Bewegingen en trends binnen de landbouw ten aanzien van energie en klimaat. Carin Rougoor Erik van Well Elisa de Lijster



Vergelijkbare documenten
Mestverwaarding Op weg naar een duurzame veehouderij

Be- en verwerken van mest: een zegen voor water en milieu?

Mestverwerking in De Peel

Milieu. Waterkwaliteit: Denk aan: nitraat uitspoeling / erfwater / gewasbeschermingsmiddelen / alles wat oppervlakte- en grondwater kan vervuilen

Innoveren doe je Samen

Voorsprong met mineralen

Biobased economy in het Groene Hart

Noord Friesland, een zonnige en zuinige toekomst

Klimaatneutrale landbouw? Binnen bereik??

Elektrificeren van erfwerkzaamheden op een melkveebedrijf

Masterplan Mineralenmanagement Bodemdag Vredepeel, 17/08/2012. Peter Stevens,

Kosten/baten-analyse MC-installaties en gebruikerservaringen MC

Samenwerken met agrariërs geeft kansen voor groene energie. Ton van Korven Projectleider Bio-economie

Workshop mestvergisting. Jan Willem Bijnagte CCS Energie advies

Mest, mestverwerking en wetgeving

Compact Plus biogasinstallatie, Lierop, 600 kw

KLIMAAT EN LANDBOUW IN FRYSLAN

Verder verduurzamen melkveehouderij; Pro-actieve aanpak Route2020

Energie- en klimaatmonitor agrosectoren Hernieuwbare energie, reductie broeikasgassen en energiebesparing

De business case: Mest verwaarden. Hans van den Boom Sectormanager Food & Agri Rabobank Nederland

Vruchtbare Kringloop Overijssel = Kringlooplandbouw. Gerjan Hilhorst WUR De Marke

Vergisting anno 2010 Rendabele vergister onder SDE Hans van den Boom 22 april 2010 Sectormanager Duurzame Energie

GroenLinks Bronckhorst. Themabijeenkomst Groengas Hoe groen is ons gas? 2 juni 2015

Bio-energie. van de Boer.

Lijst Lammers. Papendrecht 21 januari 2013

Lijst Lammers. KORTE SAMENVATTING Papendrecht, 22januari Persbericht. Wordt Papendrecht de derde stadin Nederland met een zonatlas?

Mestsituatie en de verwerkingsplicht Gelderse Vallei en Utrechts zandgebied

Duorsume enerzjy yn Fryslân. Energiegebruik en productie van duurzame energie

Innovatieve mestverwerking op de boerderij

Zonnige en zuinige toekomst? Roodeschool, 20 maart 2013

Wat is het Agroconvenant?

Quickscan energie uit champost

BIJLAGE 4 - NADERE BESCHRIJVING VAN HET VOORNEMEN

Systeemdocument AgriMoDEM mestraffinage

Mono vergisting in Wijnjewoude?!

de bodem in de kringloop wijzer Frank Verhoeven ir Frank

Van Duurzame Energie naar uro s Nieuwe tak voor Agrarische Sector!?

Gedetailleerde doelen Duurzame Zuivelketen

Méér uit mest halen Stand van zaken anno 2017

Zonne-energie; rendabel voor u? Zelhem, 7 februari 2013

1 van :03

MEI Westerkwartier 4 april 2011

Workshop mestvergisting. Jan Willem Bijnagte CCS Energie advies

Copernicus Institute of Sustainable Development. Koe en klimaat. Dr. Jerry van Dijk Dr. Karin Rebel. Copernicus Institute of Sustainable Development

Mestverwaarding middels monovergisting en digestaatverwerking

FOSSIELE BRANDSTOFFEN

Zonne-energie voor ondernemers. Een zonnige en zuinige toekomst?

Mestmarkt en mestverwerking

CO 2 -uitstootrapportage 2011

De zon als energiebron!

Helmonds Energieconvenant

Oplossing mestafzet voor de veehouderij in De Liemers

Varianten binnen de wet Verantwoorde Groei Melkveehouderij

EfficiEncy Duurzaam. EnErgiEbEsparing. Warmte en koude. KEnnis industrie. energie financiering. instrumenten. GebouwDe omgeving

Raymond Roeffel Directeur Trineco. Regelgeving, Organisatie en beheermodellen rondom Zonne

Kringloop neutraal denken Emissie, mineralen, energie

Visie op bodemvruchtbaarheid vanuit de landbouwsector. Themadag Nederlandse Bodemkundige Vereniging Vrijdag 8 november 2013 Mark Heijmans

Luchtkwaliteit: ammoniak en broeikasgassen. VK Loonwerkers Najaar 2018

CO2 reductie

Presentatie HoSt Microferm voor CLM/NMU

NMVisie op Koe&Klimaat

Energieke Veehouderij. Hilko Ellen / Rick van Emous / Gerrit Kasper / Maikel Timmerman / Harm Wemmenhove

1. Hoe dringend vindt u het klimaatprobleem? Helemaal niet dringend, we 1% Er is helemaal geen klimaatprobleem. Weet niet / geen mening

Zonne-energie voor ondernemers

Westvoorne CO 2 - uitstoot

De KringloopWijzer & bodem

Naar een klimaatneutrale sportvereniging

Uw kenmerk Ons kenmerk Datum verzoek 2 april 2010

Melkveebedrijf Familie Prinsen

Tuinbouw wil efficiënt omgaan met energie

Door: Vincent Damen Ninja Hogenbirk Roel Theeuwen

ECO Oostermoer in oprichting

Duurzame dienstverlening Rekenen aan rendement

ECOFERM in de praktijk

Renewable energy in the Reijerscop area Peter Dekker Luc Dijkstra Bo Burgmans Malte Schubert Paul Brouwer

Waarom zonnestroom? 21 maart

Disruptive innovations. Marktgericht mest management 6/10/17. Centraal of op bedrijfsniveau?

Opties voor productie van duurzame energie in de regio Helmond d.m.v. van mest en andere biomassa

Iets minder voordeel BEX in 2014 op Koeien & Kansenbedrijven

Verkoopbaarheid en verhuurbaarheid van vastgoed verhogen door Duurzame Energieopwekking

Zonne-energie in de landbouw

Verduurzaming veehouderij Jan Willem Straatsma

ENERGIE IN EIGEN HAND

Presentatie voor Agrivaknet Kleinschalig mest vergisten met Microferm

Mogelijkheden voor energie coöperaties. Jeroen Leclercq

Dit artikel beschrijft hoe een prijs op CO2 invloed heeft op de business case voor het plaatsen van zonnepanelen door een onderneming.

Nije enerzjy foar Fryslân. september 2013

Geachte melkveehouder,

4.A.1 Ketenanalyse Groenafval

Kansen voor mestscheiding

Mesdag Zuivelfonds NLTO

Biogas: In 2011 startte het samenwerkingsverband. Het doel van het project was Biogas

DUURZAAM WEERSELO WAAROM EN HOE

Mestbeleid 2014 begint nu

Mineral Valley Twente: Toonaangevend voor bodem en mestverwerking

DS% de juiste indicator? ENERGIE UIT MEST OPBOUW PRESENTATIE MEST # MEST. Mest mest. Wet- en regelgeving. Vloerkeuze en kelderplan

Slim investeren in zonnepanelen met SDE+

In Tabel 1 wordt een overzicht gegeven van de toegepaste mestverwerkingstechnieken van de geïnventariseerde initiatieven die operationeel zijn.

Transcriptie:

Bewegingen en trends binnen de landbouw ten aanzien van energie en klimaat Carin Rougoor Erik van Well Elisa de Lijster

Bewegingen en trends binnen de landbouw ten aanzien van energie en klimaat Carin Rougoor Erik van Well Elisa de Lijster CLM Onderzoek en Advies BV Culemborg, maart 2013 CLM 821-2013

Abstract De thema's energie en klimaat zijn de afgelopen jaren meer en meer in beeld gekomen binnen de landbouw. Maar welke trends zien we nu en zijn in de nabije toekomst te verwachten? Aan de hand van interviews en discussiebijeenkomsten bracht CLM trends en ontwikkelingen in beeld.

Inhoud Inhoud 1 Inleiding 1 1.1 Doelstelling van de studie 1 1.2 Werkwijze 1 2 Beschrijving van trends 3 2.1 Aandacht voor energie en klimaat 3 2.1.1 Ontwikkeling van prijzen en gebruik 3 2.1.2 Ontwikkeling van het beleid 5 2.1.3 Financiële crisis 6 2.1.4 Schaalvergroting en globalisering 7 2.2 Interesse voor aanschaf zonnepanelen 7 2.3 De bodem centraal 8 2.4 Mestbe- of verwerking; hoe nu verder? 9 2.5 Energiebesparing is kostenbesparing 11 2.6 Benader het integraal 12 3 Overzicht van initiatieven 15 3.1 Initiatieven zonnepanelen 15 3.1.1 Vraagbundeling Zonnepanelen LTO Noord 15 3.1.2 ANV s gezamenlijke inkoop 16 3.1.3 Initiatief Gelderland: energiecoöperatie met burgers 17 3.2 Bodeminitiatieven 17 3.2.1 Masterplan Mineralenmanagement (MMM) 17 3.2.2 ClimateFarmers NAJK CEJA 18 3.2.3 Duurzaam Bodembeheer: Voor alle Melkveehouders in Utrecht Oost 19 3.2.4 PureGraze 20 3.3 Mestbe- en verwerkingsinitiatieven 20 3.4 Energiebesparingsinitiatieven 23 3.4.1 Energiescans Provincie Utrecht 24 3.4.2 Duurzame stallen / Nieuwbouw: energieneutraal en besparend 24 3.5 Integrale benadering 25 3.5.1 Akkerbouw 25 3.5.2 Intensieve veehouderij 27 3.5.3 Melkveehouderij 28 4 Aandachtspunten 31 4.1 Initiatieven zonnepanelen 32 4.2 Bodeminitiatieven 32 4.3 Mestbe- en verwerkingsinitiatieven 32 4.4 Energiebesparingsinitiatieven 33 4.5 Integrale benadering 33 5 Conclusies Bijlage 1 Lijst geïnterviewden Bijlage 2 Verslag workshop 35 39 41

1 Inleiding 1.1 Doelstelling van de studie Doelen van de studie zijn: 1. Zichtbaar maken wat de actuele beweging is binnen de veehouderij, open teelt en de akkerbouw op de thema s energiebesparing, energie-efficiency, hernieuwbare energie en reductie van broeikasgassen. 2. Overzicht geven van verwachte trends voor de komende jaren die van invloed zijn op de (on)mogelijkheden en belangstelling en ontwikkeling bij landbouwondernemers voor de thema s energie en klimaat. 3. Inzicht geven in de resultaten van initiatieven op dit vlak, uitgedrukt in concrete projectresultaten (aantal deelnemers, bijeenkomsten, etc.). 4. Inzicht in mogelijke effecten van deze initiatieven op energiebesparing en energie-efficiency, hernieuwbare energie en reductie van broeikasgassen. 1.2 Werkwijze In dit project zijn de volgende stappen gezet: Interviews met 8 mensen uit de keten (zie bijlage 1 voor een overzicht van mensen die zijn geïnterviewd). Discussies met de begeleidingsgroep. Verder uitdiepen van de belangrijkste trends (en welke initiatieven daarbinnen worden ontplooid) door internetresearch en telefonische interviews. Workshop met boeren, experts, en ketenpartijen (zie bijlage 2 voor een verslag van de bijeenkomst). Al deze informatie vormt de basis voor deze rapportage. In hoofdstuk 2 beschrijven we de actuele bewegingen en trends voor de komende jaren. Hoofdstuk 3 belicht de initiatieven die de laatste jaren op dit vlak zijn ontstaan en wat de verwachte effecten van deze initiatieven zijn op energiebesparing en efficiency, hernieuwbare energie en reductie van broeikasgassen. In hoofdstuk 5 beschrijven we welke praktische belemmeringen door deze partijen ervaren worden. 1

2

2 Beschrijving van trends In dit hoofdstuk beschrijven we trends die we binnen de landbouw zien t.a.v. energie en klimaat. Eerst beschrijven we de algemene trend; is er interesse voor energie en klimaat? Hoe heeft dit zich de laatste jaren ontwikkeld? En welke algemene trends zien we die van invloed zijn op de landbouw in relatie tot energie en klimaat? Vervolgens beschrijven we 5 specifieke trends in meer detail. Welke trend zien we? Welke motivatie hebben partijen hiervoor en hoe denken we dat deze trend zich naar de toekomst toe ontwikkelt? 2.1 Aandacht voor energie en klimaat Uit de interviews komt het beeld naar voren dat boeren en ketenpartijen nadenken over energie en klimaat. Het thema leeft. In eerste instantie kwam de prikkel van buiten, o.a. vanuit de overheid en marktpartijen. Maar langzamerhand komt het ook vanuit de boeren en ketenpartijen zelf; wat kunnen we nog meer om kosteneffectiever bezig te zijn? Zijn er mogelijkheden voor een nichemarkt op het vlak van duurzaamheid? Is het mogelijk zelfvoorzienend te worden? Deze zelfvoorziening kan spelen op het vlak van bijvoorbeeld veevoer, maar kan ook gelden voor het energiegebruik. Het thema energie en klimaat is daarmee niet alleen meer een thema voor voorlopers maar ook voor de grote groep geworden. Dit komt overeen met de bevindingen van Van Well en Keuper (2012). Zij hebben in 2012 ruim 500 boeren telefonisch geënquêteerd. Bijna 80% van de boeren geeft daarin aan bereid te zijn energiemaatregelen te nemen. Circa 90% van de boeren ziet het belang van energiebesparing binnen de landbouwsector en ruim 70% vindt het van belang dat de landbouw met duurzame energieproductie aan de slag gaat. De bekendheid met het thema klimaat blijkt de laatste jaren ook toegenomen. Uit onderzoek van Nelissen et al. (2009) blijkt dat in 2007 39% van de melkveehouders nog niets gehoord had over de uitstoot van broeikasgassen door de melkveehouderij. In 2008 was dit afgenomen tot 26%. En uit het onderzoek van Van Well en Keuper (2012) blijkt dat dit in 2012 was afgenomen tot circa 10% van de melkveehouders. Deze ontwikkeling staat niet op zichzelf, maar worden mede beïnvloed door allerlei ontwikkelingen nationaal en wereldwijd, zowel in de landbouw, als ook daarbuiten. Op enkele belangrijke ontwikkelingen gaan we in de volgende subparagrafen verder in. 2.1.1 Ontwikkeling van prijzen en gebruik De energieprijzen laten door de tijd een sterke fluctuatie zien. De wereldolieprijs is sinds 1990 sterk gestegen van circa 20 US$ per vat tot momenteel circa 100 US$ per vat, met in de laatste jaren sterke verschillen; de prijs varieerde sinds 2007 van circa 40 tot bijna 140 US$ per vat. Ook de kolenprijs laat een toename zien sinds 1990. De elektriciteitsprijs hangt o.a. af van de brandstofprijzen van olie, kolen en gas. Een andere belangrijke component van de elektriciteitsprijs wordt 3

gevormd door de kosten van centrales en transportnetten. Hierdoor werkt de brandstofprijs minder door in de totaalprijs van elektriciteit (www.compendiumvoordeleefomgeving.nl). Onderstaande figuur geeft het verloop van de elektriciteitsprijs weer in de periode 1996 tot 2012. Figuur 2.1 Elektriciteitsprijs (2000 kwh enkel tarief, huishouden en klein zakelijk verbruik) inclusief netwerkkosten, levering en transport, exclusief BTW, inclusief energiebelasting. NB. Cijfer 2012 op basis van eerste kwartaal. Onderstaande figuur laat zien dat een groot deel van de stijging van de elektriciteitsprijs het gevolg is van stijging van de energiebelasting. Figuur 2.2 Energiebelasting in euro per 1000 kwh voor gebruik van 800 tot 10.000 kwh en gebruik van 10.000 tot 50.000 kwh (bron: Statline). Deze prijsontwikkeling van energie zal de interesse van boeren om met energiebesparing en energieproductie aan de slag te gaan, beïnvloeden. Onderstaande figuur 4

geeft het energiegebruik door de land- en tuinbouw exclusief glastuinbouw sinds 1990. Daar zien we afname van het aardgasgebruik (en een sterke fluctuatie tussen jaren als gevolg van variaties in de buitentemperatuur) en een afname van overige fossiele brandstof voor warmte, terwijl het elektriciteitsgebruik licht is gestegen. Figuur 2.3 Energiegebruik land- en tuinbouw exclusief glastuinbouw 1990-2011. (www.compendiumvoordeleefomgeving.nl) Een nieuwe ontwikkeling die van invloed kan zijn op het energiegebruik in de landbouw is de afschaffing van de rode diesel, waardoor de dieselkosten zullen stijgen. Mogelijk stimuleert dit boeren verder na te denken over mogelijkheden om het dieselgebruik te reduceren. Niet alleen bij energieprijzen zien we een stijgende lijn en daarnaast sterke fluctuaties. Deze trend zien we ook bij andere grondstoffen. De prijs van coproducten voor vergisting is de laatste jaren sterk gestegen. Dit heeft gevolgen voor de financiële mogelijkheden van covergisting, zie hiervoor verder paragraaf 2.4. 2.1.2 Ontwikkeling van het beleid Het beleid heeft de laatste decennia grote invloed gehad op de milieuprestaties van de landbouw. Tot midden jaren 80 stegen de mineralenoverschotten in de landbouw door de toegenomen omvang van de veestapel. Daarna kwam een daling tot stand door de zuivelquotering en de mestwetgeving. In de periode 1990 tot 1999 daalde het stikstofoverschot nauwelijks. Het mestbeleid was toen vooral gericht op het terugdringen van het fosfaatgebruik. Vanaf 1998 richt het mestbeleid zich ook op stikstof. Door de introductie van het Mineralen Aangifte Systeem (MINAS) in 1998 kwam de daling van het stikstofoverschot weer op gang. Per 1 januari 2006 is MINAS vervangen door nieuw mestbeleid waarbij er gebruiksnormen voor stikstof en fosfaat gelden in plaats van verliesnormen in het MINAS-systeem (Fong, 2012). 5

Onderstaande figuur laat zien hoe de mineralenoverschotten van de landbouw zich hebben ontwikkeld sinds 1983. Figuur 2.4 Ontwikkeling van de mineralenoverschotten (1970=100) van 1983 tot 2011 (Fong, 2012). Ook op het vlak van energiebesparing en productie van duurzame energie heeft het beleid invloed. Een voorbeeld hiervan is de SDE-subsidieregeling. Binnen de EU is in 2012 de Energy Efficiency Directive van kracht geworden. Deze Directive stelt o.a. eisen aan het energiegebruik in landen. Deze Directive moet worden vertaald in Nederlands beleid, en kan daarmee ook van invloed zijn op de agrarische sector. Vanuit de nationale overheid is er veel aandacht voor de biobased economy. De waardepiramide vormt hier een belangrijk onderdeel van: kunnen producten hoger in de piramide worden toegepast? Op dit moment zien we op dit vlak binnen de landbouw relatief weinig beweging, maar de afschaffing van de rode diesel zou dit weer aantrekkelijker kunnen maken. Op bepaalde vlakken komt er dus nieuw beleid, maar op andere vlakken zien we juist een terugtredende overheid. De overheid geeft aan dat ontwikkelingen door de markt moeten worden opgepakt. De overheid ziet haar rol steeds meer als faciliterend, meer op afstand. Tegelijkertijd zien we een grotere zelfredzaamheid bij ondernemers. Ondanks dat de stimulans vanuit de overheid minder wordt om zaken op te pakken, gaan ondernemers aan de gang met duurzaamheid. 2.1.3 Financiële crisis De wereldwijde financiële crisis maakt dat banken in praktijk meer eisen stellen bij lening verstrekking. Dit werkt door binnen de landbouw en de mogelijkheden die men heeft om te investeren in duurzaamheid. Vanuit de agrarische praktijk horen we concrete voorbeelden waarbij de ondernemer bepaalde extra duurzaamheidsmaatregelen niet kan nemen, omdat de bank niet meer wil financieren, ondanks het feit dat het maatregelen met een goede terugverdientijd betreft. 6

2.1.4 Schaalvergroting en globalisering Schaalvergroting is een trend die al decennialang aan de gang is en verder doorzet. Deze ontwikkeling maakt dat er ook aandacht blijft voor de mogelijkheid om verder te automatiseren, maar ook wordt nadrukkelijk gekeken naar de mogelijkheid om via technische innovaties kosten te besparen en te verduurzamen, c.q. een efficiëntieslag te maken. Parallel aan deze schaalvergroting zien we de globaliseringstrend. Nederlandse bedrijven concurreren deels op de wereldmarkt. Een groot deel van de Nederlandse producten wordt geëxporteerd. Hierdoor is het niet altijd mogelijk maatregelen op het vlak van duurzaamheid die een meerprijs tot gevolg hebben terug te verdienen in de markt. Dit wordt door de agrarische sector als een beperking ervaren. 2.2 Interesse voor aanschaf zonnepanelen Vanuit de primaire sector is er veel belangstelling voor zonnepanelen. Het is een eenvoudige wijze van groene stroomproductie. Als het systeem eenmaal is geïnstalleerd, heb je er geen omkijken meer naar. Daarnaast zien we al enkele jaren een daling in de aanschafkosten. In 2007 was de prijs voor 1 Wattpiek (Wp) ongeveer 6 euro. In 2012 was dit gedaald naar 2 euro. Tenslotte draagt het positief bij aan het imago van de landbouw. Technische omschrijving In principe zijn zonnepanelen aantrekkelijk voor alle sectoren. Maar hoe meer elektriciteit je als bedrijf zelf gebruikt, hoe minder aantrekkelijk investeren in zonnepanelen wordt. Dit komt door de staffeling in de energiebelasting en omdat de salderingsmogelijkheid beperkt is. Het meest gunstig is de situatie waarin het bedrijf de elektriciteit direct zelf kan gebruiken, maar het moment van opwekken is veelal niet gelijk aan het moment van gebruik. Ook de technische mogelijkheden voor zonnepanelen kunnen verschillen per bedrijf. Hierbij is het van belang of er voldoende dak beschikbaar is, wat de hellingshoek en richting van het dak is en of het dak al dan niet last heeft van schaduwwerking. Motivatie Bij agrariërs zien we interesse om energieproducent te worden. Energieopwekking door zonnepanelen is eenvoudig en direct zichtbaar, in tegenstelling tot bijvoorbeeld allerlei energiebesparingsmaatregelen. Daarnaast is er een deel van de agrariërs die een innerlijke drive heeft om de bedrijfsvoering te verduurzamen. Ook het imago speelt een rol, vooral op bedrijven die hier direct bedrijfsbelang bij hebben, zoals bedrijven met een recreatietak. Ketenpartijen hebben veelal als drive dat afnemers (zoals Unilever) eisen stellen. Jan Willem Straatsma (FrieslandCampina): boeren hebben interesse in zonne-energie. Boeren willen dan wel zekerheden t.a.v. deugdelijkheid, betrouwbaarheid. Op dat vlak proberen wij een rol te spelen. 7

Ontwikkeling naar de toekomst toe De verwachting is dat de prijs van zonnepanelen verder blijft dalen. Uit onderzoek van Near Zero (2012) blijkt dat de verwachting is dat in 2025 de prijs circa 0,67 dollar per Wp bedraagt. Hans van der Boom (Rabobank Nederland) sprak de verwachting uit dat de energiemix in het jaar 2100 voor 60% uit zonne-energie zal bestaan. Hans van den Boom (Rabobank Nederland): in het jaar 2100 zal de energiemix voor 60% uit zonne-energie bestaand. 2.3 De bodem centraal Het inzicht neemt toe dat de bodem een belangrijke factor is in het klimaatbeleid. Lastig hierbij is dat overige broeikasgassen voor boeren weinig concreet zijn. Maar motivatie is dat het inzicht dat de bodem een belangrijke productiefactor is steeds meer terrein wint. Brooijmans (SuikerUnie) geeft aan dat bodem een belangrijker plaats krijgt in het duurzaamheidsprogramma van de SuikerUnie. Bodemstructuur en ontwatering, niet-kerende grondbewerking, organische stof en bodemleven zijn aspecten die allemaal relevant zijn voor het thema klimaat. Arnoud Smit (LTO Noord programma duurzame energie): er zijn nog belangrijke stappen te zetten door het verminderen van lachgasemissie van het land. Motivatie We zien dat langzamerhand de bodem steeds meer de interesse van agrariërs krijgt, omdat men steeds meer gaat inzien dat een goede bodem, goed bodemleven, voldoende organische stof, de basis vormt voor een goede productie. Het verhogen van het organische stofgehalte in de bodem kan daarnaast een bijdrage leveren aan het verminderen van het klimaatprobleem. Dit besef begint bij een beperkte groep boeren te leven, maar is op dit moment nog te weinig concreet om daadwerkelijk een stimulans te vormen om met koolstofopslag in de bodem aan de slag te gaan. Ontwikkelingen naar de toekomst toe De verwachting is dat de aandacht voor duurzaam bodembeheer in de toekomst toe zal nemen. Ook andere ontwikkelingen dragen hieraan bij. Een toenemende voerprijs maakt dat verhoging van de productie van eigen grond aantrekkelijker wordt. In sommige gebieden in Nederland zien boeren verschraling van hun grond, als gevolg van lage bemestingsnormen. Daarnaast is er toenemende aandacht voor micronutriënten in landbouwbodems. Zink en seleen zijn voorbeelden van nutriënten waarvan in bodems tekorten kunnen ontstaan (Udo de Haes, et al., 2012) 8

2.4 Mestbe- of verwerking; hoe nu verder? Tot enkele jaren geleden leek mestvergisting kansrijk. We zien hier nu een kentering; door relatief hoge prijzen van coproducten, is mestvergisting niet snel rendabel te krijgen. T.a.v. kraken en raffineren lopen de meningen uiteen. Sommige geïnterviewden hebben de verwachting dat binnen enkele jaren er wel technische kansen komen op dit vlak. Anderen denken dat uiteindelijk alleen drogen en export van het gedroogde product kansrijk is. Technische omschrijving Mestbe- of verwerking kan op verschillende manieren. Mestvergisting is het door vergisting van mest opwekken van biogas dat in een warmtekrachtinstallatie wordt omgezet in warmte en elektriciteit. Bij covergisting wordt mest samen met andere organische reststromen vergist in dezelfde installatie. Onder de huidige wetgeving worden de mineralen uit de coproducten in het digestaat beschouwd als zijnde dierlijke mineralen en vallen daarmee onder de gebruiksnorm dierlijke mest. Mestverwerking bestaat meestal uit een combinatie van verschillende technieken. Onderstaande figuur geeft een overzicht van mest- en digestaat verwerkingstechnieken. Figuur 2.5 Overzicht en samenhang tussen mest- en digestaat be- en verwerkingstechnieken (bron: WUR, 2010). 9

Door vergisting van mest en co-producten ontstaat biogas dat in een warmtekrachtinstallatie (WKK-installatie) wordt omgezet in warmte en elektriciteit. De warmte wordt gedeeltelijk benut om de vergister op temperatuur te houden. De overschot aan warmte kan bijvoorbeeld worden gebruikt voor ruimteverwarming. De elektriciteit kan gedeeltelijk door het eigen bedrijf worden benut. Het overige deel kan als duurzame elektriciteit worden verkocht aan het energiebedrijf. De vergiste mest kan op het land worden uitgereden of verder worden verwerkt tot specifieke meststoffen. Voor vergistingsprocessen wordt in de meeste gevallen dunne mest afkomstig van varkens en/of runderen gebruikt. In het geval van co-vergisting worden daar organische stoffen aan toegevoegd die de productie van biogas sterk doen toenemen. Vergisten heeft tot doel organische stof met behulp van micro-organismen om te zetten in biogas. Een andere term die gebruikt wordt voor vergisten is fermenteren. In het algemeen zijn alle soorten mest en organische reststoffen geschikt voor vergisting. Het proces vindt plaats in afwezigheid van zuurstof (anaëroob). Biogas bestaat uit een mengsel van voornamelijk methaan (55-65%) en kooldioxide (35-40%). Verder is het verzadigd met waterdamp en bevat het sporen van waterstof, zwavelwaterstof en ammoniak. Biogas is een brandstof die geschikt is voor verbranding in vrijwel alle verbrandingsinstallaties waarin ook aardgas kan worden verbrand. De installaties dienen wel aangepast/afgesteld te worden op het gebruik van laagcalorisch gas. Doorgaans wordt biogas verstookt in een warmtekracht-installatie, waarbij elektriciteit en warm water worden geproduceerd. Bij vergisting worden alleen eenvoudig afbreekbare organische stoffen afgebroken. De moeilijk afbreekbare organische stoffen zoals houtige plantendelen, blijven in de mest aanwezig. Om zoveel mogelijk biogas te produceren, moet de mest dagvers zijn. De methaan is dan nog niet door koude vergisting uit de mestkelder vervluchtigd. Bij dagverse mest ligt de opbrengst van biogas op ongeveer 25 kuub per ton vleesvarkensmest, bij zeugen is dit wat lager (ter vergelijking: de gasproductie van melkveemest is 35-40 kuub per ton). Bij niet dagverse mest loopt de opbrengst fors achteruit in de loop der weken. Inzet van verse mest vergt vaak stalaanpassingen. Investeren in een mestvergister ligt daarom vooral voor de hand bij nieuw- of verbouw. Of de trend naar mestvergisting de komende jaren zal doorzetten, zal moeten blijken. Nieuw mestbeleid In 2012 werd een nieuw mestbeleid aangekondigd. Veebedrijven die meer mest produceren dan ze op eigen grond kwijt kunnen, moeten een deel van deze overschotmest gaan verwerken of exporteren (al dan niet na bewerking). Het bepalen van de mestproductie en mestplaatsingsruimte, en daarmee ook het bedrijfsoverschot, gebeurt op basis van fosfaat en niet op basis van stikstof. Dit nieuwe stelsel moet het huidige stelsel van dierrechten gaan vervangen. De nieuwe mestwet stimuleert dus de verwerking van dierlijke mest tot een product dat geen dierlijke mest meer is, bijvoorbeeld kunstmestvervangers. Met name het laatste punt kan een duidelijke meerwaarde voor energie en klimaat betekenen. Motivatie De motivatie van agrariërs om met vergisting aan de gang te gaan is dat de productie van biogas mogelijk interessant is als neventak. Mestverwerking is breed in de belangstelling, omdat er wetgeving in ontwikkeling is waarin de eis staat opgenomen dat veebedrijven die meer mest produceren dan ze op eigen grond kwijt kunnen, een deel van de overschotmest moeten gaan verwerken. 10

Mestraffinage, waarbij drijfmest ontleed wordt in meerdere vermarktbare producten, wordt als mogelijk interessante lange termijn oplossing gezien. AgriMoDEM is hier een voorbeeld van (Visie van LTO Nederland, augustus 2011). Ontwikkeling naar de toekomst toe De laatste jaren zien we een stijging van de prijzen van grondstoffen, waaronder producten die als coproducten in vergistingsinstallaties worden toegepast. De verwachting is dat deze prijzen hoog zullen blijven. Dit maakt dat de verwachting ook is dat mestvergisting de komende jaren niet rendabel zal zijn. Gezien de eisen die de wetgeving gaat stellen aan het verwerken van overschotmest, ligt het wel voor de hand dat bepaalde vormen van mestverwerking van de grond komen. Van den Boom (Rabobank Nederland) geeft aan dat landelijk de focus vooral moet liggen op het exportwaardig maken van de dikke fractie. Met het drogen van dikke fractie en verwerking tot organische mestkorrels kan de wereldmarkt bediend worden. Diverse partijen zijn hierin al jaren succesvol. In grensgebieden is hygiënisatie en export van drijfmest of dikke fractie voorlopig ook een interessante optie. Anderen zien ook kansen voor meer geavanceerde technieken. 2.5 Energiebesparing is kostenbesparing De meeste geïnterviewden zijn van mening dat er nog een flinke slag te maken is t.a.v. energiebesparing. De praktijk (de primaire sector en ook andere ketenpartijen) gaan hiermee ook aan de slag. We zien dat ketenpartijen zoals FrieslandCampina, SuikerUnie en Agrifirm hier binnen de eigen fabrieken actief mee aan de slag zijn en dat als volgende stap deze partijen ook de primaire sector hiertoe willen stimuleren. Motivatie is vooral kostenbesparing. In de praktijk zien we twee tegengestelde trends. Enerzijds neemt het energiegebruik van sectoren toe, bijvoorbeeld door de opkomst van de melkrobot en toename van high-tech apparatuur zoals luchtwassers. Anderzijds is er aandacht voor energiegebruik en besparing. Deze aandacht voor energiebesparing geldt trouwens ook voor de high-tech-apparatuur; ook fabrikanten van melkrobots werken aan het energiezuiniger maken van de apparatuur. Arnoud Smit (LTO Noord programma duurzame energie): kennis en interesse t.a.v. energiebesparing verschilt per sector. Een vleeskuikenhouder weet alles van energiebesparing. Een akkerbouwer veel minder. Binnen de open teelt is energiebesparing bij de bewaring moeilijk, omdat dit ten koste kan gaan van de kwaliteit van de producten. Daarnaast zien we de trend dat steeds meer afnemers de teler vragen de producten te bewaren. Dit geeft een verschuiving van het energiegebruik; eerst lag dit bij de afnemer, nu bij de teler. Motivatie Energiebesparing is minder zichtbaar dan bijvoorbeeld het plaatsen van zonnepanelen. Het produceren van duurzame energie staat bij agrariërs vooraan; eerste keuze. Toch is er ook aandacht voor energiebesparing als goede mogelijkheid voor kostenbesparing, het maken van een efficiencyslag. Kostprijs en duurzaamheid kunnen veelal hand in hand gaan. 11

Dit argument geldt voor de primaire sector, maar ook voor de bedrijven in de keten, zoals de veevoedersector. Belangrijk argument van ketenpartijen om met duurzaamheid aan de slag te gaan, en daarmee ook met efficiencyverbetering, is volgens Tijssens van Agrifirm dat er een marktbeweging gaande is waarbij de milieuvoetafdruk steeds meer een integraal onderdeel van de bedrijfsvoering wordt. Transparantie, openbaarheid van gegevens, is hierbij belangrijk voor de credibility. Ruud Tijssens (Agrifirm): De effecten van het handelen op de mileuvoetafdruk wordt steeds meer een integraal onderdeel van de dagelijkse bedrijfsvoering. Ontwikkeling naar de toekomst toe De verwachting is dat de twee tegengestelde trends die hierboven worden genoemd, doorzetten. Toenemende automatisering (precisielandbouw met beslissingsondersteunende systemen, ICT, melkrobots) lijkt niet te stoppen. Daarnaast zal de aandacht voor duurzaamheid en de aandacht voor kostprijs maken dat voortdurend aandacht blijft voor besparingsopties. De verwachting is dat de energieprijs in de toekomst zal stijgen. Dit maakt besparingsopties eerder aantrekkelijk. Jan Willem Straatsma (FrieslandCampina): alleen tools op internet zetten (bijvoorbeeld een energiescan) is niet voldoende. Je moet echt met boeren aan de slag, hen in groepen bij elkaar zetten. Dan leren we van elkaar. 2.6 Benader het integraal Integrale ketenbenadering wordt steeds meer gezien als essentieel. Kijk niet alleen naar energiebesparing, maar ga uit van een totaalconcept; ook bijvoorbeeld dierenwelzijn en ammoniak moeten in orde zijn. Daarnaast betekent integraal dat de verschillende stappen in de keten aandacht krijgen; verduurzaming beperkt zich niet tot één schakel in de keten. Deels is deze integrale benadering in de stimuleringsmaatregelen ingebouwd. Zo richt de Maatlat Duurzame Veehouderij zich op verschillende aspecten van duurzaamheid. Daar staat echter een stimuleringsmaatregel als de SDE naast die zich richt op een bepaald aspect van duurzaamheid; duurzame energieproductie. Uit de interviews komt naar voren dat deze one-issue benadering er voor zorgt dat integrale duurzaamheidsstappen hier niet uit gefinancierd kunnen worden; met name zonne- en windprojecten profiteren van deze regeling. Dit komt door de gefaseerde openstelling, waarbij het basisbedrag per energie-eenheid in iedere volgende fase hoger wordt. De integrale systemen, waarbij energie-opwekking een onderdeel is (en dus niet het enige), zijn een duurdere vorm van energie-opwekking en dus pas realiseerbaar in de latere fasen. Het SDE-budget was echter al uitgeput in de eerste fasen. 12

Geert Bruns (Flynth): ik ben gecharmeerd van het principe van de Maatlat Duurzame Veehouderij (MDV) vanwege het integrale karakter. Belangrijk is dat er een totaalvisie onder het beleid ligt, waarin energie is ingebed. Motivatie De melkveehouderijsector ziet dat als ze wil groeien, dit niet mag betekenen dat bijvoorbeeld ook de broeikasgasemissies en de stikstof- en fosfaatexcretie evenredig stijgen. Aandacht voor allerlei aspecten van duurzaamheid wordt gezien als license to produce. Ontwikkeling naar de toekomst toe De verwachting is dat aandacht voor een integrale benadering, zowel in de keten als t.a.v. duurzaamheidsthema s, in de toekomst verder doorzet. De wetgeving en maatschappelijke ontwikkelingen vormen hiervoor een stimulans. Zo stelt toekomstige mestwetgeving eisen aan mestverwerking en daarnaast wordt de productie van groene energie gestimuleerd. Partijen zoeken naar integrale oplossingen om zo op beide vlakken te scoren. Daarnaast zien we een maatschappelijke trend dat er toenemende aandacht is voor duurzaamheid, ook bij consumenten. Ketenpartijen zoeken naar mogelijkheden om hun producten op het vlak van duurzaamheid meerwaarde te geven. Dit kan bijvoorbeeld met labelling van producten via een carbon footprint benadering. Dit vereist een integrale ketenbenadering. 13

14

3 Overzicht van initiatieven In dit hoofdstuk gaan we in op de initiatieven die liggen achter de trends zoals we deze in het voorgaande hoofdstuk hebben besproken. Hierbij maken we onderscheid tussen akkerbouw, intensieve veehouderij en melkveehouderij. Welke initiatieven zien we? Welke omvang hebben ze? Wat was de motivatie / de trigger om dit op te pakken? Etc. Daarnaast geven we per type initiatief in een kader weer wat het globale effect van deze initiatieven kan zijn op de C-vastlegging en/of reductie van CO 2 -emissies. Dit is slechts een indicatie en onvoldoende om maatregelen onderling te vergelijken op effectiviteit. 3.1 Initiatieven zonnepanelen 3.1.1 Vraagbundeling Zonnepanelen LTO Noord LTO Noord is in de herfst van 2011 gestart met het project "Vraagbundeling zonnepanelen": het grootschalig inkopen van zonnepanelen voor hun leden. Hiermee speelt LTO Noord in op initiatieven en interesse van hun leden om zonnepanelen op agrarische bedrijfsgebouwen te leggen. Grootschalige inkoop Doel van het project is het grootschalig inkopen van zonnepanelen door leden van LTO Noord, waarmee een investering in zonne-energie zonder subsidie rendabel gemaakt kan worden. Zo wordt de aanschafprijs naar beneden gebracht en wordt een acceptabele terugverdientijd nagestreefd. Het effect van grootschalige inkoop is dat de investering per zonnepaneel lager wordt. Hoe meer deelnemers, hoe goedkoper en waardevoller de vraagbundeling wordt. Dit vereist coördinatie en een collectieve aanpak. Energieverbruik melkveehouderij Melkveehouders gebruiken gemiddeld 48.000 kwh elektriciteit per jaar (bron: Wijsman). De grootste hoeveelheid elektriciteit wordt verbruikt bij het melken door middel van melkrobots, de koeling van de melk en het verlichten van de stallen. Breng elektriciteitskosten terug met zonnepanelen Door de grote dakoppervlakken van schuren en stallen kunnen veel melkveehouders gebruik maken van zonnepanelen. Het hoogste rendement is te bereiken met een dak richting het zuiden, zuidoosten of zuidwesten. Energieverbruik akkerbouw Akkerbouwers verbruiken gemiddeld zo n 7.000 kwh (<70 nge) tot 85.000 kwh (>150 nge) elektriciteit per jaar (bron: LEI BINternet). Vollegrondsgroentetelers verbruiken gemiddeld zo n 110.000 kwh elektriciteit per jaar (bron: BECO groep). De grootste hoeveelheid elektriciteit wordt verbruikt bij het drogen, inkoelen en bewaren van de oogst. Breng elektriciteitskosten terug met zonnepanelen Veel akkerbouwbedrijven hebben grote schuren met voldoende dakoppervlak om zonnepanelen te installeren. Het hoogste rendement is te bereiken met een dak richting het zuiden, zuidoosten of zuidwesten. 15