SECTION 21. LES VERBES EN -IR de werkwoorden eindigend op -ir INTRODUCTION Voor een aantal werkwoorden die uitgaan op ir geldt een zekere regelmaat. Choisir, finir, réunir, réussir zijn voorbeelden van werkwoorden die regelmatigg zijn. In deze section zal ik ook een deel van de onregelmatige werkwoorden op ir behandelen. In neem in eerste instantie choisir als voorbeeld om de vijf tijden bij langs te lopen. choisir kiezen je choisis tu choisis il/elle choisit on choisit ik kies nous choisissons wij kiezen jij kiest vous choisissez jullie kiezen / u kiest hij/zij kiest ils choisissent zij kiezen wij kiezen elles choisissent zij kiezen Je vormt de stam van het werkwoord door ir weg te laten. In ons voorbeeld, chois. Vervolgens zie je per vorm de uitgang. Deze zijn vetgedrukt. LE PASSÉ COMPOSÉ choisir choisi J ai choisi ik heb gekozen nous avons wij hebben gekozen choisi tu as choisi jij hebt gekozen vous avez choisi jullie hebben gekozen / u heeft gekozen il/elle a choisi on a choisi hij/zij heeft gekozen wij hebben gekozen ils ont choisi elles ont choisi zij hebben gekozen zij hebben gekozen De passé composé is de voltooid tegenwoordige tijd en bestaat altijd uit twee delen: een vorm van het hulpwerkwoord (avoir of être) en het voltooid deelwoord. Het voltooid deelwoord van deze groep werkwoorden wordt gevormd door ir van de infitief weg te halen en hier een i voor in de plaats te zetten.
L IMPARFAIT (choisissons) je choisissais tu choisissais il/elle choisissait on choisisait ik koos nous choisissions wij kozen jij koos vous choisissiez Jullie kozen / u koos hij/zijj koos ils choisissaient zij kozen wij kozen elles zij kozen choisissaient De imparfait (onvoltooid, imperfect) is de onvoltooid verleden tijd. In het Frans één vorm, in het Nederlands één betekenis. De stam van deze tijd krijg je door van de nous-vorm van de présent ons weg te laten en vervolgens de vetgedrukte uitgangen achter de stam te plaatsen. In elke uitgang vind je de letter i (van imparfait) terug als controlemiddel Denk bij deze groep aan de dubbele ss. Het staat misschien raar, maar is wel goed. LE FUTUR SIMPLE (choisir) je choisirai ik zal kiezen nous choisirons wij zullen kiezen tu choisiras jij zal kiezen vous choisirez jullie zullen kiezen / u zal kiezen il/elle choisira on choisira hij/zijj zal kiezen wij zullen kiezen ils choisiront elles choisiront zij zullen kiezen zij zullen kiezen Voor de onvoltooid tegenwoordig toekomende tijd, le futur simple, neem je het infitief (hier donner) als uitgangspunt. Achter het infinitief zet je de vormen van avoir die hierboven vetgedrukt staan. Bij de vertaling krijg je altijd een vorm van het werkwoord zullen. LE FUTUR DU PASSÉ/ /LE CONDITIONNEL (choisir) je choisirais ik zou kiezen nous choisirions wij zouden kiezen tu choisirais jij zou kiezen vous choisiriez jullie zouden kiezen / u zou kiezen il/elle choisirait on choisirait hij/zijj zou kiezen wij zouden kiezen ils choisiraient elles choisiraient zij zouden kiezen zij zouden kiezen De verleden toekomende tijd, le futur du passé of le conditionnel, wordt in het Nederlands wat betreft betekenis gevormd met zouden. Je verkrijgt de vorm door achter het infinitief de uitgangen van de imparfait te plaatsen.
SUBGROUPES DU VERBE EN -IR Het zou me geen goed gevoel geven als ik zou zeggen dat dit dé regel is om deze werkwoordengroep te vervoegen. Dat is het ook niet. Eigenlijk kun je onder de werkwoorden die op ir eindigen drie (!) subgroepen hangen. Elke subgroep wordt weer op eenzelfde wijze vervoegt. De enige overeenkomst is dat alle werkwoorden binnen de subgroepen eindigen op ir. subgroupe 1) VENIR - komen Net zoals venir worden ook de volgende werkwoorden vervoegd: retenir terughouden, tenir houden, contenir bevatten, prévenir waarschuwen, devenir worden, revenir terugkomen De présent, de toekomende tijden en het voltooid deelwoord zijn anders dan hierboven. Hier sta ik bij stil. De imparfait wordt normaal afgeleid van de nous-vorm. Hier wordt verder ook geen aandacht aan besteed. Om de verschillen aan te tonen, neem ik tenir als voorbeeld. tenir houden je tiens ik houd nous tenons wij houden tu tiens jij houdt vous tenez jullie houden / u houdt il/elle tient on tient hij/zij houdt wij houden ils tiennent elles tiennent zij houden zij houden Je ziet dat alle vormen onregelmatig zijn. Echter van de overige werkwoorden uit deze subgroep geldt eenzelfde vervoeging. LE PASSÉ COMPOSÉ Tenir tenu J ai tenu ik heb gehouden nous avons wij hebben gehouden tenu tu as tenu jij hebt gehouden vous avez tenu jullie hebben gehouden/ u heeft gehouden il/elle a tenu on a tenu hij/zij heeft gehouden wij hebben gehouden ils ont tenu elles ont tenu zij hebben gehouden zij hebben gehouden Voor deze subgroep geldt dat het voltooid deelwoord gevormd wordt door de stam plus de letter u.
Zoals gezegd wordt de imparfait op dezelfde wijze afgeleid. Ik ga door met het behandelen van de twee toekomende tijden. LE FUTUR SIMPLE (tenir) je tiendrai ik zal houden nous tiendrons wij zullen houden tu tiendras jij zal houden vous choisirez jullie zullen houden / u zal houden il/elle tiendra on tiendra hij/zijj zal houden wij zullen houden ils tiendront elles tiendront zij zullen houden zij zullen houden Alleen de stam is bij de futur onregelmatig, de uitgangen blijven ongewijzigd. Dit geldt ook voor de futur du passé, zoals je hieronder ziet. LE FUTUR DU PASSÉ/ /LE CONDITIONNEL (tenir) je tiendrais ik zou houden nous tiendrions wij zouden houden tu tiendrais jij zou houden vous tiendriez jullie zouden houden / u zou houden il/elle tiendrait on tiendrait hij/zijj zou houden wij zouden houden ils tiendraient elles tiendraient zij zouden houden zij zouden houden subgroupe 2) PARTIR - vertrekken Net zoals partir worden ook de volgende werkwoorden vervoegd: servir bedienen, dormir slapen, sortir uitgaan, mentir liegen, sentir voelen Vooral de présent is onregelmatig. De overige tijden worden afgeleid zoals die gelden voor de groep werkwoorden op ir. Dit geldt ook voor het voltooid deelwoord. Deze laat ik dan ook onbehandeld. Ik neem partir hier als voorbeeld. partir vertrekken je pars tu pars il/elle part on part ik vertrek nous partons wij vertrekken jij vertrekt vous partez jullie vertrekken / u vertrekt hij/zij vertrekt ils partent zij vertrekken wij vertrekken elles partent zij vertrekken
Je ziet dat alle vormen onregelmatig zijn. Echter van de overige werkwoorden uit deze subgroep geldt eenzelfde vervoeging. Voor dormir geldt je dors, tu dors, il dort subgroupe 3) OUVRIR - openen Net zoals ouvrir worden ook de volgende werkwoorden vervoegd: offrir aanbieden, couvrir bedekken, découvrir ontdekken, souffrir lijden Ook hier is de présent vooral onregelmatig.net als het voltooid deelwoord. De overige tijden worden afgeleid zoals die gelden voor de groep werkwoorden op ir. Deze laat ik dan ook hier onbehandeld. Ik neem ouvrir als voorbeeld. ouvrir openen je ouvre ik open nous ouvrons wij openen tu ouvres jij opent vous ouvrez jullie openen / u opent il/elle ouvre on ouvre hij/zij opent wij openen ils ouvrent elles ouvrent zij openen zij openen Je zag het waarschijnlijk al. Je komt hier de uitgangen tegen van de werkwoordengroep die op er eindigt. LE PASSÉ COMPOSÉ ouvrir ouvert j ai ouvert ik heb geopend nous avons wij hebben geopend ouvert tu as ouvert jij hebt geopend vous avez ouvert jullie hebben geopend u heeft geopend il/elle a ouvert on a ouvert hij/zij heeft geopend wij hebben geopend ils ont ouvert elles ont ouvert zij hebben geopend zij hebben geopend Je ziet dat het voltooid deelwoord hier eindigt op ert!
Binnen de groep werkwoorden op ir gelden nog wat uitzonderingen. 1) Zo geldt voor het werkwoord mourir (sterven) een onregelmatige présent, futur en voltooid deelwoord. De imparfait gaat volgens de bekende wijze. je meurs, tu meurs, il/elle meurt - ik sterf, jij sterft, hij/ /zij sterft nous mourons, vous mourez - wij sterven, jullie sterven ils meurent - zij sterven il mourra, il mourrait - hij zal sterven, hij zou sterven il est mort, ellee est morte - hij is gestorven, zij is gestorven 2) Voor het werkwoord courir (rennen) geldt eveneens een onregelmatige présent, futur en voltooid deelwoord. De imparfait gaat volgens de bekende wijze. nous courons, vous courez - wij rennen, jullie rennen ils courent - zij rennen il a couru, on a couru - hij heeft gerend, wij hebben gerend il courra, vous courriez - hij zal rennen, u zou rennen 3) Tenslotte, hoe toepasselijk ook, het werkwoord fuir (vluchten). Hier is alleen de présent onregelmatig. Opmerkelijk is het voltooid deelwoord. Lijkt fout, is goed! je cours, tu cours, il court - ik ren, jij rent, hij rent je fuis, tu fuis, il fuit - ik vlucht, jij vlucht, hij vlucht nous fuyons, vous fuyez, ils fuient wij vluchten, u vlucht, zij vluchten j ai fui, elle a fui - ik ben gevlucht, zij is gevlucht