szw Aan de Voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid s-gravenhage, 26 september 2000 Algemeen

Vergelijkbare documenten
AV/IR/2005/936. Datum 29 april 2005

Flexibele contracten

Infokaart. Flexwet. voor en door professionals. Een product van De Unie

Wat betekent de AVV loze periode voor jou als uitzendkracht? Is jouw uitzendbureau lid van brancheorganisatie ABU of de NBBU?

Wat betekent de AVV loze periode voor het uitzendbureau?

ABU leden Een uitzendbureau dat lid is van de ABU ondervindt per 5 november 2017 geen veranderingen als

Arbeidsovereenkomst: informatie voor werkgevers

Wat betekent de AVV loze periode voor het uitzendbureau?

Aan decentrale cao-partijen. Geachte mevrouw, heer,

Welkom op de workshop

Whitepaper: wijzigingen rondom Wet werk en zekerheid

Fact sheet avv-loze periode ABU-cao

Wet werk en zekerheid een overzicht 1

Nieuwsbrief juli 2014 Wet Werk en Zekerheid

Wat betekent de AVV loze periode voor mij als uitzendkracht?

Wet werk en zekerheid een overzicht 1

Dossier Wet werk en zekerheid per

Werk en inkomen middelbaar beroepsonderwijs. Tijdelijk werk in het middelbaar beroepsonderwijs

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Het werken met arbeidsovereenkomsten. Arbeidsovereenkomsten informatie

Ervaringen met en effecten van de Wet flex b liteit en zekerheid

Pay for People Informatiebrochure WAB Mei Informatiebrochure. Wet Arbeidsmarkt in Balans

Nieuwsbrief, december 2014

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA s-gravenhage AV/IR/2006/19255

Memorandum flexibele arbeid en ontslag voor cliënten

Arbeidsrecht. wijziging ABU CAO. wijziging Wet Werk en Zekerheid Flexwet Ontslagrecht Werkloosheidswet DE BELANGRIJKSTE WIJZINGEN VOOR U OP EEN RIJ

Wet werk en zekerheid in het onderwijs

Eerste ervaringen met de Wet Flexibiliteit en Zekerheid

Uitwerkingen proeftijd en concurrentiebeding

Arbeidsrecht. wijziging ABU CAO. wijziging door Wet Werk en Zekerheid Flex Ontslagrecht Werkloosheidswet DE BELANGRIJKSTE WIJZINGEN VOOR U OP EEN RIJ

Please Payroll Postbus 11, 5700 AA Helmond T (gratis) T E info@please.nl

Wat betekent de AVV loze periode voor het uitzendbureau?

6.5. Boekverslag door T woorden 2 juni keer beoordeeld

WERK EN INKOMEN PRIMAIR ONDERWIJS. Tijdelijk werk in het primair onderwijs

WERK EN INKOMEN MIDDELBAAR BEROEPSONDERWIJS. Tijdelijk werk in het middelbaar beroepsonderwijs

RSW Special wet werk en zekerheid Special wet werk en zekerheid INFORMATIE VOOR WERKGEVERS

Wat betekent de AVV loze periode voor mij als uitzendkracht?

3 De Wet werk en zekerheid is een aanscherping van de oude Wet flexibiliteit en zekerheid (beter bekend als de Flexwet).

Wet arbeidsmarkt in balans

1 Arbeidsovereenkomst

Arbeidsrecht. wijziging Wet Werk en Zekerheid. Flexwet Ontslagrecht Werkloosheidswet DE BELANGRIJKSTE WIJZINGEN VOOR U OP EEN RIJ

Wet Werk en Zekerheid

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nieuwsbrief januari 2015

Brief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Kamervragen van de leden Van Gent en Leijten

Arbeid en Arbeidscontracten. Ken uw rechten en plichten! whitepaper

Bijlage(n): Notitie maximering ziekengeldlasten uitzendsector

6.7. Boekverslag door T woorden 9 april keer beoordeeld. Voorwoord

HEADLINE FEATURES: WET WERK EN ZEKERHEID

Toelichting op de wet Werk en Zekerheid

Ketenbepaling 4. Onderbrekingstermijnen 5. Aanzegtermijn 6. Proeftijd 6. Concurrentiebeding 7. Oproepcontracten 7. Regatlieregel 8.

Wetsvoorstel Wet werk en zekerheid aangenomen door Tweede Kamer

Nieuwsbrief Wet Werk en Zekerheid

Inleiding Wet Werk en Zekerheid. 8 mei 2015 mr. D. Hogenboom Taurus Advocaten

Informatie afkomstig van

Wet Werk en Zekerheid. wijzigingen voor eigen personeel en uitzendkrachten

VERANDERINGEN IN DE UITZEND CAO'S IN DE WET WERK EN ZEKERHEID IN 2015

Arbeidsrecht in 2015

Q&A Wet Arbeidsmarkt In Balans (WAB) 1 februari 2019

Arbeidsovereenkomst. informatie voor werknemers, oproepkrachten en uitzendkrachten

Arbeidsovereenkomst. naam:, gevestigd te. adres: , (werkgever); naam:, geboortedatum, (werknemer);

Advieswijzer arbeid en arbeidscontracten: ken uw rechten en verplichtingen

EXTRA NIEUWS: nieuwe wetten. Twee nieuwe wetten die belangrijk zijn voor u om te weten.

Werk en inkomen. Flexwerken in het middelbaar beroepsonderwijs. beroepsonderwijs. middelbaar. Bepaalde of onbepaalde tijd

WeteWerk en Zekerheid WWZ)

II Het dienstverband

Flexibele arbeidsrelaties

Wat betekent dat voor u?

WET ARBEIDSMARKT IN BALANS. Wake-Update Van Herwijnen Kreston 18 april 2019

Flexibele arbeid in september 2014

Werk en inkomen voortgezet onderwijs. Tijdelijk werk in het voortgezet onderwijs

3 WIJZIGINGEN PER 1 JULI

Werk en inkomen primair onderwijs. Tijdelijk werk in het primair onderwijs

Derek Sivers: How to start a movement

1. De arbeidsovereenkomst 1.1. Inleiding De arbeidsovereenkomst is de overeenkomst teneinde de positie van de werknemer te beschermen.

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Tweede evaluatie Wet flexibiliteit en zekerheid

[LOGO] Den Haag, 19 november Aan de leden en plv. leden van de Vaste Commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid

De positie van de tijdelijke krachten (flexwerkers):

ABU CAO en WWZ. wijziging ABU CAO. wijziging door Wet werk en zekerheid Flex Ontslagrecht Werkloosheidswet

Programma: uur Ontvangst

HR ontwikkelingen Veranderingen in beeld Bijgewerkt met informatie zoals bekend op 1 januari 2016

- Beide verenigingen zijn partij bij de collectieve arbeidsovereenkomst voor het horecabedrijf (NHG-CAO).

WET WERK EN ZEKERHEID WAT BETEKENT HET VOOR OR?

Veranderingen Arbeidsrecht 2015

Wijzigingen arbeidsrecht: de nieuwe Wet Werk & Zekerheid

Inlener aansprakelijk voor beloning uitzendkracht?

Tweede Kamer der Staten-Generaal

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Datum 10 december 2018 Betreft Kamervragen van de leden Van Weyenberg (D66) en Pieter Heerma (CDA)

Actualiteiten arbeidsrecht

Whitepaper. Wet Werk en Zekerheid

Voorlichting Wet Werk en Zekerheid

Ontbindingsprocedure geen invloed meer op fictieve opzegtermijn

Wet arbeidsmarkt in balans. Over de kleren van Keizer Koolmees. Ruben Houweling

UITZENDBEPALINGEN IN CAO S IN 2013

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Notitie. Adviesgroep. Aan DID en bestuurders. T (lokaal tarief) F

INHOUD WIJZIGINGEN. Proeftijd (1) WET WERK EN ZEKERHEID Overzicht van een aantal wijzigingen in het arbeidsrecht door de Wet werk en zekerheid

Transcriptie:

szw0000808 Aan de Voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid s-gravenhage, 26 september 2000 Algemeen Hierbij zend ik u ter kennisneming de resultaten van het vervolgonderzoek naar de ervaringen met de Wet flexibiliteit en zekerheid in de praktijk. Dit vervolgonderzoek werd aangekondigd in de brief van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 29 april 1999 en nader toegezegd in antwoord op desbetreffende vragen van de Vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid van de Tweede Kamer (kamerstukken II, 1998 1999, 26 257, nr. 14). Voorts treft u hierbij aan de resultaten van een door de Arbeidsinspectie gehouden onderzoek naar de neerslag van de nieuwe regels van de Wet flexibiliteit en zekerheid in CAO s. Vervolgonderzoek Het vervolgonderzoek is in de eerste helft van dit jaar uitgevoerd door dezelfde onderzoeksinstellingen die het onderzoek naar de eerste ervaringen met de wet in de praktijk hebben verricht t.w. Research voor Beleid en TNO Arbeid. Het onderzoek heeft zich gericht op de flexwerkers (w.o. ook uitzendkrachten), uitzendwerkgevers en «overige» werkgevers. In verband met het herhalingskarakter van het onderzoek, waarbij het onderzoek naar de eerste ervaringen in de praktijk (maart 1999) is te beschouwen als zgn. nulmeting, stond in het vervolgonderzoek dezelfde beperkte doel- en vraagstelling centraal als in het eerste onderzoek. Dit betekent onder meer, dat is nagegaan welke effecten de nieuwe regels in zowel positieve als negatieve zin hebben voor (uitzend)werkgevers en flexwerkers in de verschillende sectoren van het bedrijfsleven. De hierop gerichte onderzoeksvragen werden aangevuld met de vragen gesteld door de Vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid van de Tweede Kamer 1 over: «Bekendheid met de nieuwe regels»: voor zover mocht blijken, dat werkgevers en (flex-)werkers onbekend zijn met de wet zou nader moeten worden nagegaan wat de oorzaak hiervan is. «Wettelijke rechtsvermoedens»: hoeveel flexwerkers hebben op basis van de wettelijke rechtsvermoedens aanspraak gemaakt op een arbeidsovereenkomst dan wel op een arbeidscontract met meer uren dan aanvankelijk overeengekomen. Hoe heeft de rechtspraak met betrekking tot de wettelijke rechtsvermoedens zich ontwikkeld. En, hoe vaak en over wat voor juridische vragen met betrekking tot de nieuwe regels wordt er in de praktijk geprocedeerd. «Risicoselectie»: heeft de invoering van de nieuwe regels geleid tot toenemende risicoselectie door werkgevers bij het werven van nieuwe (flex-)werknemers, met name ten aanzien van moeilijk plaatsbare werklozen. «Uitzend-CAO»: komen de uitzendwerkgevers hun scholingsverplichtingen voortvloeiende uit de uitzend-cao s in voldoende mate na. «Knelpunten»: Hoe ervaren (flex-)werknemers (incl. uitzendkrachten) de nieuwe regels en welke mogelijke knelpunten hebben zij hierbij. Onderzoeksbevindingen 1 Zie de schriftelijke vragen van de Vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid van de Tweede Kamer (kamerstukken II, 1998 1999, 26 257, nr. 14, vragen nrs. 13, 23, 33, 46 en 48). In het algemeen kan worden geconstateerd, dat er verschuivingen zijn opgetreden van een (lossere) flex- naar een vaste(re) arbeidsrelatie tussen werkgever en flex-werknemer. De nieuwe regels hebben er weliswaar ook toe geleid, dat van ca. 25 000 1

oproepkrachten het oproepcontract werd beëindigd. Van 93 000 oproepkrachten daarentegen werd de arbeidsrelatie voortgezet via een uitzendbureau, of werd het oproepcontract omgezet in een contract voor een vast aantal uren per week of per jaar, of omgezet in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Daarnaast zijn veranderingen gemeten in de arbeidsrelatie tussen werkgever en tijdelijke werknemers, anders dan oproep- en uitzendkrachten. Uit die meting kwam naar voren dat voor in totaal 86 000 tijdelijke werknemers het tijdelijke dienstverband na afloop niet werd verlengd. Hiertegenover staat een totaal van 217 000 tijdelijke werknemers die een nieuw tijdelijk dienstverband zijn aangegaan of van wie het tijdelijke contract werd omgezet in een vast dienstverband. In algemene zin kan derhalve worden geconcludeerd, dat de positieve ontwikkelingen de negatieve in ruime mate overtreffen. Bevindingen onderzoeksvragen Vaste commissie SZW Bekendheid met de nieuwe regels Werkgevers en vooral uitzendwerkgevers zijn in het algemeen goed op de hoogte van het bestaan en de inhoud van de wet. Kleine werkgevers daarentegen zijn relatief vaak minder goed bekend met de wet. De flexwerkers krijgen in het algemeen hun informatie over de Flexwet via de dag- en weekbladen (36%), de radio en tv (23%) en het uitzendbureau (20%). Geconcludeerd kan worden dat de wet in het algemeen redelijk bekend is maar dat voorlichting over de nieuwe regels op cao-niveau en in de individuele arbeidsrelatie een punt van aanhoudende zorg dient te blijven voor de betrokken koepelorganisaties van werkgevers, werknemers en uitzendorganisaties. Het Ministerie van SZW zal desgewenst hierbij een ondersteunende rol blijven vervullen. Wettelijke rechtsvermoedens Een kwart van de werkgevers, dat gebruik maakt van oproepkrachten ten behoeve van seizoenwerk ziet de weerlegbare rechtsvermoedens als een belemmering voor het in dienst nemen van personeel. Voor het merendeel van de werkgevers vormen de rechtsvermoedens echter geen belemmering. Bijna de helft van de oproepkrachten en werknemers met een tijdelijk contract komt op grond van de rechtsvermoedens in aanmerking voor een arbeidsovereenkomst met structureel meer uren dan afgesproken. Voor zover kon worden nagegaan zijn er nog maar weinig rechtszaken geweest over de weerlegbare rechtsvermoedens. Waarschijnlijk heeft dit te maken met zowel onbekendheid van flexwerknemers met de wettelijke rechtsvermoedens, als met de krapte op de arbeidsmarkt. Hierdoor zullen eventuele geschillen over aard of omvang van de arbeidsrelatie in veel gevallen tussen partijen worden opgelost. In de rechtspraktijk bestaat bovendien de indruk dat er een preventieve werking uitgaat van de Flexwet die ertoe leidt dat men meer dan voorheen geneigd is om duidelijke afspraken te maken. Risicoselectie Over de vraag of de Flexwet de arbeidsmarktkansen van zwakke groepen werknemers positief of negatief beïnvloedt wordt verschillend gedacht. Met name uitzendwerkgevers en een grote minderheid van werkgevers in de sectoren horeca, dienstverlening, landbouw/visserij, zorg/welzijn en industrie menen, dat de Flexwet vanwege de verplichting om op termijn een vast dienstverband te moeten bieden, de kansen van zwakke groepen op de arbeidsmarkt negatief beïnvloedt. Ik merk hierbij op, dat deze reacties voorbijgaan aan de mogelijkheid van de Flexwet om werknemers, dus ook werknemers van zwakke 2

groepen, langer dan voorheen tijdelijk te werk te stellen. In principe biedt de wet werkgevers daarmee meer mogelijkheden om de betreffende werknemers te werk te stellen, ook als men met betrokkenen niet of niet onmiddellijk een vast dienstverband wenst aan te gaan. Uitzend-CAO s Ruim driekwart (78%) van de uitzendwerkgevers gaf aan scholingsbehoeftegesprekken te hebben gevoerd (in 1999 was dit nog slechts 44%). Gemiddeld hebben uitzendondernemingen die deze gesprekken hebben gevoerd dit met de helft van hun uitzendkrachten gedaan en gemiddeld een derde (34%) van de rechthebbende uitzendkrachten is of wordt daadwerkelijk geschoold. Het merendeel (85%) van de uitzendondernemingen heeft thans een pensioenregeling ingevoerd (in 1999 nog ruim de helft). Deze regeling geldt voor ruim driekwart (78%) van de uitzendkrachten van de betreffende uitzendondernemingen. Knelpunten Uit de onderzoeksbevindingen komt onder meer naar voren, dat flexwerkers nog onvoldoende bekend zijn met de toepassing van de rechtsvermoedens in hun eigen situatie. I.c. gaat het dan om de vraag of sprake is van een arbeidsovereenkomst dan wel verhoging van het aantal overeengekomen uren. Aan interviews met vertegenwoordigers van uitvoeringsinstellingen (uvi) ontlenen de onderzoekers de verwachting, dat de rechtsvermoedens bij een ruimere arbeidsmarkt in de praktijk naar verwachting voor problemen zullen gaan zorgen. Het gaat dan om de situatie, dat de uvi op grond van het rechtsvermoeden van oordeel is dat de werknemer aanspraak kan maken op doorbetaling van loon en in verband daarmede een WW-uitkering weigert. De werknemer dient in zo n geval zijn vroegere werkgever alsnog te verzoeken om loondoorbetaling. Binnenkort zal door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een informatiebrochure worden uitgebracht over de Flexwet en de sociale zekerheid. Deze brochure is specifiek erop gericht de bekendheid bij oproepkrachten over hun sociale verzekeringsrechten te bevorderen. CAO-onderzoek Door de Arbeidsinspectie is door middel van een steekproef in de per 1 oktober 1999 beschikbare CAO s onderzocht in welke mate CAO s als gevolg van de Wet flexibiliteit en zekerheid zijn aangepast. Onder deze steekproef valt ongeveer 87% van de werknemers van ondernemingen waarvoor een CAO van kracht is. Voorts is nagegaan wat de neerslag is geweest in CAO s van de invoering van de Wet allocatie arbeidskrachten en intermediairs (WAADI) en wat de ontwikkelingen in CAO s zijn geweest van het inzetten van flexwerkers in ondernemingen. De twee uitzend- CAO s zijn afzonderlijk onderzocht. In totaal 43 van de 121 onderzochte CAO s bleken specifiek in verband met de invoering van de nieuwe wetgeving flex-bepalingen te bevatten. Deze groep CAO s omvatte 2,5 mln. werknemers. De overige nog lopende meerjarige CAO s waren (nog) niet gewijzigd. De belangrijkste bevindingen zijn: in een aantal (40%) van de vernieuwde CAO s is van de gedifferentieerde wettelijke proeftijd afgeweken, door de oude proeftijdbepaling (2 maanden) te handhaven; 3

van de verkorte en vereenvoudigde opzegtermijnen wordt slechts in een beperkt aantal CAO s (20%) afgeweken, waarbij veelal de oude opzegbepaling gehandhaafd is; de nieuwe wettelijke opzegbepalingen inzake de minimum resterende opzegtermijn van 1 maand (vgl. art. 7:672 lid 4 BW) en het gewijzigde tijdstip inzake einde van de ontslagbescherming bij ziekte (vgl. art. 7:670 lid 1, onder b BW) worden in de praktijk in het algemeen gevolgd; in een grote minderheid van de onderzochte CAO s (15%) wordt afgeweken van de wettelijke ketenbepaling (art. 7:668a BW), veelal ten gunste van de werknemer (kortere periode, minder tijdelijke overeenkomsten, langere tussenperioden); slechts in een enkel geval wordt de wettelijke loondoorbetalingsverplichting van de werkgever na zes maanden, bij CAO onbeperkt opgeheven (vgl. art. 7:628 BW); in de uitzend-cao s wordt de 26-weken-termijn verlengd tot één jaar en wordt in afwijking van de ketenbepaling een uitzendfasensysteem ingevoerd (vgl. artt. 7:668a, 7:690 en 7:691 BW). (Opm. Aan de wettelijke doelstelling van de nieuwe regelgeving, dat met het voortduren van een tijdelijk dienstverband rechten worden opgebouwd naar een vast dienstverband (met het uitzendbureau), wordt niet afgedaan.) Met betrekking tot de WAADI is geconstateerd, dat op een enkele uitzondering na de wettelijke loonverhoudingsnorm, waarbij de maatstaf voor de beloning van de uitzendkracht de CAO van de inlener is, ongewijzigd wordt gevolgd. Ten aanzien van de inzet van flexwerkers werden in het huidige CAO-onderzoek meer beperkende bepalingen aangetroffen dan in een vergelijkbare eerdere meting in 1996. Tot slot Beide onderzoeken tezamen geven een geactualiseerd beeld van de implementatie van de nieuwe regels in de praktijk van de arbeidsverhouding. Voor beide onderzoeken geldt echter, dat de invoering en toepassing van de nieuwe regels nog volop gaande zijn en dat er in die zin nog slechts sprake is van een voorlopig beeld. In de loop van 2001 zal het wettelijke evaluatieonderzoek worden verricht. Dit onderzoek zal breder van opzet zijn. Met name zal aandacht worden geschonken aan de sociale zekerheidspositie van flexwerkers en aan de effecten van de wet voor de kansen van zwakke groepen op de arbeidsmarkt (risicoselectie). Uit de bevindingen van dat onderzoek zal naar verwachting een meer uitgekristalliseerd beeld van de nieuwe regels van de Wet flexibiliteit en zekerheid in de praktijk naar voren komen. Ook de neerslag van de nieuwe wetgeving in CAO s blijkt nog beperkt, mede omdat een groot aantal CAO s sinds de invoering van de nieuwe regels nog niet was herzien op de peildatum van het onderzoek (oktober 1999). In het volgende CAO-onderzoek met eind 2000 als peilmoment, kan naar verwachting een wat verder ontwikkeld beeld worden verkregen van de mate waarin sociale partners op CAO-niveau de mogelijkheden van de wet benutten om meer zgn. maatwerkafspraken, te maken. Vergeleken met het eerste onderzoek blijkt thans bijna de helft (tegenover eenderde in 1999) van de werkgevers aanmerkelijk gunstiger over de Flexwet te oordelen. Ook flexwerkers schrijven nadelige ontwikkelingen in hun arbeidsverhouding veel minder vaak toe aan de Flexwet. De resultaten van het vervolgonderzoek kunnen worden samengevat als een verder wennen aan en inburgeren van de nieuwe regels. Hierbij kan worden geconstateerd, dat de positieve effecten van de wet in de praktijk 4

de negatieve effecten in ruime mate blijven overtreffen. Ik deel hierbij de opvatting van de onderzoekers dat de onderzoeksresultaten worden beïnvloed door de gunstige economische situatie van het moment. Ik ben echter ook van mening dat in ieder geval kan worden geconcludeerd, dat de nieuwe wetgeving inzake flexibiliteit en zekerheid geen belemmering voor de gunstige ontwikkeling op de arbeidsmarkt vormt. Vanzelfsprekend zullen overheid en sociale partners alert moeten blijven op de ontwikkelingen. Ik heb partijen in de Stichting van de Arbeid dan ook door toezending van een afschrift van deze brief en de betreffende onderzoeksrapporten van de voorliggende onderzoeksbevindingen op de hoogte gesteld. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. A. F. G. Vermeend 5