Besluit van Gedeputeerde Staten van Limburg Omgevingsvergunning Vitesse Logistics B.V. te Venlo Zaaknummer: 2016-0668 Kenmerk: 2016/54909 d.d. 21 juli 2016 Verzonden:
INHOUDSOPGAVE 1 Besluit 3 2 Procedure 5 2.1 De aanvraag 5 2.2 Huidige vergunningsituatie 5 2.3 Bevoegd gezag 6 2.4 Volledigheid van de aanvraag en opschorting procedure 6 2.5 Procedure 6 2.6 Adviezen 6 3 Overwegingen 8 3.1 Milieuneutraal 8 3.2 (Externe) Veiligheid 8 3.3 Conclusie 10 Zaaknummer: 2016-0668 2
1 Besluit Onderwerp Gedeputeerde Staten van Limburg hebben op 9 juni 2016 een aanvraag voor een voor het milieuneutraal veranderen van een omgevingsvergunning ontvangen van Vitesse Logistics B.V., inzake het op- en overslaan van gevaarlijke stoffen vallend onder klasse 3 en 4.2 van het ADR. Vitesse Logistics B.V. is gelegen aan de Columbusweg 24 te Venlo. De aanvraag is geregistreerd onder nummer 2016-0668. Besluit Gedeputeerde Staten van Limburg besluiten, gelet op de overwegingen die zijn opgenomen in deze vergunning en gelet op artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo): 1. aan Vitesse Logistics B.V. de omgevingsvergunning (verder te noemen: vergunning) te verlenen. Deze vergunning wordt verleend voor de inrichting gelegen aan Columbusweg 24, 5928 LC Venlo; 2. dat de vergunning verleend wordt voor het milieuneutraal veranderen of veranderen van de werking van een inrichting;. 3. dat de vergunning voor onbepaalde tijd wordt verleend; 4. dat de aanvraag van 9 juni 2016 onderdeel uitmaakt van deze vergunning. Gedeputeerde Staten van Limburg namens dezen, C.J. Hermans, Afdelingshoofd Vergunningen a.i. Regionale Uitvoeringsdienst Zuid-Limburg Zaaknummer: 2016-0668 3
Afschriften Een afschrift van dit besluit is verzonden aan: aanvrager van de vergunning, zijnde Vitesse Logistics B.V., Columbusweg 24, 5928 LC Venlo; het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Venlo, Postbus 3434, 5902 RK Venlo; de burgemeester van Venlo, Postbus 3434, 5902 RK Venlo; de minister van Infrastructuur en Milieu (directoraat-generaal Milieu), Postbus 20951, 2500 EZ Den Haag; de Inspectie SZW, directie MHC, team MHC-Zuid, Postbus 820, 3500 AV Utrecht; de Inspectie Leefomgeving en Transport, Postbus 16191, 2500 BD Den Haag; het bestuur van de Veiligheidsregio Noord- en Midden-Limburg, Postbus 11, 5900 AA Venlo. Bezwaar Als dit besluit uw belang rechtstreeks raakt en u het met de inhoud van dit besluit niet eens bent, kunt u bezwaar maken. U moet dan binnen zes weken na de dag waarop dit besluit is verzonden een bezwaarschrift indienen. Op deze procedure is de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Het bezwaarschrift moet worden ondertekend en moet ten minste bevatten: a. de naam en het adres van de indiener; b. de datum; c. een omschrijving van het besluit waartegen het beroep is gericht, en; d. de redenen van het beroep (motivering). Het bezwaarschrift moet worden gericht aan: Gedeputeerde Staten van Limburg Cluster Juridische Zaken en Inkoop, team Rechtsbescherming Postbus 5700 6202 MA Maastricht. Voor meer informatie verwijzen wij u naar www.limburg.nl en klik vervolgens op e-loket. Het indienen van een bezwaarschrift heeft geen schorsende werking. Als u een bezwaarschrift heeft ingediend, dan kunt u tevens een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening indienen bij de Voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg, sector Bestuursrecht, Postbus 950, 6040 AZ Roermond. U kunt ook digitaal een verzoek indienen bij genoemde rechtbank via http://loket.rechtspraak.nl/bestuursrecht. Daarvoor moet u wel beschikken over een elektronische handtekening (DigiD). Kijk op de genoemde site voor de precieze voorwaarden. Inwerkingtreding Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag volgend op de dag waarop dit besluit is verzonden. Indien de Voorzieningenrechter positief beslist op een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, wordt de werking van het onderhavige besluit geschorst. Zaaknummer: 2016-0668 4
2 Procedure 2.1 De aanvraag Op 9 juni 2016 hebben wij van Vitesse Logistics B.V. een aanvraag voor een omgevingsvergunning ontvangen. De aanvraag betreft het op- en overslaan van gevaarlijke stoffen vallend onder de klassen 3 en 4.2 van het ADR. Vitesse Logistics B.V. verzoekt om de maximale opslag voor deze stoffen te verhogen: klasse 3 van 10 naar 50 ton; klasse 4.2, verpakkingsgroep II en III van 100 naar 200 ton. Tevens behelst de aanvraag het wijzigen van het sprinklersysteem in Warehouse 0 naar een in rack sprinklersysteem. Gelet op bovenstaande omschrijving wordt vergunning gevraagd voor de volgende in de Wabo omschreven activiteit: het milieuneutraal veranderen of veranderen van de werking van een inrichting (art. 2.1, eerste lid, onder e, van de Wabo juncto art. 3.10, derde lid, van de Wabo). 2.2 Huidige vergunningsituatie Op 11 mei 1994, kenmerk Wm 8202 hebben burgemeester en wethouders van Venlo aan Vitesse Logistics B.V. een oprichtingsvergunning ingevolge de Wet milieubeheer (Wm) verleend voor een opslagen distributiecentrum, gelegen aan de Columbusweg 24, 5928 LC Venlo. Op 19 november 2012, kenmerk WM 20609 hebben burgemeester en wethouders van Venlo aan Vitesse Logistics B.V. een veranderingsvergunning ingevolge de Wm verleend voor: Het kwantificeren van de maximale hoeveelheid ADR-stoffen in fase 1; Het uitbreiden van de opslag met fase II (op- en overslag van niet ADR-stoffen); Het plaatsen van diverse opslagcontainers. Op 13 mei 2013, kenmerk 2014-0419 hebben burgemeester en wethouders van Venlo aan Vitesse Logistics B.V. een veranderingsvergunning ingevolge de Wabo verleend voor het op- en overslaan van gevaarlijke stoffen vallend onder klasse 4.1, VG III (maximaal 75 ton) van het ADR. Op 8 oktober 2015 hebben burgemeester en wethouders van Venlo aan Vitesse Logistics B.V. een veranderingsvergunning ingevolge de Wabo verleend voor het op- en overslaan van gevaarlijke stoffen vallend onder klasse 4.2, VG II en III (maximaal 100 ton) van het ADR. De voorschriften van de onderliggende (milieu)vergunningen zijn van overeenkomstige toepassing op de aangevraagde verandering, tenzij de aard van de vergunning en/of de aard van de verandering zich daartegen verzet. Tevens gelden de op de inrichting van toepassing zijnde voorschriften uit het Activiteitenbesluit. Zaaknummer: 2016-0668 5
2.3 Bevoegd gezag De inrichting is genoemd in de categorieën 4.4, 5 en 22 van onderdeel C van bijlage 1 van het Besluit omgevingsrecht (Bor). Verder is het Besluit risico s zware ongevallen 2015 van toepassing. Daarom zijn wij het bevoegd gezag voor de integrale omgevingsvergunning. 2.4 Volledigheid van de aanvraag en opschorting procedure Na ontvangst van de aanvraag hebben wij deze getoetst op volledigheid. Wij zijn van oordeel dat de aanvraag voldoende informatie bevat voor een goede beoordeling van de gevolgen van de activiteit op de fysieke leefomgeving. 2.5 Procedure Dit besluit is voorbereid met de reguliere voorbereidingsprocedure als beschreven in paragraaf 3.2 van de Wabo. Gelet hierop hebben wij op 21 juni 2016 conform artikel 3.8 van de Wabo kennis gegeven van de aanvraag op de site van de Provincie Limburg (www.limburg.nl/bekendmakingen) en in een plaatselijk huis aan huisblad (1Venlo). 2.6 Adviezen Advies In de Wabo, Bor en Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) worden bestuursorganen vanwege hun specifieke deskundigheid of betrokkenheid aangewezen als adviseur. Gelet op het bepaalde in artikel 2.26 van de Wabo, alsmede de artikelen 6.1 tot en met 6.4 en artikel 6.15 van het Bor en artikel 12 Bevi hebben wij de aanvraag ter advies verzonden aan: burgemeester en wethouders van Venlo; de Inspectie Leefomgeving en Transport; het Ministerie van Infrastructuur en Milieu; het bestuur van de Veiligheidsregio Limburg Noord; de Inspectie SZW; het Waterschap Peel en Maasvallei. Op 13 juli 2016 hebben wij van de burgemeester en wethouders van Venlo een advies ontvangen. Van de overige instanties hebben wij geen adviezen ontvangen. Het advies van de burgemeester en wethouders van Venlo luidt samengevat: een toename van de op- en overslag van ADR klasse 3 stoffen brengt extra risico s met zich mee en vraagt om maatwerk; de toename van ADR klasse 4.2 stoffen is niet meegenomen in de bij de aanvraag gevoegde kwantitatieve risico analyse; in de aanvraag ontbreekt de onderbouwing dat sprake is van een milieuneutrale wijziging. Zaaknummer: 2016-0668 6
Gelet op het advies van de burgemeester en wethouders van Venlo overwegen wij het volgende. De wijzigingen hebben betrekking op de hoeveelheden klasse 3 en 4.2 stoffen binnen de inrichting. De opslag van deze stoffen is reeds vergund, waarbij een afweging heeft plaatsgevonden voor de risico s die een opslag van deze stoffen met zich meebrengen. De inrichting beschikt over een brandbeveilingsinstallatie dat opgesteld is conform een door ons beoordeeld uitgangspuntendocument (UPD). Uitgangspunt van het UPD is reeds een hoeveelheid van 50 ton ADR klasse 3 stoffen. Voor ADR klasse 4.2 stoffen is geen maximum opgenomen in het UPD. De toename in de opslag van ADR klasse 4.2 stoffen heeft geen invloed op de resultaten ten aanzien van de berekende risicocontouren in de kwantitatieve risico analyse (QRA). De specifieke ADR klasse 4.2 stoffen die binnen de onderhavige inrichting worden opgeslagen bevatten geen van de volgende chemische componenten: stikstof (N), zwavel (S) of chloor (CL). Dit betekent dat deze ADR stoffen geen invloed hebben op de samenstelling van de stoffen in de compartimenten waarmee gerekend wordt in de QRA. Gelet op bovenstaande en hetgeen verder in dit besluit wordt afgewogen, nemen wij het advies van de burgemeester en wethouders van Venlo ter kennis aan. Wij zijn van mening dat de aanvraag een milieuneutrale wijziging betreft waarvoor reeds voldoende maatwerk is geleverd en dat de toename in de opslag van ADR klasse 4.2 stoffen geen invloed heeft op de QRA. Wij wijken af van het advies van de burgemeester en wethouders van Venlo Zaaknummer: 2016-0668 7
3 Overwegingen 3.1 Milieuneutraal De aanvraag heeft betrekking op het veranderen of veranderen van de werking van een inrichting als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wabo juncto artikel 3.10, derde lid, van de Wabo. De aanvraag heeft betrekking op het opslaan van gevaarlijke stoffen in emballage. De aanvraag voorziet in het opslaan van maximaal 50 ton gevaarlijke stoffen vallend onder klasse 3 en maximaal 200 ton gevaarlijke stoffen vallend onder klasse 4.2, verpakkingsgroep II of III van het ADR. Tevens behelst de aanvraag het wijzigen van het sprinklersysteem in Warehouse 0 naar een in rack sprinklersysteem. Een omgevingsvergunning voor een milieuneutrale verandering kan worden verleend als de met deze aanvraag beoogde verandering van de inrichting of verandering van de werkwijze binnen de inrichting: niet zal leiden tot het ontstaan van een andere inrichting dan waarvoor vergunning is verleend; niet zal leiden tot andere of grotere nadelige gevolgen voor het milieu dan volgens de geldende vergunning(en) zijn toegestaan; niet MER-plichtig is. Overwegingen over het niet ontstaan van een andere inrichting Wij zijn van oordeel dat door de aangevraagde verandering geen andere inrichting ontstaat dan waarvoor de onder paragraaf 2.2 van dit besluit genoemde vergunningen zijn verleend. Naar aanleiding van de ingediende aanvraag en de daarbij overlegde gegevens, concluderen wij dat er sprake blijft van een inrichting, zoals aangegeven in de categorieën 4.4, 5 en 22 van het Bor. De verandering leidt niet tot een andere inrichting dan waarvoor reeds vergunning is verleend. Overwegingen dat er geen andere of grotere nadelige gevolgen voor het milieu zijn De aanvraag heeft geen gevolgen voor de milieuthema s afvalstoffen, afvalwater, bodem, energieverbruik, emissies naar lucht en geluid. In de onderstaande paragraaf is voor (externe) veiligheid de relatie gelegd met de verandering van de inrichting. 3.2 (Externe) Veiligheid 3.2.1 PGS 15 Conform voorschrift G.1 van de veranderingsvergunning van 19 november 2012 moet de opslag van gevaarlijke stoffen plaatsvinden conform de PGS 15. In de PGS 15 zijn de regels opgenomen voor de opslag van verpakte gevaarlijke stoffen waarmee een aanvaardbaar beschermingsniveau voor mens en milieu wordt gerealiseerd. Voor de bepaling van het vereiste beschermingsniveau is uitgegaan van de huidige stand der techniek die geldt voor de bouwkundige uitvoering van opslagvoorzieningen, brandbestrijdingssystemen en arbeidsmiddelen. De opslag van verpakte gevaarlijke stoffen behorende tot de ADR-klasse 3 en 4.2 is reeds vergund. Thans wordt enkel de maximale hoeveelheid die op enig moment binnen de inrichting aanwezig kan zijn gewijzigd. De relevante voorschriften uit de PGS 15 zijn reeds verbonden aan de op 19 november 2012 verleende vergunning. Zaaknummer: 2016-0668 8
Ten behoeve van een goed ontwerp en een goede werking van de brandbeveilingsinstallatie moet Vitesse conform de PGS 15 over een door ons beoordeeld uitgangspuntendocument (UPD) beschikken. Op 30 september 2015 hebben wij het UPD (kenmerk T245VitessePGS15.upd6) beoordeeld en in orde bevonden. In het voornoemde UPD is rekening gehouden met de opslag van stoffen van de ADR-klasse 3 tot een hoeveelheid van 50 ton en stoffen van de ADR-klasse 4.2. Voor de stoffen van de ADR-klasse 4.2 is geen maximum in het UPD gesteld. Gelet hierop is het UPD voldoende opgezet voor de opslag van de stoffen van de ADR-klasse 3 en 4.2 in de aangevraagde hoeveelheden. Tevens is in het UPD reeds rekening gehouden met het thans aangevraagde in rack sprinklersyteem in Warehouse 0. Gelet op bovenstaande behoeft het UPD geen aanpassing. 3.2.2 BRZO en Bevi De onderhavige inrichting valt onder de werkingssfeer van het Besluit zware ongevallen (BRZO) 2015 en het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Veiligheidsrapport Op grond van de aangevraagde hoeveelheid gevaarlijke stoffen die de hoge drempelwaarde uit bijlage 1 van de Seveso III-richtlijn overschrijdt is Vitesse een hogedrempelinrichting onder het Brzo 2015. Een hogedrempelinrichting moet een veiligheidsrapport (VR) opstellen conform het Brzo 2015. Op 31 mei 2016 hebben wij een gewijzigd VR ontvangen. Het VR is aangepast aan het Brzo 2015. De onderhavige wijzigingen met betrekking tot de hoeveelheden opgeslagen gevaarlijke stoffen hebben geen invloed op het VR. QRA Op grond van het Bevi dient het risico naar de omgeving berekend te worden aan de hand van kwantitatieve risico analyse (QRA). Bij de onderhavige aanvraag is een QRA gevoegd, opgesteld door Antea Group, rapportnummer 0409129.00 van 6 juni 2016. In het QRA is de invloed van de aangevraagde wijzigingen berekend op het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Uit het QRA blijkt dat de risico s als gevolg van de activiteiten (inclusief wijzigingen in opslaghoeveelheden) toenemen. De PR-contour 10-6 /jaar komt niet buiten de inrichting. Conform de normstelling bevinden zich deze contour geen geprojecteerde of aanwezige (beperkt) kwetsbare objecten. Het door de inrichting veroorzaakte groepsrisico is vastgesteld in de QRA. De oriëntatiewaarde voor het groepsrisico wordt niet overschreden. Overwegingen MER plicht Een milieuneutrale omgevingsvergunning kan niet worden verleend indien het bevoegde gezag heeft beslist dat bij de voorbereiding van de omgevingsvergunning een milieueffectrapport (MER) dient te worden gemaakt. De voorgenomen activiteit komt noch voor in onderdeel C noch in onderdeel D van het Besluit mer. De activiteit is derhalve noch mer-plichtig noch mer-beoordelingsplichtig. Zaaknummer: 2016-0668 9
Overwegingen voorschriften Voor de aangevraagde wijzigingen hoeven geen nadere voorschriften aan de vergunning te worden verbonden. 3.3 Conclusie De wijzigingen leiden niet tot andere of grotere nadelige gevolgen voor het milieu dan volgens de geldende omgevingsvergunningen zijn toegestaan. Er bestaat geen verplichting tot het maken van een milieueffectrapport als bedoeld in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer en de verandering leidt niet tot een andere inrichting dan waarvoor eerder vergunning is verleend. Zaaknummer: 2016-0668 10