Thema In en om het huis

Vergelijkbare documenten
Thema In en om het huis

Les 4. Naar de apotheek.

Thema In en om het huis

Thema Informatie vragen bij een instelling

Thema In en om het huis

Thema In en om het huis.

Les 4. Eten en drinken, boodschappen doen

Thema Op het werk. Les14. Opdrachten

Les 2. Naar het ziekenhuis.

Les 33. Zwangerschap

Thema Op zoek naar werk. Les 10. Het sollicitatiegesprek Afspraken maken

Les 34. Meedoen in het verpleeghuis

Thema Op het werk. Lesbrief 12. In de pauze.

Thema Informatie vragen bij een instelling

Thema Op het werk. Lesbrief 15. Het functioneringsgesprek.

Les 35. Een nieuw paspoort

Thema In en om het huis

Les 1. Bij de huisarts

Spreekopdrachten thema 2 Boodschappen

Thema Op zoek naar werk

Thema Gezondheid. Lesbrief 33. In gesprek met de leerkracht.

Thema Op het werk. Les 12. De eerste werkdag

Opstartlessen. Les 1. Kennismaken

Thema Op het werk. Lesbrief 14. Opdrachten

Thema Nederlandse cultuur en gewoontes

Les 4. De fysiotherapeut.

Thema In en om het huis.

Thema Op het werk. Demet TV. Lesbrief 8. De eerste werkdag

Thema Gezondheid. Les 5. De tandarts

Thema Op het werk. Les 13. Hoe werkt de machine?

Les 3. Familie, vrienden en buurtgenoten

Thema Op zoek naar werk

Opstartlessen. Les 2. Wonen. Wat leert u in deze les? Veel succes! Een gesprek voeren over wonen. Zeggen hoe u woont.

Thema Op zoek naar werk. Demet TV. Lesbrief 7. Het sollicitatiegesprek Afspraken maken

Thema Op het werk. Les 15. Vrij vragen

VERLENGEN KOPEN RUILEN BETALEN

Thema Informatie vragen bij een instelling

Thema Kinderen en school. Les 17. De kinderopvang

Les 6. Herhaling thema.

Thema Op zoek naar werk. Lesbrief 7. Werk vragen in een winkel

Thema Gezondheid. Les 2. De wachtkamer

Thema Op zoek naar werk. Lesbrief 5. Werk vragen in een winkel

Thema Op zoek naar werk

Lesbrief 8. Een taxi bellen

Thema Gezondheid. Lesbrief 5. De tandarts

Lesbrief 3. De fysiotherapeut.

Lesbrief 35. AOW aanvragen.

Thema Op het werk. Lesbrief 12. De eerste werkdag

Lesbrief 14. Naar personeelszaken.

Lesbrief 40. Een nieuwe woning zoeken

Thema Op zoek naar werk. Lesbrief 8. Praten en bellen over een baantje

Beginnerslessen. Lesbrief 42. Het inburgeringsexamen

Thema Kinderen en school. Les 18. Voor het eerst naar school

Thema Op zoek naar werk

Thema Op zoek naar werk

Thema Kinderen en school. Lesbrief 19. Samen naar de bibliotheek

de andijvie A is een soort groente met grote groene bladeren.

Lesbrief 4. Naar de apotheek.

Melkweg. Een volle tas. Lezen van Alfa A naar Alfa B. Boodschappen

Thema Kinderen en school. Lesbrief 18. Voor het eerst naar school

Thema Kinderen en school. Lesbrief 19. Samen naar de bibliotheek

Cursistenboek Taalklas.nl Hoofdstuk 11 In de winkel

Thema Kinderen en school

Thema Op zoek naar werk. Lesbrief 10. Het sollicitatiegesprek Afspraken maken

Thema Gezondheid. Lesbrief 3. Bij de specialist.

Thema Kinderen en school. Demet TV. Lesbrief 9. De kinderopvang

Thema Gezondheid. Lesbrief 5. De tandarts

Pluslessen. Les 42. Contact met elkaar. Wat leert u in deze les? Succes! 0 Een praatje beginnen met onbekenden.

Thema Op zoek naar werk. Les 7. Naar het uitzendbureau.

Thema Kinderen en school

Thema Op het werk. Les 16. Herhaling thema. Wat leert u in deze les? Veel succes!

TASKFORCE VLUCHTELINGEN

Thema Informatie vragen bij een instelling

Leesboekje eten en drinken

Thema Kinderen en school.

Spreekopdrachten thema 4 Wonen

Thema Op zoek naar werk. Les 9. Het sollicitatiegesprek Antwoord geven op vragen

Thema Op zoek naar werk. Lesbrief 6. Het sollicitatiegesprek Antwoord geven op vragen

Thema Op zoek naar werk

Thema Gezondheid. Lesbrief 2. Naar het ziekenhuis.

Thema Gezondheid. Lesbrief 3. Bij de specialist.

Les 5. Tijd & het weer

Thema Kinderen en school. Lesbrief 10. Voor het eerst naar school

Thema Kinderen en school

Thema Op zoek naar werk

Thema Gezondheid. Les 3. De huisarts

Thema Gezondheid Beginnerslessen

Spreekopdrachten thema 4 Wonen

Thema Kinderen en school. Lesbrief 20. Op het schoolplein

Lesbrief 1. Bij de huisarts

MEMORY WOORDEN 1.1. TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 1

Thema Informatie vragen bij een instelling

de aanbieding reclame, korting De appels zijn in de a Ze zijn vandaag extra goedkoop.

Thema Informatie vragen bij een instelling

Lesbrief 36. Recepten

Thema Op zoek naar werk. Lesbrief 9. Het sollicitatiegesprek Antwoord geven op vragen

Les 5. In het ziekenhuis.

Thema Op het werk. Lesbrief 13. Hoe werkt de machine?

Lesbrief 6. Gezondheid

Spreken. Les 3: Wat zeg je? De supermarkt. SPREKEN NIVEAU A1

Transcriptie:

http://www.edusom.nl Thema In en om het huis Les 25. Koopjes! Wat leert u in deze les? Een gesprek voeren over koopjes en aanbiedingen Wat gezond en veilig eten is Omgaan met briefgeld Veel succes! Deze les is ontwikkeld in opdracht van: Gemeente Den Haag en DWI Amsterdam

HET GESPREK Opdracht 1. Lees het gesprek. Luister naar het gesprek via de website! HET GESPREK DEEL 1 Meneer Abeka gaat naar de markt. Hij gaat naar de groentekraam. Koopvrouw: Koopvrouw: Koopvrouw: Koopvrouw: Koopvrouw: Koopvrouw: Koopvrouw: Koopvrouw: Koopvrouw: Koopvrouw: Koopvrouw: Paprika s, moóóóie páááprika s. Hoeveel kosten die paprika s? Een zak paprika s voor een euro. Gele, groene en rode paprika s! Een zak van een kilo! Koopje hoor, meneer! Ja, doe maar zo n zak paprika s. U mag hem zelf pakken hoor Aubergines!!! Mooie aubergines!! En hoe duur zijn die? Drie voor een euro. Ja, doe maar drie. En dan wil ik ook nog een kilo uien. Een kilo uien. En een kilo tomaten. En een kilootje tomaten. Anders nog iets? Eh. nog een krop sla. Een kropje sla. Dat was het? Eh ja! Even kijken, dat is dan bij elkaar Paprika s: één euro, aubergines: één euro, dus twee euro bij elkaar. Plus uien: 25 cent, en de tomaten 50 cent, en dan nog die sla 25 cent. Dat is dan bij elkaar.. 3 euro precies. Alstublieft. Heeft u het niet kleiner, meneer? Nee, ik heb alleen 10 euro, sorry. Nou even kijken, u krijgt 2 euro terug. En nog een briefje van 5, dat maakt 10! Ziet u wel? Ja, bedankt! Tot ziens! 2

DE WOORDEN Opdracht 2. Lees de woorden. Zoek deze woorden op in het gesprek op pagina 2. Zet er een streep onder. U kunt de woorden ook beluisteren via de website. De paprika Voorbeeld: Een paprika is een rode, gele of groene vrucht. Je eet een paprika als groente. Hoeveel kost dat? Voorbeeld: Wat een mooie paprika s! Hoeveel kosten ze? Een euro per pond. De ui Voorbeeld: Uien zijn niet duur, maar wel gezond. Ik vind ze ook lekker. Je kan ze in de sla doen en in het warme eten. De krop sla Voorbeeld: Hoeveel sla wilt u? Twee kroppen graag. Dat is bij elkaar Voorbeeld: Hoeveel is het? Even kijken dat is bij elkaar: 23 euro. Heeft u het niet kleiner? Voorbeeld: Dat is dan 7 euro Alstublieft Heeft u het niet kleiner? Nee, sorry, ik heb alleen een briefje van 100 euro Het briefje Voorbeeld: Ik heb geen kleingeld, ik heb alleen briefjes van 50 en 100 Euro. Extra woorden De tomaat Voorbeeld: Tomaten zijn rode vruchten. Je kunt er veel mee doen. Je gebruikt ze als sla of als groente. Je kan er ook soep van maken: tomatensoep. TIP WOORDEN LEREN Leer woorden die bij elkaar horen ook samen. Bijvoorbeeld: Een krop sla of: Hoeveel kost dat? 3

VRAGEN BIJ HET GESPREK Opdracht 3. Is de zin goed of fout? Zet een kruisje. 1. Drie paprika s kosten 1 euro. Goed Fout 2. Drie aubergines kosten 1 euro. 3. Meneer Abeka wil een kilo uien en een kilo aubergines. 4. De sla is duurder dan de tomaten. 5. Meneer Abeka betaalt met een briefje van 5 euro. Bekijk de antwoorden op p. 21 4

HET GESPREK Opdracht 4. Lees het gesprek. Luister naar het gesprek via de website HET GESPREK DEEL 1 Meneer Abeka ziet zijn buurvrouw Efua. Efua: Efua: Efua: Efua: Efua: Efua: Efua: Hé, hallo! Hoe is het? Prima. Met jou? Ook goed. Zeg wat ga jij maken vanavond? Salade met tomaten en paprika? Nee, een stoofschotel van groentes. Dat vind ik toch altijd het lekkerst! Met kip! Ik ga zo nog even wat kip halen. Waar haal je dat? Hier op de markt? Nee ik ga even naar de Super de Haan, daar is de kip in de aanbieding. Die is niet zo duur, hè, Super de Haan? Nee, maar groente en fruit koop ik altijd op de markt, voordeliger én gezelliger. Dat is waar. Oké, hé, ik ga gauw nog even naar de Lokker, koopjes halen. Wat hebben ze dan? Kijk zelf maar, hier is de folder. Zie je wel? Mmmmm tien theekopjes voor drie euro. En kijk eens pannen voor de halve prijs! Maar eh zulke pannen zag ik vorige week nog goedkoper, hoor, bij Dingdong! Ja, maar waren dat wel dezelfde pannen? Zijn ze niet heel erg dun? Ik heb ook eens wat koopjes bij Dindong gehaald, kleren voor de kinderen, bijna voor niks. Maar het was wel na een week kapot. Nou, dan heb je er niks aan. Goedkoop is duurkoop, zeg ik altijd maar. 5

DE WOORDEN Opdracht 5. Lees de woorden. Zoek deze woorden op in het gesprek op pagina 5. Zet er een streep onder. U kunt de woorden ook beluisteren via de website. De kip Voorbeeld: Kippen leggen eieren. We eten eieren. En we eten ook kip. In de aanbieding Voorbeeld: Die televisie is deze week in de aanbieding. Hij is nu heel goedkoop! Voordelig Voorbeeld: Bij die kledingzaak kun je twee broeken voor 75 Euro kopen. Echt heel voordelig! Half Voorbeeld 1: Die pan kost 20 Euro, maar die ander kost maar 10 Euro. Dat is de halve prijs! Voorbeeld 2: Mag ik een heel wit brood, en een half bruin? Kapot Voorbeeld: Het glas is op de grond gevallen. Het is kapot. TIP WOORDEN LEREN - Het is belangrijk om woorden te leren, heel veel woorden. - Een goede manier om een woord te leren is om hardop te praten. Zo onthoud je de woorden beter. Zeg het woord dus steeds voor jezelf! - Leer woorden die bij elkaar horen samen, bijvoorbeeld: een krop sla! 6

VRAGEN BIJ HET GESPREK Opdracht 6. Beantwoord de vragen. 1 Wat gaat meneer Abeka maken? Salade of stoofschotel?. 2 Waar is de kip in de aanbieding? Op de markt of in de supermarkt?. 3 Waar vindt meneer Abeka het gezelliger? Op de markt of in de supermarkt?. 4 Wat gaat Efua doen? Naar de supermarkt of naar een andere winkel?. Bekijk de antwoorden op p. 21 7

Samenvatting Lees het hele gesprek nog een keer. Wat wordt er gezegd? Schrijf in vijf zinnen op waar het gesprek over gaat. Let op: schrijf dus alleen het belangrijkste op! 1 2 3 4 5 Bekijk de antwoorden op p. 21 8

SCHRIJVEN Opdracht 7. Schrijf in ongeveer 3 zinnen op waar het gesprek over gaat. Doe dit eerst voor deel 1 en daarna voor deel 2. Gebruik de volgende woorden: Gebruik voor deel 1: Markt groentekraam kopen -betalen Gebruik voor deel 2: Buurvrouw praten aanbieding koopjes goedkoop is duurkoop. Bekijk de antwoorden op p. 21 9

SPREKEN Opdracht 8. Geef uw antwoord op de vragen. 1. Welke groente vindt u lekker?. 2. Welk fruit vindt u lekker?. 3. Waar koopt u het liefste groente en fruit?. 4. Wat eet u het liefste?. 5. Wat wilt u drinken?. 10

DE WOORDEN Opdracht 9. Schrijf de goede prijzen bij het juiste plaatje! Kies uit: Tien euro twintig euro dertig euro veertig euro vijftig euro zestig euro zeventig euro tachtig euro negentig euro honderd euro Let op: 1 blijft over! 2... 3.... 1. 4.. 5.. 6. 7. 8.. 9... Bekijk de antwoorden op p. 22 11

GEZOND ETEN Opdracht 10. Wat is het goede woord? Schrijf het goede woord bij elk plaatje! Kies uit: Ui, komkommer, aubergines, radijs, wortel, paprika, tomaat, broccoli, lof, spinazie, bloemkool, sla. Bekijk de antwoorden op p. 22 12

DE WOORDEN Opdracht 11. Wat is het goede woord? Vul het goede woord in de kruiswoordpuzzel in. Let op! Gebruik de woorden uit de vorige oefening! Deze groente koop je in een krop. Deze groente kan geel, rood of groen zijn. Deze vruchten zijn rood en je kan ze door de sla doen of zo eten. Deze groente is lang en groen. Deze groente kan je in de sla doen, maar ook in warm eten. Je kan de groene bladeren van deze groente niet opeten. Deze groente wordt niet zo vaak gegeten. Deze groente is groen en kan je helemaal eten, ook de steel. Deze groente is oranje. Deze groenten kocht Meneer Abeka op de markt, 3 voor 1 euro. De bladeren van deze groente eet je niet op en hij smaakt bitter. Deze groente is heel gezond en begint met een s Bekijk de antwoorden op p. 22 13

SCHRIJVEN Opdracht 12. Schrijf het antwoord op. Schrijf het 1 keer in letters en 1 keer in cijfers, kijk naar het voorbeeld! Letters Cijfers Tien euro en twintig euro is dertig euro 30,- Twintig euro en twintig euro is.. Dertig euro en twintig euro is.. Dertig euro en dertig euro is.. Dertig euro en veertig euro is.. Zeventig euro en tien euro is.. Veertig euro en vijftig euro is.. Vijftig euro en vijftig euro is.. Bekijk de antwoorden op p. 23 14

SPREKEN Spreek samen! Doe samen met uw taalvriend de spreekopdrachten. Lees samen. De een leest A, de ander B. Opdracht 13. Lees samen met uw taalvriend: A: Wat kosten de appels? Wat kosten de appels? A: Doe mij maar twee kilo. Doe mij maar twee kilo. Hoe duur zijn de peren? Hoe duur zijn de peren? A: Doe mij maar een pond. Doe mij maar een pond. En de bananen? En de bananen? A: Per pond of per kilo? Per pond of per kilo? A: Doe mij maar een kilo. Doe mij maar een kilo. B: Eén euro de kilo. Eén euro de kilo. B: Eén euro per pond. Eén euro per pond. B: Die zijn anderhalve euro. Die zijn anderhalve euro. B: Per pond, per pond. Per kilo drie euro. Per kilo drie euro. B: Anders nog iets? Anders nog iets? 15

SPREKEN Spreek samen! Opdracht 14. Lees samen met uw taalvriend: A: Dit was het. Dit was het. Hoeveel is het bij elkaar? Hoeveel is het bij elkaar? A: En drie euro bananen. En drie euro bananen. A: Alstublieft, tien euro. Alstublieft, tien euro. A: Het spijt me, nee Het spijt me, nee A: Dat maakt tien euro. Dat maakt tien euro. B: Twee euro appels en één euro peren. Twee euro appels en één euro peren. B: Is samen zes euro. Is samen zes euro. B: Heeft u het niet kleiner? Heeft u het niet kleiner? B: Maakt ook niet uit. Maakt ook niet uit. Hier is twee euro, en nog eens twee euro. B: Bedankt en tot ziens. Bedankt en tot ziens.? Vraag van de LES? Zijn alle groentes groen? 16

LEZEN Opdracht 15. Lees. DE INFORMATIE. Voordelig boodschappen doen. Als je boodschappen doet, moet je goed op de prijs letten. Je kunt dan veel geld besparen. Sommige producten zoals macaroni, rijst en koffie zijn goedkoop in de supermarkt. Andere, zoals groente en fruit, zijn juist voordelig op de markt. Brood is vaak heel goedkoop bij de Turkse en Marokkaanse bakkers. En ook vlees is vaak het goedkoopste bij de Turkse en de Marokkaanse slager. Sommige supermarkten hebben een klantenkaart of een bonuskaart. Met zo n kaart kun je profiteren van allerlei aanbiedingen, bijvoorbeeld 3 = 2, oftewel: drie halen, twee betalen. Iedere week veranderen de aanbiedingen. De ene week kun je in de ene winkel van de aanbiedingen profiteren en de volgende week in de andere winkel. Let goed op waar je koopt. Er zijn dure en er zijn goedkope winkels. Soms kun je precies hetzelfde product bij de ene winkel veel goedkoper krijgen dan bij de andere. Bijvoorbeeld: precies dezelfde TV is in de ene winkel wel 100 euro goedkoper dan in de andere! Maar er zijn ook producten die goedkoper zijn, omdat ze minder goed zijn. Je ziet bijvoorbeeld een trui voor 8 euro. Een koopje! Maar na twee keer wassen is die trui al niet mooi meer. Geen koopje dus. Oftewel: Goedkoop is duurkoop. Let dus op de prijs, maar ook op de kwaliteit. Zoek je iets dat lang mee moet, bijvoorbeeld een winterjas, dan kan het belangrijk zijn om een duurdere jas van goede kwaliteit te kopen. Dus: als je altijd goed oplet, kun je veel geld besparen. Er is heel veel reclame, bijvoorbeeld op de televisie. Het is belangrijk die reclame niet te serieus te nemen. De reclame van een bekend yoghurtmerk zegt bijvoorbeeld dat een kind s avonds niet hoeft te eten. In plaats van groente, vlees en rijst heeft hij alleen een heel klein potje yoghurt nodig. Volgens de reclame. Maar dat is niet waar!! 17

PRAKTIJK Opdracht 16. Kijk in de praktijk. PRAKTIJKOPDRACHT De opdracht bij deze les is: Wat is gezond eten? Als je gezond wilt eten moet je elke dag dingen uit vier groepen eten: Groep 1: graanproducten. Groep 2: groente en fruit. Groep 3: eiwitten. Groep 4: vetten. Daarnaast moet je ook veel drinken, vooral water. De opdracht is: 1. Geef een voorbeeld van twee producten uit elke groep. 18

TIP VAN DE WEEK 1 Leer zoveel mogelijk Nederlandse woorden. Kijk in reclamefolders en leer de woorden. Als u boodschappen bij een supermarkt doet, kijk dan naar de kassabon. Lees de namen van de producten. Leer ze. TIP VAN DE WEEK 2 Veel kinderen in Nederland zijn te dik tegenwoordig. Het komt vaak door alle koekjes, snoepjes, chipjes, cola en hamburgers. Denk ook eens aan gezonde knabbeltjes: stukjes appel, komkommer, worteltjes, radijsjes en kerstomaatjes vinden kinderen vaak ook best lekker! TIP VAN DE WEEK 3 Kijk naar de Educatieve Televisie! Op ETV en de website www.etv.nl zijn leuke programma s te vinden. Een programma over zuinig leven is: Mijn portemonee. In deze serie staat uw portemonnee centraal. Als deze de hele maand goed gevuld is, heeft u er waarschijnlijk geen probleem mee. Is de portemonnee vóór het eind van de maand al leeg, dan wordt het leven lastiger. Er zijn veel manieren om te bezuinigen. Zo zijn er belastingvoordelen voor mensen met een minimum inkomen, winkels waar u voor weinig geld nieuwe spullen kunt kopen en verenigingen waar men voor elkaar klust. In Mijn portemonnee komen mensen in beeld die van weinig geld moeten of willen leven of die tips voor u hebben om rond te komen. Over eten gaat: Hutspot, feestgerechten In dit programma gaan mensen uit verschillende culturen samen feestgerechten koken. Een ander programma is: Kijkje in de Haagse keuken Dit is een serie van zes televisieafleveringen, waarin u kunt zien dat gezond eten leuk, gezellig en goed is. 19

HOE GAAT HET? Opdracht 17. Kent u de woorden? Kruis aan. kippen in de aanbieding voordelig half kapot de paprika hoeveel kost dat? de ui de krop sla dat is bij elkaar heeft u het niet kleiner? het briefje Opdracht 18. Kunt u het in het Nederlands? Deze les ging over koopjes! U hebt geleerd om met briefgeld te rekenen en om een gesprek te voeren over koopjes en aanbiedingen. U heeft ook geleerd wat gezond en veilig eten is. En nu? Kunt u rekenen met euro s? Kunt u een gesprek voeren over koopjes en aanbiedingen? Weet u wat veilig en gezond eten is? Kunt u dat nu goed? Of een beetje? Of nog niet zo goed? Schrijf het op. Zet een kruisje. Goed Gaat wel Niet zo goed... Een gesprek voeren over koopjes Rekenen met briefgeld Weten wat gezond en veilig eten is 20

ANTWOORDBLAD Opdracht 3. 1. Fout, een kilo kost 1 euro. 2. Goed, drie aubergines kosten 1 euro. 3. Fout, Meneer Abeka wil een kilo uien en een kilo tomaat. 4. Fout de sla kost 25 cent en de tomaten 50 cent. De tomaten zijn duurder. 5. Fout, Meneer Abeka wil met een briefje van 10 euro betalen. Opdracht 6. 1. Een stoofschotel. 2. In de supermarkt. 3. Op de markt. 4. Naar een andere winkel. Samenvatting Let op! Dit is een samenvatting van het gesprek, hierin staan de belangrijkste dingen uit het gesprek. Uw zinnen kunnen anders zijn! Meneer Abeka is op de markt. In het eerste deel van het gesprek koopt hij groente bij een koopvrouw. Hij koopt paprika s, aubergines, uien, tomaten en sla. Bij elkaar is het drie euro. Hij betaalt met een briefje van 10 euro. De koopvrouw vraagt of hij het niet kleiner heeft. Maar meneer Abeka heeft alleen een briefje van 10 euro, hij heeft het niet kleiner. In het tweede deel ziet meneer Abeka zijn buurvrouw Efua. Hij vertelt wat hij die avond gaat maken: een stoofschotel met groente en kip. Kip gaat hij bij de supermarkt kopen, omdat de kip daar in de aanbieding is. Maar groente en fruit koopt hij op de markt. Dat vindt hij gezellig en voordelig. Efua gaat naar een andere winkel voor koopjes. Ze kijken samen in de folder. Efua zegt dat je op moet letten: soms zijn dingen die heel goedkoop zijn, niet goed. Opdracht 7. Hieronder staan voorbeelden van antwoorden. Een heleboel andere zinnen zijn ook goed! Deel 1: Meneer Abeka gaat naar de markt. Daar gaat hij naar de groentekraam. Hij koopt veel groenten. Meneer Abeka betaalt de groenten. Deel 2: Meneer Abeka praat met zijn buurvrouw. Ze praten over aanbiedingen en koopjes. De buurvrouw waarschuwt dat aanbiedingen goed zijn, maar soms is goedkoop duurkoop! 21

Opdracht 9. Twintig euro Dertig euro Tachtig euro Vijftig euro Honderd euro Negentig euro Zeventig euro Tien euro Zestig euro Veertig euro blijft over! Opdracht 10. De antwoorden zijn in de volgorde van de plaatjes. Tomaat Ui Paprika Komkommer Sla Lof Bloemkool Broccoli Spinazie Wortel Radijs Aubergines Opdracht 11. 22

Opdracht 12. Letters Cijfers Tien euro en twintig euro is dertig euro 30,- Twintig euro en twintig euro is veertig euro 40,- Dertig euro en twintig euro is vijftig euro 50,- Dertig euro en dertig euro is zestig euro 60,- Dertig euro en veertig euro is zeventig euro 70,- Zeventig euro en tien euro is tachtig euro 80,- Veertig euro en vijftig euro is negentig euro 90,- Vijftig euro en vijftig euro is honderd euro 100,- Het antwoord op de vraag van de les: Nee! Worteltjes zijn niet groen, maar oranje. Radijsjes zijn rood. Tomaten zijn ook rood, en paprika s kunnen rood, geel of groen zijn NB: Sommige mensen noemen paprika s en tomaten geen groente, maar vruchten 23

EXTRA OEFENEN VOOR HET INBURGERINGSEXAMEN OEFENEN VOOR HET EXAMEN LUISTEREN Luister naar het gesprek van de les. Luister via http://www.edusom.nl en / of via www.stationnederlands.nl. Maak daarbij de vragen van opdrachten 3 en 6 en maak de oefeningen van Station Nederlands. OEFENEN VOOR HET EXAMEN SPREKEN Zoek een taalvriend, iemand die goed Nederlands spreekt. Doe opdracht 13, 14 en 15 uit deze les met uw taalvriend. OEFENEN VOOR HET EXAMEN LEZEN Voor het examen Lezen kunt u oefenen met de opdrachten 3 en 6 bij de tekst van de gesprekken uit deze les. Ook kunt u oefenen met de extra opdracht. OEFENEN VOOR HET EXAMEN SCHRIJVEN Zoek een taalvriend, iemand die goed Nederlands spreekt. Doe opdracht 6 (de samenvatting) uit deze les met uw taalvriend. Kijk voor meer informatie over het inburgeringexamen op: http://www.inburgeren.nl/inburgeraar/examen/examen.asp Maak de voorbeeldexamens. Beginnersles 42 van Station Nederlands gaat ook over het examen. 24

Hoe leer je Nederlands? Door veel te oefenen in de praktijk. Door de lessen van Edusom te volgen op radio, tv en internet. Door met deze lesbrieven te werken. En met Station Nederlands. Kijk ook eens op Oefenen.nl. Daar vindt u programma s over taal, maar ook over rekenen, gezondheid en nog veel meer. Kijk naar AT5 en Leef & Leer. Zoek een taalvriend om spreken en schrijven te oefenen. En zoek een taalcursus om nog meer te leren. U kunt ook naar het Taalspreekuur van de OBA gaan. Veel leerplezier! Meer oefenen? Kijk naar films van ETV. Op ETV en de website www.etv.nl zijn veel programma s over wonen en samenleven te vinden. Doe de extra opdrachten. 25

Opdracht 1. Bekijk het filmpje van Taalklas en geef antwoord op de twee vragen. http://www.etv.nl/index.cfm?act=programma.speel&flm=&pid=71&aid=138 Waar of niet waar? 1. De buurman gaat de bloemen water geven Waar / Niet Waar 2. De buurvrouw gaat de ramen schoonmaken Waar / Niet Waar Opdracht 2 Verbind de woorden met elkaar. Trek lijntjes tussen de woorden, kijk naar het voorbeeld. De ruimte in het huis Wat doe je daar? Wat vind je daar? 1 Slaapkamer Koken Bank 2 Woonkamer ` Eten Douche 3 Eetkamer Douchen Bed 4 Badkamer Slapen Auto 5 Keuken Auto parkeren Tafel en stoelen 6 Garage Leven / wonen Fornuis Opdracht 3 Dingen die je kunt gebruiken. Doe mee met het benoemen van gebruiksvoorwerpen, dingen die je kunt gebruiken, in het filmpje. Bekijk daarna de rest van het filmpje. Opdracht 4 Lees de tekst en geef antwoord op de vragen. 1. Waar is de paprika voordeliger? a. De Dumbo b. De Anton Hendrik c. De D100 2. Naar welke winkel(s) gaat Ama? a. De Dumbo en Anton Hendrik b. De Anton Hendrik en de D100 c. De Dumbo en de D100 26

Aanbiedingen! Ama is thuis. Ze gaat boodschappen doen. Ze weet nog niet wat ze wil koken vanavond. Ze pakt de reclamekrantjes van drie supermarkten: de Dumbo, de Anton Hendrik en de D100. Ze ziet dat de paprika in de aanbieding is bij de Dumbo. Ze kijkt ook in het reclamekrantje van de Anton Hendrik. Daar is de paprika ook in de aanbieding. "Hoeveel kost de paprika daar?" denkt Ama. "Welke winkel is voordeliger?" De paprika kost bij de Dumbo 59 eurocent per stuk en bij de Anton Hendrik 69 eurocent per stuk. "Wat voor lekker en gezond eten kan ik maken met paprika?" denkt Ama. Ze weet het, een grote salade! Wat heb ik nog nodig? Een krop sla, tomaten, uien en een beetje mayonaise. Ze schrijft de boodschappen op een briefje. Ama kijkt in de reclamekrantjes naar meer aanbiedingen. Bij de D100 zijn de komkommers in de aanbieding: 3 halen, twee betalen. Daar moet ze dan ook naartoe. "Heb ik nog mayonaise in huis?" vraagt Ama zichzelf af. Ze kijkt in haar kast. Er is nog een halve zak uien. Dus uien hoeft ze niet te kopen. Er staat ook nog een pot mayonaise. "Zeg! Wat is dat?!" zegt Ama hardop. De mayonaise is bijna op. Ze pakt haar briefje en schrijft "een pot mayonaise" erop. Ze pakt een boodschappentas, stapt op de fiets en gaat boodschappen doen. 27

ANTWOORDBLAD MEER OEFENEN Opdracht 1 1. De buurman gaat de bloemen water geven Waar 2. De buurvrouw gaat de ramen schoonmaken Waar Opdracht 2 De ruimte in het huis Wat doe je daar? Wat vind je daar? 1 Slaapkamer Koken Bank 2 Woonkamer Eten Douche 3 Eetkamer Douchen Bed 4 Badkamer Slapen Auto 5 Keuken Auto parkeren Tafel en stoelen 6 Garage Leven / wonen Fornuis Opdracht 4 1.a De Dumbo 2.c De Dumbo en de D100 3.c Uien 28