector. Het verbruik in de huishoudelijke sector stijgt met 1,6% in 2004 en dat van de tertiaire sector (handel en diensten) minder beduidend (+1,2%). Over de periode van 1979/2004, stijgt de fi nale consumptie van de residentiële sector en gelijkgestelden met 3,0% en dat van de handel met 19,6%. Het verbruik in de huishoudelijke sector daalt met 5,3% over dezelfde periode. Het niet-energetisch gebruik dat de indicator is inzake de activiteit van de petrochemische industrie (nafta, aardgas) daalt met 14,1% in 2004, in vergelijking met 2003. Over de periode 1979/2004, wordt hier evenwel een groei opgetekend van 44,7%. 15

ENERGIE ktoe Grafiek 9 : totaal finaal verbruik per sector 50000 45000 40000 35000 30000 25000 20000 15000 10000 5000 0 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 Industrie Residentieel Transport Niet-energetisch Bron : FOD Economie Inzake de marktaandelen van het totaal fi naal verbruik, blijft aardolie met 48,8% in 2004, de overheersende energie, gevolgd door aardgas met 27,6%, elektriciteit 16,7%, de vaste brandstoffen 5,8% en warmte 1,1%. In de industriële sector wordt aardolie, met 9,6%, zeer duidelijk ingehaald door aardgas dat zijn marktaandeel nog vergroot met 41,0%in 2004, tegen 39,7% in 2003, elektriciteit vertegenwoordigt 28,2%, vaste brandstoffen 18,0% en warmte 3,3%. Wat betreft de residentiële sector, was aardolie in 2004 in termen van marktaandelen uitgedrukt, de meest gebruikte brandstof met 39,0%, dicht gevolgd door aardgas met 37,1%, elektriciteit 22,3%, vaste brandstoffen 1,3% en warmte 0,4%. Grafiek10 : Totaal finaal verbruik per energiedrager 1998-2004 (ktoe) 50000 45000 40000 35000 30000 25000 20000 15000 10000 5000 0 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 Electriciteit Gas Vaste brandstoffen Aardolie Warmte Bron: FOD Economie Het marktaandeel van aardolie blijft overheersend in het totaal fi naal verbruik van het land. Aardolie verzekert hoofdzakelijk de behoeften van de transport- en residentiële sectoren en van het niet-energetische verbruik (feedstocks). Elektriciteit en aardgas spelen daarentegen een hoofdrol in de industrie en in de residentiële sector, terwijl het gebruik van vaste brandstoffen voornamelijk beperkt blijft tot de staalnijverheid. 16

5. DE ELEKTRICITEITSMARKT De sectorale elektriciteitsbalans fi gureert in bijlage van deze brochure (bijlagen A18 en A19). 5.1. BRUTOPRODUCTIE VAN ELEKTRICITEIT De totale brutoproductie van elektriciteit bedroeg 85.441 GWh (84.615 GWh in 2003), hetzij een stijging met 1,0% in 2004. Deze productiestijging vertaalt zich in een lichte daling van de import (-0,7%). Deze brutoproductie werd voor 55,4% verzekerd door de kerncentrales. De klassieke warmtecentrales leverden in 2004, 40,5% van de geproduceerde elektriciteit (vaste brandstoffen 10,7%, gasachtige brandstoffen 27,9% - waarvan aardgas 25,1%, vloeibare fuel 1,9%, hetzij 34.634 GWh in 2004 (tegen 34.224 GWh in 2003), hetzij 1,2% meer dan in 2003. Het productiesaldo, hetzij 4,1% werd verzekerd door de pompcentrales (1,5%), waterkracht (0,3 %), windmolens (0,2 %) en door de winning van elektriciteit uit hernieuwbare brandstoffen en recuperatiebrandstoffen, die via het elektriciteitsnet zijn aangesloten (2,1%). Het aandeel van de vloeibare brandstoffen in de elektriciteitsproductie vertoont een dalende tendens sedert talrijke jaren. Dit aandeel dat steeg van 38,3% in 1968 naar 52,7% in 1971, vertegenwoordigt nog slechts 1,9% in 2004. De maximale vraag in het jaar werd bereikt op 20 december 2004, met een vermogen van 13.708 MW. Tabel 6 : Structuur van de bruto-elektriciteitsproductie in % van de totale productie 2003 2004 Kernenergie 56,0 55,4 Vaste Brandstoffen 11,4 10,7 Gasachtige brandstoffen 27,9 27,9 Vloeibare brandstoffen 1,2 1,9 Hernieuwbare brandstoffen en recuperatie 1,9 2,1 Waterkrachtenergie en pompcentrales 1,7 2,0 Bron : FOD Economie Grafiek 11 : structuur van de bruto-elektriciteitsproductie (GWh) 1998-2004 90000 80000 70000 60000 50000 40000 30000 Vloeibare brandstoffen Gasachtige brandstoffen Vaste brandstoffen Hernieuwbare en recuperatiebrandstoff en Waterkracht, Pompen windkracht Kernenergie 20000 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 Bron : FOD Economie 17

ENERGIE 5.2. FINAAL VERBRUIK VAN ELEKTRICITEIT Het fi naal energieverbruik kende een vooruitgang met 1,2% in 2004. Deze groei van de fi nale vraag naar elektriciteit resulteert hoofdzakeli,jk uit de stijging van de vraag van de residentiële sector en gelijkgestelden (+1,4%) en van deze van de industrie (+1,0%). voor een gedeelte Het verbruik dat werd waargenomen en geschat in de industrie, steeg in 2004 tot meer dan veertigduizend GWh (40.369 GWh), een niveau dat voordien nooit werd bereikt in België. De stijging in deze sector ligt in een context van hernieuwde economische groei (BBP in 2004 : +2,6%). Er moet worden genoteerd dat het groeiritme van de industrie lichtjes onder het gemiddelde ligt van hetgeen werd waargenomen sedert 1998 (+ 1,3% per jaar). Op industrieel niveau industriel, in vergelijking met 2003 blijven het verbruiksniveau van de staalnijverheid en dat van de chemie nagenoeg onveranderd, met respectievelijk +0,6% en -0,5% schommeling. De non-ferrometalen, de niet-metaalhoudende mineralen, de voeding, de papierindustrie en het textiel maken een voortgang van ongeveer 2,0%. Het huishoudelijk verbruik dat het verbruik aan laagspanning omvat, registreert een progressie met 2,0% in 2004. Het verbruik in de handel blijft relatief stabiel (+0,2%). De transportsector ziet zijn elektriciteitsverbruik lichtjes stijgen met 0,9% in 2004. Grafiek 12 : Elektriciteitsverbruik per sector 1998-2004 90000 80000 70000 60000 50000 GWh 40000 30000 20000 10000 0 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 Industrie Transport Huishoudelijk verbruik Andere 5.3. ELEKTRICITEITSHANDEL Bron : FOD Economie Het totaal volume van de elektriciteitsuitwisselingen (invoer + uitvoer) met het buitenland bedroeg 21.356 GWh in 2004 tegen 22.918 GWh in 2003, hetzij een globale vermindering met 6,8%. De invoer daalde gedurende het jaar met 0,7% en de uitvoer met 17,7%. De graad van openstelling van het land in verhouding tot de opgeroepen energie bedraagt 24,4% tegen 26,7% in 2003. Deze graad van openstelling is één van de hoogsten van de EU. Het importsaldo van elektriciteit steeg met 21,3% in 2004. Het situeert zich op een niveau dat vergelijkbaar is met dat van het jaar 2002, terwijl het een van de hoogsten is inde periode 1998-2004, na dat van 2001. 18

Tabel 7 : Saldo van de elektriciteitsuitwisselingen 1998-2004 GWh 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 Import 7828 9059 11645 15818 16658 14664 14567 Export 6435 8207 7319 6712 9070 8254 6789 Saldo 1393 852 4326 9106 7588 6410 7778 Bron : FOD Economie 6. DE AARDGASMARKT De sectorale balansen van het aardgas en de afgeleide gassen fi gureren in bijlage van deze brochure (bijvoegsels A13, A14 en A16). 6.1. AARDGASVERBRUIK PER SECTOR Het totaal fi naal aardgasverbruik registreert een stijging met 1,2% in 2004. Het totaal fi naal aardgasverbruik dat in dit precies geval het niet-energetisch verbruik omvat (zie tabel 8), registreert een stijging met 3,0% in 2004. Deze stijging van het fi naal verbruik resulteert uit de sterke stijging van het gebruik van aardgas in bepaalde verbruikssectoren, zoals de residentiële sector en gelijkgestelden (+5,1%) en in een mindere mate in de industrie (+0,9%) en de niet-energetische sector (+1,0%). Het ritme van deze stijging werd gedeeltelijk vertraagd door de zwakte van de vraag van de elektrische centrales die vermindert met 1,2% in 2004. Over de periode 2001-2004, houdt de groei van de vraag naar aardgas door de elektrische centrales nochtans in beduidende wijze aan en deze groei bedraagt gemiddeld 10,4%/per jaar. In de industrie stijgt de vraag naar aardgas in de staalnijverheid met 5,2% in 2004, deze van de niet-metaalhoudende mineralen met 11,8%, van de papierindustrie met 5,8% en de machines met 22,4%. De chemie anderzijds loopt heel lichtjes terug met 1,0% in 2004. De verbetering van de groei van onze economie in 2004 (+2,6% stijging van het BBP in 2004 tegen 1,3% in 2003) verklaart globaal deze stijgende beweging van het industrieel verbruik van aardgas. Het fi naal verbruik van de residentiële sector en gelijkgestelden registreert een stijging in 2004 met 5,1% die merkbaar is zowel op het vlak van de handel (+6,0 als van de residentiële sector (+4,6%). Voor deze laatste sector verklaart deze stijging zich hoofdzakelijk door de stijging van het aantal verbruikers van aardgas (+ 40.000 extra-klanten in 2004). Tabel 8 : Toestand van de aardgasmarkt In 10 6 GJ (PCS) 2001 2002 2003 2004 Var. in % 04/03 Totaal verbruik 476,8 483,0 488,3 503,0 +3,0 Industrie 197,2 215,0 204,0 205,9 +0,9 Residentieel en gelijkgestelden 245,1 235,9 245,0 257,4 +5,1 Niet-energetisch gebruik 34,5 32,1 39,3 39,7 +1,0 Elektrische Centrales (1) 135,1 147,2 184,0 181,8-1,2 (1) met inbegrip van de zelfproducenten Bron : FOD Economie 19

ENERGIE 6.2. BEVOORRADING IN AARDGAS De invoer van aardgas stijgt globaal met 2,4% in 2004. Voor de bevoorrading in aardgas van ons land wordt een beroep gedaan op drie grote leveranciers, met name: Nederland met 39,9%, Noorwegen met 39,9% en Algerije met 16,0%. Met deze leveranciers werden contracten afgesloten op lange termijn van het type Take or Pay. Er moet worden genoteerd dat het contract met Algerije eindigt in 2006. Via Duitsland bevoorraadt Rusland eveneens onze markt met een marktaandeel dat 2,2% vertegenwoordigt van onze totale invoer Onze bevoorrading wordt bovendien gedekt met aankopen op korte termijn door tussenkomst van de Interconnector en de Hub van Zeebrugge, voor een bedrag dat thans 2,0% vertegenwoordigt van onze totale invoer. Onze bevoorrading die hoofdzakelijk is gebaseerd op contracten op lange termijn, zou in de toekomst steeds meer moeten worden aangevuld met contracten op korte termijn, met het oog op het verminderen van de aanvoerkosten van aardgas naar België en een soepeler beheer van de gasstromen, in functie van de schommelingen van de vraag. Het detail van de geografi sche verdeling van onze gasinvoer is terug te vinden in bijlage van deze brochure (bijlage A24). 7. DE MARKT VAN DE VASTE BRANDSTOFFEN De gedetailleerde sectorale balans van de vaste brandstoffen fi gureert in bijlage van deze brochure (bijlagen A7 en A8). De primaire productie uit de exploitatie van de steenbergen bedroeg 181 ktonnen (hetzij 136 ktste) in 2004. Op het vlak van de primaire binnenlandse vraag steeg de invoer van vaste brandstoffen met 4,8% in 2004. De uitvoer van vaste brandstoffen steeg eveneens in vergelijking met 2003 (+29,8%). Deze stijgende trend van de primaire binnenlandse vraag van vaste brandstoffen (+3,5% in vergelijking met 2003) ligt in de lijn van een context van economische groei (BBP + 2,6% in 2004 tegen +1,3% in 2003) en dit ondanks de stijging van de internationale steenkoolprijzen om reden van Chinese vraag (+14,6%). Zoals aangegeven in tabel 9, maken de leveringen aan de industrie (buiten de staalnijverheid) en aan de coksesfabrieken een voortgang van respectievelijk 16,5% en 8,3% in 2004. De leveringen aan de staalnijverheid verminderen daarentegen met 5,6% in 2004 alsook deze aan de elektrische centrales die een daling ondergaan van 7,5% in 2004. De huishoudelijke sector die slechts een klein gedeelte van de totale toepassingen van vaste brandstoffen vertegenwoordigt, ziet zijn leveringen verminderen met 11,4% in 2004. 20

Tabel 9: Evolutie van het verbruik van de vaste brandstoffen per sector 1000 ton 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 Staalnijverheid 5.213 5.227 5.326 5.462 4.020 4.201 3.967 Industrie 738 680 775 631 510 486 566 Huishoudelijk verbruik 328 286 312 342 319 254 225 Elektriciteits-productie 5.019 3.681 4.309 3.723 4.086 3.618 3.348 Cokesfabrieken 3.885 3.850 3.855 3.911 3.725 3.369 3.647 Bron : FOD Economie, Het verbruik van vaste brandstoffen neemt voortdurend af sedert 1998. De staalnijverheid die diepgaande herstructureringen onderging, kende een verbruiksdaling van 23,9% tussen 1998 en 2004, het verbruik van de cokesfabrieken daalde met 6,1%. Het verbruiksniveau van de industrie (zonder de staalnijverheid) daalde jaarlijks gemiddeld met 23,3% over deze periode. Het verbruik van de elektrische centrales bevindt zich eveneens in een neerwaartse trend (-33,3% tussen 1998 en 2004). Grafiek 13 : steenkoolverbruik per sector 6.000 5.000 4.000 en 1000 ton 3.000 2.000 1.000 0 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 Staalnijverheid Huishoudelijk verbruik Cokesfabrieken Industrie Elektriciteitsproductie België importeert de quasi-totaliteit van zijn steenkoolverbruik. De voornaamste leveranciers blijven Zuid-Afrika (29,9%), Australië (25,4%) en de Verenigde- Staten (16,5%). De meeste intracommunautaire uitwisselingen gebeuren met onze buurlanden (Duitsland, Verenigd-Koninkrijk en Nederland). De gedetailleerde verdeling van onze invoer van vaste brandstoffen vindt u in bijlage van deze brochure (bijlage A26). 21

ENERGIE 8. DE AARDOLIEMARKT De sectorale balans is hernomen in bijlage van deze brochure (bijlagen A10 et A11). 8.1. RECENTE EVOLUTIE Het primair binnenlands verbruik van aardolieproducten daalde met ongeveer 7,1% in 2004. Deze daling kadert bovendien in een context van neerwaartse fl uctuaties van het gebruik van raffi naderijen, dat daalde van 88,37% in 2003 naar 83,89% in 2004. In 2004 betrof de meest signifi catieve progressie van de primaire aardoliemarkt de maritieme bunkers, waarvan de stijging +12,3% bedraagt in vergelijking met 2003, inzonderheid ingevolge een statistische aanpassing die werd uitgevoerd door een operator. De bruto-importen van aardolie ondergaan daarentegen een daling met 5,1% in 2004. Globaal beschouwd daalt het totale fi nale verbruik van geraffi neerde producten in eerder beduidende wijze met 5,2%, in vergelijking met 2003 en de niet-energetische toepassingen die het belang van de levering van oliegrondstoffen voor de petrochemie meten, registreren een nog grotere daling met 17,2%. Het fi naal verbruik van de industriële sector daalde met 17,8%, ondanks een meer aangehouden economische groei in 2004. De huishoudelijke sector en gelijkgestelden ziet zijn fi naal verbruik dalen met 6,6% in 2004. De huishoudelijke sector kent een kleinere daling met 1,0% van zijn fi naal verbruik, om reden van de daling van het aantal graaddagen (-1,3%) geobserveerd in 2004. Het verbruik van de handel daalt eveneens sterk met 4,0 % en 2004. Het verbruik van de transportsector registreert een tamelijk gevoelige daling met -2,5% in vergelijking met 2003, voornamelijk ingevolge een aanpassing uitgevoerd door een operator op het niveau van de binnenscheepvaart (transfer naar de internationale bunkers). Het aandeel van het verbruik dat toe te schrijven is aan «niet-substitueerbaar» verbruik (transport en niet-energetisch gebruik) vertegenwoordigt 59,2% van het primair aardolieverbruik en 79,0% van zijn totaal fi naal verbruik. Op het vlak van de producten registreren de motorbrandstoffen een globale stijging met 4,1% en 2004. De leveringen van autobenzine ondergaan evenwel een daling met 8,2% ten voordele van deze van de wegdiesel, die sterk stijgen met +8,7%. LPG ziet zijn leveringen dalen met 3,6% en 2004. Deze fel gecontrasteerde evolutie op het vlak van de brandstoffen voor het wegverkeer resulteert uit een grote toename van de dieselvoertuigen en van een fi scaliteit die nog steeds tamelijk dieselvriendelijk is. Volgens FEBIAC, nam het dieselpark toe met 5,6% in 2004 (tegen 5,5% in 2003) terwijl dat van de benzinevoertuigen daalde met 2,9% Het aandeel van de benzinevoertuigen vertegenwoordigde 51,1% in 2004, dieselvoertuigen 47,4% en deze uitgerust met LPG, 1,1%. 22

Tabel 10: Structuur van de leveringen van de voornaamste brandstoffen in kt 2003 2004 04/03 in % Autobenzine 2.105 1.932-8,2 Dieselmotorbrandstof 5.799 6.305 +8,7 Vliegtuigbrandstoffen 1.505 1.389-7,7 LPG 83 80-3,6 Totaal 9.492 9.706 +2,3 Bron : FOD Economie In 2004 vertegenwoordigt diesel, 75,8% van de totale leveringen van de motorbrandstoffen tegen 72,6% en 2003. Het aandeel van de autobenzine bedraagt 23,2% in 2004 tegen 26,4% in 2003, terwijl LPG slechts 1,0% van deze leveringen vertegenwoordigt in 2004 (relatief stabiel cijfer in vergelijking met 2003). Grafiek 14 : Evolutie van benzine- en dieselleveringen voor voertuigen (in ton) 7.000.000 6.000.000 5.000.000 4.000.000 3.000.000 2.000.000 1.000.000 0 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 Super SP 98 Super AsubP Super SP98 50S Super SP95 Diesel In 2004 daalt het geheel van de leveringen van vloeibaar petroleumgas (incl. butaan, propaan en LPG) met 19,2% alsook dat van de vliegtuigbrandstoffen, met 7,7%, inzonderheid om reden van de gevolgen van de stijging van de aardolieprijzen op de operatoren in deze sector. Zware olie ondervindt een daling van zijn leveringen met 39,8% in 2004. Nafta dat voornamelijk als grondstof wordt gebruikt in de petrochemie, ondervond geen grote vraag in 2004 (-23,4%). 8.2. DE BEVOORRADING IN AARDOLIE De bevoorraading in ruwe petroleum van het land wordt verzekerd voor 30,9% door het Nabijeen het Midden-Oosten (waarvan 15,6% door Saoudi-Arabië), 40,6% door Rusland et 2,7% door het Amerikaans continent (Venezuela). Afrika intervenieert slechts voor 2,0% in deze invoer van ruwe aardolie en West-Europa, (met Noorwegen) voor 23,9%. De OPEC-landen vertegenwoordigen 35,5% van onze invoer van ruwe aardolie, tegen 86,6% in 1979. Het detail van de geografi sche verdeling van onze invoer van ruwe aardolie vindt u in bijlage van deze brochure (bijlage A21) 23

ENERGIE 8.3. DE INDUSTRIE VAN DE RAFFINAGE IN BELGIË De evolutie van de raffi nagecapaciteiten wordt geïllustreerd in de volgende tabel: Tabel 11 :Evolutie van de raffinagecapaciteiten in België In 1000 t/jaar 1973 1979 2000 2002 2003 2004 Totaal gebruik 37.248 33.978 38.172 46.393 45.920 43.576 Van ruwe aardolie 37.007 33.020 33.941 33.537 36.238 34.402 Van intermediaire producten 241 958 4.231 12.856 9.682 9.174 Distillatiecapaciteiten 43.084 55.514 38.460 40.423 41.008 41.008 Crackingcapaciteiten 3.220 4.080 6.870 8.253 7.359 7.359 Reformingcapaciteiten 3.790 5.500 5.268 4.672 4.797 4.797 Gemiddelde gebruiksgraad van ruwe aardolie (in %) 85,89 59,48 88,25 82,97 88,37 83,89 Bron : FOD Economie+BPF Het onderzoek van deze tabel levert de volgende bemerkingen op: de totale distillatiecapaciteit is fel gedaald tussen 1979 en 2004 (-26,1%); De gebruiksgraad van de raffi nagecapaciteiten van ruwe aardolie steeg van 59,48% in 1979 naar meer dan 83% in 2004, ingevolge de vermindering van de overtollige distillatiecapaciteiten. Hij verminderde echter tussen 2003 en 2004 ; De crackingcapacitetien zijn sterk verhoogd tussen 1979 en 2004, maar zij bleven ongewijzigd tussen 2003 en 2004. De hoeveelheden ruwe aardolie die werden behandeld in de Belgische raffi naderijen verminderden in 2004 (-5,1%). 24

9. EVOLUTIE VAN DE GEMIDDELDE VERBRUIKSPRIJZEN VAN DE BELANGRIJKSTE ENERGIEPRODUCTEN 9.1. PRIJZEN VAN DE MOTORBRANDSTOFFEN De gemiddelde prijzen van de motorbrandstoffen en de huisbrandolie ontwikkelden zich als volgt in 2004 : Tabel 12 : Evolutie van de gemiddelde prijzen van de brandstoffen en huisbrandolie Energetische producten 2000 2001 2002 2003 2004 Var % 04/03 Dieselmotorbrandstof (Euro/l) Dieselmotorbrandstof (Euro/l) 50S Gasolie verwarming (Euro/l) Superbenzine loodvrij 95 (Euro/l) Superbenzine loodvrij 98 (Euro/l) Superbenzine loodvrij 98 (Euro/l) 50S LPG voor het wegverkeer (Euro/l) 0,8106 0,7811 0,7654 0,8025 0,8150 +1,6 0,7534 0,7659 0,8749 +14,2 0,3669 0,3329 0,3057 0,3163 0,3764 +19,0 1,0682 1,0322 1,0090 1,0260 1,1270 +9,8 1,1088 1,0806 1,0682 1,0689 1,1629 +8,8 1,0610 1,0644 1,1553 +8,5 0,3932 0,3593 0,3483 0,3526 0,3852 +9,2 Bron : FOD Economie Over het algemeen werd het jaar 2004 gekenmerkt door een algemene stijging van de aardolieprijzen onder inwerking van de sterke progressie van de prijzen van ruwe aardolie op de internationale markten (+32,3% voor de koers van de brent in 2004), die evenwel gedeeltelijk werd gecompenseerd door de zwakte van de dollar (gemiddeld -10,1% tussen 2003 et 2004, ten opzichte van de euro). Zo komt het dat de motorbrandstoffen hun prijsniveau zien stijgen in 2004, en dit in eerder gevoelige mate. Op het vlak van de motorbrandstoffen steeg de gemiddelde prijs van de diesel normaal met 1,6% en met 14,2% voor diesel «50S» met een laag zwavelgehalte. De prijs van de superbenzine 95 RON (loodvrij) stijgt met 9,8%, deze van de benzine super 98 RON (loodvrij) met 8,8% en de loodvrije superbenzine 98 «50S» met 8,5%. De prijs van LPG voor het wegverkeer steeg gemiddeld met 9,2% in 2004. De gemiddelde prijs van huisbrandolie registreert een tamelijk sterke stijging met 19,0% in 2004. Op industrieel niveau daarentegen daalt de gemiddelde prijs voor de zware olie (1% zwavel) (excl. BTW) met 9,3% in 2004, in verhouding tot 2003. 25

ENERGIE 9.2. ELEKTRICITEITSPRIJZEN Vergelijkende en indicatieve prijzen van elektriciteit voor de huishoudelijke verbruikers in België en in enkele landen van de EU (in euro/100kwh, taksen incl. januari 2005) 30,00 25,00 20,00 15,00 10,00 5,00 0,00 België Nederland Frankrijk1 Duitsland2 Klein (600 kwh) Gemiddeld (3500 kwh) Groot (7500 kwh) Verenigd- Koninkrijk Bron :Eurostat (1) de prijzen die worden beschouwd voor Frankrijk zijn deze van Rijsel (2) Gemiddelde nationale prijzen voor Duitsland (incl. de ex-ddr) Deze grafi ek toont aan dat de elektriciteitsprijzen van huishoudelijk verbruik, het laagste zijn in het Verenigd-Koninkrijk en Frankrijk voor de gemiddelde en grote categorieën van geobserveerde typeverbruikers In vergelijking liggen deze prijzen in Duitsland en in Nederland daarentegen hoger voor al deze categorieën. De prijzen in België zijn lager dan in Duitsland en Nederland voor alle onderzochte categorieën van verbruikers. Voor de kleine categorieën van typeverbruikers, liggen de prijzen lager in België en Frankrijk dan in Duitsland, het Verenigd-Koninkrijk en Nederland. 26

Vergelijkende en indicatieve prijzen van elektriciteit voor de industriële verbruikers in België en in enkele landen van EU (in euro/100kwh, excl. BTW, januari 2005) 18,00 16,00 14,00 12,00 10,00 8,00 6,00 4,00 2,00 België Duitsland (1) Frankrijk (2) Verenigd-Koninkrijk Nederland Klein (50MWh) Gemiddeld (2000 MWh) Groot (24.000 MWh) Bron :Eurostat (1) de prijzen die worden beschouwd voor Frankrijk zijn deze van Rijsel (2) Gemiddelde nationale prijzen voor Duitsland (incl. de ex-ddr) De grafi ek hierboven geeft aan dat de elektriciteitsprijzen voor industrieel gebruik voor de onderzochte categorieën van typeverbruikers het laagst liggen in het Verenigd-Koninkrijk en in Frankrijk. Daarentegen zijn deze prijzen hoger voor de kleine categorieën in Duitsland en in Nederland; België hanteert lagere prijzen dan Duitsland en Nederland voor alle onderzochte categorieën van typeverbruikers, deze prijzen zijn evenwel hoger dan deze in het Verenigd-Koninkrijk en Frankrijk. 27

ENERGIE 9.2.1. DIVERGENTIEGRAAD VAN DE ELEKTRICITEITSPRIJZEN VOOR HUISHOUDELIJK VERBRUIK Variatie in % van de electriciteitsprijzen bij huishoudelijk gebruik Verenigd-Koninkrijk Nederland Frankrijk Duitsland België 0,0 5,0 10,0 15,0 20,0 25,0 Variatie% 2005/2004 (3500 kwh) Bron :Eurostat, prijzen voor verbruiksniveaus van 3500 kwh (Dc ) Deze grafi ek geeft aan dat voor de prijzen van het verbruikstype 3500 kwh tussen 1 januari 2004 en 1 januari 2005, een tamelijk beduidende stijging werd waargenomen in het geheel van alle onderzochte landen. De sterkste prijsstijging werd opgetekend in het Verenigd-Koninkrijk (+21,3%). Zij bedraagt voor Nederland, 7,1%, Duitsland, 5,1%, België, 4,1%, en Frankrijk, 3,9%. 9.2.2. DIVERGENTIEGRAAD VAN DE ELEKTRICITEITSPRIJZEN VOOR INDUSTRIEEL VERBRUIK De volgende grafi ek die de divergentiegraad weergeeft van de elektriciteitsprijzen voor industrieel gebruik, wijst op een belangrijke stijging van deze prijzen in het Verenigd-Koninkrijk (+18,4%). Variatie % 2005/2004 Industrie (2000 MWh) Verenigd-Koninkrijk Frankrijk Duitsland België 0,00 5,00 10,00 15,00 20,00 Variatie % 2005/2004 Industrie (2000 MW h) Bron : Eurostat, prijzen voor verbruiksniveaus van 2000 MWh (Ie) excl. BTW Deze prijzen stijgen eveneens in Duitsland met (+ 4,6%), aanzienlijk minder in België (+0,5%). Zij blijven stabiel in Frankrijk (0,0%). 28

9.3. PRIJZEN VAN HET AARDGAS Vergelijkende en indicatieve prijzen van aardgas voor de huishoudelijke verbruikers in België en in enkele landen van de EU (in euro/gj, taksen incl., januari 2005) 30,00 25,00 20,00 15,00 10,00 5,00 0,00 Verenigd-Koninkrijk Frankrijk2 Duitsland1 België Klein (8,37GJ) Gemiddeld (83,70GJ) Groot (1047,00GJ) Bron:Eurostat (1) de prijzen die worden beschouwd voor Duitsland zijn deze van Düsseldorf (2) de prijzen die worden beschouwd voor Frankrijk zijn deze van Straatsburg De huishoudelijke prijzen voor aardgas situeren zich op lagere niveaus in België en Frankrijk dan in Duitsland voor de gemiddelde en grote categorieën van typeverbruikers, met uitzondering van het Verenigd-Koninkrijk waar deze prijzen merkelijk lager liggen voor alle betrokken categorieën van typeverbruikers. Voor de kleine categorieën, zijn deze prijzen het hoogst in Duitsland en Frankrijk. Vergelijkende en indicatieve prijzen van aardgas voor de industriële verbruikers in België en in enkele landen van de EU (in euro/gj, excl. BTW, januari 2005) 12,00 11,00 10,00 9,00 8,00 7,00 6,00 5,00 4,00 3,00 België Duitsland1 Klein (418,6GJ) Gemiddeld (41860GJ) Groot (418600GJ) Frankrijk2 Verenigd-Koninkrijk Bron: Eurostat (1) de prijzen die beschouwd worden voor Duitsland zijn deze van Düsseldorf (2) de prijzen die beschouwd worden voor Frankrijk zijn deze van Rijsel 29

ENERGIE De prijzen voor de industriële verbruikers van aardgas zijn het hoogst in Duitsland en dit voor alle beschouwde typeverbruikers. Voor de kleine categorieën zijn de prijzen het laagst in het Verenigd-Koninkrijk en in Frankrijk, terwijl dat de prijzen voor de middencategorieën lager zijn in België en het Verenigd-Koninkrijk. Voor de grote categorieën zijn deze prijzen respectievelijk het laagst in België en het Verenigd- Koninkrijk. 9.3.1. DIVERGENTIEGRAAD VAN DE PRIJZEN VAN AARDGAS VOOR HUISHOUDELIJK GEBRUIK Variatie in % van de prijzen bij huishoudelijk verbruik 2005/2004 (83,7 GJ) Verenigd-Koninkrijk Frankrijk Duitsland België -2,0-1,0 0,0 1,0 2,0 3,0 4,0 5,0 6,0 7,0 Variatie% 2005/2004 (83,7GJ) Bron:Eurostat prijzen voor verbruiksniveaux van 83,7 GJ (D3) Op 1 januari 2005, ondergingen de prijzen, uitgedrukt in euro, voor huishoudelijk gebruik, voor een jaarlijks verbruiksniveau 83,70 GJ (D 3 ) een algemene stijging in het geheel van de onderzochte landen, met uitzondering van het Verenigd-Koninkrijk; waar de prijzen zeer lichtjes dalen met 0,7%. De sterkste stijgingen werden genoteerd in België (+5,9%) Duitsland (+4,5%). In Frankrijk bedroeg de stijging 3,8%. 30

9.3.2. DIVERGENTIEGRAAD VAN DE PRIJZEN VAN AARDGAS VOOR INDUSTRIEEL GEBRUIK Variatie in % van de aardgasprijzen voor industrieel verbruik 2005/2004 (41860GJ) Verenigd-Koninkrijk Frankrijk Duitsland België 0,0 5,0 10,0 15,0 20,0 25,0 30,0 35,0 Variatie % 2005/2004 (41860GJ) Bron :Eurostat prijzen voor verbruiksniveaux van 41860 GJ (I3-2) ex BTW Op industrieel niveau refl ecteren de aardgasprijzen, uitgedrukt in euro/gj, in januari 2005 een stijgende tendens in alle geobserveerde landen. Het is in het Verenigd-Koninkrijk (+29,9%), Frankrijk (+20,7%) en België (+16,9%) dat zij het snelst stijgen. Van alle bestudeerde landen is het Duitsland dat de meest beperkte stijging kende, ze bedroeg slechts 2,4%. Manuscript beëindigd op 12/12/2005 (Vertaling, originele tekst in Frans) 31

ENERGIE 32

STATISTISCHE BIJLAGE 5 Fr + kwh % 9 1 : 3 * 6 7 TJ 4 2-8 ENERGIE 1 9 7 9 2 0 0 4 33

ENERGIE 34

TABEL 1 : VERBRUIK VAN DE PRIMAIRE ENERGIE MARKTAANDEEL IN % VAN HET TOTAAL TOTAAL in Ktoe Vaste brandstoffen Aardolie en aardolie- Aardgas Hernieuwbare Kernenergie Overige (1) produkten Brandstoffen (2) 1998 57568 8552 14,9 23951 41,6 12508 21,7 374 0,6 12029 20,9 154 0,3 2000 58954 8382 14,2 23690 40,2 13405 22,7 516 0,9 12548 21,3 413 0,7 2001 58403 7718 13,2 24033 41,2 13216 22,6 535 0,9 12077 20,7 824 1,4 2002 55836 6539 11,7 22338 40,0 13414 24,0 517 0,9 12340 22,1 688 1,2 2003 58360 6210 10,6 24153 41,4 14441 24,7 631 1,1 12345 21,2 580 1,0 2004 57207 6427 11,2 22448 39,2 14610 25,5 687 1,2 12328 21,5 707 1,2 Bron : FOD economie KMO,middenstand en energie (1) : Ton olie - equivalent(ovw) (2) : Het (-) teken staat voor uitvoersaldo, het (+) teken voor een invoersaldo 35

45,0 40,0 35,0 30,0 25,0 20,0 14,9 15,0 10,0 5,0 0,0 1 : vaste brandstoffen 2 : aardolie en aardolieprodukten 3 : aardgas 4 : hernieuwbare brandstoffen 5 : kernenergie 6 : overige GRAFIEK 1 A : MARKTAANDEEL IN % VAN HET TOTAAL 1998 2004 41,6 39,2 25,5 21,7 20,9 11,2 0,6 0,3 1,2 1 2 21,5 ENERGIE 1,2 36

hernieuwbare brandstoffen 0,6% kernenergie 20,9% aardgas 21,7% GRAFIEK 1 B : MARKTAANDEEL IN % VAN HET TOTAAL 1998 2004 1998 2004 overige 0,3% vaste brandstoffen 14,9% hernieuwbare brandstoffen 1,2% kernenergie 21,5% overige 1,2% aardolieprod 41,6% aardgas 25,6% vaste brandstoffen 11,2% aardolieprodukten 39,3% 37

ENERGIE TABEL 2 : GLOBALE BALANS Eenheid : Ktoe(owv) OMSCHRIJVING/JAAR 1979 1999 2000 2001 2002 2003 2004 MIDDELEN A 69186 85880 88981 88736 87776 90894 92376 PRIMAIRE PRODUCTIE B 7231 13447 13297 12768 12984 13073 13148 KERNENERGIE 1 2972 12772 12548 12077 12340 12345 12328 WATERKRACHT 2 20 29 39 38 31 21 27 GEOTHERMIE,ZON,WIND,enz... 4 0 1 1 3 5 8 11 AARDGAS 5 28 0 2 0 0 0 0 Hernieuwb.brandstoffen en recuperatie 6 453 516 535 517 631 687 VASTE BRANDSTOFFEN 7 4211 192 191 115 91 68 95 INVOER C 61955 72433 75684 75968 74792 77821 79228 ELEKTRICITEIT 8 579 779 1001 1360 1432 1261 1253 AARDGAS 9 9799 14129 13934 13833 14300 14904 15266 VASTE BRANDSTOFFEN 10 7620 8322 8836 9704 7247 6829 7159 RUWE AARDOLIE 11 34237 35276 37441 35495 36637 39257 38184 PETROLEUMPRODUCTEN 12 9720 13927 14472 15576 15176 15570 17366 UITVOER D 17128 24433 25718 24498 25760 25526 27563 ELEKTRICITEIT 13 685 706 629 577 780 710 584 GAS 14 407 614 620 663 610 622 668 VASTE BRANDSTOFFEN 15 890 970 1185 1444 1488 751 975 RUWE AARDOLIE 16 0 3074 3455 2261 2741 3009 3052 PETROLEUMPRODUCTEN 17 15146 19069 19829 19553 20141 20434 22284 BUNKERS E 2460 4427 4893 4971 6905 6963 7819 VOORRAADWIJZIGING F 1437-768 -583 864-725 44-210 GAS 18 82 144-89 -46 276-64 -147 VASTE BRANDSTOFFEN 19-22 63-540 657-689 267-52 PETROLEUM 20 1377-975 46 253-312 -159-11 BINNENLANDSE MARKT (BER) G 48161 57788 58953 58403 55836 58361 57204 Bron : FOD economie KMO,middenstand en energie Voorlopige cijfers Opm.: Vanaf 1998, de hernieuwbare brandstoffen zijn in de primaire productie inbegrepen 38