Inhoudsopgave. De meeste meetinstrumenten te vinden zijn op voor meer informatie.

Vergelijkbare documenten
Berg Balance Scale (BBS)

KNGF-richtlijn Beroerte

(2016.1) Schouder: Secundair Impingement-syndroom

Programma. Kwetsbaarheid Fried (geriatrie)fysiotherapie. Geriatriefysiotherapie. Diagnosticeren van en interveniëren bij sarcopenie

De Gecombineerde Valrisico Score

Instructie. Motor Assessment Scale Auteur: Carr J.H Scoring. Testvolgorde en instructies

Fitheid van ouderen met een verstandelijke beperking: De VB-fitscan

BERG BALANCE SCALE (HIERARCHISCHE VERSIE)

Beschikbare metingen, gesorteerd op categorie

Met Intramed PLUS kunt u voldoen aan de verplichtingen voor plus-contracten!

Naam patiënt:... Datum: BERG BALANCE SCHAAL (BBS)

Spierkracht meten met de microfet

Dynamic Gait Index (DGI)

Trainingskaart. Artrose heup/knie

Voorstellen. Fitheid van ouderen met een verstandelijke beperking: De VB-fitscan. GOUD onderzoek. Inhoud workshop. GOUD onderzoek.

RELEASENOTES bij FysioRoadmap

Krachttrainingsschema - niveau 5B

Oefeningen bij schouderklachten

Het meetinstrument heeft betrekking op de volgende categorieën Lichaamsregio Onderste extrimiteiten

Het meetinstrument heeft betrekking op de volgende categorieën Lichaamsregio Bovenste extremiteit

Workshop meetinstrumenten

Protocol 2 Functionele Training Mantelzorgers (FTO)

MS Fitnessgroep. Klinimetrie MS. Fysiotherapie bij MS MSMS 2 december 2013

Disabilities of the Arm, Shoulder and Hand (DASH)

Oefeningen voor patiënten met reumatoïde artritis

Mini-BESTest: Balance Evaluation Systems Test

Beweegpakket VAL-net. oefeningen voor patiënten

Stroke-Adapted Sickness Impact Profile (SA-SIP-30)

Actief in beweging tijdens uw ziekenhuisopname

Oefeningen voor de knie

Antwoordsleutel vraag 2 t/m 9 IOF al la carte Pediatric Balance Scale

De aanwezige metingen in FysioRoadmap

Mobiliserende oefeningen voor thuis

HANDLEIDING DE HOOGSTRAAT MOTRICITY INDEX

Angst voor vallen en verslikken bij patiënten met de ziekte van Huntington. Kristel Kalkers GZ-Psycholoog De Kloosterhoeve

Samenvatting (Summary in Dutch)

Beweegprogramma ms in de eerste en tweede lijn

Uitgebreide toelichting van het meetinstrument

Cardioschema (50 minuten)

Van harte welkom! Dit is een interactieve workshop Wij willen u vragen alvast de Socrative student app te downloaden op u telefoon

Bijlage 2 Meetinstrumenten

Opbouw. Meten is weten, maar wat en hoe? Meetinstrumenten als gereedschap. 2. Doel van de meting. 1. Wat wil je meten?

Substantial Clinical Important Benefit van de CMS en SST!! Toepassing van schoudervragenlijsten bij patiënten van het Schoudernetwerk Twente

Mini-BESTest: Balance Evaluation Systems Test

FIT VOOR EEN NIEUWE KNIE

Roland Disability Questionnaire

Het meetinstrument heeft betrekking op de volgende categorieën Lichaamsregio Overige, ongespecificeerd

Uitgebreide toelichting van het meetinstrument. Shoulder Rating Questionnaire (SRQ) 1 Algemene gegevens

1- Stretchen Flexie - Sets:3 / Vasthouden:10sec / Rust:10sec. 2- Passieve ROM Extensie - Sets:3 / Vasthouden:10sec / Rust:10sec.

5.3. Opdracht door Iris 2624 woorden 28 januari keer beoordeeld. Inleiding

OEFENSCHEMA HARTREVALIDATIE

! Thema binnen ouderzorg Betere voorspeller voor adverse outcome dan chronologische leeftijd Geen consensus / gouden standaard

Zomerfit Pagina 1 van 5

4 Beweegprogramma. 4.1 Voorbereiding

Redactie: Lizette Wattel

FUNCTIONAL MOVEMENT SCREEN

1. UCHI-KOMI (IPPON-SEOI-NAGE)

Symposium Samenwerking rondom MS. Inleiding in de Neurorevalidatie bij CNA, Frans van der Brugge

Oefeningen ter Verbetering van je Lichaamshouding

GEZONDHEID SUBSTANTIEEL VERBETERD

ZORGPROGRAMMA VALPREVENTIE. Versie augustus 2013

Testprotocol Trunk Impairment Scale

Resultaten barometer 2009

Bewegen voor, tijdens en na uw ziekenhuisopname Tips adviezen en oefeningen

Prehabilitatie en postoperatieve training CRC Netwerk bijeenkomst 5 maart

Klinische inspanningstesten in de (kinder)revalidatie

Voorbeelden krachtoefeningen voor niet lopende sporters met CP

Objectieve functioneringsmeetlat: Hoeveel beter word ik van de zorg in het ziekenhuis?

Training en praktische beweegadviezen. Voor kwetsbare groepen

Simpele oefeningen voor een platte buik. Werk aan uw centrale spieren met deze oefeningen en verbeter uw kracht, houding en stabiliteit.

Opbouw Bij ongetraindheid de werphouding (Links:abduction/external rotation) en reiken achter de rug (Rechts : hyperextension) vermijden.

Oefeningen nekklachten. Paramedischcentrum Landauer

Nederlandse samenvatting SAMENVATTING

Wat is nieuw in longfunctie? Jan Willem van den Berg Longarts

Fysiotherapie Van Heeswijk en Van der Valk

SAMENVATTING. Samenvatting

Geen tijd om elke dag te sporten? Kom thuis in actie met 1-minuut oefeningen!

Samenvatting in Nederlands

Gemodificeerde Parkinson Activiteiten Schaal (M-PAS)

FIT VOOR EEN NIEUWE HEUP

UNCO-MOB 2.1. Dé fysiotherapeutische meetinstrumentenset voor de geriatrische cliënt

Oefenprogramma revalidatie rechterzijde

Het meetinstrument heeft betrekking op de volgende categorieën Lichaamsregio Algemeen, overig, ongespecificeerd. Overige (overig, ongespecificeerd)

Fysio-/manueeltherapie van Gerven

Stappenplan mobiliteit

Uw heupgewricht is vervangen vangen door een kunstheup (heupprothese

Statische stretching

Short Form Project - ziekenhuis ID: Volgnummer: VRAGENLIJST. Zorgvrager

Dit kan alleen of met 2 personen.

andere been wordt gebogen opzij gelegd. Met de romp en de handen ter hoogte van het onderbeen, de enkel of de tip van

PROMIS Een integraal systeem voor het meten van patientgeraporteerde

ROMPSTABILISATIE U17 Vurste-Semmerzake

Valpreventie: oefeningen ter bevordering van lenigheid, kracht en evenwicht

Lage rugpijn. Voor meer informatie over onze organisatie kijkt u op:

Wat is patello-femoraal pijnsyndroom?

Rekoefeningen voor de Gehandicapte schutter

Bijlage 2 Meetinstrumenten

Transcriptie:

Inhoudsopgave Hieronder volgt een uitwerking van verschillende meetinstrumenten die geschikt kunnen zijn voor cliënten met o.a. CVA, osteoporose, reumatische aandoeningen, COPD, MS, Parkinson, Atrose heup en knie, oudere personen etc. Achter elk meetinstrument in de tabel wordt verwezen naar een paragraaf. In de paragraaf wordt vervolgens uitleg en informatie gegeven van het desbetreffende meetinstrument. In de bijlage staan nog een paar andere meetinstrumenten beschreven die je eveneens uitgevoerd kunnen worden. Onderstaand stroomdiagram geeft een overzicht weer van een aantal meetinstrumenten die toegepast zouden kunnen worden om te beoordelen welke beperkingen cliënten ervaren ten aanzien van het uitvoeren van fysieke activiteiten (GARS), en welke hij/zij graag door middel van fysiotherapie zou willen verbeteren (PSK). Er wordt gekeken welke grond motorische eigenschappen nodig zijn om de desbetreffende activiteiten uit te kunnen voeren. Daarna kan er een specifieke test worden uitgevoerd om te kijken of de grondmotorische eigenschappen tijdens de fysiotherapeutische behandeling ook verbeterd. De meeste meetinstrumenten te vinden zijn op www.meetinstrumentenindezorg.nl voor meer informatie. spierkracht mobiliteit 3. (CST) Chair stand test of chair rice time 4. 30 sec arm curl test 5. MRC schaal 6. Handheld dynamometer en handknijpkrachtmeter 7. Back scratch test of SPADI of Dash 8. Chair sit and reach 1. GARS 2. PSK balans 9. Berg balance scale 10. TUG (Timed Up&Go-test) 11. Tinetti (Tinetti Assessment Tool) 12. FTBS (Four Test Balance Scale) uithoudingsvermogen 13. Twee minuten step test 14. Zes minuten wandeltest (6MWT) snelheid 15. Tien meter looptest

16. Bijlage uitwerking overige meetinstrumenten 1. GARS GARS (De Groningen Activiteiten Restrictie Schaal) De Groningen Activiteiten Restrictie Schaal (GARS-4) bestaat uit 18 vragen (invulduur: 5-10 minuten) en geeft een indruk van zelfredzaamheid op verzorgend en huishoudelijk gebied. De scorerange varieert van minimaal 18 tot maximaal 72, waarbij een hogere score meer beperkingen op verzorgend en huishoudelijk gebied weerspiegelt. Verdere informatie over het meetinstrument en bijvoorbeeld de validiteit en betrouwbaarheid kan gekeken worden op de volgende website: https://www.umcg.nl/sitecollectiondocuments/research/institutes/share/assessment%20tools/handleiding_ gars2edruk.pdf Literatuur: Kempen, G. I. J. M., Miedema, I., Ormel, J., & Molenaar, W. (1996). The assessment of disability with the Groningen Activity Restriction Scale. Conceptual framework and psychometric properties. Social Science & Medicine, 43, 1601-1610. Kempen, GIJM, DM. Doeglas, TPMB, Suurmeijer. (2012). Groningen Activity Restriction Scale (GARS): een handleiding. Tweede herziene druk. UMCG / Rijksuniversiteit Groningen, Research Institute SHARE.

2. PSK (patiënt specifieke klachten) De Patiënt Specifieke Klachtenlijst (PSK), 0-10 (NRS) bestaat uit 3 items en objectiveert de door de patiënt ervaren hinder bij activiteiten van het dagelijkse leven. De patiënt selecteert (uit de voorbeeldenlijst van de PSK) óf benoemd spontaan de drie belangrijkste activiteiten waarbij regelmatig relevante hinder ervaren wordt. De mate van hinder scoort de patiënt vervolgens op een Numerical Rating Scale (NRS). De scorerange varieert van minimaal 0 tot maximaal 10, waarbij een hogere score een hogere mate van hinder bij het uitvoeren van de activiteit weerspiegelt. De PSK is gevalideerd bij een onbekende populatie. De PSK 0-100 (VAS) is opgenomen in de KNGF-richtlijnen Artrose heup-knie, Hartrevalidatie, Ziekte van Parkinson, Meniscectomie, Claudicatio intermittens, Manuele therapie bij Lage-rugpijn, Lagerugpijn, Enkelletsel, Reumatoïde artritis, Beweeginterventie Coronaire Hartziekten, Beweeginterventie Osteoporose en Klachten aan de arm, nek en/of schouder.

Meetinstrumenten t.a.v. het meten van de spierkracht. 3. (CST) Chair stand test of chair rice time Chair stand test (of chair rice time CRT) kan 5x of 10x worden herhaald Het onderzoeken/evalueren van de spierkracht en het uithoudingsvermogen van de onderste extremiteiten. Er is een indicatie voor een verhoogd valrisico als de oudere meer dan 14 seconden nodig heeft om de test uit te voeren of indien de oudere niet in staat is de test uit te voeren. De CST is gevalideerd bij (gezonde) ouderen, personen met en zonder evenwicht of vestibulaire stoornissen en ouderen met reumatoïde artritis. Een test die ter evaluatie kan worden gebruikt, die het perspectief van de therapeut objectiveert. Alternatieven - 30 sec. chair stand test Patiënt probeert in 30 seconden zo vaak mogelijk achter elkaar op te staan en gaan zitten op de stoel met de armen gekruist voor de borst. De patiënt mag bij deze test niet zijn/haar armen gebruiken. Het aantal keren wordt genoteerd. Leeftijd man vrouw 60-64 < 14 < 12 65-69 < 12 < 11 70-74 < 12 < 10 75-79 < 11 < 10 80-84 < 10 < 9 85-89 < 8 < 8 90-94 < 7 < 4

4. 30 sec arm curl test De 30 seconden arm curl test bestaat uit 1 test (afnameduur: 1 min) en objectiveert de spierkracht van de arm. Een hoger score weerspiegelt een betere spierkracht. De deelnemer zit recht op in de stoel en tilt de halter (voor vrouwen 2kg en mannen 3 kg)van de startpositie, in de voorkeurshand, naar de schouderpositie. De bovenarm dient tijdens de test tegen het lichaam aan gehouden te worden. Het aantal keren dat de halter is opgetild in 30 sec wordt genoteerd. vrouwen Leeftijd 50-54 55-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 Boven gemiddeld 22-23 21-22 20-21 19-20 18-19 18-19 16-17 Gemiddeld 18-19 17-18 16-17 15-16 14-15 13-15 12-14 Onder gemiddeld 15 14 13 12 12 11 10 Mannen Leeftijd 50-54 55-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 Boven gemiddeld 25-26 24-25 23-24 23-24 22-23 20-21 19-20 Gemiddeld 21-22 20-21 18-20 18-19 17-18 16-17 16-17 Onder gemiddeld 18 17 16 15 14 13 13

5. MRC schaal Voor het meten of graderen van de kracht van aparte spiergroepen maakt men meestal gebruik van de zogenaamde Medical research council (MRC)-schaal, die loopt van waarbij graad 0 een paralyse betreft en graad 5 normale kracht weergeeft, met de beweging tegen de zwaartekracht in als belangrijk criterium. Deze schaal is weinig valide in het traject 4 (een kracht die groter is dan de kracht om de zwaartekracht te overwinnen, maar subnormaal). 0 = er is absoluut geen contractie 1 = de contractie is zichtbaar maar leidt tot niets 2 = een beweging kan men uitvoeren als de zwaartekracht opgeheven is, bijvoorbeeld men kan horizontaal met zijn arm bewegen 3 = men kan wel de zwaartekracht overwinnen 4 = men kan weerstand uitoefenen o soms gesplitst in 4 min als men een beetje weerstand kan uitoefenen o o 4 plus als men veel weerstand kan uitoefenen, (4 plus = bijna normaal) Vanaf 4 is het een beetje moeilijk omdat men nooit weet wat de normale kracht is bij iemand met die lichaamsbouw en leeftijd 5 = de kracht is normaal Voor meer informatie zie www. meetinstrumentenzorg.nl

6. Handheld dynamometer en handknijpkrachtmeter Met behulp van een hand-held dynamometer kan de isometrische spierkracht van diverse spiergroepen bepaald worden. Het meten van de maximale handknijpkracht geeft een goede inschatting van de spierfunctie en is gerelateerd aan de totale hoeveelheid spiermassa in het lichaam. Middels spierkrachtmeting kan bepaald worden of de waarden bij een patiënt binnen de normaal vallen of hoe spiergroepen zich onderling verhouden. Doel van het meetinstrument: combinatie van inventariseren en evaluatief /effectief a) handknijpkrachtmeter b) hand-held dynamometer a) Handknijpkrachtmeter ; De cliënt staat rechtop of zit voor de meting op een stoel aan tafel, de arm rust op de tafel met de elleboog in een rechte hoek. De cliënt dient zo hard mogelijk te knijpen en dit ongeveer twee tellen vast te houden; elke hand wordt afzonderlijk gemeten in drievoud waarbij de hoogste waarde wordt genoteerd. Laat de cliënt 15 tot 20 seconden rust nemen tussendoor. De hoogste waarde wordt vergeleken met referentiewaarden per leeftijdscategorie en per geslacht: d.i. de minimaal acceptabele knijpkrachtwaarden op85% van de normaal-waarde. b) Handheld dynamometer De dynamometer wordt op de te meten spier(groep)geplaatst en de therapeut levert de weerstand. Er zijn twee meetmethoden: Break-techniek. de onderzoeker duwt met de meter tegen de spier (groep) van de cliënt die deze in een vooraf bepaalde stand gefixeerd tracht te houden; de cliënt wordt gevraagd om met de betreffende spiergroep zo hard mogelijk tegen te houden. Make-techniek : de cliënt wordt gevraagd zo krachtig mogelijk de betreffende spier(groep) aan te spannen terwijl de onderzoeker weerstand biedt zonder de meter te bewegen. Aangeraden wordt om 2 à 3 metingen te doen en vervolgens het gemiddelde van de metingen te nemen. De meetpositie van de cliënt is afhankelijk van de te meten spiergroep. Normgegevens van de handknijpkrachtmeter. Referentiewaarden per leeftijdscategorieën geslacht:minimaal acceptabele knijpkrachtwaarden preoperatief op 85% van de normaalwaarde Leeftijd (jaren) Vrouwen (kg) Mannen (kg) 15 28 42 20 29 43 25 30 44 30 30 45 35 30 45 40 30 45 45 30 45 50 29 45

55 28 44 60 27 43 65 25 41 70 23 39 75 20 37 80 18 35 85 15 32 90 11 29 95 8 26 Zie voor meer informatie www. meetintrumentenzorg.nl

Meetinstrumenten gericht op testen van de mobiliteit. 7. Back scratch test of SPADI of Dash Doel van de test is het bepalen van de afstand tussen resp. boven en onderlangs op de rug gehouden middelvingers, als maat voor de flexibiliteit van de schoudergordel. De test wordt staand uitgevoerd. De deelnemer plaatst zijn voorkeurshand over de schouder naar achteren op de rug met de handpalm naar beneden en met gestrekte vingers. De deelnemer probeert de hand achter op de rug zo ver mogelijk naar beneden te schuiven. Vervolgens wordt de andere arm beneden langs ook naar de rug gebracht met de handpalm en de vingers naar boven gestrekt. De deelnemer doet een poging om de vingers zo dicht mogelijk op de rug naar elkaar toe te schuiven. De deelnemer krijgt twee pogingen. De afstand van overlap of de afstand tussen de vingertoppen van beide middelvingers in centimeters wordt genoteerd. De beste score telt. Er wordt een min (-) teken gebruikt als beide middelvingers elkaar niet raken en dus de afstand tussen de middelvingers wordt gemeten. Er wordt een plus (+) teken gebruikt als beide middelvingers elkaar overlappen en dus de overlap afstand wordt gemeten. De score is 0 wanneer de middelvingers elkaar net raken. Vrouwen Age below average (inches) average 60-64 > 3.0 3.0 to 1.5 < 1.5 65-69 > 3.5 3.5 to 1.5 < 1.5 70-74 > 4.0 4.0 to 1.0 < 1.0 75-79 > 5.0 5.0 to 0.5 < 0.5 80-84 > 5.5 5.5 to 0 < 0 85-89 > 7.0 7.0 to -1.0 < -1.0 90-94 > 8.0 8.0 to -1.0 < -1.0 above average

Mannen Age below average (inches) average 60-64 > 6.5 6.5 to 0 < 0 65-69 > 7.5 7.5 to -1.0 < -1.0 70-74 > 8.0 8.0 to -1.0 < -1.0 75-79 > 9.0 9.0 to -2.0 < -2.0 80-84 > 9.5 9.5 to -2.0 < -2.0 85-89 > 10.0 10.0 to -3.0 < -3.0 90-94 > 10.5 10.5 to -4.0 < -4.0 above average Alternatief: - SPADI: De Shoulder Pain and Disability Index (SPADI) is een vragenlijst met 13 items, verdeeld over de categorieën pijn en beperking in activiteiten. Centraal staat hierbij de mate van pijn of beperkingen veroorzaakt door schouderproblematiek gedurende de laatste week. Interpretatie: scores van 0-100, hoe hoger een patiënt scoort op de SPADI des te groter is de pijn/beperking in activiteiten. Voor verdere informatie over o.a. methodologische kwaliteit zie http://www.meetinstrumentenzorg.nl/portals/0/bestanden/44_1_n.pdf - Dash: De Disabilities of Arm Shoulder and Hand (DASH) bestaat uit 30 items en 8 optionele items en objectiveert de door de patiënt ervaren mate van klachten of beperkingen van de bovenste extremiteit gedurende de afgelopen week. De DASH bestaat uit de domeinen beperking bij activiteiten (25 items), symptomen (5 items), optioneel de dimensies sportmodule (4 items) en werkmodule (4 items). De scorerange varieert van minimaal 0 tot maximaal 100, waarbij een hogere score een grotere mate van klachten/beperkingen weerspiegelt. Voor elke item van de domeinen uitvoeren van activiteiten en ernst van symptomen bedraagt de score minimaal 1 en maximaal 5. Er wordt een totaalscore over deze twee domeinen berekend. De totaalscore wordt in de grafiek weergegeven en bedraagt minimaal 0 (geen klachten) en maximaal 100 (hoge mate van klachten/beperkingen). De optionele domeinen sport/podiumkunsten en werk worden niet meegenomen in de totaalscore maar elk apart in de grafiek weergegeven. De scores van deze domeinen bedragen ook minimaal 0 (geen klachten) en maximaal 100 (hoge mate van klachten) Score-interpretatie Totaalscore Interpretatie Auteur <15 Geen problemen Angst et al. (2011) 16-40 Probleem, maar nog aan het werk >40 Onmogelijk om te werken Voor verdere informatie over o.a. methodologische kwaliteit zie http://www.meetinstrumentenzorg.nl/portals/0/bestanden/86_1_n.pdf

8. Chair sit and reach Het doel van de test is met meten van de lenigheid van de heupfunctie van de deelnemer. De deelnemer zit op de rand van een stoel (hoogte ca. 44,5 cm) een been gebogen op de grond en het andere been gestrekt naar voren; de tenen wijzen naar boven (hoek van de enkel is 90 graden). De deelnemer buigt nu met gestrekte arm, hand en vingers naar voren richting de tenen van het gestrekte been. Het is de bedoeling dat de vingers zo dicht mogelijk bij de tenen komen en de knie dient hierbij gestrekt te blijven. De deelnemer mag met ieder been een keer oefenen om te zien wat de voorkeurskant is. De deelnemer voert de test twee keer uit en de beste score telt. De afstand tussen de middelvinger en de punt van de schoen (tenen) wordt gemeten in centimeters. Wanneer er ruimte tussen zit wordt dit genoteerd met een min (-) teken voor het aantal gemeten centimeters, is er een overlap wordt voor het aantal centimeters een plus (+) teken genoteerd. Vrouwen Age below average (inches) average 50-54 0 to 4 5 to 9 17-18 55-59 0 to 4 5 to 9 16-17 60-64 -1 to 3 4 to 8 15-16 65-69 -1 to 3 4 to 8 14-15 70-74 -3 to 1 2 to 6 12-13 75-79 -3 to 1 2 to 6 12-13 80-84 -5 to -1 0 to 4 10-11 above average Mannen Age below average (inches) average 50-54 -6 to 0 1 to 7 15-16 55-59 -6 to 0 1 to 7 14-15 60-64 -7 to -1 0 to 6 13-14 65-69 -8 to -1-2 to 4 11-12 70-74 -8 to -1-2 to 4 11-12 75-79 -11 to -5-4 to 1 9-10 80-84 -14 to -8-7 to 0 7-8 above average

Meetinstrumenten om de balans in kaart te brengen. 9. Berg Balance Scale De Berg Balance Scale (BBS) bestaat uit 14 testen en geeft een indruk van het evenwicht (balans) tijdens sta- en transfervaardigheden in zit en stand bij o.a. patiënten met een beroerte en patiënten met evenwichtsstoornissen. Per test zijn er 5 antwoordcategorieën variërend 0 tot 4 punten. De scorerange varieert van minimaal 0 tot maximaal 56, waarbij een hogere score een betere balans tijdens sta- en transfervaardigheden weerspiegelt. De BBS meet de balans in zit en stand, tijdens sta- en transfervaardigheden o.a. bij patiënten met een beroerte en patiënten met evenwichtsstoornissen. Grafiek instructie (= interpretatie) Voor elke test bedraagt de score minimaal 0 en maximaal 4. Er wordt een totaalscore over de 14 testen berekend. De totaalscore is de somscore van alle testen. De totaalscore bedraagt minimaal 0 (geen/slechte balans tijdens sta- en transfervaardigheden) en maximaal 56 (goede balans tijdens sta- en transfervaardigheden).met de BBS kan een inschatting worden gemaakt van de valkans van patiënten met een CVA. Zo blijken scores van < 45 punten op de BBS bij ouderen gepaard te gaan met een verhoogde kans op vallen. Normwaarden Populatie Score Interpretatie Bron Patiënten met een >45 onafhankelijke en Berg et al. 1992 beroerte zekere uitvoering zonder fysieke en verbale hulp <45 uitvoering volledig afhankelijk van hulpmiddelen en/of supervisie <43 Aanzienlijk valrisico bij de Jong et al. 2000 zelfstandig lopen, lopen met loophulpmiddel waarschijnlijk 0-20 Rolstoelgebonden Van Peppen et al. 21-40 Lopen onder begeleiding / toezicht 2003 41-56 Zelfstandig lopen zonder toezicht Meetbare verschillen De Smallest Detectable Difference bij verschillende ouderen is 9 punten (Kwakkel et al, 2000, de Jong et al, 2000). Zie voor meer informatie www. meetintrumentenzorg.nl

10. TUG (Timed Up&Go-test) TUG is gevalideerd bij ouderen en geriatrische patiënten. Dit is een evaluatief meetinstrument. Het meet de tijd die de patiënt nodig heeft om op te staan uit stoel, met comfortabele snelheid 3 meter te lopen, keren, terug lopen en weer gaan zitten. Interpretatie: De score is de tijdsduur in seconden van het voor de patiënt op comfortabele snelheid uitvoeren van de testactiviteit en deze wordt in de grafiek weergegeven. Voor de score geldt dat een hogere score een slechtere functionele mobiliteit en balans weerspiegelt. Eventueel mag een hulpmiddel worden gebruikt. Afkappunten: Podsiadlo et al. (1991) stellen dat een patiënt bij een score <20 seconden op de TUG zelfstandig en veilig kan lopen en dat bij een score >30 seconden op de TUG hulp bij het lopen noodzakelijk is (n=60, geriatrische patiënten). Bischoff et al. (2003) stellen dat oudere vrouwen in staat zouden moeten zijn om de TUG in minder dan 12 seconden uit te voeren en veronderstellen daarom een afkapwaarde van 12 seconden om onderscheid te kunnen maken tussen een normale en een beneden normale prestatie op de TUG (n=491, mobiele oudere vrouwen woonachtig in een bejaarden- of verzorgingstehuis). Normwaarden Populatie N Gemiddelde (± SD) Divers, echter normale proefpersonen of controlegroepen (leeftijd 60+) 4395 (meta-analyse van 21 studies) Auteur 9.4 s Bohannon (2006) Divers, echter normale proefpersonen of controlegroepen (leeftijd 60+) 2076 (meta-analyse van 21 studies) 60-69 jaar: 8.1 s 70-79 jaar: 9.2 s 80-99 jaar: 11.3 s Bohannon (2006) Unilaterale transtibiale of transfemorale amputatie of knie disarticulatie (leeftijd 60+) 18 23.9 s Schoppen et al. (2003) Taiwanese ouderen (leeftijd 65+) 1200 13.3 s Lin et al. (2004) Gezonde volwassen vrouwen - 20-29 jaar - 30-39 jaar - 40-49 jaar - 50-59 jaar - 60-69 jaar - 70-79 jaar - 40-47 - 95-93 - 90-91 - 5.31 s ± 0.25 s - 5.39 s ± 0.23 s - 6.24 s ± 0.67 s - 6.44 s ± 0.17 s - 7.24 s ± 0.17 s - 8.54 s ± 0.17 s Isles et al. (2004)

Meetbare verschillen Minimal Detectable Change (MDC)/Smallest Detectable Change (SDC) Populatie N MDC/SDC Auteurs Patiënten met de ziekte van Parkinson 26 1.63 seconden Lim et al. (2005) Validiteit/ Inhoudsvaliditeit De TUG heeft inhoudsvaliditeit, in zoverre dat de test een goed erkende reeks manoeuvres evalueert die in het dagelijkse leven worden gebruikt (Podsiadlo et al. 1991).

11. Tinetti (Tinetti Assessment Tool) De Tinetti Assessment Tool bestaat uit 16 items (invulduur: 10 min) en objectiveert evenwicht en balans. De Tinetti bestaat uit de domeinen balans (9 items) en ganganalyse (7 items). De scorerange van het domein balans varieert van minimaal 0 tot maximaal 16 en de scorerange van het domein ganganalyse varieert van minimaal 0 tot maximaal 12. De totale scorerange varieert van minimaal 0 tot maximaal 28, waarbij een hogere score een beter evenwicht en balans en een lager valrisico weerspiegelt. De Tinetti is gevalideerd patiënten met de ziekte van Parkinson, patiënten met de ziekte van Huntington en patiënten met dementie. Tevens is het uitvoeren van de test geschikt bij kwetsbare ouderen. Een test die ter diagnostiek en prognostiek kan worden gebruikt. Interpretatie: Items 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9, 14 en 15 hebben scoreopties 0,1 of 2. Items 1, 7, 10, 11a, 11b,12, 13 en 16 hebben scoreopties 0 en 1. Er wordt tevens een totaalscore over de 16 items berekend. De totaalscore bedraagt minimaal 0 (laag evenwicht en balans) en maximaal 28 (hoog evenwicht en balans).de scores van de domeinen en de totaalscore worden in de grafiek weergegeven. Score Interpretatie Auteur <18 Hoger valrisico Lewis (1993) Voor meer informatie zie www.metinstrumentenzorg.nl

12. FTBS (Four Test Balance Scale) De Four Test Balance Scale (FTBS) bestaat uit 4 testen (afnameduur: 5 min) en objectiveert de balans van ouderen. De scorerange varieert van minimaal 0 tot maximaal 4, waarbij een hogere score een mindere balans weerspiegelt. Vraag aan de patiënt om elk van de 4 posities van de Four Test Balance Scale gedurende 10 seconden aan te nemen (zie onderstaande figuur). Voor de 4 e positie mag de patiënt kiezen op welk been hij zal staan. Deze test wordt uitgevoerd zonder hulpmiddel of schoeisel. De fysiotherapeut mag de patiënt helpen om de juiste positie aan te nemen. Vervolgens moet de patiënt aangeven wanneer hij klaar is om de test zonder hulp uit te voeren. Oefenen is niet toegelaten. Plaats een stoel achter de patiënt. De test is positief van zodra de patiënt één van de 4 posities geen 10 seconden kan aannemen. Bijvoorbeeld de patiënt beweegt zijn voeten van de juiste positie; de fysiotherapeut moet de patiënt vastnemen om een val te voorkomen of de patiënt raakt de muur, tafel of stoel om het evenwicht te behouden. (Gardner, 2001; Rossiter-Fornoff, 1995.) Alternatieve testen: - op een been staan Op één been staan bestaat uit 1 test (afnameduur: 2 min) en objectiveert de tijd waarop de persoon op één been kan staan. Een hogere score weerspiegelt een betere balans. Normwaarden Normwaarden vrouwen Leeftijd Ogen open Ogen gesloten 60-69 55,9 24,6 70-79 39,7 14,1 80-86 45,5 21,7 Normwaarden mannen Leeftijd Ogen open Ogen gesloten 60-90 54,7 24,6

- Functional Reach Test De Functional Reach Test (FRT) bestaat uit 1 test. De test geeft een indruk over de balans van patiënten (al dan niet met evenwichtsstoornissen). Gemeten wordt hoe ver een patiënt maximaal naar voren kan reiken met 1 arm (afstand in centimeters (cm)) terwijl de voeten gestationeerd blijven. Met andere woorden de balans onder een dynamische omstandigheid wordt gemeten. Een hogere score weerspiegelt een betere balans. De FRT beoogt de balans van patiënten te objectiveren o.a. van patiënten met evenwichtsstoornissen en osteoporose. (Galahue et al. 2002) Normwaarden Referentiewaarden Populatie Leeftijd Naar voren gereikte afstand in cm Mannen 20-40 43 41-69 38 Auteur KNGF-Richtlijn Osteoporose (2005) 70-87 Vrouwen 20-40 41-69 70-87 33 38 35 28 KNGF-Richtlijn Osteoporose (2005) Een functioneel bereik van < 15cm voorspelt een hoger valrisico bij oudere, zelfstandig wonende, mannen (leeftijd 70-100). (KNGF-Richtlijn Osteoporose, 2005) Een functioneel bereik van 17.4 cm voorspelt vallen bij ouderen (leeftijd > 70). (Duncan et al. 1992)

Meetinstrumenten voor met meten van het uithoudingsvermogen. 13. Twee minuten step test Bij de twee minuten steptest wordt de stephoogte bepaald door het middelpunt te nemen van de patella en de voorkant van de crista iliaca. De hoogte zou je op de muur kunnen zetten. Tijdens de test dient de patiënt de knieën steeds tot de gemarkeerde hoogte te heffen. Op het startteken begint de patiënt de knieën om de beurt te heffen op de plaats, zo vaak mogelijk, in twee minuten. Beide knieën moeten de hoogte halen. Het aantal keren dat de knieën de juiste hoogte halen wordt genoteerd. De score is het aantal steps die uitgevoerd moet worden in twee minuten, dat wil zeggen het aantal keren dat de rechter knie de juiste hoogte haalt. Indien de patiënt instabiel is mag hij/zij een muur of stoel vasthouden. Dit wordt dan genoteerd bij de test. Vrouwen Leeftijd 50-54 55-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 Boven gemiddeld 119-120 117-118 115-116 116-117 109-110 108-109 98-99 Gemiddeld 83-94 85-97 88-99 87-99 81-93 81-92 72-83 Onder gemiddeld 70 72 75 73 68 68 60 Mannen Leeftijd 50-54 55-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 Boven gemiddeld 128-129 126-127 124-125 122-123 118-119 118-119 111-112 Gemiddeld 102-113 91-102 98-109 98-108 92-103 87-101 84-95 Onder gemiddeld 92 89 87 86 80 73 71

14. Zes minuten wandeltest (6MWT) De 6MWT meet het functionele inspanningsvermogen bij ouderen, longpatiënten, hartpatiënten en patiënten met een reumatische aandoening. Het is een submaximale inspanningstest. De test is valide voor ouderen, long- en hart patiënten en patiënten met RA. Hoe hoger de score op de maximale afstand, hoe hoger het inspanningsniveau. Het is test voor diagnostiek en ter evaluatie. Grafiek instructie (= interpretatie) In de grafiek worden de maximale loopafstand, normwaarden van Troosters en Enright getoond. Er wordt tevens een percentage in de grafiek weergegeven. Dit is de afstand gelopen door de patiënt ten opzichte van de normwaarden van Troosters en bedraagt minimaal 0% (zeer laag inspanningsvermogen) en maximaal 100% (gezond inspanningsvermogen). Score-interpretatie; een score onder 82% van voorspeld wordt als afwijkend gezien. Populatie (land van herkomst) Volwassenen (50-85) Volwassenen (40-80) Berekening normwaarde Afstand = 218 + (5,14 x lengte - 5,32 x leeftijd) - (1,80 x gewicht) + 51,31 x geslacht <1 = man, 0 = vrouw> Mannen: Afstand = (7,57 x lengte) - 5.02 x leeftijd - (1,76 x gewicht) 309 Vrouwen: Afstand = (2,11 x lengte) - 2,29 x gewicht - (5,78 x leeftijd) + 667 Auteur Troosters et al. (1999) Enright en Sherrill. (1998) Voor meer informatie zie www.meetinstrumentenzorg.nl

Meetinstrument op de loopsnelheid te bepalen. 15. Tien meter looptest De 10 meter looptest bestaat uit 2 testen en geeft een indruk van de comfortabele en de maximale loopsnelheid gemeten over 10 meter uitgedrukt in meters per seconde (m/s) (ICF: lopen). De 10 meter looptest is toegepast bij volwassenen en specifieke patiëntengroepen zoals geriatrische patiënten en CVA patiënten. De test wordt gebruikt voor functionele diagnostiek, prognostiek en ter evaluatie. Een test die ter functionele diagnostiek, prognostiek en evaluatie kan worden gebruikt, die het perspectief van de patiënt/therapeut objectiveert. Interpretatie: - Loopsnelheid > 0.58m/sec (17 sec over 10 meter) binnenshuis functioneren - Loopsnelheid > 0.77m/sec (13 sec over 10 meter) bij oversteken - Patiënten moeten zonder fysieke hulp kunnen lopen (FAC > 3) om 10 MLT af te kunnen nemen. Normwaarden De normloopsnelhied van volwassenen bedraagt 1,0-1,2 m/s, omgerekend is dat ongeveer 4 km/h. (Oorspronkelijk versie: Collen F.M. et al. (1990). Nederlandse versie: Kwakkel G. et al. (2000) Meetbare verschillen De Smallest detectable difference (SDD) is 0,16 m/s bij comfortabele loopsnelheid en 0,18 m/s voor de maximale loopsnelheid (Nelissen et al 2005). Alternatieve meetinstrumenten: -2 minuten looptest (2MWT) Twee Minuten Looptest (2MWT) bestaat uit 1 item (afnameduur: 2 min) en objectiveert het algeheel fysiek uithoudingsvermogen. Een grotere afstand weerspiegelt een beter algeheel uithoudingsvermogen.

16. Bijlage uitwerking overige meetinstrumenten EMS (Elderly Mobility Scale) BI (Bartel index) VDF (Vragenlijst Dagelijks Functioneren) FES (gemodificeerde Falls Efficacy Scale) Valagenda EMS: De Elderly Mobility Scale (EMS) bestaat uit 7 testitems (afnameduur: 5 min) en objectiveert de verplaatsbaarheid en de mogelijkheid van ouderen om transfers uit te voeren die nodig zijn voor ADL activiteiten. De scorerange varieert van minimaal 0 tot maximaal 20 (afhankelijk van de mate van hulp), waarbij een hogere score hogere mate van functioneren weerspiegelt. Normwaarden Een score > 14: ADL zelfstandig, patiënten kunnen onafhankelijk en veilig ADL-handelingen uitvoeren. Een score van 10-13: Grensgebied wat betreft onafhankelijk en veilig. Een score < 10: De patiënten hebben ondersteuning nodig bij de uitvoering van ADL-handelingen.

Bartel index: De Barthel Index (BI) bestaat uit 10 items en geeft een indruk van de mate van zelfstandigheid in de ADL bij patiënten met ernstige beperkingen in het dagelijks functioneren. Items 3 en 10 hebben scoreopties 0 en 1. Items 1, 2, 4, 5, 8 en 9 hebben scoreopties 0, 1 en 2. Items 6 en 7 hebben scoreopties 0, 1, 2 en 3. De scorerange varieert van minimaal 0 tot maximaal 20, waarbij een hogere score een hogere mate van zelfstandigheid in de ADL weerspiegelt. Grafiek instructie (= interpretatie) Voor de items 3 en 10 bedraagt de score minimaal 0 en maximaal 1. Voor de items 1, 2, 4, 5, 8 en 9 bedraagt de score minimaal 0 en maximaal 2. Voor de items 6 en 7 bedraagt de score minimaal 0 en maximaal 3. Er wordt een totaalscore over de 10 vragen berekend. De totaalscore wordt in de grafiek weergegeven. De totaalscore is de somscore van alle items. De totaalscore bedraagt minimaal 0 (geheel niet ADL zelfstandig) en maximaal 20 (volledig ADL zelfstandig). Normwaarden Populatie Score Interpretatie 20 De patiënt/cliënt is redelijk tot goed zelfstandig Auteur / Beroerte, 15-19 De patiënt/cliënt heeft wel hulp nodig maar doet ook veel zelf Dwarslaesie 10-14 De patiënt/cliënt is ernstig hulpbehoevend Wade & Langton- Hewer(1987) 5-9 De patiënt/cliënt is volledig hulpbehoevend 0-4 De patiënt/cliënt is volledig zelfstandig in basale ADL en mobiliteit

De Vragenlijst Dagelijks Functioneren (VDF) De Vragenlijst Dagelijks Functioneren (VDF) bestaat uit 8 onderdelen: aankleding en verzorging, opstaan, eten, lopen, wassen en toilet, reiken en pakken, vastpakken en activiteiten buitenshuis (invulduur: 5-10 min). De vragenlijst objectiveert (de door patiënt ervaren) moeilijkheden bij het uitvoeren van activiteiten in het dagelijks leven bij patiënten met artrose of artritis. De hoogste scores van elk van de 8 onderdelen worden opgeteld en het totaal door 8 gedeeld. Dit levert dan een totaalscore op tussen 0 en 3, waarbij een hogere score een hogere mate van moeilijkheden bij het uitvoeren van activiteiten in het dagelijks leven weerspiegelt. Aan de vragenlijst zijn ook nog twee vragen toegevoegd over gebruik van hulpmiddelen en/of hulp van andere personen en een tevredenheidsvraag over het verloop van de aandoening. De vragenlijst dagelijks functioneren vraagt naar hoeveel moeite u heeft met activiteiten in het dagelijks leven en of u daarbij een hulpmiddel of hulp van iemand anders nodig had. Verdere gegevens zijn niet bekend. Voor meer informatie zie: http://www.meetinstrumentenzorg.nl/

De (gemodificeerde) Falls Efficacy Scale (FES) De gemodificeerde Falls efficacy scale (FES) bestaat uit 10 vragen en objectiveert de door de patiënt ervaren angst om te vallen tijdens het uitvoeren van tien verschillende activiteiten uit het dagelijkse leven. Ten opzichte van de originele FES zijn enkele items vervangen. 'In en uit bed stappen', persoonlijke verzorging' en 'gaan zitten en opstaan van het toilet zonder te vallen' zijn vervangen door 'het schoonmaken in huis, zoals vegen en afstoffen', 'het doen van eenvoudige boodschappen' en 'de trap op en af lopen'. Per vraag zijn er 4 antwoordcategorieën, variërend van 0 (niet bezorgd om te vallen) tot 3 (erg bezorgd om te vallen). De scorerange varieert van minimaal 0 tot maximaal 30, waarbij een hogere score meer angst om te vallen weerspiegelt. Interpretatie: In een populatie van thuiswonende ouderen (55-85 jaar; n=1365) is een score van 3 of meer op de gemodificeerde FES (patiënt heeft angst om te vallen), zeker in combinatie met meer dan één val in het afgelopen jaar, een goede voorspeller voor herhaaldelijk vallen gebleken (Pluijm et al. 2006). Normwaarden Onderstaande tabel gaat over de gemodificeerde FES: Populatie (Nederland) N Item Gemiddelde (SD) Ouderen (> 65 jaar) 1337 Schoonmaken in huis 0.40 (0.80) Aan- en uitkleden 0.20 (0.58) Klaarmaken van eenvoudige maaltijden 0.08 (0.42) Nemen van een bad of douche 0.42 (0.80) Doen van eenvoudige boodschappen 0.31 (0.74) In en uit een stoel komen 0.12 (0.48) De trap op- en afgaan 0.53 (0.88) Een wandelingetje in de buurt maken 0.28 (0.70) Iets pakken uit een diepe of lage kast 0.36 (0.80) Beantwoorden van de telefoon 0.10 (0.44) Totaalscore 2.80 (4.41) Valagenda De Valagenda bestaat uit 25 vragen (invulduur: 5-10 min) en geeft inzicht in de valfrequentie, de omstandigheden waaronder de valincidenten plaatsvinden en de mogelijke oorzaken ervan. Er wordt geen grafiek getoond. Geen gegevens bekend t.a.v. methodologische kwaliteit en normwaarden. Voor verdere informatie zie www.meetinstrumentenzorg.nl