Combinatiefuncties in Overijssel

Vergelijkbare documenten
Provinciaal onderzoek naar de effecten van de inzet van combinatiefunctionarissen en buurtsportcoaches

TABELLENBOEK JEUGDSPORTMONITOR 2016

Samenvatting monitor Impuls brede scholen, sport en cultuur 2013 (over 2012)

Samenvatting Monitor Brede Impuls Combinatiefuncties 2015 (over 2014)

De Impuls van een combinatiefunctionaris, 2-meting. Anneke von Heijden Janine van Kalmthout

Impuls lokaal bekeken: verbinders in de tweede tranche. Verdiepingsonderzoek naar effecten én processen van de inzet van combinatiefunctionarissen

Samenvatting monitor Impuls brede scholen, sport en cultuur 2014 (over 2013)

Aanvraagformulier combinatiefunctie (2009) gemeente Nieuwegein

Resultaten Monitor Combifuncties Onderwijs Projectgroep Combifuncties Onderwijs

Combinatiefuncties voorzien in een behoefte

Samenvatting monitor Impuls brede scholen, sport en cultuur over 2011

Samenvatting monitor Impuls brede school, sport en cultuur Rapportage 2-meting 1 e tranchegemeenten en 1-meting 2 e tranchegemeenten

Resultaten Monitor Combifuncties Onderwijs 2010

Zicht krijgen op resultaten en effecten van de inzet van buurtsportcoaches

Verdiepingsonderzoek buurtsportcoaches 2014: Verbreding en structurele samenwerking

Impuls brede scholen, sport en cultuur

Klanttevredenheidsonderzoek 2015 Sportservice Overijssel. Rapportage: 15 december 2015

Zet u straks ook een combinaris in?

Subsidieaanvraag Combinatiefuncties Gemeente Almere

De combinatiefunctionaris in Zwartewaterland: niet alleen de verbindende factor, vooral ook een verbindende actor!

De combinatiefunctionaris bij een vereniging

Samenvatting Monitor Brede Impuls Combinatiefuncties 2016 (over 2015)

Regeling Combinatiefunctie

Impuls Brede scholen, sport en cultuur (24 september 2009)

Combinatiefuncties. Impuls brede scholen, sport en cultuur. 12 december 2008

Klanttevredenheidsonderzoek 2015

A1j. / ja nee NOORDENVELD. Paraaf secretaris. Paraaf direct leidinggevende. Datum. 6 juni Afdeling R&S. Noël Weisenbach. Opsteller.

Monitor Impuls brede school, sport en cultuur, rapportage 1-meting. Stand per en verwachting per Samenvatting

Sportparticipatie Volwassenen

Fit en Gezond in Overijssel 2016

Verdiepingsonderzoek buurtsportcoaches 2014: Verbreding en structurele samenwerking

logoocw Geadresseerde PO/ZO/2007/30206 koersbrief

Samenvatting Monitor Brede Impuls Combinatiefuncties 2017 (over 2017)

Toestel. Impuls Brede Scholen, Sport en Cultuur - "tussenstand" 5 februari 2009

NOC*NSF Sportdeelname index Sport index t/m 18 jaar

Convenant Impuls brede scholen, sport en cultuur Nijmegen

Overname van dit rapport of gedeelten daaruit is toegestaan, mits de bron wordt vermeld.

Gemeente Den Haag Kinderen doen mee!

gemeente Tilburg BO bwbinternet Impuls Brede school, Sport en Cultuur 1. Inleiding

Maandelijkse arbeidsmarktmonitor Overijssel

Rapportage Ben Bizzie Monitor Basisschool Den Doelhof Meijel. augustus 2018

Mobiliteit van leraren tussen onderwijssectoren

ERVARINGEN VAN INSTELLINGEN NA EEN JAAR DECENTRALISATIE

NOC*NSF Sportdeelname Index

Gemeente Roosendaal. Cliëntervaringsonderzoek Wmo over Onderzoeksrapportage. 26 juni 2017

Excerpt Gemeenteraad Rotterdam VITALE VERENIGINGEN 2017

NOC*NSF Sportdeelname Index

NOC*NSF Sportdeelname index Zilveren Kruis Sport index t/m 18 jaar

Rapportage Kindertevredenheidsonderzoek BSO. Datum: mei 2018

Vragenlijst voor (gemeentelijke) ambtenaren sportbeleid

Sportparticipatie Kinderen en jongeren

NOC*NSF Sportdeelname Index

Meting tevredenheid werkgevers AANSLUITING MBO-ARBEIDSMARKT [ ]

Rapportage BMKO Panelonderzoek Internetgebruik op de BSO. april Drs. M. Jongsma R. H. Rijnks BSc. Paterswolde, april 2009

Belastinguitgave 2012

Maandelijkse arbeidsmarktmonitor Overijssel

Sportparticipatie 2016 Volwassenen

LERENDE NETWERKEN. Hoe werkt de cultuurcoach?

Samenwerkingsovereenkomst per wijk Impuls brede scholen, sport en cultuur

Impuls brede scholen, sport en cultuur Gemeente Hilvarenbeek

Cliëntervaringen Wmo s-hertogengbosch. Nulmeting 2016

KLANTTEVREDENHEIDSONDERZOEK SCHOONMAAKDIENST GEMEENTE HAREN

TEVREDENHEIDSONDERZOEK KETENPARTNERS SUN GRONINGEN

Leerlingtevredenheid Het Ruimteschip. Cedin. Lianne Bleker

Waardering dienstverlening Sportservice Overijssel 2010

Cultuureducatie in het basisonderwijs

Juridische omschrijving 1.

NOC*NSF Sportdeelname index Zilveren Kruis Sport index t/m 18 jaar

Clientervaringsonderzoek Wmo & Jeugd

Samenvatting Monitor Brede Impuls Combinatiefuncties 2018 (over 2018)

Maandelijkse arbeidsmarktmonitor Overijssel

Maandelijkse arbeidsmarktmonitor Overijssel

NOC*NSF Sportdeelname Index

Voorzieningen Bewonerspanel Roerdalen

Impuls brede scholen, sport en cultuur combinatiefuncties v.a. 2012

Werkprogramma Samenvatting-

Voorgesteld wordt om met voorliggende overeenkomst in te stemmen en deze door de gemeente en de Stichting Combibrug te laten ondertekenen.

Vrijwilligerswerk, mantelzorg en sociale contacten

Invoeringsregeling combinatiefuncties

Belastinguitgave 2006

Van alle gezinnen geeft 92% aan dat minimaal één van de kinderen deelneemt aan sport- en/of culturele activiteiten.

MBO-instellingen en gemeenten

CLIËNTERVARINGEN WMO OVER 2017

Onderzoek Passend Onderwijs

OOG TV en Radio. Marjolein Kolstein. Mei Laura de Jong. Kübra Ozisik.

Gemeente Moerdijk. Cliëntervaringsonderzoek Wmo over Onderzoeksrapportage. 20 juni 2017

Veel gestelde vragen! 1

Van Impuls naar inbedding. Evaluatie van de inzet van combinatiefunctionarissen in Venray vanuit de Impuls Brede scholen, sport en cultuur.

Monitor HH(T) 4 e kwartaalmeting

Klanttevredenheidsonderzoek dienstverlening gemeente Groningen op het gebied van sport

3.5 Voorzieningen in de buurt

EFFECTEN VAN DE WEEKEND- SCHOOL VAN STICHTING WITTE TULP. - eindrapport - dr. Marga de Weerd. Amsterdam, november 2009

Nieuwe schooltijden in het basisonderwijs

Inventarisatie van het werkveld van de cultuurcoach

O.G. Heldringschool Den Haag. Leerlingtevredenheidspeiling Basisonderwijs Haarlem, november 2018

Kansen voor sport en cultuur Kader werkgeverschap combinatiefuncties 2016

Evaluatie Zesdaagse Amsterdam 2012

NOC*NSF Sportdeelname Index

Uitbreiding deelname Programma Sport en Bewegen in de Buurt

Combinatiefuncties in de sport fte actief in en voor de sportvereniging!

Transcriptie:

Combinatiefuncties in Overijssel Onderzoek naar de effecten van de inzet van combinatiefuncties

2 Colofon Combinatiefuncties in Overijssel Onderzoek naar de effecten van de inzet van combinatiefuncties November 2012 Arnold Bronkhorst en Liselot ter Harmsel Sportservice Overijssel Jacob Catsstraat 25 8023 AE Zwolle www.sportserviceoverijssel.nl Overname van dit rapport of gedeelten is toegestaan, mits de bron wordt vermeld.

3 Inhoudsopgave Voorwoord pagina 4 Samenvatting pagina 5 1. Inleiding pagina 7 1.1 Achtergrond 1.2 Doel- en vraagstelling 1.3 Indeling rapport 2. Onderzoeksopzet pagina 9 2.1 Onderzoeksgroep 2.2 Procedure 2.3 Vragenlijst 2.4 Analyse 2.5 Vergelijking landelijk onderzoek 2.6 Kanttekening 3. Respons & achtergrondkenmerken pagina 11 3.1 Respons 3.2 Achtergrondkenmerken 3.3 Werkomstandigheden 4. Onderwijs pagina 15 4.1 Samenwerking 5. Sport pagina 17 5.1 Sportverenigingen 5.2 Betrokkenheid bij activiteiten 5.3 Samenwerking 5.4 Effecten 6. Kunst & Cultuur pagina 24 6.1 Sectoren 6.2 Betrokkenheid bij activiteiten 6.3 Effecten 7. Beleid & organisatie pagina 30 7.1 Doelstellingen 7.2 Besluitvorming 7.3 Tevredenheid 7.4 Samenwerking sport en cultuur 7.5 Successen 7.6 Knelpunten 8. Conclusies pagina 35 9. Aanbevelingen pagina 38 Bijlagen pagina 40

4 Voorwoord Geachte lezer, In 2011 hebben Mulier Instituut en Kennispraktijk een landelijk verdiepingsonderzoek uitgevoerd naar de effecten en processen van de inzet van combinatiefunctionarissen onder zes eerste tranche gemeenten. Om ook in de provincie Overijssel een beeld te krijgen van de effecten van de inzet van combinatiefunctionarissen, heeft Sportservice Overijssel in samenwerking met Kunst & Cultuur Overijssel (KCO) het onderzoek Combinatiefuncties in Overijssel uitgevoerd. In dit onderzoek is gebruik gemaakt van de vragenlijst van het landelijk verdiepingsonderzoek Dankzij de medewerking van de Overijsselse gemeenten zijn in totaal 93 combinatiefunctionarissen benaderd voor deelname aan het onderzoek. Met een uiteindelijke respons van 75.3% kon een betrouwbaar beeld worden verkregen van de context waarin de combinatiefunctionarissen werken, de taken en werkzaamheden waarvoor ze worden ingezet en van de door de combinatiefunctionarissen geconstateerde resultaten en knelpunten. Met name door de positieve geluiden over de behaalde resultaten van de eerste generatie combinatiefunctionarissen heeft het Rijk besloten om de combinatiefuncties in de gemeenten uit te breiden met een aantal buurtsportcoaches. Hiervan heeft het merendeel van de Overijsselse gemeenten gebruik gemaakt. Mogelijk kunnen de aanbevelingen van dit onderzoek bij de verschillende lokale uitbreidingstrajecten worden meegenomen. Daarbij zou het voor het toetsen van het beleid zinvol zijn om ook in de toekomst de inzet en effecten van de combinatiefunctionarissen en buurtsportcoaches te blijven monitoren. Wij bedanken KCO voor de prettige samenwerking en de gemeenten en alle combinatiefunctionarissen voor hun medewerking aan dit onderzoek.

5 Samenvatting Eind 2007 hebben het ministerie van VWS OCW, VNG, NOC*NSF, VBS en de Cultuurformatie de bestuurlijke afspraak Impuls brede scholen, sport en cultuur (Impuls) ondertekend. Met de Impuls werd er een structurele aanzet gegeven voor de realisatie van combinatiefuncties om zo de samenwerking tussen sport, onderwijs en cultuur vorm en inhoud te geven. De implementatie van de combinatiefuncties loopt gefaseerd, waarbij gemeenten over vier tranches zijn verdeeld. Dit onderzoek heeft als doel om inzicht te krijgen in hoeverre en onder welke omstandigheden de inzet van combinatiefunctionarissen sport en cultuur in Overijssel tot effecten heeft geleid. Onderzoeksopzet Van de 20 Overijsselse gemeenten die deelnemen aan de Impuls, hebben er uiteindelijk achttien kunnen deelnemen aan dit onderzoek. De bij Sportservice Overijssel en KCO bekende combinatiefunctionarissen zijn digitaal benaderd om de online vragenlijst in te vullen. De vragenlijst bestond uit 5 delen: algemene informatie, onderwijs, sport, kunst & cultuur en beleid & organisatie. Er is zoveel mogelijk gebruik gemaakt van de vragen die zijn gebruikt in het landelijke verdiepingsonderzoek 1. In totaal hebben 70 combinatiefunctionarissen deelgenomen aan het onderzoek (respons is 75.3%). De combinatiefunctionarissen zijn verdeeld in 3 subgroepen, de eerste- (n = 22), de tweede- (n = 22) en de derde tranche groep (n = 26). Resultaten Context waarin de combinatiefunctionaris werkt Onderwijs en sport is de meest voorkomende combinatie van sectoren waarin de combinatiefunctionarissen werkzaam zijn (45.7%). Ruim driekwart van de combinatiefunctionarissen is (zeer) tevreden over de algehele werkomstandigheden (80.0%), samenwerking met andere combinatiefunctionarissen (76.1%) en instellingen (75.8%). Van de combinatiefunctionarissen werkt 49.1% samen met zijn collega van sport of cultuur (indien aanwezig binnen gemeente), 62.9% is hier tevreden over. Rol van de combinatiefunctionaris binnen onderwijs, sport en cultuur Naast school gerelateerde activiteiten zijn de combinatiefunctionarissen het meest betrokken bij activiteiten aangeboden aan kinderen van een naschoolse en/of buitenschoolse opvang (NSO/BSO) en kinderen uit een bepaalde wijk of buurt. Binnen de sectoren onderwijs en kunst & cultuur is organiseren en plannen van het activiteitenaanbod (respectievelijk 88.5% en 86.7%) de meest voorkomende taak, binnen een sportverenging is dit het leggen of verbeteren van samenwerkingsverbanden (84.9%). Effecten Nagenoeg alle combinatiefunctionarissen die op de hoogte zijn van de gemeentelijke doelstellingen, zien al een beetje (42.9%) of een duidelijk resultaat (53.6%) met betrekking tot deze doelstellingen. Combinatiefunctionarissen zijn over het algemeen (zeer) tevreden over het bereik van de doelgroep (87.0%) en de uitvoering van de activiteiten (92.9%). Voornamelijk combinatiefunctionarissen sport vinden het moeilijk om in te schatten of hun komst tot effecten heeft geleid. Een toename van het aantal leden bij een sportvereniging wordt het meest waargenomen voor de doelgroepen jongeren (51.2%) en inactieven (39.1 %). De meerderheid van de combinatiefunctionarissen kunst & cultuur (60.0%) ziet dat hun komst tot effecten heeft geleid. Een toename van het aantal leden bij de sportvereniging en het aantal actieve kunstbeoefenaars wordt door relatief een groter aantal combinatiefunctionarissen uit de eerste tranche waargenomen in vergelijking met de tweede- en derde tranche. 1 Impuls lokaal bekeken: Meer en beter. Verdiepingsonderzoek naar effecten én processen van de inzet van combinatiefunctionarissen binnen zes eerste tranche gemeenten. Mulier Instituut / Kennispraktijk. 2011

6 Conclusie Door de inzet van combinatiefunctionarissen in Overijssel zijn meer jongeren lid geworden van een sportvereniging en nemen meer kinderen deel aan actieve kunstbeoefening. Echter, deze effecten worden duidelijker waargenomen door combinatiefunctionarissen uit de eerste tranche dan uit de tweede- en derde tranche. Om resultaten te bereiken is het daarom belangrijk dat combinatiefuncties gecontinueerd worden, zodat combinatiefunctionarissen de tijd krijgen om hun netwerk te ontwikkelen en doelen te realiseren. Aanbevelingen De resultaten van deze rapportage resulteren in de volgende aanbevelingen: 1. Onderzoek de kansen en voordelen van samenwerking m.b.t. werkgeverschap; 2. Besteed aandacht aan bijscholingen en coaching; 3. Creëer tijd door het bevorderen van een optimale samenwerking; 4. Continueer en verbreed de inzet van combinatiefuncties; 5. Monitor je beleid; 6. Geef duidelijkheid over het gemeentelijke beleid en de wederzijdse verwachtingen.

7 1. Inleiding 1.1 Achtergrond Eind 2007 hebben het ministerie van VWS OCW, VNG, NOS*NSF, VBS en de Cultuurformatie de bestuurlijke afspraak Impuls brede scholen, sport en cultuur (Impuls) ondertekend. Met de Impuls werd er een structurele aanzet gegeven voor de realisatie van combinatiefuncties om zo de samenwerking tussen sport, onderwijs en cultuur vorm en inhoud te geven. De Impuls loopt van 2008 t/m 2012, met als doel om in deze periode 2500 fte aan combinatiefuncties te realiseren (de output) 2. Wegens verhoging van het normbedrag per functionaris 3 en het wegvallen van enveloppemiddelen van het ministerie van OCW is dit aantal bijgesteld naar 1900 fte 4. De implementatie van de impuls verloopt gefaseerd waarbij gemeenten, op basis van het aantal inwoners onder de achttien jaar, verdeeld zijn over vier tranches. Op 1 januari 2012 waren reeds 1364 formatieplaatsen gerealiseerd binnen 308 gemeenten. Verwacht wordt dat er eind 2012 in totaal 1800 formatieplaatsen zijn gerealiseerd 4. Met de impuls worden vier belangrijke doelstellingen nagestreefd (de outcome): Het uitbreiden van het aantal brede scholen met sport- en cultuuraanbod in zowel het primair als het voortgezet onderwijs, om te beginnen in de 40 krachtwijken. Het versterken van ca. 10% van de sportverenigingen met oog op hun maatschappelijke functie en de inzet van sportverenigingen voor het onderwijs, de naschoolse opvang en de wijk. Het stimuleren van een dagelijks sport- en beweegaanbod op en rond scholen voor alle leerlingen. Het bevorderen dat de jeugd tot achttien jaar vertrouwd raakt met één of meer kunst- en cultuurvormen en het onder jongeren stimuleren van actieve kunstbeoefening. Onderzoek en monitoring In de bestuurlijke afspraken is vastgelegd dat VNG verantwoordelijk is voor het monitoren van de hoeveelheid gerealiseerde combinatiefuncties (de output). In opdracht van het VNG wordt door BMC Onderzoek jaarlijks een landelijk beeld opgesteld, waarbij de ontwikkeling van combinatiefuncties wordt gemonitord. Met reeds bestaande monitors, aangevuld met monitoring in de sport- en cultuursector, wordt de outcome gemeten. Deze onderzoeken zijn echter landelijke onderzoeken en richten zich niet op de effecten van de impuls op lokaal niveau. Daarom hebben Mulier Instituut en Kennispraktijk een verdiepingsonderzoek uitgevoerd naar de effecten en processen van de inzet van combinatiefunctionarissen 5. Dit onderzoek, onder zes eerste tranche gemeenten, bestond uit een kwantitatief- (effectonderzoek) en een kwalitatief deel (procesonderzoek). Om ook in de provincie Overijssel een beeld te krijgen van de effecten van de inzet van combinatiefunctionarissen, is in dit onderzoek het effectonderzoek uit het landelijke verdiepingsonderzoek gebruikt om de effecten in de provincie Overijssel te onderzoeken. 1.2 Doelstelling Het onderzoek Combinatiefuncties in Overijssel heeft als doel om inzicht te krijgen in hoeverre en onder welke omstandigheden de inzet van combinatiefunctionarissen sport en cultuur in Overijssel tot effecten heeft geleid. In het onderzoek stonden drie subvragen centraal: 1. In welke context werken de combinatiefunctionarissen? 2. Welke rol vervullen de combinatiefunctionarissen binnen de sectoren onderwijs, sport en cultuur? 3. Wat zijn de effecten van de inzet van combinatiefunctionarissen? 2 Bestuurlijke afspraken Impuls brede scholen, sport en cultuur. Den Haag, december 2007 3 Voortgangsbrief Impuls brede scholen, sport en cultuur. Oktober 2009 4 Monitor Impuls brede scholen, sport en cultuur. BMC Onderzoek. Juni 2012 5 Impuls lokaal bekeken: Meer en beter. Verdiepingsonderzoek naar effecten én processen van de inzet van combinatiefunctionarissen binnen zes eerste tranche gemeenten. Mulier Instituut / Kennispraktijk. 2011

8 1.3 Indeling rapport In het begin van het rapport staat de samenvatting beschreven. Hoofdstuk 2 beschrijft de onderzoeksopzet en hoofdstuk 3 de respons en achtergrondkenmerken van de onderzoeksgroep. Vervolgens worden de resultaten voor onderwijs (hoofdstuk 4), sport (hoofdstuk 5), kunst & cultuur (hoofdstuk 6) en beleid & organisatie (hoofdstuk 7) beschreven. Het rapport eindigt met de conclusies (hoofdstuk 8) en aanbevelingen (hoofdstuk 9). In de bijlagen staan gedetailleerde tabellen, waar naar wordt verwezen in de desbetreffende hoofdstukken. In deze tabellen staan ook alle resultaten voor de eerste-, tweede- en derde tranche groep apart vermeld.

9 2. Onderzoeksopzet 2.1 Onderzoeksgroep Van de 25 Overijsselse gemeenten nemen 20 gemeenten deel aan de Impuls brede scholen, sport en cultuur. De vijf grote steden hebben deelgenomen aan de eerste tranche, zeven gemeenten zijn ingestroomd in de tweede tranche en er zijn acht gemeenten ingestroomd in de derde tranche (zie tabel 1). In de vierde tranche zijn geen Overijsselse gemeenten ingestroomd. Uit de huidige stand van zaken blijkt dat er op 1 januari 2012 in totaal 93,9 fte aan combinatiefunctionarissen in de Overijsselse gemeenten is gerealiseerd 6. Tabel 1 Verdeling van de Overijsselse gemeenten over de drie tranches Almelo Hardenberg Borne Deventer Hellendoorn Dalfsen Enschede Losser Kampen Hengelo Rijssen-Holten Olst-Wijhe Zwolle Steenwijkerland Raalte Tubbergen Twenterand Staphorst Wierden Zwartewaterland Aangezien er in de gemeente Staphorst ten tijde van het onderzoek geen combinatiefunctionaris actief was, kon zij niet deelnemen. De gemeente Zwolle heeft besloten niet in dit onderzoek te participeren, omdat zij aan het landelijke verdiepingsonderzoek heeft deelgenomen. Hierdoor hebben uiteindelijk combinatiefunctionarissen uit achttien Overijsselse gemeenten geparticipeerd in het onderzoek. Verdeling subgroepen In het onderzoek zijn de combinatiefunctionarissen in drie subgroepen verdeeld. Afhankelijk van de tranche waarin de gemeente participeert, werd de combinatiefunctionaris ingedeeld in de eerste-, tweede- of derde tranche groep. 2.2 Procedure Alle (bij KCO en Sportservice Overijssel bekende) combinatiefunctionarissen uit de achttien participerende gemeenten zijn via een persoonlijke e-mail uitgenodigd tot deelname. In de digitale uitnodiging stond een persoonlijke inlogcode en een link naar de online vragenlijst. De combinatiefunctionarissen hadden vier weken de gelegenheid om de vragenlijst in te vullen. De eerste herinnering is na twee weken per e-mail naar de combinatiefunctionarissen verstuurd. Na drie weken hebben de coördinatoren een herinnering ontvangen, met de vraag of zij hun combinatiefunctionarissen nogmaals wilden attenderen op het onderzoek. In totaal zijn 93 Overijsselse combinatiefunctionarissen uitgenodigd om deel te nemen aan het onderzoek. Alleen combinatiefunctionarissen die de vragenlijst volledig hebben ingevuld zijn meegenomen in de analyse. 2.3 Vragenlijst In dit onderzoek is gebruik gemaakt van de vragenlijst van het landelijke verdiepingsonderzoek 7 binnen zes eerste tranche gemeenten. Om de vragenlijst geschikt te maken voor het onderzoek Combinatiefuncties in Overijssel, is er een aantal kleine aanpassingen doorgevoerd en is een aantal specifieke vragen toegevoegd. Voor het grootste deel is de vragenlijst echter goed vergelijkbaar met de vragenlijst van het landelijke verdiepingsonderzoek. 6 Monitor Impuls brede scholen, sport en cultuur. BMC Onderzoek. Juni 2012 7 Impuls lokaal bekeken: Meer en beter. Verdiepingsonderzoek naar effecten én processen van de inzet van combinatiefunctionarissen binnen zes eerste tranche gemeenten. Mulier Instituut / Kennispraktijk. 2011

10 De vragenlijst was verdeeld in vijf hoofdstukken: 1. Algemene informatie: o Achtergrondkenmerken van de combinatiefunctionarissen met betrekking tot hun werk. 2. Onderwijs: o Samenwerking met het onderwijs; o Taken van de combinatiefunctionaris binnen de sector onderwijs. 3. Sport: o Taken en werkzaamheden van de combinatiefunctionaris binnen de sector sport; o Effecten en resultaten van de combinatiefunctionaris binnen de sector sport. 4. Kunst & cultuur: o Taken en werkzaamheden van de combinatiefunctionaris binnen de sector kunst & cultuur; o Effecten en resultaten van de combinatiefunctionaris binnen de sector kunst & cultuur. 5. Beleid & organisatie: o Doelstellingen van de gemeente; o Tevredenheid van de combinatiefunctionaris over zijn werkzaamheden en de organisatie waarin hij werkzaam is. De vragen behorend tot algemene informatie en beleid & organisatie zijn door alle combinatiefunctionarissen ingevuld. De vragen met betrekking tot onderwijs, sport en kunst & cultuur zijn alleen door de combinatiefunctionarissen ingevuld die werkzaam zijn in de desbetreffende sector. 2.4 Analyse De ingevulde online vragenlijsten zijn opgeslagen in een database van het software programma Survey Monkey. De gegevens zijn door Sportservice Overijssel geanalyseerd met behulp van het statistische programma SPSS. In dit onderzoek is alleen gebruik gemaakt van beschrijvende statistiek, uitgedrukt in gemiddelde, mediaan (centrummaat die het midden van een verdeling weergeeft) en percentages. Er zijn geen statistische toetsen gebruikt om de drie subgroepen met elkaar te toetsen. 2.5 Vergelijking landelijk onderzoek De resultaten uit dit onderzoek zijn vergeleken met de resultaten van het landelijke verdiepingsonderzoek binnen zes eerste tranche gemeenten 8. De vergelijking staat onder elk hoofdstuk, schuingedrukt in een apart kader, weergegeven. In het landelijk onderzoek participeerden 175 combinatiefunctionarissen. De vragen voor onderwijs zijn door 144 combinatiefunctionarissen ingevuld, de vragen voor sport door 131 combinatiefunctionarissen en de vragen voor kunst & cultuur door 15 combinatiefunctionarissen. In de vergelijking worden de termen landelijk onderzoek en Overijssels onderzoek gebruikt om de onderzoeken met elkaar te vergelijken. 2.6 Kanttekening In dit onderzoek zijn alleen de combinatiefunctionarissen benaderd. Om de effecten van de inzet van combinatiefuncties in Overijssel nog beter en betrouwbaarder in kaart te krijgen, moeten ook betrokken organisaties als onderwijsinstellingen, sportverenigingen en culturele instellingen worden geïncludeerd. 8 Impuls lokaal bekeken: Meer en beter. Verdiepingsonderzoek naar effecten én processen van de inzet van combinatiefunctionarissen binnen zes eerste tranche gemeenten. Mulier Instituut / Kennispraktijk. 2011

11 3. Respons en achtergrondkenmerken 3.1 Respons Van de 93 online verstuurde vragenlijsten zijn er 77 teruggekeerd in de database van Survey Monkey. Zeven vragenlijsten waren niet volledig ingevuld en zijn geëxcludeerd uit het onderzoek. De definitieve respons is daardoor 75.3% (n = 70). 3.2 Achtergrondkenmerken Werkgebied In tabel 2 is de verdeling van de combinatiefunctionarissen per gemeente en tranche weergegeven. Twee combinatiefunctionarissen zijn in twee verschillende gemeenten werkzaam. Tabel 2 Gemeenten waarin werkzaam, uitgesplitst naar tranche Gemeente Aantal n (%) Gemeente Aantal n (%) Gemeente Aantal n (%) Almelo 3 (4.3%) Hardenberg 4 (5.7%) Borne 4 (5.7%) Deventer 7 (10.0%) Hellendoorn 4 (5.7%) Dalfsen 2 (2.9%) Enschede 6 (8.6%) Losser 3 (4.3%) Kampen 6 (8.6%) Hengelo 7 (10.0%) Rijssen-Holten 3 (4.3%) Olst-Wijhe 3 (4.3%) Steenwijkerland 4 (5.7%) Raalte 6 (8.6%) Tubbergen 1 (1.4%) Wierden 1 (1.4%) Twenterand 3 (4.3%) Zwartewaterland 5 (7.1%) * percentage kan meer dan 100 procent zijn, vanwege respondenten die werkzaam zijn bij meerdere gemeenten Om de drie tranches met elkaar te vergelijken, wordt in het vervolg van de analyse de combinatiefunctionaris werkend in een tweede- en derde tranche gemeente meegenomen in de tweede tranche groep. De combinatiefunctionaris werkend in twee verschillende eerste tranche gemeenten wordt als één respondent meegenomen in de eerste tranche groep. De eerste tranche groep bestaat uit 22 (31.4%) combinatiefunctionarissen, de tweede tranche groep uit 22 (31.4%) combinatiefunctionarissen en de derde tranche groep uit 26 (37.2%) combinatiefunctionarissen (zie figuur 1) Figuur 1 Verdeling in de drie subgroepen (percentages; n = 70) 40 30 20 10 0

12 3.3 Werkomstandigheden Dienstverband Bijna 75% van de combinatiefunctionarissen is in 2010 of 2011 in dienst getreden (zie figuur 2 & tabel B1.1; bijlage 1), gemiddeld waren ze bij aanvang van het onderzoek (ijkdatum 1 mei 2012 ) 18.7 maanden aan het werk. De combinatiefunctionarissen uit de eerste tranche groep zijn gemiddeld langer in dienst dan de combinatiefunctionarissen uit de tweede- en derde tranche groep (respectievelijk 25.0; 20.2; 12.0 maanden). Figuur 2 Jaartal waarin in dienst getreden (percentages; n = 70) 40 30 20 10 0 2008 2009 2010 2011 2012 Van de combinatiefunctionarissen heeft 30% een vast contract. Maar een beperkt aantal combinatiefunctionarissen met een tijdelijk contract heeft zicht op een vast contract (zie figuur 3). Gemiddeld hebben de combinatiefunctionarissen een aanstelling voor 27.1 uur per week. Figuur 3 Zicht op een vast contract (percentages; n = 49) 60 40 20 0 Zeer waarschijnlijk Waarschijnlijk Onzeker Onwaarschijnlijk Zeer onwaarschijnlijk Als de tranches met elkaar worden vergeleken valt op dat het aantal vaste contracten in de eerste tranche groep opmerkelijk (54.5%) groter is dan in de tweede- en derde tranche groep (respectievelijk 18.2% en 19.2%)(zie tabel B1.2-3; bijlage 1). Tevens hebben combinatiefunctionarissen uit de eerste tranche gemiddeld een grotere aanstelling (eerste tranche 31.1 uur; tweede tranche 26.9 uur; derde tranche 23.8 uur). Driekwart van de combinatiefunctionarissen uit het landelijke onderzoek is in 2008 of 2009 in dienst getreden. In de eerste tranche gemeenten in Overijssel is 36.2% van de combinatiefunctionarissen sinds 2008 of 2009 werkzaam. De gemiddelde aanstelling per week ligt in het landelijk onderzoek beduidend lager (22 uur), helemaal in vergelijking met de eerste tranche groep van het Overijsselse onderzoek (31.1 uur).

13 Werkgever Gemeenten zijn de voornaamste werkgevers van de combinatiefunctionarissen (34.3%; figuur 4). De top drie wordt aangevuld met onderwijsinstellingen (14.3%) en culturele organisaties (11.4%). Bij de categorie anders is onder andere de buitenschoolse opvang, uitzendbureau, detacheringsbureau en projectbureau genoemd. Figuur 4 Verdeling werkgeverschap (percentages; n = 70) 40 30 20 10 0 Gemeente Onderwijsinstelling Sportorganisatie Culturele organisatie Welzijnsorganisatie Lokale sportservice organisatie provinciale sportservice organisatie Anders Als er naar de drie subgroepen apart wordt gekeken (zie bijlage 2), blijkt de gemeente de voornaamste werkgever te zijn van de combinatiefunctionarissen uit de tweede- en derde tranche groep (respectievelijk 40.9% en 38.5%). In de eerste tranche groep is de lokale sportservice organisatie de voornaamste werkgever (27.3%). Deze cijfers komen gedeeltelijk overeen met de uitkomsten van de landelijke monitor 9. Uit dit onderzoek blijkt dat in eerste- en tweede tranche gemeenten sportorganisaties (respectievelijk 16% en 15%) en gemeenten (respectievelijk 14% en 14%) de voornaamste werkgever zijn. Bij derde tranche gemeenten zijn de provinciale sportservices (25%) en de stichting welzijn (16%) de grootste werkgevers *. Het landelijk onderzoek toont dat onderwijsinstellingen (30%) de voornaamste werkgever zijn van combinatiefunctionarissen, op de voet gevolgd door gemeenten (23%) en lokale sportservice organisatie (12%), de voornaamste werkgever van de eerste tranche groep van het Overijsselse onderzoek. Sectoren De meerderheid van de combinatiefunctionarissen is werkzaam binnen de sectoren onderwijs (91.4%) en sport (81.4%) (zie figuur 5). Een aantal combinatiefunctionarissen geeft aan in een andere sector actief te zijn zoals de buitenschoolse opvang (n = 4) en bij de gemeente als coördinator voor deze functies (n = 3). Als de eerste-, tweede- en derde tranche groep met elkaar worden vergeleken, valt op dat het percentage combinatiefunctionarissen werkzaam in de sector kunst & cultuur (respectievelijk 13.6%; 22.7% en 23.1) en andere sectoren (respectievelijk 0.0%; 18.2% en 26.9) toeneemt in de opeenvolgende tranches (zie tabel B3.1; bijlage 3). 9 Monitor Impuls brede scholen, sport en cultuur. BMC Onderzoek. Juni 2012 * Noot: in dit onderzoek is de verdeling van het aantal fte over de verschillende werkgevers geanalyseerd. De vergelijking is daarom niet geheel betrouwbaar

14 Figuur 5 Sectoren waarin werkzaam (percentages; n = 70) 100 80 60 40 20 0 Onderwijs Sport Kunst en Cultuur Welzijn Andere sector De meest voorkomende combinaties van sectoren zijn onderwijs en sport (45.7%), onderwijs en cultuur (14.3%) en onderwijs, sport en welzijn (14.3%)(zie tabel B3.2; bijlage 3). Vier respondenten hebben aangeven maar werkzaam te zijn binnen één sector. In de bestuurlijke afspraken is vermeld dat van het totaal aantal beschikbare fte s 50% wordt ingezet in de sector sport, 44% in de sector onderwijs (primair 34% en voortgezet 10%) en 6% in de sector cultuur 10. De resultaten van dit onderzoek komen nagenoeg overeen met de verdeling die in de bestuurlijke afspraken zijn vastgesteld. Van het totaal aantal beschikbare fte (49.8 fte) wordt 44.9% ingezet in de sector onderwijs, 39.0% in de sector sport en 7.1% in de sector cultuur (zie figuur 6). Figuur 6 Fte-verdeling over de sectoren (percentages; n = 70) 50 40 30 20 10 0 Onderwijs Sport Cultuur Welzijn Anders Als er naar de drie subgroepen afzonderlijk wordt gekeken, valt op dat de fte-verdeling over de sectoren binnen de eerste tranche groep (onderwijs 39.7%; sport 51.2%; cultuur 6.7%; welzijn 2.4%) beter overeenkomt met de verdeling vastgesteld in de bestuurlijke afspraken. In de tweede- en derde tranche groep neemt het aandeel van onderwijs en andere sectoren toe en van sport af (zie tabel B3.3; bijlage 3). Zowel in het landelijk onderzoek als het Overijsselse onderzoek werken de meeste combinatiefunctionarissen in de sector sport (respectievelijk 76% en 81.4%) en onderwijs (respectievelijk 82% en 91.4%). Tevens is dit in beide onderzoeken ook de meest voorkomende combinatie van sectoren. In het Overijsselse onderzoek komt de combinatie cultuur en onderwijs wel vaker voor dan in het landelijk onderzoek (14.3% versus 5%). 10 Bestuurlijke afspraken Impuls brede scholen, sport en cultuur. Den Haag, december 2007

15 4. Onderwijs 4.1 Samenwerking Figuur 7 toont dat een groot aantal combinatiefunctionarissen (91.8%) samenwerkt met het regulier onderwijs. Met de andere typen onderwijs werken minder combinatiefunctionarissen samen. Als de eerste-, tweede- en derde tranche met elkaar worden vergeleken is het opmerkelijk dat het aantal combinatiefunctionarissen die samenwerken met het speciaal onderwijs over de opeenvolgende tranches afneemt (speciaal basisonderwijs respectievelijk 45.0%; 16.7%; 8.7%; speciaal voortgezet onderwijs respectievelijk 25.0%; 0.0%; 0.0%) (tabel B4.1; bijlage 4.). Figuur 7 Samenwerking met onderwijs (percentages; n = 61) 100 80 60 40 20 0 Regulier onderwijs Speciaal basisonderwijs Regulier voortgezet onderwijs Speciaal voortgezet onderwijs Middelbaar onderwijs De combinatiefunctionarissen is gevraagd met hoeveel scholen en brede scholen zij samenwerken binnen de verschillende typen onderwijs waar zij werkzaam zijn. Het gemiddeld aantal scholen waarmee de combinatiefunctionaris samenwerkt in het regulier basisonderwijs is meer dan 8.6 scholen, waarvan er gemiddeld 1.9 een brede school zijn (tabel 3). Voor de andere typen onderwijs ligt het aantal scholen beduidend lager. Tabel 3 Gemiddeld aantal scholen en brede scholen waarmee wordt samenwerkt (gemiddelde) Scholen Brede scholen School uit regulier basisonderwijs >8.6 (n = 56)* 1.9 (n = 11) School uit speciaal basisonderwijs 2.3 (n = 12) 0.0 (n = 5) School uit regulier voortgezet onderwijs 1.5 (n = 13) 0.7 (n = 9) School uit speciaal voortgezet onderwijs 3.5 (n = 4) 0.0 (n = 2) School uit middelbaar beroepsonderwijs 0.8 (n = 4) 0.3 (n = 3) *Het gemiddelde kan hoger zijn, doordat 22 respondenten de antwoordcategorie 16 scholen of hoger hebben ingevuld Zowel in het landelijke- als Overijsselse onderzoek wordt er het meest samengewerkt met scholen uit het regulier onderwijs (respectievelijk 87.0% en 85.0%). In Overijssel werken de combinatiefunctionarissen gemiddeld met meer reguliere basisscholen samen (>8.6 versus 6.6 scholen), echter de samenwerking met het aantal brede reguliere basisscholen ligt gemiddeld lager (1.9 versus 3.7 scholen).

16 Taken Gemiddeld voeren de combinatiefunctionarissen 3.8 verschillende taken uit binnen het onderwijs. Het accent van de werkzaamheden ligt voornamelijk op organiseren en plannen van activiteitenaanbod (88.5%), uitvoeren/aanbieden van gymlessen en activiteiten (78.7%) en het leggen of verbeteren van samenwerkingsverbanden (70.5%) (zie figuur 8). Drie combinatiefunctionarissen geven aan andere taken uit te voeren dan genoemde. Deze taken zijn het geven van gastlessen tijdens de les CKV, kinderen informeren over de sportmogelijkheden en motorische screenings afnemen. Als de drie groepen met elkaar worden vergeleken valt op dat het aantal combinatiefunctionarissen met als taak het uitvoeren van activiteiten afneemt over de opeenvolgende tranches. In de eerste tranche groep voert 90% van de combinatiefunctionarissen activiteiten uit, in de tweede- en derde tranche groep is dit respectievelijk 77.8% en 69.6%. Combinatiefunctionarissen uit de tweede- en derde tranche groep hebben vaker als taak het opleiden en/of ondersteunen van docenten, medewerkers en/of vrijwilligers (zie tabel 5.1; bijlage 5). Figuur 8 Taken binnen het onderwijs (percentages; n =61) 100 80 60 40 20 0 Coördineren Samenwerkingsverbanden leggen Organiseren Uitvoeren Opleiden Ondersteunen Andere taken Uit beide onderzoeken blijkt dat de nadruk van de werkzaamheden in het onderwijs ligt op het uitvoeren/aanbieden van gymlessen en activiteiten, organiseren en plannen van activiteitenaanbod en het leggen of verbeteren van samenwerkingsverbanden. In het Overijsselse onderzoek geldt dit ook voor alle drie subgroepen afzonderlijk.

17 5. Sport 5.1 Sportverenigingen De combinatiefunctionarissen sport (n = 53) zijn gemiddeld bij 8.3 verschillende sportverenigingen betrokken. De combinatiefunctionarissen zijn het meest betrokken bij de sporten veldvoetbal, volleybal, tennis, gymnastiek en korfbal (zie figuur 9). De top tien wordt aangevuld met tafeltennis, atletiek, vecht- en verdedigingssporten, zwemsport en danssport. Als de drie subgroepen met elkaar worden vergeleken, blijkt dat de combinatiefunctionarissen uit de eerste tranche groep gemiddeld bij iets meer sportverenigingen (gemiddelde = 9.4) betrokken zijn dan combinatiefunctionarissen uit de tweede- (gemiddelde = 7.7) en derde tranche groep (gemiddelde = 7.8). Veldvoetbal is in alle drie subgroepen de sport waarbij de combinatiefunctionarissen het meest betrokken zijn (zie tabel B6.1; bijlage 6). Figuur 9 Betrokkenheid bij sporten, top vijf van sporten (percentages; n = 53) 80 60 40 20 0 Veldvoetbal Volleybal Tennis Gymnastiek Korfbal De combinatiefunctionarissen uit het Overijsselse onderzoek zijn naar verhouding bij meer sportverengingen betrokken (8.3 versus 2.7 verenigingen). De meest voorkomende sporten waarbij de combinatiefunctionarissen betrokkens zijn, zijn nagenoeg gelijk. Uit de top tien van het Overijsselse onderzoek komen alleen tafeltennis en de zwemsport niet voor in het rijtje meest voorkomende sporten van het landelijk onderzoek. Taken Binnen een sportvereniging voert de combinatiefunctionaris gemiddeld 3.6 verschillende taken uit. De meest voorkomende taak is het leggen of verbeteren van samenwerkingsverbanden (84.9%), gevolgd door het organiseren en plannen van het activiteitenaanbod (75.5%) en het ondersteunen van technisch kader (50.9%)(zie figuur 10). De antwoordmogelijkheid andere taken wordt toegelicht met ondersteuning naar hulpvraag en eigen projecten draaien. De drie meest voorkomende taken zijn in alle drie tranches gelijk. Opvallend is dat het aantal combinatiefunctionarissen met uitvoerende taken in de derde tranche groep (28.6%) lager is dan in de eersteen tweede tranche groep (respectievelijk 58.8% en 53.3%). Daarentegen houdt relatief een groter aantal combinatiefunctionarissen uit de derde tranche groep zich bezig met het opleiden van trainers en coaches (33.3%) en het ondersteunen van technisch kader (57.1%) in vergelijking met de eerste- (respectievelijk 23.5% & 47.1%)(zie tabel 7.1; bijlage 7) en tweede tranche groep (respectievelijk 26.7% & 46.7%)

18 Figuur 10 Taken binnen de sportvereniging (percentages; 53) 100 80 60 40 20 0 Coördineren Samenwerkingsverba nden leggen of verbeteren Organiseren Uitvoeren Opleiden Ondersteunen van bestuurders Ondersteunen van technisch kader Andere taken Uit het landelijk onderzoek komt naar voren dat organiseren en plannen van het activiteitenaanbod de meest voorkomende taak is onder de combinatiefunctionarissen (78%), gevolgd door het uitvoeren/aanbieden van gymlessen en activiteiten (71%), ondersteunen van trainers en vrijwilligers (66%) en het leggen of verbeteren van samenwerkingsverbanden (65%). Deze resultaten zijn licht afwijkend van de resultaten uit het Overijsselse onderzoek (zowel in vergelijking met de totale groep als de eerste tranche groep). 5.2 Betrokkenheid bij activiteiten Activiteiten voor leerlingen van een school De combinatiefunctionarissen is gevraagd hoe vaak en op welke manier ze betrokken zijn bij sportactiviteiten aangeboden aan leerlingen van een school, zowel onder- als na schooltijd. Tabel 4 toont hoe frequent de combinatiefunctionarissen betrokken zijn bij deze activiteiten. Tabel 4 Betrokkenheid bij activiteiten aangeboden onder schooltijd op school, na schooltijd op school en na schooltijd op de sportvereniging (percentages; n = 53) Onder schooltijd op school Na schooltijd op school Nooit 5.7 3.8 7.5 1x per jaar 5.7 3.8 11.3 Enkele keren per jaar 50.9 28.3 43.4 (Vrijwel) maandelijks 17.0 20.8 15.1 (Vrijwel) wekelijks 7.5 34.0 13.2 (Vrijwel) dagelijks 9.4 5.7 5.7 Anders 1.9 3.8 3.8 Weet ik niet 1.9 Na schooltijd op een sportvereniging *vetgedrukte waarden zijn de mediaan (antwoordmogelijkheid weet ik niet en anders zijn niet meegenomen in de berekening)

19 Bij naschoolse activiteiten op school is de combinatiefunctionaris het vaakst betrokken. Een ruime meerderheid (64.1%) is minimaal (vrijwel) maandelijks bij deze activiteiten betrokken. Bij activiteiten georganiseerd onder schooltijd en buiten schooltijd op de sportvereniging is ruim 60% van de combinatiefunctionarissen maar één tot enkele keren per jaar betrokken. Als de subgroepen met elkaar worden vergeleken, valt op dat de eerste tranche groep vaker betrokken is bij activiteiten onder schooltijd dan de andere twee subgroepen. Voor activiteiten na schooltijd op school of op een sportvereniging zijn geen duidelijke trends waar te nemen (zie bijlage 8). Uit beide onderzoeken blijkt dat combinatiefunctionarissen het vaakst betrokken zijn bij naschoolse activiteiten op school. Echter in het landelijk onderzoek ligt de frequentie aanzienlijk hoger. Bij naschoolse activiteiten op school is van de combinatiefunctionarissen 42% (vrijwel) dagelijks en 38% (vrijwel) wekelijks betrokken. Bij activiteiten onder schooltijd op school en bij naschoolse activiteiten op de sportvereniging is respectievelijk 54% en 46% van de combinatiefunctionarissen minimaal (vrijwel) maandelijks betrokken. De meerderheid van de combinatiefunctionarissen heeft zowel een uitvoerende als coördinerende rol bij de organisatie van activiteiten (zie figuur 11). Bij activiteiten georganiseerd na schooltijd op de sportvereniging neemt de coördinerende rol van de combinatiefunctionaris iets toe. Tussen de drie subgroepen zijn geen duidelijke verschillen zichtbaar (zie bijlage 8). Figuur 11 Taken bij activiteiten aangeboden onder schooltijd en op school (n = 49), na schooltijd op school (n = 51) en na schooltijd op de sportvereniging (n = 49)(percentages) 100 80 60 40 20 Uitvoeren van de activiteiten Coördineren van de activiteiten 0 Onder schooltijd en op school Na schooltijd op school Na schooltijd op de sportverenging Uitvoeren en coördineren van de activiteiten Anders In beide onderzoeken heeft de meerderheid van de combinatiefunctionarissen zowel een uitvoerende als coördinerende taak. Echter, het percentage dat alleen een uitvoerende taak heeft bij activiteiten op school, ligt in het landelijk onderzoek hoger (ruim 25%). In het landelijk onderzoek neemt het aantal combinatiefunctionarissen met alleen een coördinerende taak op de sportvereniging ook toe.

20 Gymlessen Van de combinatiefunctionarissen is 69.8% betrokken bij de gymles op school. Het grootste deel van deze combinatiefunctionarissen geeft zelfstandig gymles (83.8%). Op 50.0% van de scholen waar de combinatiefunctionaris niet betrokken is bij de gymles, is een aparte LO-docent aanwezig. De tweede tranche groep is in vergelijking met de andere twee groepen minder vaak betrokken bij een gymles (tweede tranche 53.3% versus eerste tranche 76.5% en derde tranche 76.2%). In bijlage 7 zijn alle resultaten met betrekking tot de gymlessen weergegeven per tranche. Van de combinatiefunctionarissen uit het landelijk onderzoek wordt 52% ingezet bij de gymles, 87% van hen geeft zelfstandig gymles. Ruimtegebruik De combinatiefunctionarissen maken het meest gebruik van sporthallen/gymzalen (94.3%) en sportvelden (88.7%) om hun activiteiten te organiseren (figuur 12). Van de playgrounds wordt gemiddeld door het minst aantal combinatiefunctionarissen gebruik gemaakt (34.0%). Driekwart van de combinatiefunctionarissen is tevreden over de ruimten (zie tabel B10.2; bijlage 10). Ontevredenheid komt veelal voort uit te weinig beschikbare accommodaties en/of middelen. Als er naar de drie subgroepen apart wordt gekeken valt op dat in de eerste tranche groep meer gebruik gemaakt wordt van de playgrounds en minder van schoolpleinen, sporthallen/gymzalen en sportvelden (zie tabel 10.1; bijlage 10). Figuur 12 Gebruik van ruimten (percentages; n = 53) 100 80 60 40 20 0 Grasveld Playground Schoolplein Sporthal/gymzaal Sportveld Andere ruimte Activiteiten voor andere doelgroepen De combinatiefunctionarissen is gevraagd hoe vaak ze betrokken zijn bij activiteiten aangeboden aan andere groepen kinderen dan leerlingen van een school. De meerderheid van de combinatiefunctionarissen is betrokken bij activiteiten aangeboden aan kinderen van de naschoolse/buitenschoolse opvang (NSO/BSO) en kinderen uit een bepaalde wijk of buurt (zie tabel 5). Ruim een kwart is minimaal wekelijks betrokken bij activiteiten aangeboden aan deze kinderen. In mindere mate zijn de combinatiefunctionarissen betrokken bij activiteiten voor kinderen uit een aandachtwijk, welzijnsorganisatie en via andere organisaties (o.a. Betaalde Voetbal Organisatie, sportevenement, cluster 3 en 4 scholen en kinderen met een motorische achterstand). Als de subgroepen met elkaar worden vergeleken valt op dat de eerste tranche groep frequenter is betrokken bij activiteiten aangeboden aan kinderen van een bepaalde wijk of buurt of aandachtwijk (zie bijlage 11).

21 Tabel 5 Betrokkenheid bij activiteiten aangeboden aan verschillende doelgroepen kinderen (percentages; n = 53) NSO/BSO Bepaalde wijk of buurt Aandachtwijk Welzijnsorganisatie Andere organisatie Nooit 26.4 22.6 41.5 39.6 35.8 1x per jaar 7.5 3.8 3.8 5.7 7.5 Enkele keren per jaar 30.2 22.6 15.1 20.8 28.3 (Vrijwel) maandelijks 1.9 7.5 5.7 7.5 11.3 (Vrijwel) wekelijks 26.4 30.2 18.9 17.0 7.5 (Vrijwel) dagelijks 5.7 11.3 11.3 1.9 1.9 Weet ik niet 1.9 1.9 3.8 7.5 7.5 *vetgedrukte waarden zijn de mediaan (antwoordmogelijkheid weet ik niet is niet meegenomen voor het bereken van de mediaan) De combinatiefunctionarissen uit het landelijk onderzoek werken het minste samen met een welzijnsorganisatie. Ongeveer 40% van de combinatiefunctionarissen is minimaal (vrijwel) wekelijks betrokken bij activiteiten aangeboden aan kinderen van de NSO/BSO, een bepaalde wijk of aandachtwijk. De combinatiefunctionaris heeft over het algemeen zowel een uitvoerende als coördinerende taak bij deze activiteiten (zie figuur 13). Als de drie subgroepen met elkaar worden vergeleken valt op dat in de derde tranche groep een hoger percentage alleen een coördinerende taak heeft (derde tranche 19.0%; eerste tranche 5.9%; tweede tranche 0%)(zie tabel B11.6; bijlage 11). Figuur 13 Taken bij activiteiten aangeboden aan verschillende doelgroepen kinderen (percentages; n = 50) 100 80 60 40 20 0 Uitvoeren Coördineren Uitvoeren en coördineren

22 5.3 Samenwerking De combinatiefunctionarissen is gevraagd hoe ze de samenwerking met verschillende organisaties ervaren. Alleen combinatiefunctionarissen die ook daadwerkelijk samenwerken met de desbetreffende organisatie zijn meegenomen in de analyse. Met betrekking tot het onderwijs is de meerderheid tevreden of zeer tevreden over de samenwerking met het basisonderwijs (88.2%) en voortgezet onderwijs (60.0%) (zie figuur 14). Over de samenwerking met het MBO is de meerderheid van de combinatiefunctionarissen neutraal (58.8%). Wat betreft de NSO/BSO, welzijnsorganisaties en andere organisaties (o.a. sportverenigingen, clubs en evenementen) is het merendeel van de combinatiefunctionarissen (zeer) tevreden over de samenwerking (respectievelijk 56.1%; 55.6%; 56.0%). De samenwerking met wijk/buurtverenigingen wordt gemiddeld als neutraal beoordeeld, 12.1% is ontevreden. Als er apart naar de subgroepen wordt gekeken, valt het op dat de eerste tranche groep de samenwerking voor de NSO/BSO, wijk/buurtvereniging, welzijnsorganisaties en andere organisaties gemiddeld als neutraal beoordeelt. De tweede- en derde tranche groep zijn alleen over de samenwerking met de wijk/buurtvereniging neutraal gestemd, over de samenwerking met andere organisaties zijn ze gemiddeld tevreden (zie bijlage 12). Figuur 14 Tevredenheid over de samenwerking met het basisonderwijs (n = 51), voortgezet onderwijs (n = 25), middelbaar beroepsonderwijs (n = 17), buitenschoolse opvang (n = 41), wijk/buurtverenigingen (n = 33), welzijnsorganisaties (n = 36) en andere organisaties (n = 25) 100% 80% 60% Zeer ontevreden 40% Ontevreden Neutraal 20% Tevreden 0% Zeer tevreden Basisonderwijs Voortgezet onderwijs Middelbaar beroepsonderwijs Buitenschoolse opvang Wijk/buurtvereniging welzijnsorganisatie Andere organisaties In het landelijk onderzoek komt naar voren dat de combinatiefunctionarissen over het algemeen het vaakst tevreden zijn over de samenwerking met het primair onderwijs (85%) en relatief het minst vaak tevreden over de samenwerking met de wijk/buurtvereniging en het middelbaar beroepsonderwijs (respectievelijk 49% en 54% is tevreden).

23 5.4 Effecten Aan de combinatiefunctionarissen is gevraagd in hoeverre het ledenaantal voor bepaalde doelgroepen is gestegen door hun komst. Combinatiefunctionarissen die niet van toepassing als antwoord hebben gegeven, zijn niet meegenomen in de analyse. Figuur 15 toont dat een groot aantal combinatiefunctionarissen niet weet of door hun aanwezigheid het ledenaantal voor specifieke doelgroepen is gestegen. Voor kinderen met overgewicht, mensen met een lage sociaal economische status (SES) en kinderen met een beperking weet meer dan de helft dit niet. Verder is te zien dat een toename van het aantal jongeren door relatief de meeste combinatiefunctionarissen wordt waargenomen (51.2%), op de voet gevolgd door inactieven (39.1%), mensen met een lage SES (37.2%) en allochtonen (35.9%). Een aantal combinatiefunctionarissen ziet een toename bij de sportvereniging door kinderen met overgewicht (24.4%) en kinderen met een beperking (15.2%). Als de tranches met elkaar worden vergeleken, valt op dat een hoger percentage combinatiefunctionarissen uit de eerste tranche groep een toename ziet voor alle doelgroepen (zie bijlage 13). Ook het antwoord weet ik niet is in de eerste tranche groep door een relatief lager aantal combinatiefunctionarissen ingevuld in vergelijking met de andere twee subgroepen. Figuur 15 Toename van het aantal leden bij de sportvereniging door inactieve mensen (n = 46), jongeren (n = 43), kinderen met overgewicht (n = 45), mensen met een lage SES (n = 43), allochtonen (n = 39) en kinderen met een beperking (n = 33) 100% 80% 60% 40% 20% 0% Weet ik niet Nee, is afgenomen Nee, is ongeveer gelijk gebleven Ja, is toegenomen Inactieven Jongeren Kinderen met overgewicht Mensen met lage SES Allochtonen Kinderen met beperking Uit het landelijk onderzoek blijkt ook dat een groot aantal combinatiefunctionarissen niet weet of door hun komst het aantal leden bij de sportvereniging is toegenomen. Voor jongeren wordt door het grootst aantal combinatiefunctionarissen een toename bij de sportvereniging waargenomen (75%), gevolgd door allochtonen (58%). Dit komt overeen met de resultaten van de eerste tranche groep uit het Overijsselse onderzoek, waar 78.6% van de combinatiefunctionarissen een toename ziet voor jongeren en 68.8% voor allochtonen.

24 6. Kunst & cultuur Er zijn vijftien combinatiefunctionarissen die de vragen over kunst en cultuur hebben beantwoord. Als de combinatiefunctionarissen in de drie subgroepen worden gedeeld, zijn er drie werkzaam in een eerste tranche gemeente, vijf in een tweede tranche gemeente en zeven in een derde tranche gemeente. Door deze kleine aantallen worden de drie subgroepen niet met elkaar vergeleken om trends tussen de groepen waar te nemen. In de bijlage staan de resultaten wel uitgesplitst naar tranche. 6.1 Sector De combinatiefunctionarissen kunst & cultuur zijn het meest werkzaam in de sectoren cultuur (93.3), muziek en muziektheater (60.0%), amateurkunst en cultuureducatie (53.3%), theater (46.7%) en musea (40.0%) (zie figuur 16 & bijlage 14). Naast deze sectoren is een aantal combinatiefunctionarissen actief binnen de sectoren beeldende kunst en vormgeving, bibliotheken, dans, (multi)media, archieven, cultuurbezit, film en letteren. Figuur Sector waarin werkzaam binnen kunst en cultuur, top vijf (percentages; n = 15) 100 80 60 40 20 0 Cultuur Muziek en muziektheater Amateurkunst en cultuureducatie Theater Musea In het landelijk onderzoek zijn de combinatiefunctionarissen voornamelijk werkzaam in de sectoren amateurkunst en cultuureducatie (47%), bibliotheken, cultuur en theater (alle 20%). Deze sectoren komen gedeeltelijk overeen met de vijf meest voorkomende sectoren uit het Overijsselse onderzoek Taken De meeste genoemde taken van de combinatiefunctionarissen kunst & cultuur zijn het organiseren en plannen van activiteitenaanbod (86.7%) en het leggen of verbeteren van samenwerkingsverbanden (80.0%)(zie figuur 17). Het uitvoeren (aanbieden van activiteiten) wordt het minst als taak genoemd (40.0%).

25 Figuur 17 Taken binnen kunst en cultuur (percentages; n = 15) 100 80 60 40 20 0 Coördineren Samenwerkingsverbanden leggen of verbeteren Organiseren Uitvoeren Ondersteunen Andere taken De resultaten uit beide onderzoeken komen niet geheel met elkaar overeen. Het landelijk onderzoek toont dat de voornaamste taken het uitvoeren van activiteiten (80%), het organiseren en plannen van activiteiten (60%) en het leggen of verbeteren van samenwerkingsverbanden (60%) zijn. In het Overijsselse onderzoek is uitvoeren van activiteiten maar van 40% van de combinatiefunctionarissen een van de werkzaamheden. 6.2 Activiteiten Activiteiten voor leerlingen van een school De combinatiefunctionarissen is gevraagd hoe vaak en op welke manier ze betrokken zijn bij culturele activiteiten aangeboden aan leerlingen van een school, zowel onder- als na schooltijd. Tabel 6 toont hoe frequent de combinatiefunctionarissen betrokken zijn bij deze activiteiten. In bijlage 15 zijn de resultaten in tabellen opgenomen, uitgesplitst naar tranche. Tabel 6 Betrokkenheid bij activiteiten aangeboden onder schooltijd op school, na schooltijd op school en buiten school (n = 15) Onder schooltijd op school Na schooltijd op school Nooit 6.7 13.3 6.7 1x per jaar 6.7 6.7 Enkele keren per jaar 33.3 40.0 53.3 (Vrijwel) maandelijks 26.7 13.3 33.3 (Vrijwel) wekelijks 6.7 20.0 6.7 (Vrijwel) dagelijks 20.0 6.7 *vetgedrukte waarden zijn de mediaan Na schooltijd op een locatie buiten school De meerderheid van de combinatiefunctionarissen (53.4%) geeft aan minstens (vrijwel) maandelijks betrokken te zijn bij culturele activiteiten aangeboden onder schooltijd, waarvan 20% (vrijwel) dagelijks is betrokken. Bij naschoolse culturele activiteiten zijn de combinatiefunctionarissen gemiddeld minder vaak betrokken. De meerderheid van de combinatiefunctionarissen (60%) is maximaal enkele keren per jaar betrokken bij deze activiteiten.

26 Zowel uit het landelijk als Overijsselse onderzoek blijkt dat combinatiefunctionarissen vaker betrokken zijn bij culturele activiteiten op school dan buiten school. Uit het landelijk onderzoek blijkt dat een meerderheid van de combinatiefunctionarissen minimaal (vrijwel) wekelijks betrokken is bij activiteiten onder schooltijd (60%) en na schooltijd op school (80%). Op een andere locatie dan school is maar 20% wekelijks betrokken bij culturele activiteiten. De combinatiefunctionarissen zijn voornamelijk coördinerend of zowel uitvoerend als coördinerend betrokken bij deze activiteiten (zie figuur 18). Geen enkele combinatiefunctionaris is alleen uitvoerend betrokken. Het antwoord andere taken wordt toegelicht met bedenken, samenbrengen van partijen en adviseren. Figuur 28 Taken bij activiteiten aangeboden op school (n = 13) en buiten school (n = 12)(percentages) 60 40 20 0 Op school Buiten school Uitvoeren Coördineren Uitvoeren en coördineren Andere taken Resultaten uit het landelijk onderzoek tonen dat op school uitvoeren de voornaamste taak is (40%). Voor andere locaties dan school is het beeld erg verdeeld, de vier antwoordmogelijkheden scoren nagenoeg gelijk.

27 Aanbod van verschillende disciplines De combinatiefunctionarissen is gevraagd bij welke specifiek type activiteit (discipline) ze betrokken zijn. Tabel 7 toont de resultaten voor het aanbod op school. Als een combinatiefunctionaris betrokken is bij een activiteit van een bepaalde discipline, is dit over het algemeen één tot enkele keren per jaar. Bij de disciplines toneel, dans, muziek en een andere soort discipline is een aantal combinatiefunctionarissen (vrijwel) wekelijks betrokken en bij muziek een tweetal dagelijks (13.3%). Als toelichting bij andere soort discipline gaven de combinatiefunctionarissen beeldende kunst en combinatie van natuur en cultuur. Tabel 7 Betrokkenheid bij activiteiten aangeboden op school per discipline (percentages; n = 15) Toneel Concerten Dans Muziek Film/ fotografie Lezen/ bibliotheek Schrijver op bezoek Mediaeducatie Beroepskunstenaar Erfgoed Andere soort Nooit 26.7 46.7 26.7 20.0 60.0 53.3 60.0 60.0 26.7 20.0 66.7 1x per jaar 20.0 20.0 13.3 20.0 13.3 6.7 13.3 20.0 20.0 6.7 6.7 Enkele keren per jaar 40.0 20.0 53.3 26.7 13.3 33.3 13.3 20.0 33.3 60.0 6.7 (Vrijwel) maandelijks 6.7 13.3 6.7 6.7 6.7 6.7 20.0 13.3 (Vrijwel) wekelijks 6.7 6.7 13.3 6.7 (Vrijwel) dagelijks 13.3 Weet ik niet 6.7 6.7 13.3 *vetgedrukte waarde is de mediaan (antwoordmogelijkheid weet ik niet is niet meegenomen voor het bereken van de mediaan) Uit tabel 8 blijkt dat buiten school de meerderheid van de combinatiefunctionarissen niet betrokken is bij een groot aantal disciplines. Combinatiefunctionarissen die wel betrokken zijn bij een activiteit van een bepaalde discipline, zijn dit meestal maar één tot enkele keren per jaar. Maar een enkeling is (vrijwel) wekelijks betrokken bij een activiteit van dezelfde discipline (muziek, beroepskunstenaar, erfgoed en andere soort). Tabel 8 Betrokkenheid bij activiteiten aangeboden buiten school per discipline (percentages; n = 15) Toneel Concerten Dans Muziek Film/ fotografie Lezen/ bibliotheek Schrijver op bezoek Mediaeducatie Beroepskunstenaar Erfgoed Andere soort Nooit 53.3 40.0 46.7 26.7 66.7 73.3 60.0 80.0 40.0 60.0 60.0 1x per jaar 13.3 20.0 13.3 6.7 6.7 6.7 6.7 Enkele keren per jaar 20.0 20.0 26.7 46.7 6.7 20.0 13.3 6.7 40.0 20.0 (Vrijwel) maandelijks 6.7 13.3 13.3 13.3 6.7 6.7 6.7 6.7 6.7 (Vrijwel) wekelijks 6.7 6.7 6.7 13.3 (Vrijwel) dagelijks Weet ik niet 6.7 6.7 13.3 6.7 13.3 6.7 6.7 6.7 20.0 *vetgedrukte waarde is de mediaan (antwoordmogelijkheid weet ik niet is niet meegenomen voor het bereken van de mediaan) Op school zijn de combinatiefunctionarissen het meest betrokken bij activiteiten met betrekking tot muziek en erfgoed, voor activiteiten die buiten school plaatsvinden is dit ook muziek. Uit beide onderzoeken blijkt dat maar een beperkt aantal combinatiefunctionarissen betrokken is bij een bepaalde discipline. In het landelijk onderzoek is een aantal combinatiefunctionarissen dagelijks betrokken bij dans, muziek, lezen en media-educatie op school. Op een andere locatie dan school is één combinatiefunctionaris dagelijks betrokken bij dans, wekelijks is een klein aantal combinatiefunctionarissen betrokken bij toneel, dans, muziek, media-educatie, lezen en beeldend kunstenaar.