Economisch ANTWOORDENBOEK 3 VMBO-KGT. Johan Huitema Leo Peters. Zevende druk Malmberg s-hertogenbosch

Vergelijkbare documenten
EXTRA. 4,20 Ymkje 24,05. 5,55 Barbara 20,15 22,75 25, = 55 Ontvangsten in natura en loon van januari.

Soort opdracht Overleg met je docent of je deze opdracht alleen of met een medeleerling maakt.

Economisch BEK KEN LEERWERKBOEK 3 VMBO-B. Johan Huitema Leo Peters. Zevende druk Malmberg s-hertogenbosch

4 Wikken en wegen. actieve opdracht. Maak de actieve opdracht bij dit hoofdstuk.

Samenvatting Economie hoofdstuk 1

Hoofdstuk 5 4e klas GT

Hoofdstuk 5 4e klas GT

2COLLEGE RUIVEN. Lesbrief Marketing. Consumptie. PSB en JKH

ANTWOORDEN HOOFDSTUK 1

5,9. Antwoorden door D woorden 16 november keer beoordeeld

Eindexamen economie 1 havo 2000-I

Markt en overheid - uitwerkingen bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 5 en 6

Eindexamen vmbo gl/tl economie II

Kees begint voor zichzelf (of niet)!

Thema 1 Pizzeria. Deel 1 Consumptie

economie voor vmbo leerwerkboek 3 vmbo-kader A deel

Sectorwerkstuk Economie Economische crisis

Markt en overheid bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 5 en 6 aanvullend lesmateriaal n.a.v. vernieuwde syllabus EC/V/1: 7 en 8

Zó maak je sparen makkelijker! Goed omgaan met Geld, 2017

Lesbrief Kopen en Werken 2 e druk Hoofdstuk 4 Kopen is kiezen 4.1 Contant betalen, betalen met pinpas en betalen met chipknip.

Examen VMBO-BB. economie CSE BB. tijdvak 1 vrijdag 25 mei uur. Beantwoord alle vragen in dit opgavenboekje.

Webwinkel ongekend populair

Thema 1 Pizzeria ANTWOORDEN

Samenvatting Economie Hoofdstuk 2

Koopgedrag vmbo12. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Eindexamen economie 1-2 havo 2000-II

Goede tijden, slechte tijden. Soms zit het mee, soms zit het tegen

Groei of krimp? bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 7 en 4K Hoofdstuk 5 aanvullend lesmateriaal n.a.v. vernieuwde syllabus EC/K/5A: 2

Examen HAVO en VHBO. Economie 1,2 oude en nieuwe stijl

Koopgedrag vmbo-kgt34

Eco samenvatting; hs 2 + 5

Te weinig verschil Verschil tussen de hoogte van uitkeringen en loon is belangrijk. Het moet de moeite waard zijn om te gaan werken.

De kritische consument

Ken je markt. graficus jr. Themamodules met voorbereiding op de ecommerce Webshop KEN JE MARKT

Jongeren als doelgroep vmbo-b34. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Omgaan met geld. Budgetteren

Ga naar klik bij Test en spel op: Alle tests en spellen Doe de test: Wat voor geldtype ben jij? Uitslag: je bent een

ANTWOORDEN HOOFDSTUK 5

Extra spreekopdrachten

6.7. Praktische-opdracht door een scholier 1921 woorden 23 juni keer beoordeeld. Inhoudsopgave

Samenvatting Economie Consument & Producent

Ontwikkelingssamenwerking vmbo-kgt34

Werken voor loon of voor winst? bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 4 aanvullend lesmateriaal n.a.v. vernieuwde syllabus EC/K/5A: 1.9 en 1.

Examenopgaven VMBO-BB 2003

ECONOMIE VOOR VMBO BOVENBOUW. 3 vmbo - (k)gt ANTWOORDENBOEK

EXAMENTRAINER. 1 In de folder van Plusklus staat vermeld: Beste. 2 In een folder van telefoonwinkel Teleshop ziet Nina

FAIRTRADE. Een beter leven. Wat is Fairtrade

REKENEN MET PROCENTEN

Is jouw maand ook altijd iets te lang? Onderzoek Jongerenpanel Tilburg

Examen HAVO. Economie 1

Examenopgaven VMBO-BB 2004

Lesbrief: Mediawijs Thema: Mens & Dienstverlenen in de toekomst

Wat doe je met je geld? vmbo-kgt34. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Uitdaging Workshop 3 Een keuze maken Kun jij goed kiezen?

Samenvatting Economie Module1, H2 en H3

Samenvatting Economie hoofdstuk 3 management en organisatie

Aan de slag met excel

Maak een poster over social media. Laat je creativiteit de vrije rol.

Inflatie daalt licht naar 1,5 procent

VERSCHILLENDE TARIEVEN VOOR MEER WINST

Marketingmix vmbo-b34

Een overzicht van de factoren die de omvang van de gevraagde hoeveelheid van een artikel bepalen.

Economie 1. Doelgroep Economie 1. Omschrijving Economie 1

Inflatie stijgt in december naar 1,7 procent

Praktische-opdracht door een scholier 2299 woorden 11 april keer beoordeeld. Deelvragen: 1. Wat is de prijzenoorlog in de supermarkten?

Een product begint als grondstof en daarna word het verwerkt tot een eindproduct.

Onderzoek Je wordt 18 jaar en dan? De gevolgen voor je geldzaken

CBS: Inflatie december naar laagste niveau in ruim 5 jaar

LESPAKKET DE 9 LEVENS VAN VAN BOMMEL

Marketingmix vmbo-b34. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Examen VMBO-BB. economie CSE BB. tijdvak 2 dinsdag 19 juni uur. Beantwoord alle vragen in dit opgavenboekje.

Tekst 1 Goede voornemens voor 2013 Vrouwen willen meer voor zichzelf opkomen, mannen willen vaker bij hun familie zijn.

Jongeren als doelgroep vmbo-kgt34. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Eerlijk is eerlijk. Reclame maken. Proeven en ruiken

Marketingmix vmbo-b34

CBS: inflatie nog steeds onder de 1 procent

OP KAMERS Opdrachtenblad Categorie:

CBS: inflatie omhoog door autobrandstoffen en vakanties

Examenopgaven VMBO-BB 2004

Koopgedrag vmbo-b34. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Voorblad Wat is geld?

Spreekopdrachten thema 2 Boodschappen

IP72 Brabants Dagblad. Analyse

Samenvatting Economie H1 t/m H3

Statistisch Bulletin. Jaargang

Oefentoets Klas: havo 3 / vwo 3

Rekenmodule procenten Pagina 1

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Inflatie stijgt naar 2,1 procent

Thema: Arbeidsmarkt vmbo-kgt34. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

KIEZEN OF DELEN? Opdrachtenblad Niveau:

Examen VMBO-BB 2005 ECONOMIE CSE BB. tijdvak 1 donderdag 2 juni uur Versie vaststelling. Naam kandidaat Kandidaatnummer

Duurzame melk in supermarkten

Statistisch Bulletin. Jaargang

Domein Markt. Zie steeds de eenvoud!! totale winst, elasticiteit. vwo Frans Etman

U leert in deze les om een mening vragen. U wilt dan weten wat iemand vindt.

Statistisch Bulletin. Jaargang

Voor hetzelfde geld heb je een eigen huis! Stap eens bij ons binnen. Lees meer op pagina 3. p.4 Freeks feiten p.6 Ben jij nog blij met aflossingsvrij?

Praktische opdracht Economie Schulden en jongeren

Slagvaardig met geld!

Rekenmodule procenten Pagina 1

Transcriptie:

Economisch BEK KEN ANTWOORDENBOEK 3 VMBO-KGT Johan Huitema Leo Peters www.economischbekeken.nl Zevende druk Malmberg s-hertogenbosch

2

HOOFDSTUK 1 Wikken en wegen HOOFDSTUK 3 Thuis in geldzaken 1 Kopen is kiezen 6 2 Consumeren met en zonder geld 8 3 Verkopen een kunst 10 4 Kopen een kunst 12 5 Spijt achteraf 14 6 Kopen met gevoel 16 7 Zomerkoninkjes 18 Rekentrainer 20 Samenvatting en begrippen 22 Adviestoets en vervolg van leerroute Eindtoets Hoofdstuk 1 1 Bronnen van inkomen 46 2 Aanvullende inkomsten 48 3 Budgetteren 50 4 Reserveren 52 5 Geld te kort 54 6 Verzekerd op vakantie 56 7 Verzekerd achter het stuur 58 Rekentrainer 60 Samenvatting en begrippen 62 Adviestoets en vervolg van leerroute Eindtoets Hoofdstuk 3 HOOFDSTUK 2 Geld over en te kort HOOFDSTUK 4 Wonen 1 Geld telt 26 2 Betalen en bankieren 28 3 Vreemd geld 30 4 Sparen met profijt 32 5 Risico s van beleggen 34 6 Lenen en betalen 36 7 Kopen op krediet 38 Rekentrainer 40 Samenvatting en begrippen 42 Adviestoets en vervolg van leerroute Eindtoets Hoofdstuk 2 1 Op kamers 66 2 Huur en onderhoud 68 3 Een eigen huis 70 4 De woningfinanciering 72 5 Huren of kopen 74 6 Goed verzekerd 76 7 Verzekeren een noodzaak 78 Rekentrainer 80 Samenvatting en begrippen 82 Adviestoets en vervolg van leerroute Eindtoets Hoofdstuk 4 3

HOOFDSTUK 5 Werken voor de winst HOOFDSTUK 7 Werkloos 1 De snackwagen 86 2 De timmerfabriek 88 3 De kaasspeciaalzaak 90 4 De schoenenwinkel 92 5 De kledingwinkel 94 6 De computershop 96 7 Het scooterhuis 98 Rekentrainer 100 Samenvatting en begrippen 102 Adviestoets en vervolg van leerroute 1 Een ruime arbeidsmarkt 126 2 De concurrentiepositie 128 3 De conjunctuur 130 4 Meer kans op werk 132 5 De overheid grijpt in 134 6 Werkloos... en dan? 136 Rekentrainer 138 Samenvatting en begrippen 140 Adviestoets en vervolg van leerroute Eindtoets Hoofdstuk 7 Eindtoets Hoofdstuk 5 HOOFDSTUK 6 Werken HOOFDSTUK 8 Wonen 1 Studie en beroep 106 2 Samenwerken in een bedrijf 108 3 Vakantiewerk 110 4 Collectieve arbeidsovereenkomst 112 5 Betaald en onbetaald werk 114 6 Werk over en te kort 116 7 Kansrijk en kansarm 118 Rekentrainer 120 Samenvatting en begrippen 122 Adviestoets en vervolg van leerroute Eindtoets Hoofdstuk 6 1 Aardappeltechnologie 144 2 Innovatie in een bedrijf 146 3 Het stukadoorsbedrijf 148 4 Het installatiebedrijf 150 5 Het administratiekantoor 152 6 Ieder z n taak 154 7 Het bloembollenbedrijf 156 Rekentrainer 158 Samenvatting en begrippen 160 Adviestoets en vervolg van leerroute Eindtoets Hoofdstuk 8 4

CONSUMPTIE 1 Wikken en wegen 1 Kopen is kiezen 6 2 Consumeren met en zonder geld 8 3 Verkopen een kunst 10 4 Kopen een kunst 12 5 Spijt achteraf 14 6 Kopen met gevoel 16 7 Zomerkoninkjes 18 Rekentrainer 20 Samenvatting en begrippen 22 Adviestoets en vervolg van leerroute Eindtoets Hoofdstuk 1 5

Hoofdstuk 1 Wikken en wegen 1 Kopen is kiezen Introductievragen uit het handboek 1 a Bijv. ze kan bij een huis aanbellen waar licht brandt en vragen of ze mag opbellen. b Een basisbehoefte. 2 a Eigen antwoord. Bijv. een goede gezondheid, goede vrienden en kennissen. b Eigen antwoord. Bijv. ja, want ik kan zonder scooter niet op school komen. Of: nee, want ik fiets liever. c Het aantal noodzakelijke behoeften neemt toe. 3 a De provider krijgt geld voor de abonnementen en de gesprekken en sms jes van de nieuwe abonnees. b Voor een dienst. c Relax online 30. 4 a Bijv. ze heeft gekozen voor het mobieltje en er is geen geld meer voor de laarzen. b De consument moet prioriteiten stellen. 5 a Aan ontwikkeling, ontspanning en verkeer. b De schaarste aan tijd, want ze verdienen genoeg, maar hebben nauwelijks tijd om geld uit te geven aan dit type uitgaven. afb. 1 Behoeften van Ben ( = basisbehoefte) veiligheid X gezondheid X kleren X uitgaan gezelligheid sporten eten X drinken X vakantie een wasmachine 7 Silvia heeft veel over voor een beter figuur. Ze gaat tweemaal per week naar de sportschool, slikt speciale voedingspreparaten, is geabonneerd op een fitnessblad en ze koopt speciale sportkleding. Na zes maanden heeft ze genoeg van de sportschool, ze stopt met alles. Gebruik afbeelding 2. a Hoeveel heeft ze gemiddeld per maand uitgegeven voor een beter figuur? 26 10 + 26 14 + 6 14 + 63 = 771; 771 : 6 = 128,50 b Het hebben van een goed figuur bevredigt een aantal behoeften van Silvia. Schrijf twee van deze behoeften op. Bijv. populair zijn in de groep; zich goed voelen. c Hebben deze behoeften voor jou een hoge prioriteit? Ja Nee, want: ja, ik vind het leuk om populair te zijn. Of nee, anderen denken maar van me wat ze willen. d Zoek een klasgenoot die over vraag 7c anders denkt dan jij. Wat is zijn of haar uitleg? Eigen antwoord. Toepassen 6 In afbeelding 1 staan behoeften van Ben. a Zet een kruisje achter de basisbehoeften. b Welke behoefte in afbeelding 1 is geen basisbehoefte, maar wordt toch vrijwel door iedereen als noodzakelijk ervaren? Bijv. een wasmachine. c De bevrediging van sommige behoeften wordt meer belemmerd door schaarste aan tijd dan door schaarste aan middelen. Welke twee behoeften in afbeelding 1 zijn daar voorbeelden van? Bijv. gezelligheid, sporten. afb. 2 B A 10 per week 14 per week C D 14 per maand 63 per halfjaar 6

CONSUMPTIE 8 Ronald en Tineke houden een maand lang hun belgedrag bij. Ronald belt in die maand 120 minuten en verstuurt 50 sms jes. Tineke belt 20 minuten en verstuurt 30 sms jes. a Bereken met de tarieven uit afbeelding 3 van je handboek de kosten van hun belgedrag bij de drie gegeven belcontracten. Schrijf de antwoorden op in de tabel (afb. 3). b Welk belcontract is het goedkoopst voor Ronald en welk is het goedkoopst voor Tineke? Voor Ronald relax online 30, voor Tineke pre paid standaard. c Welk belcontract is het duurst voor Ronald en welk is het duurst voor Tineke? Voor Ronald pre paid standaard, voor Tineke relax online 30. afb. 3 De kosten van mobiel bellen kosten Ronald kosten Tineke pre paid standaard relax online 15 relax online 30 59,50 51,90 41,27 17,50 21,70 29,75 10 Koop je in de volgende gevallen een goed of een dienst? Kruis de juiste hokjes aan in de tabel (afb. 5). afb. 5 aankopen goed dienst Je laat je haar knippen. Je haalt boodschappen in huis. Je gaat naar de film. Je tankt je brommer vol. Je neemt rijles. X X X X X 11 Ook de overheid moet prioriteiten stellen. Stel, de overheid wil 100 miljoen extra uitgeven voor vier verschillende doelen. In het cirkeldiagram (afb. 6) staat hoe de overheid dit bedrag heeft verdeeld. In de legenda staan per sector steeds twee doelen naast elkaar. a Aan welke doelen geef jij de voorkeur? Streep per sector het andere doel door. b Kleur de legenda en de sectoren. Let op de hoogte van de bedragen en de grootte van de sectoren. 9 Bedrijven in de dienstensector verkopen diensten. Lees het krantenbericht (afb. 4). a Hoort een uitzendbureau bij de dienstensector? Leg je antwoord uit. Ja Nee, want: het zoeken van tijdelijke krachten voor bedrijven is geen tastbaar product. b Schrijf twee voorbeelden van dienstverlenende bedrijven op. Bijv. een kapsalon, een bank. afb. 4 Meer werk in dienstensector afb. 6 Mijn prioriteiten bij enkele overheidsuitgaven (in miljoenen euro s) voor 30 miljoen: beter openbaar vervoer minder files op snelwegen voor 40 miljoen: lagere belastingen beter onderwijs voor 10 miljoen: subsidies aan startende bedrijven verliesgevende bedrijven voor 20 miljoen: geld aan ontwikkelingslanden geld voor Nederlandse sportverenigingen DEN HAAG Uitzendbureaus hebben weer meer werk voor goed geschoold personeel in de dienstensector. Vorig jaar nog was er niet voldoende werk beschikbaar voor iedereen die via uitzendbureaus werk in de dienstensector zocht. Nu kunnen niet alle vacatures worden vervuld. De uitzendbureaus vrezen in de komende jaren grote problemen bij het werven van uitzendkrachten voor dienstverlenende bedrijven. Maak rekentrainer 1A op bladzijde 20. Thuiswerkopdracht 1.1 staat op bladzijde 22 in je HB. Samenvatting en begrippen begint op bladzijde 22. Maak de oefentoets bij deze paragraaf. 7

Hoofdstuk 1 Wikken en wegen 2 Consumeren met en zonder geld afb. 7 A B Introductievragen uit het handboek 1 a 149,95 + 49,95 + 24,95 = 224,85 b De behoefte is hun veiligheid. c Door de skate-uitrusting te kopen bij een bedrijf. 2 a Michiel. b Bijv. zelf klaargemaakt brood is goedkoper dan een belegd broodje van de bakker. c Zelfvoorziening. 3 a Afkoelen in de schaduw van een boom. b Bijv. voor brood is er graan nodig, en zonder natuur (grond, licht, water) is er geen graan. 4 a Dat is te duur voor skateboarders, en de halfpipe is niet van hen. b Bijv. de wandelpaden, de zonneweide, de rustbanken, de trimbaan. c De belastingbetalers. 5 a Haar saldo wordt 4,55 0,78 4 0,104 = 3,35 (afgerond op centen). b 2 ( 0,78 + 4 0,104) = 2,39 c Het tramvervoer wordt in stand gehouden door de overheid en deels betaald door de belastingbetalers. C 7 Gebruik de gegevens in afbeelding 8 en 9. Mark is zestien jaar. Hij heeft een abonnement voor het hele seizoen bij een particulier openluchtbad. afb. 8 a Voor welke behoefte gaat Mark naar het openluchtbad? Bijv. hij zoekt verkoeling vanwege het warme weer. b Hoe worden zijn behoeften bevredigd? Kies twee van de volgende mogelijkheden: een collectieve voorziening kopen bij een bedrijf de natuur zelfvoorziening. Kopen bij een bedrijf en de natuur. c Mark gaat twintig keer zwemmen in het seizoen. Welk bedrag spaart hij uit vergeleken met twintig dagkaarten? 20 3 = 60; 60 40 = 20 D Openluchtbaden tjokvol Door het warme weer was het overvol op de stranden en in de openluchtbaden. Het leek net alsof iedereen daar verkoeling zocht. De bezoekers hebben gisteren gezorgd voor een piek in de uitgaven voor openluchtrecreatie. Toepassen 6 De hele dag door worden er behoeften bevredigd. Hoe dat gebeurt zie je in de voorbeelden in afbeelding 7. Je consumeert door gebruik te maken van een collectieve voorziening, door te kopen bij een bedrijf, door te genieten van de natuur en door zelfvoorziening. Schrijf van elke afbeelding op hoe er wordt geconsumeerd. A Kopen bij een bedrijf. B Zelfvoorziening. C Profiteren van de natuur. D Gebruikmaken van een collectieve voorziening. afb. 9 Tarieven openluchtzwembad Dagkaarten: kinderen tot 4 jaar gratis toegang volwassenen 18 tot 65 jaar 4,20 overige leeftijden 3 Abonnementen: kinderen tot 4 jaar gratis toegang volwassenen 18 tot 65 jaar 63 overige leeftijden 40 Gezinsabonnementen (2 volwassenen + 2 kinderen tot 18 jaar) 146 8

CONSUMPTIE 8 Jessica speelt fanatiek tennis. Zó fanatiek, dat ze regelmatig de snaren van haar racket kapotslaat. Het kost haar elke keer 20 om nieuwe snaren te laten inzetten. Daarom wil ze haar racket voortaan zelf bespannen. Ze koopt de goedkoopste bespanmachine uit afbeelding 10, en een rol tennissnaren voor 57,60. Ze kan daarmee achttien keer haar racket bespannen. a Hoeveel kost het bespannen per keer als je let op de kosten van de tennissnaren? 57,60 : 18 = 3,20 b De bespanmachine kan zo n tweehonderd keer een racket bespannen. Hoeveel kost het bespannen per keer als je let op de kosten van de bespanmachine? 249 : 200 = 1,25 c Hoeveel bespaart ze iedere keer als ze haar racket bespant? 20 3,20 1,25 = 15,55. d Welke gevolgen heeft deze aankoop voor haar consumptie? Ze consumeert meer minder door te kopen en meer minder door zelfvoorziening. afb. 10 d Nederland telde in 2009 16,5 miljoen inwoners. Hoeveel was de gemiddelde consumptie per inwoner? Rond je antwoord af op een duizendtal. 425 miljard : 16,5 miljoen = 26.000 per inwoner. afb. 11 Consumptie in Nederland (in miljarden euro s) 430 423 425 420 CONSUMPTIE 410 400 390 380 0 390 2006 408 2007 2008 2009 10 Fanny (28 jaar) bezoekt dagelijks haar zieke moeder. Ze wast haar, verschoont het verband en doet de huishouding. Ze is daar twee uur per dag mee bezig. a Haar moeder consumeert dan door: A gebruik te maken van een collectieve voorziening. B te kopen bij een bedrijf. C te profiteren van de natuur. D zelfvoorziening. b Een vriendin van Fanny doet hetzelfde werk in de thuiszorg voor gemiddeld 12 bruto per uur. Bereken met dit gegeven de waarde van Fanny s productie per maand. 365 2 12 = 8.760; 8.760 : 12 = 730 c Fanny s moeder krijgt nog meer zorg. Wat voor bijdrage levert bijvoorbeeld de overheid aan haar verzorging? Bijv. doktershulp, medicijnen, hulpmiddelen. 9 De consumptie in Nederland stijgt elk jaar (afb. 11). a Over welke manier van consumeren gaat het staafdiagram? Over consumeren door: A gebruik te maken van een collectieve voorziening. B te kopen bij een bedrijf. C te profiteren van de natuur. D zelfvoorziening. b Voor welk bedrag is er in 2009 meer geconsumeerd dan in 2006? 425 miljard 390 miljard = 35 miljard c Met hoeveel procent is de consumptie in 2009 gestegen ten opzichte van 2006? Rond je antwoord af op hele procenten. 35 : 390 100 = 9% d Fanny s taak kan verlicht worden door hulp in te kopen. Geef daar een voorbeeld van. Bijv. door Tafeltje Dekje of een schoonmaakhulp in te schakelen. Maak rekentrainer 1B op bladzijde 20. Thuiswerkopdracht 1.2 staat op bladzijde 22 in je HB. Samenvatting en begrippen begint op bladzijde 22. Maak de oefentoets bij deze paragraaf. 9

Hoofdstuk 1 Wikken en wegen 3 Verkopen een kunst Introductievragen uit het handboek 1 a De linkeromslag is geschikter, want hierop wordt kitesurfen spectaculairder afgebeeld dan op de rechteromslag. b Productbeleid. 2 a Onder sportvissers zijn maar weinig mensen die belangstelling hebben voor extreme sporten. b Promotiebeleid. c Bijv. voor het idee dat iemand die nog moet autorijden geen alcohol drinkt. 3 a Bijv. sponsoring van schoolsportdagen, een voordelig proefabonnement aanbieden op een populaire website. b Bijv. veel jongeren zijn geïnteresseerd in avontuurlijke sporten en hebben genoeg geld te besteden. 4 a Deze internetsite wordt bezocht door mensen die horen bij de doelgroep van Xtreme Sports. b Plaatsbeleid. c Bijv. 3,95 lijkt veel lager dan 4 en een lage prijs trekt meer abonnees. 5 a Het productbeleid, want na de kennismaking vinden de lezers het blad maar niks. b Het promotiebeleid, want de prijs is goed. Die blijkt geen belemmering te zijn voor een stijging van het aantal abonnees. c Marketingmix. Toepassen 6 De jongereneconomie wordt steeds belangrijker. De gegevens in afbeelding 12 ondersteunen deze stelling. a Hoe blijkt uit het staafdiagram dat de jongereneconomie steeds belangrijker wordt? Alle leeftijdsgroepen hebben in 2009 meer geld te besteden dan in 2005. b Met welk percentage zijn de gemiddelde inkomsten van vijftienjarigen in deze periode gestegen? 165 138 = 27; 27 : 138 100 = 20% (afgerond). EURO S c Bekijk je antwoord op vraag 6a. Schrijf twee andere redenen op waarom jongeren zo n belangrijke doelgroep zijn voor veel bedrijven. Ze hebben invloed op de aankopen thuis; ze blijven later vaak hun koopgewoonten trouw. afb. 12 Gemiddeld inkomen van scholieren per maand 240 221 210 195 180 165 150 138 120 90 86 105 60 30 0 14 jaar 15 jaar 16 jaar 2005 2009 Bron: Scholierenonderzoek 2004/2005 en 2008/2009. 7 Lees het krantenbericht over Albert Heijn (afb. 13). 259 221 17 jaar a Over welke twee onderdelen van de marketingmix gaat dit bericht? Het productbeleid en het prijsbeleid. b Wat is het verschil tussen een huismerk en een A-merk? Een huismerk is een eigen merk van de supermarkt en een A-merk is een bekend merk van een ander bedrijf (bijvoorbeeld koffie van Albert Heijn en koffie van Douwe Egberts). c Welk nadeel heeft het productbeleid van Albert Heijn volgens een deel van de klanten? Bijv. zij willen een breed assortiment met meer A-merken. d Welk voordeel heeft dit productbeleid voor Albert Heijn? De supermarkt kan lagere prijzen vragen en krijgt daardoor een goedkoper imago. 10

CONSUMPTIE afb. 13 Albert Heijn lijkt doorgeslagen met huismerken Albert Heijn verkoopt ruim twee keer zoveel huismerkproducten als andere supermarkten. Albert Heijn kiest voor huismerken omdat deze hogere winstmarges kennen dan A-merken. Huismerken kunnen daarom gemakkelijker in prijs verlaagd worden, en zo komt Albert Heijn af van een duur imago. Veel klanten ergeren zich echter aan het huismerkenbeleid van Albert Heijn. Ze willen een breed assortiment zodat ze niet voor een A-merk naar een supermarkt verderop moeten. b Welke overheidsmaatregel tegen het roken dwarsboomt hun prijsbeleid? Bijv. een extra belasting op rookwaren. c Welke overheidsmaatregel tegen het roken dwarsboomt hun plaatsbeleid? Bijv. een verbod op de verkoop van sigaretten op plaatsen waar veel jongeren komen. d De overheid krijgt het advies om tegen het roken te adverteren in Runner s World, een sportblad voor liefhebbers van hardlopen. Is dit een goed advies? Leg je antwoord uit. Ja Nee, want: zo n tijdschrift wordt vooral gelezen door niet-rokers. 8 Bekijk het cirkeldiagram over de reclame-inkomsten van de media (afb. 14). a Naar welke media ging in 2008 het meeste reclamegeld? Kranten en tijdschriften. b Hoeveel reclamegeld ontvinden deze media in 2008 in totaal? 4,3 miljard : 100 51 = 2.193 miljoen c Waarom kiezen zo veel ondernemers voor reclame via deze media? Bijv. zo bereiken ze hun doelgroep het beste. d De inkomsten uit reclame op het internet stijgen al jaren met forse percentages. Leg dit uit. Bijv. internetreclame wordt belangrijker omdat steeds meer mensen langere tijd (met hun mobiel) op het internet surfen. afb. 14 Reclame-inkomsten van de media in 2008 (totaal 4,3 miljard euro) 10 Een fabrikant van mp3-spelers brengt een nieuwe, waterdichte mp3-speler op de markt: de Swimp3. Een marketingadviseur bedenkt een verkoopstrategie. De kosten ervan zijn: 80.000 voor een opvallende verpakking; 80.000 voor het maken van een reclamespot; 500.000 voor vijftig uitzendingen van de reclamespot; 80.000 voor een kortingactie van 5 per Swimp3; 80.000 voor posters in zwembaden. a Schrijf in het overzicht (afb. 15) achter elke actie het onderdeel van de marketingmix dat aandacht krijgt. b De fabrikant heeft een reclamebudget van 660.000. Dat is niet genoeg voor de totale kosten van 820.000. Welke acties zou de fabrikant volgens jou moeten schrappen? Leg je keuze uit. Bijv. de verpakking en de kortingactie, want hij moet bij de introductie van een nieuw product het meeste geld besteden aan de promotie. 26% 19% 4% 51% kranten en tijdschriften internet radio en televisie overig (bijv. beurzen, bioscoopreclame) afb. 15 Het Swimp3-plan actie opvallende verpakking reclamefilm maken reclame uitzenden kortingactie posters in zwembad onderdeel marketingmix productbeleid promotiebeleid promotiebeleid prijsbeleid promotiebeleid 9 De overheid probeert het roken te ontmoedigen door fabrikanten van rookwaren dwars te zitten bij hun marketingmix. a Welke overheidsmaatregel tegen het roken dwarsboomt het productbeleid van de fabrikanten? Bijv. de tabaksindustrie moet waarschuwende teksten op de verpakking zetten. Thuiswerkopdracht 1.3 staat op bladzijde 22 in je HB. Samenvatting en begrippen begint op bladzijde 22. Maak de oefentoets bij deze paragraaf. 11

Hoofdstuk 1 Wikken en wegen 4 Kopen een kunst afb. 16 Introductievragen uit het handboek 1 a Bijv. de Flip Ultra heeft het beste testoordeel. b Bijv. veel consumenten willen niet te veel afwijken van de smaak en mening van hun vrienden en familie. 2 a Nee, want van deze twee apparaten is de Kodak de beste, maar er zijn betere. b De Flip Mino scoort op alle punten in de test net iets minder goed dan de Flip Ultra. c Bijv. de Consumentenbond. 3 a Bijv. de andere apparaten zijn allemaal beter dan de JVC en sommige daarvan zijn ook goedkoper dan 144. b Bekende merken verkopen veel beter dan onbekende merken. 4 a Bijv. men krijgt een niet-besteld product geleverd en er is geen adres bekend om te klagen; het bij de betaling opgegeven creditcardnummer wordt misbruikt. b Bijv. kopen bij bekende webwinkels met een duidelijk adres, en alleen zaken doen met webwinkels die zijn aangesloten bij de Vereniging van Thuiswinkels. 5 a De Sanyo Xacti. b Een vergelijkend warenonderzoek. 7 Heleen wil een cultuurreis maken naar een Zuid-Europese stad. Op internet vindt ze aantrekkelijke aanbiedingen van stedenreizen (afb. 17). a Welke stad gaat ze bezoeken als ze de goedkoopste reis kiest? Florence. b Ze wil meer informatie voor ze een keuze maakt. Schrijf een voorbeeld van belangrijke informatie die nog ontbreekt op. Bijv. ze weet nog niets van de ligging van het hotel af. c Hoe kan ze te weten komen of het bedrijf dat de reizen via internet aanbiedt, betrouwbaar is? Bijv. door uit te zoeken of het bedrijf is aangesloten bij de ANVR (Algemene Nederlandse Vereniging van Reisondernemingen). afb. 17 12 Toepassen 6 Reclame wil de consumenten verleiden tot kopen. Een levensmiddelenfabriek had veel succes met een serie reclamespots op de televisie (afb. 16). a Waardoor is deze reclame een succes? Bijv. de reclame is grappig en valt daardoor op. b Waarom wordt deze reclame niet als misleidend beschouwd? Bijv. er staat geen onjuiste informatie in. c Welke reclame heeft jou ooit tot kopen verleid? Eigen antwoord. d Had je achteraf spijt van deze aankoop? Leg je antwoord uit. Ja Nee, want: eigen antwoord. 8 Arjan is een grootverbruiker van batterijen en daarom stapt hij over op oplaadbare batterijen. Hij informeert bij vrienden welke batterijen hij het beste kan kopen, en hij bekijkt een vergelijkend warenonderzoek over batterijen (afb. 18). a Een vriend vertelt hem dat Hapé-batterijen goed zijn. Waarom is dat niet waar? Bijv. deze batterij scoort zeer slecht op behoud capaciteit na 130 opladen.

CONSUMPTIE b Waarom kan zijn vriend deze batterij toch goed vinden? Bijv. de prijs is laag en hij heeft ze nog maar een paar keer opgeladen. c De winkelier raadt Sony-batterijen aan. Is dit een goed advies? Leg je antwoord uit. Ja Nee, want: deze batterij heeft het beste testoordeel en is goedkoper dan de meeste andere batterijen. d Waarom zal niet elke winkelier dit advies geven? Bijv. niet elke winkelier heeft deze batterijen in zijn winkel. afb. 18 Vergelijkend warenonderzoek oplaadbare NIMH-batterijen (hoge capaciteit, in verpakkingen van 4 stuks) merk en type prijs per stuk testoordeel gebruiksduur behoud capaciteit na 50 laden 130 laden capaciteit zonder gebruik 1 Sony NH-AA-B4F 3,50 8,2 8,7 8,7 6,7 6,7 2 Sanyo HR-3U-4BP 5,75 7,9 8,4 8,4 7,4 5,0 3 Duracell DC 1500 4,50 7,7 8,2 8,5 6,4 5,1 4 GP 270AAHC 4,75 7,4 8,1 7,8 5,1 6,4 5 Varta 56766 6,25 7,2 8,8 8,8 7,4 3,4 6 Hema 3,75 6,7 6,9 6,4 6,3 6,9 MP3/41210681 7 Philips R6NM 4,25 6,5 8,3 8,2 6,2 3,4 8 Ansmann 2850 5 6,5 8,2 8,1 7,0 1,6 9 Panasonic 4BP260 4,50 6,2 7,8 7,9 4,2 6,5 10 Hapé AR-6S 2,50 5,5 7,6 6,6 1,4 6,7 11 Hähnel 2700 mah 3,25 4,7 7,6 7,3 3,3 3,6 * De gegevens zijn niet meer actueel. De getallen geven een beoordeling weer tussen de 1 en de 10. 9 Arjan wil zijn batterijen zo veel mogelijk gebruiken. Daarom wil hij batterijen die ten minste een 7 scoren nadat ze 130 keer opgeladen zijn. Hij wil niet meer dan 5,50 per stuk betalen. Bekijk afbeelding 18 nog eens. a Welke batterij voldoet aan de wensen van Arjan? Ansmann-batterijen. b Druk de prijs van de goedkoopste batterij uit in procenten van de duurste. 2,50 : 6,25 100 = 40% c Waarom wordt het prijsverschil tussen de Varta-batterij en de Duracell-batterij niet gerechtvaardigd door een kwaliteitsverschil? De Duracell-batterij is goedkoper en toch beter dan de Vartabatterij. d Zet voor elke batterij uit afbeelding 18 een kruisje in afbeelding 19. De kruisjes moeten de prijzen en testoordelen van alle batterijen goed weergeven. Schrijf bij elk kruisje het nummer van de batterij. e Geldt voor batterijen het gezegde goedkoop is duurkoop? Leg je antwoord uit. Ja Nee, want: batterijen met ongeveer dezelfde kwaliteit variëren sterk in prijs. afb. 19 Prijs en kwaliteit van oplaadbare NIHM-batterijen 8,5 1 8,0 2 3 7,5 4 5 7,0 6 6,5 7 8 9 6,0 5,5 10 5,0 11 4,5 0 0 2,50 3,00 3,50 4,00 4,50 5,00 5,50 6,00 6,50 EURO S KWALITEIT 10 In 2008 bedroeg de totale verkoopopbrengst door aankopen via internet 5,5 miljard. In 2009 steeg deze verkoopopbrengst met 17%. De verkopen via internet waren in 2009 7% van de totale verkoopopbrengst van alle winkels bij elkaar. a Voor welk bedrag kochten consumenten in 2009 producten via internet? 5,5 miljard + 17% van 5,5 miljard = 6.435 miljoen b Hoeveel bedroeg de totale omzet van alle winkels bij elkaar in 2009? Rond je antwoord af op miljarden euro s. 6.435 miljoen : 7 100 = 92 miljard c Schrijf het risico van een aankoop via een online-winkel op. Bijv. het product wordt niet op tijd geleverd. Maak rekentrainer 1C op bladzijde 20. Thuiswerkopdracht 1.4 staat op bladzijde 22 in je HB. Samenvatting en begrippen begint op bladzijde 22. Maak de oefentoets bij deze paragraaf. 13

Hoofdstuk 1 Wikken en wegen 5 Spijt achteraf Introductievragen uit het handboek 1 a Eigen antwoord. b Ja, want zijn aanmelding voor de cursus is een koopovereenkomst en die moet hij nakomen. 2 a Nee, want kopen via internet valt niet onder de Colportagewet, en de zeven dagen bedenktijd uit de Wet Koop op afstand is op 12 mei voorbij. b Bij de Kamer van Koophandel en Fabrieken. 3 a Bijv. dan zullen veel bedrijven niet meer het risico nemen om aan minderjarigen te verkopen. b Omdat de verkoper van het zwembad kan weten dat de ouders hier niet zomaar mee akkoord gaan. 4 a De plicht om een goede instructie-dvd te leveren. b Ja, want de koop blijft geldig en Info- Catering heeft de dvd geleverd. 5 Er is sprake van bedrog, want het filmpje is geen instructiefilm, maar een promotiefilm. Toepassen 6 Simon is elf jaar en een fanatiek gamer. Hij heeft van zijn spaargeld de nieuwste PlayStation, enkele games en een extra controller gekocht om de strijd met zijn vriendjes aan te gaan. Zijn ouders zijn het niet eens met deze aankopen. a Is zijn koopovereenkomst geldig? Leg je antwoord uit. Ja Nee, want: de rechter gaat ervan uit dat minderjarigen weten wat ze doen als ze iets kopen. b Kunnen de ouders van Simon de overeenkomst ongedaan maken? Leg je antwoord uit. Ja Nee, want: talloze kinderen van elf jaar kopen een PlayStation met toebehoren. De verkoper kan niet weten dat de ouders het er niet mee eens zijn. c Van welke groep volwassenen kan de rechter een koopovereenkomst ongeldig verklaren? Volwassenen die onder curatele zijn gesteld. 7 Priscilla is kwaad na haar miskoop. Ze heeft de Consumentenbond ingeschakeld. Lees haar vraag aan de Consumentenbond (afb. 20). a Wat zal de Consumentenbond geantwoord hebben? Je hebt wel geen recht op een nieuw badpak, want: de winkelier is verplicht om een deugdelijk product te leveren. b Stel dat de winkelier haar een tegoedbon geeft. Handelt de winkelier dan juist? Leg je antwoord uit. Ja Nee, want: met die tegoedbon kan ze een nieuw badpak kopen. afb. 20 8 Hasret heeft een vliegreis geboekt. Bij aankomst op de luchthaven blijkt er geen vliegtuig meer naar zijn bestemming te vertrekken. Hij wil zijn geld terug van het reisbureau. Het reisbureau is niet aangesloten bij de SGR (afb. 21). a Waarom heeft Hasret recht op teruggave van zijn geld? Het reisbureau heeft niet aan de leveringsplicht voldaan. b Waarom kan het veel moeite kosten om het geld terug te krijgen? Het reisbureau is niet aangesloten bij de SGR. c Schrijf twee manieren op waarop Hasret kan proberen zijn geld terug te krijgen. Bijv. de zaak aan een geschillencommissie voorleggen, de rechter of een consumentenorganisatie inschakelen. 14

CONSUMPTIE afb. 21 c Stel, hij koopt een jas tijdens een houseparty. Kan hij dan na acht dagen nog van de koop af? Leg je antwoord uit. Ja Nee, want: de koop valt onder colportage en dan is er acht dagen bedenktijd. 9 Jozua koopt een scheerapparaat met garantie (afb. 22). a Hij merkt onder het scheren dat het apparaat een vervelend bijgeluidje heeft. Hij brengt het apparaat terug voor reparatie. Valt deze reparatie onder de garantie? Leg je antwoord uit. Ja Nee, want: het geluidje heeft geen invloed op de werking van het apparaat. b Twee weken later laat hij het scheerapparaat vallen. Het apparaat ligt in stukken uiteen. Valt deze schade onder de garantie? Leg je antwoord uit. Ja Nee, want: de schade is veroorzaakt door onoordeelkundig gebruik. afb. 22 11 Schrijf op of er sprake is van bedreiging, dwaling of bedrog in de volgende situaties. a Mieke belegt haar geld via een financieel adviseur. Het gaat volgens hem om een superveilige belegging bij een bekende, grote bank met een winst van ten minste 50% per jaar. Hier is sprake van: bedrog. b De adviseur belt haar met de mededeling dat ze geld moet bijstorten. Hij zegt dat de bank anders waarschijnlijk een deurwaarder gaat inschakelen. Hier is sprake van: bedreiging. c De adviseur adviseert haar een lening af te sluiten om extra geld te kunnen beleggen. Ze gaat hierop in, want ze denkt op die manier meer rente te krijgen. Hier is sprake van: dwaling. d De oplossing van de rebus hierna (afb. 23) is een verstandig advies van een financieel adviseur. Dit advies is: Beleg nooit in wat je niet begrijpt. afb. 23 10 Peter vult een bestelbon van een postorderbedrijf in. Hij koopt een jas van 69. De jas wordt twee dagen later bezorgd. Acht dagen na de bestelling heeft Peter spijt van zijn aankoop, hij heeft een mooiere jas voor een lagere prijs in de winkel zien hangen. a Hij maakt de koop bij het postorderbedrijf meteen ongedaan. Waardoor is dit nog mogelijk? Het is zes dagen na de levering en hij heeft hiervoor zeven dagen de tijd. b Op grond van welke wet kan hij de aankoop ongedaan maken? De Wet Koop op afstand. Thuiswerkopdracht 1.5 staat op bladzijde 22 in je HB. Samenvatting en begrippen begint op bladzijde 22. Maak de oefentoets bij deze paragraaf. 15

Hoofdstuk 1 Wikken en wegen 6 Kopen met gevoel Introductievragen uit het handboek 1 a Bijv. het gebruik van milieuvriendelijke schoonmaakmiddelen; het opvangen, zuiveren en hergebruiken van het waswater. b Door het milieukeurmerk van de autowasstraat. 2 a Bijv. in een cabriolet kan hij niet met zijn gezin op stap. b Eigen antwoord. Bijv. ja, want ik vind een buddysit niet mooi. Of nee, ik wil iemand mee kunnen nemen. 3 a Eigen antwoord. Bijv. ja, die gordijnen zijn goedkoop en ik heb geen geld voor dure spullen. Of: nee, ik wil niet meewerken aan het uitbuiten van kinderen. b Bijv. het is ongezond werk, ze maken lange werkdagen, ze werken niet aan een goede toekomst voor zichzelf. 4 a De winkelprijs is hoger, want de fabrikant berekent de hogere prijs voor de cacaobonen door in de prijs van het product. b Eigen antwoord. Bijv. ja, het is een klein bedrag extra voor een goed doel. Of: nee, ik wil niet meer betalen voor een product van dezelfde kwaliteit. 5 a Van de Max Havelaarproducten is de verkoop van bananen het grootst. b De verkoop van chocoladeproducten van Max Havelaar groeit zeer snel. c Consumenten hebben veel invloed op het aanbod als zij allemaal een bepaald product willen kopen of niet meer willen kopen. Toepassen 6 Los de kruiswoordpuzzel op (afb. 24). Bij sommige omschrijvingen staan puntjes. Hier moet je het juiste woord bedenken en invullen in de puzzel. afb. 24 1 2 p 3 w e r k a 4 b 5 i 6 7 k a t o e n n b Horizontaal r e 8 i n d i a m r k l 9 k e u r 3 Ander woord voor arbeid. 7 Grondstof voor bijvoorbeeld een T-shirt. 8 Groot land in Azië, waar kinderarbeid voorkomt. 9 Een Max Havelaarproduct herken je aan het merk. Verticaal 1 Koffie zit in een... 2 Is jong en maakt in sommige arme landen lange werkdagen. 3 Beroep van iemand in een arm land, die voordeel heeft van Max Havelaarproducten. 4 Tegenovergestelde van rijk. 5 Bekend schoenenmerk. 6 Rond voorwerp dat in veel sporten wordt gebruikt en vaak gemaakt wordt door kinderen in arme landen. 7 Alle huishoudelijke apparaten hebben een energielabel. De apparaten met een A op het label zijn het zuinigst met energie. Yvonne koopt een vriezer. Op het apparaat zit het energielabel uit afbeelding 25. a Koopt Yvonne deze vriezer als ze een zuinig energieverbruik heel belangrijk vindt? Leg je antwoord uit. Ja Nee, want: vriezers met de energielabels A en B zijn zuiniger met energie. b Een laag energieverbruik is financieel voordelig. Welk ander voordeel heeft een laag energieverbruik? Het is ook milieuvriendelijk. c Waarom is een fabrikant van vriezers niet echt blij met de C op het energielabel? Door de C op het label weten consumenten dat er zuiniger en milieuvriendelijker vriezers zijn. 16

CONSUMPTIE afb. 25 10 Yvette is kritisch over wat ze eet en drinkt. Ze kiest voedingsmiddelen met minder toegevoegde suikers, minder zout en minder verzadigd vet en met meer voedingsvezels dan in vergelijkbare producten. Daarom let ze op een gezondheidskeurmerk op de verpakking. a Bekijk afbeelding 27. Welk kuipje margarine uit deze afbeelding kiest ze? Leg je antwoord uit. Het kuipje Blue Band Goede Start want deze heeft het gezondheidskeurmerk. 8 Een bakker verkoopt jaarlijks 18.000 broden voor 1,50 per stuk. De verkoopopbrengst van zijn overige producten bedraagt 57.000. Het totaal aan kosten bedraagt 62.000. a Bereken de jaarwinst van deze bakker. 18.000 1,50 + 57.000 62.000 = 22.000 b De bakker schakelt over op meel van milieuvriendelijk geteeld graan. Hij vraagt nu 2,50 per brood. Zijn afzet daalt tot 12.000 broden. Zijn overige verkoopopbrengsten dalen met 10.000 en zijn bedrijfskosten dalen met 3.000. Bereken de winst of het verlies van de bakker na de omschakeling. 12.000 2,50 + 47.000 59.000 = 18.000 winst c De bakker overweegt om weer gewoon meel in zijn brood te verwerken. Hoe kunnen de consumenten hem van dit plan afbrengen? Door meer brood van milieuvriendelijk geteeld graan bij hem te kopen. b Waarom kiezen veel mensen voor producten met een gezondheidskeurmerk? Bijv. ze willen gezond blijven en oud worden. c Sommige mensen letten niet op zo n keurmerk. Wat kan een reden daarvoor zijn? Bijv. ze willen eten wat ze lekker vinden. d Van de twee kuipjes margarine in afbeelding 27 is Blue Band Goede Start het duurst. Welke van de twee zou jij kiezen? Leg je antwoord uit. Eigen antwoord. afb. 27 A B 9 Keurmerken bevatten informatie voor de consument. Schrijf de betekenis op van de keurmerken in afbeelding 26. 1: Voor de grondstoffen van dit product is een redelijke prijs betaald. 2: Dit product is zonder kinderarbeid geproduceerd. 3: Dit product is op milieuvriendelijke wijze geproduceerd. afb. 26 1 2 Maak rekentrainer 1D op bladzijde 21. Thuiswerkopdracht 1.6 staat op bladzijde 22 in je HB. Samenvatting en begrippen begint op bladzijde 22. Maak de oefentoets bij deze paragraaf. 3 17

Hoofdstuk 1 Wikken en wegen 18 7 Zomerkoninkjes Introductievragen uit het handboek 1 a 100 kilo. b 400 kilo. c Ja, want bij een lagere prijs zou ze de aardbeien wel kopen. 2 a Een hoge prijs die hem veel winst oplevert. b Het aanbod stijgt, want bij een prijs van 1 is het aanbod 150 kilo en bij een prijs van 3,50 is het aanbod 400 kilo. 3 a Groot. b De marktkooplui verlagen de prijs. c Bij een hogere prijs raken ze de ingekochte aardbeien niet kwijt. 4 a Bijv. hij heeft aan een paar klanten genoeg, want er zijn maar weinig van deze aardbeien te koop. b De prijs van aardbeien stijgt. 5 a Bijv. een groentewinkel, een supermarkt. b Ja, want als ze een te hoge prijs vragen, kunnen hun klanten elders aardbeien kopen. c De markt voor aardbeien. Toepassen 6 In afbeelding 28 zijn de gegevens over de vraag naar en het aanbod van aardbeien uit opgave 1 en 2 gecombineerd. a Stel, de prijs van vijfhonderd gram aardbeien is 2. Hoe hoog is de vraag bij deze prijs en hoe hoog is het aanbod? De vraag is 400 kilo en het aanbod is 250 kilo aardbeien. b Hoe groot is het verschil tussen de vraag en het aanbod bij deze prijs? 400 kilo 250 kilo = 150 kilo aardbeien c Wat gebeurt er met de prijs bij dit verschil tussen de vraag en het aanbod? Leg je antwoord uit. De prijs gaat dalen stijgen, want: de aanbieders verkopen hun aardbeien ook als de prijs hoger is dan 2. afb. 28 Vraag naar en aanbod van aardbeien 4,00 PRIJS PER 500 GRAM IN EURO S 3,50 3,00 2,50 2,00 1,50 1,00 0,50 0 0 100 200 300 400 500 600 700 800 KILO S AARDBEIEN gevraagde hoeveelheid aangeboden hoeveelheid 7 Gebruik de gegevens in afbeelding 28 nog eens. a Stel, de prijs van vijfhonderd gram aardbeien is 3. Hoe hoog is de vraag bij deze prijs en hoe hoog is het aanbod? De vraag is 200 kilo en het aanbod is 350 kilo aardbeien. b Hoe groot is het verschil tussen de vraag en het aanbod bij deze prijs? 350 kilo 200 kilo = 150 kilo aardbeien c Wat gebeurt er met de prijs bij dit verschil tussen de vraag en het aanbod? Leg je antwoord uit. De prijs gaat dalen stijgen, want: de aanbieders moeten met een lagere prijs genoegen nemen om al hun aardbeien te verkopen. d Een week later is er weer groentemarkt, maar dan regent en stormt het. Wat gebeurt er dan met de vraag naar aardbeien op de groentemarkt? De vraag naar aardbeien daalt. e Stel, het aanbod van aardbeien op de groentemarkt blijft die dag gelijk. Wat gebeurt er dan met de prijs? Leg je antwoord uit. De prijs gaat dalen stijgen, want: de vraag is kleiner dan het aanbod. 8 Tarwe is de grondstof van brood. Lees het krantenbericht (afb. 29). a Waarom wilde Rusland geen graan meer verkopen aan andere landen? Veel oogsten waren mislukt en daarom wilden ze de overgebleven tarwe voor hun eigen voedselvoorziening gebruiken. b Waarom ging de tarweprijs in Nederland omhoog? Gebruik de woorden vraag en aanbod in je antwoord. Het aanbod van tarwe daalde, terwijl de vraag gelijk bleef. c Waarom ging ook de broodprijs omhoog? Bijv. bakkers hebben hogere inkoopkosten en verhogen daarom de broodprijs.

CONSUMPTIE afb. 29 Amsterdam De tarweprijs schoot vrijdagochtend zo n 6% omhoog, doordat de Russische president Poetin had laten weten dat Rusland in de komende maanden geen tarwe meer zal exporteren naar andere landen. De nieuwe regel zal in ieder geval tot 31 december 2010 van kracht zijn. Rusland heeft te kampen met enorme droogte en daardoor zijn veel oogsten mislukt. De prijs van tarwe steeg de afgelopen week met meer dan 25%. Sinds begin juli is de tarweprijs al met meer dan 80% gestegen. afb. 30 Gemiddelde woningprijs bestaande bouw jaar prijs 2004 214.900 2005 224.000 2006 235.200 2007 243.600 2008 243.400 2009 225.300 2010 218.100 9 Bekijk afbeelding 30. In 2010 stonden er veel meer huizen te koop dan in 2009 en 2008. a Wat betekende dit voor de vraag naar woningen en het aanbod van woningen? Het aanbod van woningen steeg na 2008 harder dan de vraag naar woningen. b Verklaar de verandering van de gemiddelde woningprijs na 2008. Bijv. de prijs daalde doordat de vraag naar woningen kleiner was dan het aanbod. c In sommige jaren staan woningen gemiddeld lang te koop en in andere jaren zijn ze na korte tijd verkocht. Werd tussen 2004 en 2007 de tijd dat woningen te koop staan langer of korter? Leg je antwoord uit. Korter, want de prijs steeg. Dat betekent dat de vraag groter was dan het aanbod en de verkopers hun huizen snel kwijtraakten. 10 De productie van koffie kan kleiner zijn dan de consumptie. In dat geval dalen de koffievoorraden. Bekijk het staafdiagram (afb. 31). a In welke twee jaren daalde het aanbod van koffie? Leg je antwoord uit. In 2007 en 2009, want toen daalde de productie van koffie. b Schrijf twee oorzaken op van een daling van het aanbod van koffie. Bijv. producenten gaan andere gewassen verbouwen, een misoogst. c In welk jaar uit het diagram daalde de koffieprijs? Leg je antwoord uit. 2008, want toen steeg de productie meer dan de consumptie. Dit duidt erop dat het aanbod groter was dan de vraag. d In 2010 waren veel koffiehandelaren bang voor abnormaal lage temperaturen in Brazilië. Daar zou de koffieoogst kunnen mislukken. Welke verwachting hadden de koffiehandelaren over de koffieprijs? Leg je antwoord uit. Ze verwachtten een stijging van de koffieprijs, want door een misoogst daalt het aanbod van koffie. e Stel, een koffiehandelaar verwacht dat de koffieprijs gaat stijgen. Wil hij dan meer koffie kopen of juist minder? Leg je antwoord uit. Bijv. meer koffie, want in de toekomst zal hij er meer geld voor krijgen. afb. 31 Productie en consumptie van koffie, wereldwijd 6 4 2 0 2 4 6 8 10 2007 2008 2009 VERANDERING IN % productie consumptie Maak rekentrainer 1E op bladzijde 21. Thuiswerkopdracht 1.7 staat op bladzijde 22 in je HB. Samenvatting en begrippen begint op bladzijde 22. Maak de oefentoets bij deze paragraaf. Maak de adviestoets bij dit hoofdstuk. Maak in overleg met je docent de eindtoets bij dit hoofdstuk. 19

Hoofdstuk 1 Wikken en wegen Rekentrainer 1A Volgorde van bewerkingen Alle rekenvaardigheden op een rij: nr. 1 op blz. 163 Bereken de uitkomst. 4 ( 4 + 5) = 36 7 5 + 9 = 44 19 ( 9 4) = 95 112 : ( 8 6) = 56 225 : ( 75 + 50) = 1,80 448 4 : 7 8 = 248 5 3 + ( 5 + 21) : 2 = 28 16 + ( 12 9) 3 + 7 = 32 42 24 : ( 3 + 9) + 25 = 65 ( 164 12) 12 45 : 15 = 1.821 1B Afronden van uitkomsten Alle rekenvaardigheden op een rij: nr. 2 op blz. 163 Rond af op een heel getal. 25,33 = 25 134,3568 = 134 95,5 = 96 256,724 = 257 Rond af op één cijfer achter de komma. 5,87% = 5,9% 67,15% = 67,2% 81,14% = 81,1% 14,91% = 14,9% Rond af op twee cijfers achter de komma. 217,799 = 217,80 8,015 = 8,02 45,741 = 45,74 1.252,834 = 1.252,83 1C Zoeken in een vergelijkend warenonderzoek Alle rekenvaardigheden op een rij: nr. 13 op blz. 166 16GB mp3-spelers* prijs in totaal test- 00rdeel ** geluidskwaliteit** duurzaamheid** speelduur muziek in uren Sony NWZ- 200 7,2 7,3 6,7 27 A845 Philips Go- 110 7,1 5,8 7,0 46,5 Gear Ariaz Sony NWZ- 140 7,1 5,2 7,7 52 S545 Creative 130 7,0 5,8 8,3 38 Zen X-Fi Apple ipod 160 7,0 7,0 8,0 35,5 Philips Go- 150 6,9 5,2 6,4 35 Gear Muse Sony NWZ- 130 6,9 5,2 7,0 37,5 E445 Creative 100 6,3 4,0 6,4 45,5 Zen MX Creative Zen X-Fi2 140 5,5 6,7 5,3 29 Marquant MMP4*** 50 4,5 3,1 4,9 12 * De gegevens zijn niet meer actueel. ** De getallen geven een beoordeling weer tussen de 1 en de 10. *** Geen radio. Welke mp3-speler is voor jou de beste keus? Je wilt een mp3-speler van maximaal 150 die minstens 6,0 scoort op de geluidskwaliteit. Creative Zen X-Fi2. Je wilt de goedkoopste mp3-speler met ten minste 35 speeluren en ten minste een score van 5,5 op de geluidskwaliteit. Philips GoGear Ariaz. Je wil de goedkoopste mp3-speler die op alle onderzochte kenmerken uit de test 6,0 of meer scoort. Apple ipod. 20

CONSUMPTIE 1D Zoeken in een staafdiagram Alle rekenvaardigheden op een rij: nr. 10 op blz. 165 EURO S 1.000 Omzet in twee Max Havelaarproducten 50 40 30 20 koffie 10 bananen 0 koffie bananen Fair trade winkel 1 Fair trade winkel 2 Zoek de antwoorden in het staafdiagram hierboven. Hoeveel omzet maakt fair trade winkel 1 in bananen? 10.000. Wie maakt de meeste omzet in bananen, winkel 1 of winkel 2? Winkel 2. Hoeveel omzet maakt winkel 1 minder dan winkel 2? 50.000 40.000 = 10.000 Hoeveel omzet maakt winkel 2 meer in bananen dan winkel 1? 30.000 10.000 = 20.000 Hoeveel omzet maken winkel 1 en winkel 2 bij elkaar in bananen? 10.000 + 30.000 = 40.000 Hoeveel omzet maken winkel 1 en winkel 2 bij elkaar in koffie? 30.000 + 20.000 = 50.000 Hoeveel is de aankoopprijs van een ton cacaobonen in dollars? datum prijs 1 januari $ 3.450 1 maart $ 3.050 30 april $ 3.400 30 september $ 2.900 31 december $ 3.100 Bereken de prijsstijging of prijsdaling van een ton cacaobonen in dollars. periode prijsverschil 1 januari t/m 31 december $350 daling 1 januari t/m 1 maart $400 daling 1 maart t/m 31 mei $200 stijging 30 juli t/m 1 oktober $400 daling 1 maart t/m 30 november $200 daling 1E Zoeken in een lijndiagram Alle rekenvaardigheden op een rij: nr. 12 op blz. 166 DOLLARS PER TON (1.000 KILO S) Marktprijzen cacaobonen 2010 3.450 3.400 3.350 3.300 3.250 3.200 3.150 3.100 3.050 3.000 2.950 2.900 2.850 0 jan. feb. mrt. apr. mei jun. jul. aug. sep. okt. nov. dec. 21

Hoofdstuk 1 Wikken en wegen Samenvatting en begrippen Samenvatting 1 Kopen is kiezen Consumeren is het bevredigen van behoeften. Soorten behoeften zijn: basisbehoeften om gezond in leven te blijven; overige behoeften. Naarmate het inkomen stijgt, ziet de consument doorgaans: meer goederen en diensten als noodzakelijk; minder goederen en diensten als een luxe. Je kunt consumeren door het kopen van producten (goederen en diensten). Consumeren is beperkt door: schaarste in middelen; schaarste in tijd. Door schaarste moeten consumenten prioriteiten stellen. Basisbehoeften hebben meer prioriteit dan de overige behoeften. een productbeleid (bijvoorbeeld alleen producten van goede kwaliteit aanbieden); een plaatsbeleid (bijvoorbeeld verkopen via internet); een promotiebeleid (bijvoorbeeld adverteren in huisaan-huisbladen). Ondernemers houden rekening met hun doelgroep bij het samenstellen van de marketingmix. Soorten reclame zijn: commerciële reclame; ideële reclame. Jongeren zijn voor veel ondernemers een belangrijke doelgroep, want: jongeren hebben veel geld te besteden; jongeren hebben veel invloed op de aankopen bij hun thuis; veel jongeren blijven hun koopgewoonten trouw. 4 Kopen een kunst 2 Consumeren met en zonder geld Je kunt consumeren door: producten te kopen; zelfvoorziening; de natuur; het gebruik van collectieve voorzieningen. De natuur voorziet in de behoefte aan: natuurschoon; grondstoffen voor de productie. Voorbeelden van collectieve voorzieningen: de straat, het park, een halfpipe, openbaar vervoer, onderwijs. Bij een deel van de collectieve voorzieningen vraagt de overheid een bijdrage voor het gebruik ervan. 3 Verkopen een kunst Ondernemers proberen hun verkoopopbrengst te verhogen. Ze hebben een marketingmix van: een prijsbeleid (bijvoorbeeld goedkope aanbiedingen); Consumenten hebben bij hun aankopen te maken met: invloeden uit de omgeving (bijvoorbeeld van vrienden); invloeden van bedrijven (bijvoorbeeld merkreclame). De consument vindt goede informatie: bij verschillende winkels (ook webwinkels); bij onafhankelijke deskundigen; in vergelijkende warenonderzoeken van consumentenorganisaties. Consumentenorganisaties: houden vergelijkende warenonderzoeken; waarschuwen tegen misleidende reclames; wijzen op de risico s van e-commerce. In een vergelijkend warenonderzoek staat informatie over: de kwaliteit van producten; de prijs van producten. Webwinkels kunnen meedoen aan een gedragscode voor thuiswinkels. 22

CONSUMPTIE 5 Spijt achteraf Koper en verkoper sluiten een koopovereenkomst. Hun rechten en plichten zijn vastgelegd in de algemene voorwaarden van de verkoper (het bedrijf). De koper heeft: de plicht om te betalen; het recht op levering van een deugdelijk product. Bij levering van een ondeugdelijk product heeft de koper (in deze volgorde) recht op: reparatie van het product; een ander exemplaar van dat product; het geld terug. De rechter kan een koopovereenkomst ongeldig verklaren als er sprake is van: een minderjarige koper; een onder curatele gestelde koper; bedreiging, dwaling of bedrog. Bij een meningsverschil met de verkoper kan de koper: de kwestie voorleggen aan een geschillencommissie; juridische bijstand vragen aan een consumentenorganisatie. Bij colportage: is een schriftelijk contract verplicht; heeft de koper acht dagen bedenktijd, tenzij het bedrag minder dan 34 is. Bij koop op afstand: moet de verkoper voldoende informatie geven over zichzelf en het product; moet de verkoper het product binnen dertig dagen leveren; heeft de koper van een goed zeven dagen bedenktijd na de levering. Informatie over de aard van het product vindt de consument op keurmerken en labels, zoals: het milieukeur (bij milieuvriendelijke producten); een garantielabel tegen kinderarbeid; het Max Havelaarkeurmerk (op producten waar een redelijke prijs voor de grondstoffen is betaald). De invloed van consumenten op wat er geproduceerd wordt, is: groot als ze met velen voor een product kiezen; klein als ze met weinigen voor een product kiezen. 7 Zomerkoninkjes Als de prijs hoger wordt: daalt de vraag; stijgt het aanbod. Als de vraag groter is dan het aanbod, stijgt de prijs. Als de vraag kleiner is dan het aanbod, daalt de prijs. De markt van een product bestaat uit: alle vraag naar dat product bij elkaar; alle aanbod van dat product bij elkaar. Ga verder met begrippen op de volgende bladzijde. 6 Kopen met gevoel Consumenten kunnen bij hun aankopen rekening houden met: andere mensen; het milieu; de armoede in ontwikkelingslanden; kinderarbeid in ontwikkelingslanden. 23

Hoofdstuk 1 Wikken en wegen Begrippen 1 Kopen is kiezen behoefte Het gemis van iets dat nodig is om een wens te vervullen. consumeren Het bevredigen van een behoefte. schaarste Er zijn te weinig middelen om in alle behoeften te voorzien. prioriteit Dat wat het belangrijkste is voor iemand. 2 Consumeren met en zonder geld produceren Iets doen of maken voor de bevrediging van behoeften. zelfvoorziening De onbetaalde productie voor de eigen behoeften door jezelf of door mensen uit je omgeving. collectieve voorziening Overheidsvoorziening die geheel of grotendeels betaald wordt van belastinggeld. 3 Verkopen een kunst marketing De kunst van het verkopen. doelgroep Een groep consumenten waaraan een bedrijf wil verdienen. ideële reclame Reclame die een idee wil verspreiden of gedrag wil veranderen zonder de bedoeling daar geld mee te verdienen. marketingmix De combinatie van prijsbeleid, productbeleid, plaatsbeleid en promotiebeleid. 4 Kopen een kunst merkreclame Reclame die gericht is op het bekender maken van een merk. e-commerce De koop en verkoop van producten via internet. vergelijkend warenonderzoek Een test van verschillende merken en typen van hetzelfde product. 5 Spijt achteraf koopovereenkomst De overeenstemming tussen koper en verkoper over de aankoop van een product. algemene voorwaarden De officieel vastgestelde rechten en plichten van de koper en de verkoper. deugdelijk product Product dat bij normaal gebruik voldoet aan de verwachtingen die je ervan mag hebben. 6 Kopen met gevoel keurmerk Een merkteken waaruit blijkt dat een product aan bepaalde eisen voldoet. 7 Zomerkoninkjes vraag De hoeveelheden di e kopers willen kopen bij verschillende prijzen. aanbod De hoeveelheden die verkopers willen verkopen bij verschillende prijzen. markt Het geheel van vraag naar en aanbod van een product bij elkaar. 24